Gemeenteblad van Beesel
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Beesel | Gemeenteblad 2021, 162222 | Beleidsregels |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Beesel | Gemeenteblad 2021, 162222 | Beleidsregels |
Beleidsregels gemeentelijke taken uitvoering Wet kinderopvang gemeente Beesel
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Beesel;
gelet op het bepaalde in artikel 4:81 Algemene wet bestuursrecht; en
gelet op het bepaalde in de artikelen 1.61 lid 1, 1.65 lid 1 en 4, 1.66 en 1.72 lid 1 Wet kinderopvang;
vast te stellen de beleidsregels Gemeentelijke taken uitvoering Wet kinderopvang gemeente Beesel.
Hoofdstuk 1. Toepassing en definities
Deze beleidsregels zijn van toepassing op de gemeentelijke inzet om:
Deze beleidsregels zijn van toepassing op alle voorzieningen voor kinderopvang, gastouderbureaus en gastouderopvang binnen de gemeente.
Aan kinderopvang worden kwaliteitseisen gesteld. Deze kwaliteitseisen staan in de Wet kinderopvang (Wko) en in de daarop gebaseerde algemene maatregelen van bestuur en ministeriële regelingen en aanverwante regelingen.
De regelgeving stelt kwaliteitseisen aan de volgende onderwerpen (in de GGD rapportages ook wel domeinen genoemd):
De Wko bepaalt dat gemeenten verantwoordelijk zijn voor toezicht op en handhaving van deze eisen. De GGD is bij wet de aangewezen toezichthouder voor kinderopvang. Het college heeft de directeur publieke gezondheid van de GGD aangewezen als toezichthouder.
De Inspectie van het Onderwijs is de tweedelijns toezichthouder en controleert jaarlijks of de gemeente haar wettelijke taken met betrekking tot de registervoering en de uitvoering van het toezicht goed uitvoert.
Artikel 2.2. Visie op handhaving
Gemeente Beesel werkt vanuit partnerschap samen met de organisaties voor kinderopvang. Het accent in handhavingsacties wordt in eerste instantie gelegd op de stappen die vóór de sancties komen, namelijk overleg en overreding en het geven van een waarschuwing.
Indien dit onvoldoende blijkt te zijn, heeft het college de mogelijkheid met sancties in te grijpen. Feiten en omstandigheden waaronder de overtreding is begaan worden daarbij meegewogen. In het beleid is maatwerk het uitgangspunt. Het doel van het handhavend optreden is de overtreding te laten herstellen en te bestraffen indien nodig (dus: de gemeente kan een bestuurlijke boete opleggen).
De toezichthouder kinderopvang van de GGD komt jaarlijks op alle kindercentra en gastouderbureaus en ziet wat daar in de dagelijkse praktijk gebeurt. Daarnaast onderzoekt de toezichthouder, middels een steekproef van de in het LRK geregistreerde voorzieningen voor gastouderopvang, een deel van deze voorzieningen. De toezichthouder fungeert daarmee als de ogen en oren van de gemeente. Hij onderzoekt de naleving van de kwaliteitseisen en adviseert de gemeente over deze naleving. De toezichthouder geeft geen advies aan de houder maar kan wel toelichten wat er wordt getoetst en waarom.
De toezichthouder van de GGD voert de volgende onderzoeken voor de gemeente Beesel uit:
De bevindingen tijdens een onderzoek en het oordeel van de toezichthouder worden in een inspectierapport vastgelegd. Deze inspectierapporten geven een beeld van de kwaliteit van de voorziening. De rapporten worden openbaar gemaakt in het LRK.
Artikel 3.2. Risicogestuurd en onaangekondigd toezicht
Om een goed beeld te krijgen van een kindercentrum, gastouderbureau of voorziening voor gastouderopvang, vinden de onderzoeken (met uitzondering van het onderzoek voor registratie) in principe onaangekondigd plaats.
