Beleidsregel tot wijziging van de Leidraad Invordering Gemeentebelastingen Den Haag 2017

 

Toelichting

Voor u ligt een voorstel tot wijziging van de Leidraad Invordering Gemeentebelastingen Den Haag 2017. De Leidraad bevat beleidsregels voor de invordering van de gemeentelijke belastingen, bijvoorbeeld over de uitoefening van de bevoegdheden van de belastingdeurwaarder. Daarbij is aansluiting gezocht bij het rijksbeleid, neergelegd in de laatste actualisatie die is gedaan op de (Rijks)Leidraad Invordering 2008. De Leidraad moet dan ook voornamelijk worden gezien als een vertaalslag van de (Rijks)leidraad naar de gemeentelijke praktijk.

 

De wijzigingen Leidraad invordering Gemeentebelastingen Den Haag 2017 houden verband met:

  • - de inwerkingtreding van een aantal onderdelen van de Wet herziening beslag- en executierecht.

    - de inwerkingtreding van de Wet vereenvoudiging beslagvrije voet.

    - een herziening van het saneringsbeleid voor natuurlijke personen zijnde ondernemers.

    - een uitzondering voor het beslag op de coronabonus van zorgprofessionals.

    - uniformering uitstel van betaling in bezwaar en beroep.

 

De overige aanpassingen zijn redactioneel en technisch van aard.

De aanpassingen hebben geen nadelige gevolgen voor burgers en bedrijven.

 

Besluitvorming

 

Het college van burgemeester en wethouders van Den Haag,

 

gelet op:

 

  • -

    de artikelen 231 en 249 van de Gemeentewet;

  • -

    de Invorderingswet 1990;

  • -

    de Uitvoeringsregeling Invorderingswet 1990.

 

Besluit:

vast te stellen de Beleidsregel tot wijziging van de Leidraad Invordering Gemeentebelastingen Den Haag 2017;

 

Artikel I

De Leidraad Invordering Gemeentebelastingen Den Haag 2017 wordt gewijzigd als volgt:

 

  • A

    Artikel 14.1.1 vervalt.

 

  • B

    Artikel 14.1.10 vervalt.

 

  • C

    Artikel 14.1.11 vervalt.

 

  • D

    Artikel 14.2.4 komt te luiden:

    14.2.4 Omvang van het beslag op roerende zaken

    1. Het beslag wordt gelegd op zoveel zaken als, naar het oordeel van de belastingdeurwaarder, in elk geval nodig is voor dekking van de openstaande schuld inclusief rente en kosten.

    2. In artikel 441, derde lid, Rv wordt geregeld, dat geen beslag wordt gelegd op zaken indien redelijkerwijs voorzienbaar is dat de opbrengst die gerealiseerd kan worden door het verhaal op die zaken aanmerkelijk minder bedraagt dan de kosten van de beslaglegging en de daaruit voortvloeiende executie. De belastingdeurwaarder kan, krachtens genoemd artikel, wel beslag leggen op deze zaken als de belastingschuldige door het beslag en de executie niet op onevenredig zware wijze in zijn belangen wordt getroffen. Daarvan is sprake als het aannemelijk is dat het onbetaald blijven van de belastingschulden waarvoor beslag wordt gelegd, te wijten is aan onwil van de belastingschuldige of als het aannemelijk is dat door de executoriale verkoop van de betreffende zaken kan worden voorkomen dat belastingschulden verder oplopen.

 

  • E

    In artikel 14.2.8, wordt de tweede volzin in de alinea na de opsomming vervangen door:

    De belastingdeurwaarder betekent in dat geval een formulier als bedoeld in artikel 475, tweede lid, Rv, binnen drie dagen nadat de derde zich erop heeft beroepen dat hij het beslag niet behoeft te dulden.

 

  • F

    In artikel 14.2.9, wordt na de eerste alinea toegevoegd:

    Bijvoorbeeld als de belastingdeurwaarder administratief beslag als bedoeld in artikel 442, eerste lid, Rv, heeft gelegd op een motorrijtuig of een aanhangwagen, en de geëxecuteerde het motorrijtuig of de aanhangwagen niet heeft ingeleverd, nadat de belastingdeurwaarder hem daartoe twee keer in de gelegenheid heeft gesteld.