Daarnaast wordt het toezicht op kindercentra en gastouderbureaus die daarvoor in aanmerking komen, risicogestuurd uitgevoerd. Dit betekent meer toezicht waar het nodig is, minder waar het kan. Om hier invulling aan te geven wordt door de toezichthouder een risicoprofiel opgesteld of aangepast na ieder (daarvoor relevant) onderzoek. Aan de hand hiervan wordt de intensiviteit van het daarna volgende toezicht bepaald.
De gemeente Beesel en de GGD werken met de werkwijze herstelaanbod. Elke overtreding kan in aanmerking komen voor herstelaanbod. De toezichthouder beoordeelt of de aard en omstandigheid zich leent voor herstelaanbod. De periode tot herstel is maximaal 4 weken. De toezichthouder schrijft in het inspectierapport het verloop van het aanbod. De houder is niet verplicht om van het aanbod gebruik te maken.
Het herstelaanbod kan aangeboden worden bij alle type voorzieningen, bij een onderzoek na registratie, een jaarlijks onderzoek en een incidenteel onderzoek.
Herstelaanbod kan niet ingezet worden bij andere dan de genoemde onderzoeken, herhaalde overtreding (recidive), te veel overtredingen en een benodigde hersteltermijn langer dan 4 weken.
De gemeente weegt de oorspronkelijke overtreding en de resultaten van herstelaanbod mee bij haar beslissing om wel of niet te handhaven.
Door te werken met herstelaanbod verwacht de gemeente dat een overtreding sneller beëindigd wordt. Dit komt de kwaliteit van de kinderopvang ten goede.
Artikel 3.4. Schriftelijk bevel
Indien de toezichthouder tijdens een onderzoek een situatie tegenkomt waarin het nemen van maatregelen redelijkerwijs geen uitstel kan lijden, kan de toezichthouder zelf ingrijpen. Dit gebeurt met een schriftelijk bevel. Dit bevel heeft een geldigheidsduur van 7 dagen. In het bevel geeft de toezichthouder aan wat de overtreding(en) is/zijn en welke actie de houder moet ondernemen en binnen welke termijn dit dient te gebeuren.
De toezichthouder informeert de gemeente over het opgelegde schriftelijk bevel. Hierdoor is de gemeente tijdig op de hoogte om eventueel vervolgstappen (zoals verlenging van het schriftelijk bevel) te nemen.
Hoofdstuk 4. Aanvraag tot exploitatie
Van een aanvraag tot exploitatie is sprake bij een nieuwe voorziening, houderwijziging en verhuizing.
Artikel 4.1. Nieuwe voorziening
Een nieuwe kinderopvangvoorziening mag pas in exploitatie genomen worden na schriftelijke toestemming daartoe verleend door het college, op een in dat besluit vastgestelde specifieke datum. Als er toestemming is gegeven, wordt de voorziening vervolgens in het Landelijk Register Kinderopvang (LRK) geregistreerd. Om deze toestemming te verkrijgen, dient de houder een aanvraag tot exploitatie in bij de gemeente waar de beoogd te exploiteren kinderopvangvoorziening zich bevindt. De beslistermijn is 10 weken. Deze termijn kan in bepaalde situaties nog verlengd worden. Het is dus van belang dat de houder een aanvraag tijdig voor de gewenste startdatum indient. Een aanvraag wordt ingediend middels een door de rijksoverheid vastgesteld aanvraagformulier, te vinden op www.rijksoverheid.nl en www.landelijkregisterkinderopvang.nl.
Bij het indienen van een aanvraag voor een nieuwe kinderopvangvoorziening, worden leges in rekening gebracht.
Zonder, of voorafgaand aan de schriftelijke toestemming tot exploitatie mag een kinderopvangvoorziening niet geëxploiteerd worden. Indien dit toch gebeurt, wordt dit ook wel aangeduid met illegale kinderopvang. De gemeente Beesel treedt streng op tegen illegale opvang. Illegale opvang is op grond van de Wet Economische Delicten reden voor aangifte bij het Openbaar Ministerie 1 of het opleggen van een bestuurlijke boete door de gemeente.
Ook bij een kinderopvangvoorziening waarvan de toestemming tot exploitatie is ingetrokken en die desondanks in exploitatie blijft, is sprake van illegale opvang met dezelfde gevolgen als hiervoor beschreven.
De gemeente wil dat er direct vanaf de start van de exploitatie van een kindercentrum of voorziening voor gastouderopvang dat er verantwoorde en kwalitatief goede opvang geboden wordt. Voor een gastouderbureau geldt dat deze direct vanaf de start de werkzaamheden zo moet kunnen uitvoeren dat zowel het gastouderbureau als de door het gastouderbureau te begeleiden gastouders, aan de kwaliteitseisen voldoen. De gemeente laat daarom alle nieuwe aanvragen tot exploitatie uitgebreid toetsen door de GGD.
De toezichthouder zal bij het onderzoek voor registratie toetsen of er voldoende vertrouwen is dat er vanaf datum van exploitatie kwalitatief goede opvang of begeleiding geboden wordt. Uitgangspunt hierbij is dat al bij de aanvraag tot exploitatie (voor zover mogelijk) alle eisen beoordeeld worden. Aanvullend kan een gesprek met de houder duidelijkheid geven of hij ‘redelijkerwijs aan de kwaliteitseisen’ zal gaan voldoen. Op basis van dit totaal onderzoek vormt de toezichthouder een oordeel over de aanvraag tot exploitatie.
De gemeente neemt in de beoordeling van de aanvraag de kwaliteit van andere kinderopvangvoorzieningen van de houder en de daarbij behorende handhavingshistorie mee. Voortdurende, ernstige en/of vele overtredingen op deze voorzieningen vormen een indicatie voor de naleving van de kwaliteitseisen op een nieuwe voorziening. Signalen buiten het advies van de toezichthouder kunnen eveneens meewegen in de beoordeling van de aanvraag.
De gemeente kijkt naast de beoordeling op de eisen vanuit de Wet kinderopvang, bij een nieuwe aanvraag ook naar andere vergunningen die van belang zijn voor de veiligheid en gezondheid van de op te vangen kinderen.
Wanneer een kinderopvangvoorziening start met exploiteren, toetst de gemeente of ook aan de andere benodigde eisen gesteld aan bijvoorbeeld het brandveilig gebruik, de bouw (het gebouw) en de bestemming is voldaan.
Op basis van het onderzoek voor registratie neemt de gemeente een beslissing op de aanvraag. In de beslissing op de aanvraag wordt aangegeven vanaf welke datum de exploitatie mag starten op grond van de wet kinderopvang.
4.1.4. Onderzoek na registratie
Binnen drie maanden na de registratiedatum beoordeelt de toezichthouder of de kinderopvangvoorziening (niet zijnde een voorziening voor gastouderopvang) in de praktijk aan de kwaliteitseisen voldoet. Hierbij wordt met name gekeken naar de uitvoeringspraktijk van het veiligheids-, gezondheids- en pedagogisch beleid, de inzet van het personeel en de wijze waarop de kinderen worden opgevangen.
4.1.5. Mogelijkheden na afwijzing aanvraag tot exploitatie
Wanneer een aanvraag tot exploitatie is afgewezen, kan de houder een nieuwe aanvraag indienen. Om een nieuwe aanvraag te kunnen indienen, moet er sprake zijn van nieuwe feiten en omstandigheden. Deze moeten door de houder bij de nieuwe aanvraag worden vermeld. Alleen als dat het geval is, wordt een nieuwe aanvraag in behandeling genomen.