 

  • G

    Na artikel 14.2 wordt een nieuw artikel ingevoegd, dat komt te luiden:

    14.2a. Administratief beslag op motorrijtuigen en aanhangwagens

    1. De belastingdeurwaarder neemt zo nodig in het proces-verbaal van inbeslagneming van een motorrijtuig of aanhangwagen op grond van van artikel 442, eerste lid, Rv, een instructie op inzake het afgeven van het motorrijtuig of de aanhangwagen, als bedoeld in artikel 442, eerste lid, onder e, Rv. Daarin vermeldt de belastingdeurwaarder de plaats, datum en het tijdstip waarop het motorrijtuig of de aanhangwagen ingeleverd moet worden.

    2. Als de geëxecuteerde het motorrijtuig of de aanhangwagen niet inlevert volgens de in het eerste lid bedoelde instructie, stelt de belastingdeurwaarder eenmalig opnieuw een inlevermoment vast en stelt hij de geëxecuteerde hiervan schriftelijk op de hoogte. De belastingdeurwaarder vermeldt in de schriftelijke kennisgeving in ieder geval de plaats, datum en het tijdstip waarop het motorrijtuig of de aanhangwagen ingeleverd moet worden.

 

  • H

    Na artikel 14.4.1, wordt een nieuw artikel ingevoegd, dat komt te luiden:

    14.4.1a. Geen beslag op bonus zorgprofessional COVID-19

    De ontvanger laat geen derdenbeslag leggen onder een zorgaanbieder als bedoeld in artikel 1 van de Subsidieregeling bonus zorgprofessionals COVID-19, voor een bonus die door de zorgaanbieder wordt uitgekeerd aan een zorgprofessional als bedoeld in artikel 1 van de Subsidieregeling bonus zorgprofessionals COVID-19, voor zover aan de zorgaanbieder een subsidie is verstrekt op grond van de Subsidieregeling bonus zorgprofessionals COVID-19.

    Als reeds beslag is gelegd onder de zorgaanbieder, verzoekt de ontvanger niet om afdracht van de bonus of betaalt de ontvanger de bonus alsnog aan de zorgprofessional uit als de zorgaanbieder de bonus al aan de ontvanger heeft afgedragen.

 

  • I

    Na artikel 14.4.5 worden nieuwe artikelen ingevoegd, luidende:

    14.4.5a. Derdenbeslag en kosten van levensonderhoud

    Wanneer de ontvanger derdenbeslag legt als gevolg waarvan de belastingschuldige niet meer kan voorzien in zijn levensonderhoud, verleent de ontvanger zijn medewerking aan (gedeeltelijke) opheffing van het beslag dan wel stelt hij een passend deel van het door de derde betaalde bedrag beschikbaar aan de belastingschuldige. De ontvanger verleent slechts medewerking onder voorwaarde dat de belastingschuldige voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat hij als gevolg van het beslag gedurende een bepaalde periode niet meer kan voorzien in de kosten van levensonderhoud. Voor de vaststelling van het passend deel gaat de ontvanger uit van de kosten van bestaan als bedoeld in artikel 16 van de regeling.

     

    14.4.5b. Vrij te laten bedrag en beslag onder derden bij geen adres in Nederland

    Als de belastingschuldige op grond van de basisregistratie personen geen adres in Nederland heeft, stelt de ontvanger bij het leggen van derdenbeslag geen vrij te laten bedrag vast als bedoeld in artikel 475a, vijfde lid, Rv. Als de belastingschuldige inzicht geeft in zijn leefsituatie en aannemelijk maakt dat hij door het beslag onvoldoende middelen van bestaan overhoudt, kan hij de ontvanger verzoeken alsnog rekening te houden met het voor hem geldende vrij te laten bedrag. De ontvanger stelt in dat geval het voor de leefsituatie van de belastingschuldige geldende vrij te laten bedrag vast. De ontvanger betaalt dat bedrag aan de belastingschuldige, nadat op het derdenbeslag is afgedragen.