Een kindercentrum of gastouderbureau dat wordt overgenomen, is veelal al in exploitatie en er worden kinderen opgevangen/ bemiddeld. Het is voor de continuïteit daarom van groot belang dat de oude en nieuwe eigenaar samen een overname goed regelen. Een houderwijziging wordt ingediend middels een door de rijksoverheid vastgesteld wijzigingsformulier. Deze formulieren zijn te vinden op www.rijksoverheid.nl en www.landelijkregisterkinderopvang.nl.
De gemeente Beesel hanteert de volgende uitgangspunten bij een overname:
4.3.1. Verhuizing van een kindercentrum of voorziening voor gastouderopvang
Wanneer een kindercentrum of voorziening voor gastouderopvang verhuist, moet dit in behandeling worden genomen als zijnde een nieuwe aanvraag.
Bij de gemeente wordt ingediend:
4.3.2. Verhuizing van een gastouderbureau
Wanneer een gastouderbureau (GOB) verhuist, geldt een andere procedure. Wettelijk is vastgelegd dat een GOB geen nieuwe aanvraag tot exploitatie hoeft in te dienen wanneer het adres van een GOB wijzigt.
Bij de gemeente wordt ingediend:
Een wijzigingsverzoek tot wijziging van het vestigingsadres.
Indien de verhuizing naar een andere gemeente is, moet het wijzigingsverzoek gestuurd worden naar de huidige gemeente van vestiging. Deze stuurt het verzoek door (na verwerking in het LRK), waarna de beoogde gemeente van vestiging een besluit zal nemen over het verzoek. Die gemeente kan de GGD vragen advies uit te brengen over het verzoek alvorens dat besluit te nemen.
Het college is verantwoordelijk voor toezicht en handhaving en kan een handhavingsbesluit nemen indien is geconstateerd dat de kwaliteitseisen niet nageleefd zijn. Dit zal doorgaans blijken uit de inspectierapporten van de GGD. Het niet naleven van de kwaliteitseisen kan echter ook door de gemeente zelf worden geconstateerd. In beide gevallen kan de gemeente handhaven.
De Wet kinderopvang verplicht gemeenten om na het onherroepelijk worden van een handhavingsbesluit, deze te publiceren in het LRK. Een handhavingsbesluit is pas onherroepelijk wanneer de procedures met betrekking tot bezwaar en beroep ten aanzien van dat besluit zijn afgerond. Hoe in bezwaar en/of beroep gegaan kan worden, wordt bij ieder besluit bekend gemaakt aan de ontvanger.
Artikel 5.1. Maatwerk in handhaving
De gemeente heeft een beginselplicht tot handhaven. De wet en regelgeving is hiervoor de basis en in dit gemeentelijk beleid wordt hier invulling aan gegeven. Goed handhaven betekent echter ook dat het college oog heeft voor de specifieke situatie van het geval. Individuele omstandigheden - verzwarend of verzachtend – kunnen van invloed zijn op het wel of juist niet geven van een maatregel nadat geconstateerd is dat een kwaliteitseis niet is nageleefd. Dat doet recht aan het feit dat niet alle situaties ‘standaard’ zijn. Handhaven is maatwerk.
5.1.1. Herstellend en/ of bestraffend handhaven
De gemeente Beesel heeft de mogelijkheid om zowel herstellend als bestraffend te handhaven:
Herstellend en bestraffend kan naast elkaar ingezet worden.
In beginsel start een herstellend handhavingstraject met een aanwijzing met een hersteltermijn.
Na de hersteltermijn vindt een nader onderzoek plaats. Blijkt uit het nader onderzoek dat de kwaliteitseis(en) nog niet of niet volledig worden nageleefd en/of is er vrees voor herhaling van de overtreding(en), dan zal er een afweging plaatsvinden over een vervolgstap in de handhaving. Dit is doorgaans het opleggen van een last onder dwangsom.