     

    14.4.5c. Toepassing 5%-regeling

    Deze bepaling is niet van toepassing voor de gemeente.

 

  • J

    Artikel 14.4.6 vervalt.

 

  • K

    Artikel 14.4.7 vervalt.

 

  • L

    Artikel 14.4.8 vervalt.

 

  • M

    In artikel 19.1.6 wordt in de eerste volzin de zinsnede “(het vereenvoudigd beslag op vorderingen tot bepaalde periodieke uitkeringen)” vervangen door: (het vereenvoudigd beslag op vorderingen van de belastingschuldige op derden).

 

  • N

    Na artikel 19.1.6 worden de volgende nieuwe artikelen ingevoegd, luidende:

    19.1.6a Toepassing 5%-regeling

    Deze bepaling is niet van toepassing voor de gemeente.

     

    19.1.6b Geen vordering op bonus zorgprofessional COVID-19

    De ontvanger doet geen vordering op grond van artikel 19, eerste lid, van de wet, voor een bonus die door een zorgaanbieder als bedoeld in artikel 1 van de Subsidieregeling bonus zorgprofessionals COVID-19 wordt uitgekeerd aan een zorgprofessional als bedoeld in artikel 1 van de Subsidieregeling bonus zorgprofessionals COVID-19, voor zover aan de zorgaanbieder voor de bonus een subsidie is verstrekt op grond van de Subsidieregeling bonus zorgprofessionals COVID-19.

    Als reeds een vordering is gedaan, is de zorgaanbieder niet verplicht die bonus aan de ontvanger af te dragen, of betaalt de ontvanger de bonus alsnog aan de zorgprofessional uit als de zorgaanbieder de bonus al aan de ontvanger heeft afgedragen.

 

  • O

    Artikel 19.1.8 komt te luiden:

    19.1.8  Vordering ten laste van de echtgenoot

    Als de echtgenoot van de belastingschuldige recht heeft op gelden, penningen of een vorderingheeft op een derde die in de huwelijksgemeenschap vallen, dan kan de ontvanger een vordering ten laste van de echtgenoot doen. Als de vordering ziet op een belastingschuld die niet tot de gemeenschap behoort, beperkt de ontvanger zijn vordering tot de helft van het voor beslag vatbare deel van de vordering opde derde. Deze beperking geldt niet als de echtgenoot instemt met verhaal op het geheel. De bekendmaking van de vordering dient zo spoedig mogelijk, maar uiterlijk binnen acht dagen na het doen van de vordering, te geschieden aan de belastingschuldige en de echtgenoot afzonderlijk. Voor zover het periodieke uitkeringen betreft die onder de opsomming van artikel 19, eerste lid, van de wet vallen, past de ontvanger de beslagvrije voet toe alsof de echtgenoot de belastingschuldige is.

 

  • P

    In artikel 19.3.2, eerste volzin vervalt de zinsnede: (artikel 19, eerste lid, onderdeel a, van de wet).

 

  • Q

    In artikel 19.3.3 wordt de eerste volzin vervangen door:

    Als een vordering wordt gedaan op periodieke uitkeringen waarvoor geen beslagvrije voet geldt en de belastingschuldige toont aan dat hij voor zijn levensonderhoud volledig afhankelijk is van deze uitkeringen, dan past de ontvanger de artikelen 475b en 475d tot en met 475e Rv toe.

 

  • R

    Artikel 19.3.4 komt te luiden:

    19.3.4 Beslagvrije voet voor belastingschuldige zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland

    Als de ontvanger een vordering doet op een periodieke uitkering waaraan een beslagvrije voet is verbonden, ten laste van een belastingschuldige van wie geen woon- of verblijfadres bekend is, stelt hij de beslagvrije voet vast overeenkomstig artikel 475da, vierde lid, Rv. Zodra de ontvanger bekend wordt met het feit dat de belastingschuldige in Nederland woont of een vaste verblijfplaats heeft, stelt de ontvanger alsnog de juiste beslagvrije voet vast en past deze toe vanaf de eerstvolgende inhouding, dus zonder terugwerkende kracht. Het laatste geldt niet als de belastingschuldige kan aantonen dat het ontbreken van het adresgegeven niet aan hem te wijten is.