Leidt ook deze stap niet tot (volledige) naleving dan zal wederom een afweging over een vervolgstap plaatsvinden. In dat geval ligt een verhoogde last onder dwangsom of een exploitatieverbod voor de hand. Het uiterste middel binnen een herstellend traject is het intrekken van de toestemming tot exploitatie.
Naast een herstellend traject kan er ook een bestraffend traject worden ingezet. Dit is een bestuurlijke boete. De boete kan opgelegd worden voor het overtreden van een bepaalde kwaliteitseis. Ook kan de boete opgelegd worden voor het niet opvolgen van een aanwijzing, een bevel of exploitatieverbod, het niet meewerken aan een vordering van de toezichthouder, illegale opvang of het niet tijdig doorgeven van een wijziging.
Om te komen tot de uiteindelijke beoordeling van de situatie en de in te zetten handhaving worden meerdere afwegingen gemaakt om te bepalen of en zo ja welke actie nodig is. Deze beoordeling van deze afwegingen kan leiden tot gemotiveerd afwijken van de reguliere escalatieladder.
Voor de herstellende handhaving zijn dit onder andere de volgende afwegingen:
5.1.4. Hersteltermijn/ begunstigingstermijn
De gemeente geeft de houder bij een op herstel gericht handhavingsmaatregel altijd een termijn om de overtreden kwaliteitseis alsnog na te leven. Dit heet de herstel- of de begunstigingstermijn. De hersteltermijn of begunstigingstermijn van een herstellende maatregel is afgestemd op een redelijke tijd die nodig is om de overtreding te beëindigen en herhaling te voorkomen. Bij de bepaling van de termijn wordt rekening gehouden met de aard en de ernst van de overtreding, waarbij het uitgangspunt is dat de overtreding zo spoedig mogelijk moet worden opgeheven. Zo zullen overtredingen die direct invloed hebben op de kwaliteit van de opvang en daarmee de veilige en gezonde omgeving, of die direct invloed hebben op de ontwikkeling van de kinderen, over het algemeen een korte hersteltermijn kennen.
Als uitgangspunt worden door de gemeente Beesel de volgende termijnen gehanteerd:
De hersteltermijn zal met deze uitgangspunten bij elk handhavingsbesluit aan de hand van de specifieke situatie worden bepaald.
Artikel 5.2. Handhavingsmiddelen
De gemeente kan de volgende herstellende en bestraffende handhavingsmiddelen inzetten:
Niet ieder middel is in iedere situatie geschikt om in te zetten. De gemeente kiest altijd het meest passende middel.
Hieronder volgt een toelichting op de diverse middelen die de gemeente Beesel kan inzetten.
Gemeente Beesel zet de aanwijzing doorgaans in als eerste stap in het handhavingstraject. In een aanwijzing wordt aangegeven op welke punten de bedoelde voorschriften niet of in onvoldoende mate worden nageleefd. Ook wordt aangegeven welke maatregelen door de houder genomen moeten worden. Daarvoor krijgt de houder een hersteltermijn. Afhankelijk van de ernst en/of de gevolgen van de overtreding en de tijd die nodig is om de overtreding te beëindigen, zal deze hersteltermijn korter of langer zijn.
Na afloop van de hersteltermijn kan de gemeente de GGD opdracht geven om een nader onderzoek uit te voeren om te beoordelen of de overtreding van de kwaliteitseis is beëindigd.
De last onder dwangsom is een herstelmaatregel die doorgaans wordt gegeven na het niet opvolgen van een aanwijzing. Of indien in het verleden al eerder een aanwijzing voor eenzelfde overtreding gegeven is.
Met een last onder dwangsom krijgt een houder wederom de plicht (last) opgelegd om een overtreding van een kwaliteitseis te herstellen binnen een aangegeven (begunstigings-)termijn en daarna hersteld te houden. Na afloop van de begunstigingstermijn geeft de gemeente de GGD opdracht om te controleren of de houder aan de last heeft voldaan. Wanneer de houder niet of niet op tijd herstelt, verbeurt de dwangsom van rechtswege en moet de houder deze van rechtswege betalen.
Het bedrag van de dwangsom is gelijk aan het bedrag dat in het afwegingsmodel (bijlage 1) staat genoemd als boete.
Een dwangsom kan worden opgelegd:
Per periode dat de last wordt overtreden. Hierbij wordt na de hersteltermijn per in het besluit aangegeven periode beoordeeld of wel of niet aan de last is voldaan en of deze derhalve is verbeurd of niet. Ook deze vorm is aan een maximum bedrag verbonden. Deze wordt ook in het besluit genoemd. Deze vorm van de last onder dwangsom wordt bij zogenaamde voortdurende overtredingen opgelegd. Dat zijn overtredingen die onafgebroken gedurende een langere periode aanhouden.
Het betalen van de dwangsom kan voorkomen worden door tijdig herstellen en hersteld houden van de overtreding.
De houder waaraan een last onder dwangsom is opgelegd, kan, indien een jaar nadat de last van kracht is geworden geen overtreding van de betreffende kwaliteitseis is geconstateerd, verzoeken om de last op te heffen.
5.2.3. Last onder bestuursdwang
Bij een last onder bestuursdwang neemt de gemeente bepaalde maatregelen om de overtreding van de kwaliteitseis op te heffen. De kosten die hierbij gemaakt worden zijn voor rekening van de houder.
Bij een exploitatieverbod verbiedt de gemeente de houder om de voorziening in exploitatie te nemen of te houden. Dit is een zwaar handhavingsmiddel vanwege de verstrekkende gevolgen voor de houder, de ouders en de kinderen.
De gemeente Beesel kan een houder een exploitatie verbod op leggen zolang de houder een bevel of aanwijzing niet opvolgt (en het opleggen van een last onder bestuursdwang niet mogelijk is).
Bij het exploitatieverbod stelt de gemeente een maximale termijn. Dit is geen hersteltermijn zoals in artikel 5.1.4. beschreven. Zodra de houder de maatregelen uit het exploitatieverbod of het eventueel daaraan voorafgaande bevel of de aanwijzing heeft opgevolgd, dient hij de gemeente daarover schriftelijk te berichten. De houder geeft in dat bericht een opsomming van de genomen maatregelen waaruit moet blijken dat hij aan de kwaliteitseisen zal gaan voldoen. De gemeente kan de GGD opdracht geven om naar aanleiding van deze melding op korte termijn te onderzoeken of de kinderopvangvoorziening voldoet aan de kwaliteitseisen van de Wko en onderliggende regelgeving. Hierna informeert de gemeente de houder of het verbod nog blijft gelden.
Indien bij het verstrijken van de gestelde termijn de kwaliteitseisen niet voldoende worden nageleefd, volgt het besluit tot intrekken van de toestemming tot exploitatie. De houder kan ook zelf verzoeken de gemeente de gegeven toestemming tot exploitatie in te trekken.
5.2.5. Intrekken toestemming tot exploitatie in vervolg op handhaving
Er zijn verschillende gronden waarop, in het kader van handhaving, de toestemming tot exploitatie kan worden ingetrokken:
Het intrekken van de toestemming tot exploitatie is een uiterste handhavingsmiddel. De gemeente zal in de basis een zo licht mogelijk handhavingsmiddel inzetten om het doel (herstel) te bereiken (subsidiariteits- en proportionaliteitsbeginsel). Het intrekken van de toestemming tot exploitatie vanwege het niet of niet langer voldoen aan de wettelijke voorschriften wordt ingezet wanneer eerder ingezette handhavingsmiddelen zoals een aanwijzing, last onder dwangsom of een exploitatieverbod niet het beoogde (blijvende) herstellende effect hebben.