 

  • S

    Artikel 19.3.5 komt te luiden:

    19.3.5 Belastingschuldige woont in buitenland en beslagvrije voet

    Als de belastingschuldige buiten Nederland een vaste woon- of verblijfplaats heeft, stelt de ontvanger overeenkomstig artikel 475da, vierde lid, Rv de beslagvrije voet vast bij het doen van een vordering op een periodieke uitkering waaraan een beslagvrije voet is verbonden. Na de vooraankondiging van de vordering kan de belastingschuldige door middel van het aanleveren van informatie de ontvanger op de hoogte stellen over zijn leefsituatie en bronnen van inkomsten. Als de belastingschuldige aantoont wat zijn leefsituatie en inkomen is, stelt de ontvanger op basis van de verstrekte informatie de beslagvrije voet vast. Als de belastingschuldige geen inzicht verschaft of onduidelijkheid blijft bestaan over zijn leefsituatie en inkomstenbronnen blijft de ontvanger uitgaan van de beslagvrije voet overeenkomstig artikel 475da, vierde lid, Rv.

    Eventuele periodieke inkomsten die de belastingschuldige uit zijn woonland geniet, komen in mindering op de beslagvrije voet. Indien de belastingschuldige kenbaar maakt dat de beslagvrije voet onjuist is vastgesteld, maar niet de juiste informatie verstrekt voor de goede vaststelling ervan, stelt de ontvanger hem in de gelegenheid om binnen een redelijke termijn alsnog de juiste informatie te verstrekken. Indien de belastingschuldige de juiste informatie binnen de door de ontvanger gestelde termijn aanlevert, herstelt de ontvanger de beslagvrije voet met ingang van de inhouding volgend op het moment waarop de belastingschuldige kenbaar maakte dat de beslagvrije voet onjuist was vastgesteld.

    Als de belastingschuldige buiten Nederland een vaste woon- of verblijfplaats heeft, kan hij uit Nederland een periodieke uitkering genieten die in het woonland belast is op grond van een overeenkomst inzake voorkoming van dubbele belasting. In dat geval wordt op verzoek van de belastingschuldige het beslag op de periodieke uitkering beperkt met de belasting die in het woonland over die uitkering verschuldigd is. De belastingschuldige moet bij zijn verzoek gegevens overleggen waaruit deze belasting blijkt.

 

  • T

    Artikel 19.3.6 vervalt.

 

  • U

    Artikel 25 wordt de zinssnede na het tweede gedachtestreepje als volgt gewijzigd:

    - uitstel in verband met bezwaar, beroep, hoger beroep of beroep in cassatie, tegen een belastingaanslag.

 

  • V

    In de eerste zin van artikel 25.1A.1. wordt “Regeling vermindering leges voor duurzame bouwplannen Den Haag 2018” vervangen door: Regeling vermindering leges Den Haag 2020.

 

  • W

    Het opschrift van artikel 25.2 komt te luiden:

    25.2 Uitstel in verband met bezwaar, beroep, hoger beroep of beroep in cassatie tegen een belastingaanslag.

 

  • X

    Artikel 25.2.2 wordt gewijzigd als volgt:

    1 Het opschrift komt te luiden:

    25.2.2 Bezwaarschrift, (hoger) beroepschrift en beroep in cassatie gelden als verzoek om uitstel.

    2 De tweede alinea wordt vervangen door:

    Een beroepschrift tegen de uitspraak van de inspecteur op het bezwaarschrift en een ingesteld hoger beroep of beroep in cassatie tegen een rechterlijke uitspraak over de juistheid van een dergelijke uitspraak, merkt de ontvanger aan als een verzoek om uitstel van betaling.

 

  • Y.

    Artikel 25.2.2A wordt gewijzigd als volgt:

    Het opschrift komt te luiden:

    25.2.2A Afzonderlijk verzoek om uitstel in verband met een bezwaarschrift, (hoger) beroepschrift en beroep in cassatie.

    Na het woord “bezwaarschrift” worden toegevoegd: beroepschrift, hoger beroep of beroep in cassatie.

 

  • Z

    Artikel 25.2.2B wordt gewijzigd als volgt:

    In de tweede alinea wordt na het woord “bezwaarschrift” toegevoegd: beroepschrift, hoger beroep of beroep in cassatie.

 

  • AA

    Artikel 25.2.3 wordt gewijzigd als volgt:

    In de eerste zin wordt na het woord “bezwaarschrift” toegevoegd: beroepschrift, hoger beroep of beroep in cassatie.

 

  • BB.

    Het opschrift van artikel 25.2.5 komt te luiden:

    25.2.5 Zekerheid bij uitstel in verband met bezwaar, beroep, hoger beroep of beroep in cassatie

 

  • CC

    Artikel 25.2.6 wordt gewijzigd als volgt:

    In de eerste zin wordt na het woord “bezwaarschrift” toegevoegd: beroepschrift, hoger beroep of beroep in cassatie.

 

  • DD

    Artikel 25.2.7 wordt gewijzigd als volgt:

    1 Het opschrift komt te luiden:

    25.2.7 Verrekening tijdens uitstel in verband met bezwaar, beroep, hoger beroep of beroep in cassatie

    2 In de eerste zin wordt na het woord “bezwaarschrift” toegevoegd: beroepschrift, hoger beroep of beroep in cassatie.

 

  • EE.

    Artikel 25.2.7A wordt gewijzigd als volgt:

    1 In de eerste zin wordt na het woord “bezwaarschrift” toegevoegd: beroepschrift, hoger beroep of beroep in cassatie.

    2 In de tweede zin wordt na het woord “bezwaarschrift” toegevoegd: beroepschrift, hoger beroep of beroep in cassatie.

 

  • FF

    Artikel 25.2.8 wordt gewijzigd als volgt:

    In de tweede alinea wordt na het woord “bezwaar” toegevoegd: beroep, hoger beroep of beroep in cassatie.

 

  • GG

    Artikel 25.2.9 wordt gewijzigd als volgt:

    1 De eerste zin wordt vervangen door:

    De ontvanger trekt het uitstel van betaling in, als dit is verleend in verband met bezwaar, beroep, hoger beroep of beroep in cassatie voor het volledige bedrag van de belastingaanslag en later blijkt dat het bezwaar, beroep, hoger beroep of beroep in cassatie slechts betrekking heeft op een gedeelte van dat bedrag.

    2 In de tweede zin wordt na het woord “bezwaar” toegevoegd: beroep, hoger beroep of beroep in cassatie.

 

  • HH

    Artikel 25.2.10 wordt gewijzigd als volgt:

    1 Het opschrift komt te luiden:

    25.2.10 Na uitspraak op bezwaar, beroep of hoger beroep vier weken wachttijd

    2 Na het woord “bezwaar” wordt toegevoegd: beroep of hoger beroep.

 

  • II

    Artikel 25.5.1, eerste volzin van de tweede alinea wordt vervangen door:

    Indien uit het verzoek om uitstel blijkt dat de belastingschuldige over onvoldoende betalingscapaciteit beschikt om binnen twaalf maanden zijn schuld te betalen, dan kan de ontvanger dat verzoek ambtshalve in behandeling nemen als een verzoek om kwijtschelding.

 

  • JJ

    In artikel 25.5.3, vervalt in de eerste zin de zinsnede: na de laatste vervaldag van de (oudste) aanslag.

 

  • KK

    Artikel 25.6.1 wordt als volgt gewijzigd:

    In de laatste zin vervalt de zinsnede: gerekend vanaf de (laatste) vervaldag van de belastingaanslag’.

    Na de laatste zin wordt een zin toegevoegd, luidend:

    De ondernemer kan in overleg met de ontvanger een langere termijn afspreken onder de voorwaarde dat het financieel probleem van tijdelijke aard is en de onderneming levensvatbaar is.

 

  • LL

    In artikel 25.6.2D, eerste zin, vervalt de zinsnede: na de laatste vervaldag van de (oudste) aanslag.