Wanneer de toestemming tot exploitatie is ingetrokken, wordt de voorziening uit het Landelijk Register Kinderopvang (LRK) verwijderd. Dit betekent dat er geen sprake meer is van kinderopvang in de zin van de wet. Er mag geen opvang of bemiddeling meer plaatsvinden. Voortzetten van exploitatie leidt tot illegale opvang en tot een boete of vervolging door het Openbaar Ministerie op basis van overtreding van de Wet Economische Delicten.
De gemeente publiceert het intrekken van de toestemming tot exploitatie en de uitschrijving uit het LRK in de gemeenteberichten (niet wanneer dit een voorziening voor gastouderopvang betreft).
5.2.6. De bestuurlijke boete (hierna boete)
Een boete bestraft een overtreding die in het verleden begaan is. Er is dus een overtreding geconstateerd en dat feit wordt bestraft. Een boete kan gelijktijdig opgelegd worden met een aanwijzing, een last onder dwangsom of een exploitatieverbod.
Een boete is onvoorwaardelijk en moet altijd worden betaald. Het is, in tegenstelling tot de andere hierboven behandelde maatregelen, een punitieve (bestraffende) sanctie. De boete verschilt daarin van de dwangsom. Bij de dwangsom kan het betalen van het bedrag namelijk worden voorkomen door de overtreding tijdig te herstellen en hersteld te houden. Bij de boete is dat niet het geval.
Een boete kan door de gemeente Beesel worden opgelegd bij:
Bij de berekening van de boete wordt voor alle overtredingen het boetebedrag in het afwegingsmodel als uitgangspunt gehanteerd. Deze bedragen gelden als maximale bedragen en als richtinggevend.
Een uitzondering hierop vormen de voorzieningen voor gastouderopvang. Hiervoor geldt als uitgangspunt dat het boetebedrag in het afwegingsmodel met 0,5 kan worden vermenigvuldigd.
Hoogte van de boete bij recidive:
Bij de vaststelling van de boete wordt uitgegaan van:
Wanneer er meerdere overtredingen zijn waar een boete voor wordt opgelegd, worden de bedragen bij elkaar opgeteld tot één bedrag.
Artikel 5.3. Handhaving na herstelaanbod
Wanneer er herstelaanbod heeft plaatsgevonden, kan dit van invloed zijn op de handhaving die de gemeente inzet op de overtredingen die primair door de toezichthouder geconstateerd zijn.
Wanneer het herstelaanbod niet gedaan is, of wanneer de houder het niet aangenomen heeft, wordt dit niet gezien als verzwarende omstandigheid voor de handhaving.
5.3.1. Herstelaanbod gedaan met positief resultaat
Wanneer een overtreding na herstelaanbod is opgelost, treedt de gemeente Beesel in principe niet handhavend op. De overtreding is immers verholpen. Bij bepaalde overtredingen is er gezien de aard van de overtreding meer risico op herhaling dan bij andere overtredingen. Daarom kan de gemeente in deze gevallen ook (herstellend) handhaven ter voorkoming van herhaling.
5.3.2. Herstelaanbod aangeboden maar geen (volledig) herstel
Als de overtreding na herstelaanbod niet (volledig) is opgelost, handhaaft de gemeente in principe conform het reguliere handhavingsbeleid.
Aldus besloten door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Beesel in zijn vergadering van 20 april 2021.
Rick Nillesen,
secretaris
Bob Vostermans,
burgemeester
Bijlage 1: Afwegingsmodel 2
constatering3 |
|||
Start exploitatie voor ontvangst toestemming college4 of |
€ 20.7505 |
||
Houder geeft wijziging van in het LRK opgenomen |
|||
De houder voldoet niet aan de eisen gesteld aan veilige en gezonde kinderopvang6 |
|||
De houder van het gastouderbureau voert aantoonbaar de kassiersfunctie en de verplicht gestelde gesprekken niet uit. |
|||
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/gmb-2021-162222.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.