 

  • MM

    Artikel 25.7.1 eerste volzin van de eerste alinea komt te luiden:

    Als de belastingschuldige het niet eens is met een door de ontvanger genomen beslissing op grond van artikel 25, eerste lid of tweede lid, van de wet, kan de belastingschuldige daartegen administratief beroep instellen bij het college.

 

  • NN

    Artikel 26.1.2, tweede volzin van de tweede alinea, wordt als volgt gewijzigd:

    De ontvanger stelt de belastingschuldige in dat geval in de gelegenheid het verzoek alsnog binnen twee weken op het daartoe bestemde formulier in te dienen.

 

  • OO

    Artikel 26.2.12, derde alinea wordt als volgt gewijzigd:

    1 “61” wordt vervangen door: 65.

    2 “54” wordt vervangen door: 58.

 

  • PP

    Artikel 26.2.19 wordt als volgt gewijzigd:

    1 “39” wordt vervangen door: 34.

    2 “86” wordt vervangen door: 76.

 

  • QQ

    Artikel 73.5.1 komt te luiden:

    73.5.1  Voorwaarden voor MSNP

    Stabilisatiefase

    een schuldhulpverleningstraject vangt in het algemeen aan met een stabilisatie-overeenkomst tussen de schuldenaar en de schuldhulpverlener als hierna bedoeld in onderdeel b. Voor de toepassing van dit artikel wordt met een stabilisatie-overeenkomst gelijkgesteld een schriftelijke mededeling van de schuldhulpverlener waarin staat dat hij activiteiten ontplooit die erop gericht zijn de financiële situatie van de schuldenaar op korte termijn te stabiliseren.

     

    Vanaf de ontvangst van een afschrift van de stabilisatie-overeenkomst neemt de ontvanger gedurende een periode van maximaal 240 dagen geen dwanginvorderingsmaatregelen. Lopende invorderingsmaatregelen schort de ontvanger op, zo nodig in overleg met de schuldhulpverlener. Daarnaast vindt verrekening alleen plaats met belastingteruggaven die (materieel) zijn ontstaan tot en met de dag waarop het afschrift van de stabilisatie-overeenkomst is ontvangen.

     

    Het in deze alinea beschreven terughoudende beleid geldt niet in situaties waarin op voorhand duidelijk is dat de belastingschuldige niet in aanmerking komt voor uitstel van betaling op basis van het hierna in dit artikel beschreven beleid. De ontvanger informeert de schuldhulpverlener hierover.

     

    Schuldregelingsovereenkomst

    Nadat de schuldhulpverlener de ontvanger schriftelijk heeft bericht dat de overeenkomst tot schuldregeling tot stand is gekomen, verleent de ontvanger uitstel van betaling voor een periode van maximaal 36 maanden als:

    a. de schuldregeling betrekking heeft op natuurlijke personen;

    b. de schuldhulpverlener lid is van de NVVK of de schuldregeling wordt uitgevoerd door een gemeente in eigen beheer (zie ook artikel 73.5a);

    c. een schuldregelingsovereenkomst in de zin van de Gedragscode Schuldhulpverlening van de NVVK tot stand is gekomen of een overeenkomst tot stand is gekomen die dezelfde strekking heeft als die gedragscode en waarbij voor de berekening van de aflossingscapaciteit wordt uitgegaan van de door Recofa gepubliceerde normen;

    d. een schuldregelingsovereenkomst tot stand is gekomen conform de Module Schuldregeling in het kader van schuldhulpverlening voor ondernemers van de NVVK of een daarmee gelijk te stellen overeenkomst en waarbij voor de berekening van de aflossingscapaciteit wordt uitgegaan van de door Recofa gepubliceerde normen, voor zover de schuldregeling ziet op een natuurlijk persoon, zijnde ondernemer;

    e. het aannemelijk is dat het bedrijf of beroep tijdens en na het volledig hebben doorlopen van de schuldregeling met een levensvatbare bedrijfsuitoefening kan worden voortgezet, voor zover de schuldregeling ziet op een natuurlijk persoon, zijnde ondernemer;

    f. redelijkerwijs mag worden aangenomen dat de belastingschuldige - afgezien van de formaliteiten die daarvoor verricht moeten worden - in aanmerking zou komen voor een schuldregeling als bedoeld in artikel 287a FW;

    g. aan het eind van de looptijd van de schuldregelingsovereenkomst een bedrag zal zijn betaald van ten minste dezelfde omvang als kan worden verkregen indien er sprake zou zijn van een wettelijke schuldsanering.

     

    De voorwaarden onder d en e zijn niet van toepassing op een ex-ondernemer indien aannemelijk is dat hij in de toekomst geen bedrijf zal uitoefenen of niet zelfstandig een beroep zal uitoefenen. De ontvanger kan ervoor kiezen om aanslagen, waarvoor hij redelijkerwijs derden aansprakelijk kan stellen, niet te betrekken in de schuldregeling, voor zover deze ziet op een natuurlijk persoon, zijnde ondernemer. Artikel 26.3.2 is hierbij van overeenkomstige toepassing.

    Het uitstel vangt aan met ingang van de datum van de schuldregelingsovereenkomst. Na totstandkoming van een schuldregelingsovereenkomst onderzoekt de schuldhulpverlener of een schuldregeling met de schuldeisers tot stand kan worden gebracht. De schuldhulpverlener streeft ernaar dit onderzoek af te ronden binnen 120 dagen, maar uiterlijk binnen 240 dagen, gerekend vanaf de datum van de schuldregelingsovereenkomst. Wanneer de schuldregeling met de schuldeisers tot stand is gebracht, zet de schuldhulpverlener de schuldregelings-overeenkomst voort; hij stelt de schuldeisers daarvan schriftelijk op de hoogte. Slaagt de schuldhulpverlener niet tijdig in het tot stand brengen van de schuldregeling, dan beëindigt hij de schuldregelingsovereenkomst.

     

    Deze regeling is ook van toepassing op belastingaanslagen waarvan in beginsel geen kwijtschelding wordt verleend (zoals belastingaanslagen motorrijtuigenbelasting), omdat de wettelijke schuldsaneringsregeling ook van toepassing is op die belastingaanslagen.

    De uitstelregeling geldt voor belastingaanslagen die betrekking hebben op de (materieel) verschuldigde belasting tot en met de dag van de dagtekening van de schuldregelingsovereenkomst en is definitief in die zin dat daarop van de zijde van de ontvanger in beginsel niet meer kan worden teruggekomen. In voorkomend geval wordt het bedrag van de verschuldigde belastingen door middel van schatting bepaald. In het geval de in de vorige volzin bedoelde schatting naar achteraf blijkt substantieel te laag mocht zijn, kan de ontvanger daarop alleen terugkomen indien ter zake van die belasting ten tijde van de schatting ten onrechte geen aangifte was gedaan dan wel indien de belastingschuldige of de schuldhulpverlener wisten of behoorden te weten dat de schatting te laag was.

 

  • RR

    Artikel 73.5.2 vervalt.

 

  • SS

    Artikel 73.5.5 wordt als volgt gewijzigd:

    1 In de zin achter het eerste gedachtestreepje wordt “vier maanden” vervangen door: 240 dagen.

    2 Na de eerste alinea wordt een tweede alinea toegevoegd, luidende:

    Het uitstel wordt in de situatie genoemd bij het eerste gedachtestreepje niet ingetrokken als blijkt dat een verzoek om een schuldregeling, als bedoeld in artikel 287a van de Faillissementswet, is ingediend bij de rechter. De ontvanger trekt het uitstel in deze situatie niet eerder in, dan nadat de rechter heeft beslist op het verzoek.

 

  • TT

    In artikel 73.5A.1, wordt de laatste zin van de eerste alinea gewijzigd als volgt:

    Dit betekent onder meer dat de schuldregeling betrekking moet hebben op natuurlijke personen.

 

Artikel II

Deze beleidsregel treedt in werking op 1 juni 2021.

 

Den Haag, 18 mei 2021

Het college van burgemeester en wethouders,

 

de secretaris,

Ilma Merx

 

de burgemeester,

Jan van Zanen

 

 

Naar boven