Zesde wijziging Algemene Plaatselijke Verordening Veenendaal

De raad van de gemeente Veenendaal;

 

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 16 maart 2021, nummer 1804443;

 

Overwegende dat

  • een actualisatie van de Algemene Plaatselijke Verordening Veenendaal wordt geadviseerd door de Vereniging Nederlandse Gemeenten;

  • bevindingen van de werking van de Algemene Plaatselijke Verordening Veenendaal in de praktijk aanleiding zijn voor bepaalde wijzigingen en toevoegingen.

Gelet op

artikel 121, 147 en 149 van de Gemeentewet.

 

Gehoord en gelezen

Het amendement A2021.11 van de fracties VVD, Lokaal Veenendaal, SP en CDA waarin wordt geconstateerd dat:

  • het college voornemens is om het gebruik van een metaaldetector in Veenendaal te verbieden;

  • metaaldetectie geen vrijblijvende hobby is en op het moment dat een persoon wat gevonden heeft dit dient te melden;

  • hobbyisten gebonden zijn aan de gedragscode en regels voor verantwoord gebruik van de metaaldetector in Nederland van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap;

  • een aantal hobbyisten in Veenendaal in contact staat met de Explosievenopruimingsdienst, waardoor zij juist gevaar voorkomen.

en waarin wordt overwogen dat:

  • goed bedoelende hobbyisten, die zich houden aan de gedragscode van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, door de gemeente Veenendaal benadeeld worden;

  • het verbod stoelt op een beleidsdocument en niet op noemenswaardige incidenten met metaaldetectie in Veenendaal.

Besluit

de Verordening tot zesde wijziging van de Algemene Plaatselijke Verordening Veenendaal gewijzigd vast te stellen door artikel 2:13 Opsporen van explosieven, metalen voorwerpen en dergelijke te schrappen (zesde wijziging Algemene Plaatselijke Verordening Veenendaal).

Artikel I Wijziging verordening

De Algemene Plaatselijke Verordening Veenendaal wordt als volgt gewijzigd.

 

A. Artikel 1.1 wordt als volgt gewijzigd:

  • a.

    Het opschrift van artikel 1:1 ‘Begripsbepalingen’ wordt vervangen door: Definities.

  • b.

    De definitie van sub b. bevoegd gezag wordt vervangen door: bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een omgevingsvergunning als bedoeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

  • c.

    De definitie van sub c. bouwwerk wordt vervangen door: hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1.1, eerste lid, van de Bouwverordening 2003;

  • d.

    De definitie van sub h. openbare plaats wordt vervangen door: hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1 van de Wet openbare manifestaties;

  • e.

    De definitie van sub i. rechthebbende wordt vervangen door: degene die over een zaak zeggenschap heeft krachtens eigendom, bezit, beperkt recht of persoonlijk recht;

  • f.

    De definitie van sub j. weg wordt vervangen door: hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1, eerste lid, onder b, van de Wegenverkeerswet 1994

  • g.

    Na sub j. worden vier nieuwe sub-leden ingevoegd:

    • k.

      bromfiets: hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1, eerste lid, onder e, van de Wegenverkeerswet 1994;

    • l.

      motorvoertuig: hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990;

    • m.

      parkeren: hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990;

    • n.

      voertuig: hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990, met uitzondering van kleine wagens, zoals kruiwagens en kinderwagens, en rolstoelen.

B. In het opschrift van hoofdstuk 2 wordt na de woorden ‘Openbare orde’ ingevoegd: veiligheid, volksgezondheid en milieu

 

C. In het opschrift van hoofdstuk 2, afdeling 1, wordt het woord ‘Bestrijding’ vervangen door: Voorkomen of bestrijden.

 

D. Artikel 2:1 wordt als volgt gewijzigd:

  • a.

    In het derde lid wordt ‘zich te begeven naar of te bevinden op openbare plaatsen die door of vanwege het bevoegd bestuursorgaan’ vervangen door: zich te bevinden op openbare plaatsen die door het bevoegde bestuursorgaan;

  • b.

    In het vierde lid wordt ‘het in het derde lid gestelde verbod’ vervangen door: het verbod, bedoeld in het derde lid;

  • c.

    In het vijfde lid wordt ‘Het bepaalde in de voorgaande leden’ vervangen door: Dit artikel;

  • d.

    Het zesde lid vervalt.

E. De tekst van het opschrift ‘Afdeling 2 Betoging’ vervalt.

 

F. Artikel 2:3 wordt als volgt gewijzigd:

  • a.

    In het eerste lid wordt na ‘artikel 3, eerste lid’ een komma ingevoegd en wordt ‘vóór’ vervangen door: voor;

  • b.

    In onderdeel d van het tweede lid vervalt ‘en de plaats van beëindiging’;

  • c.

    In onderdeel e wordt ‘voor’ vervangen door: voor zover;

  • d.

    In het derde lid wordt na ‘doet’ een komma ingevoegd;

  • e.

    In het vierde lid wordt 'Indien' vervangen door: Als.

G. De tekst van opschrift ‘Afdeling 3 Verspreiden van gedrukte stukken’, vervalt.

 

H. Artikel 2:6 wordt als volgt gewijzigd:

  • a.

    In het opschrift wordt ‘Beperking aanbieden e.d. van’ vervangen door: Verspreiden;

  • b.

    In het tweede lid vervalt ‘de werking van’;

  • c.

    In het vierde lid vervalt ‘in het eerste lid’.

J. De tekst van opschrift ‘Afdeling 4 Vertoningen e.d. op de weg’, vervalt.

 

K. Artikel 2:9 wordt als volgt gewijzigd:

  • a.

    Het opschrift van artikel 2:9 komt te luiden:

    Artikel 2:9 Vertoningen op openbare plaatsen

  • b.

    In eerste lid wordt ‘en het milieu’ vervangen door: of het milieu;

  • c.

    In het tweede lid vervalt ‘de werking van’.

L. De tekst van opschrift ’Afdeling 5 Bruikbaarheid en aanzien van de weg’ wordt vervangen door: Afdeling 2. Bruikbaarheid, uiterlijk aanzien en veilig gebruik van openbare plaatsen

 

M. Artikel 2:11 wordt als volgt gewijzigd:

  • a.

    In het eerste lid wordt na ‘een vergunning’ ingevoegd: van het bevoegde bestuursorgaan;

  • b.

    De tekst van het tweede lid wordt vervangen door:

    De vergunning wordt verleend als omgevingsvergunning door het bevoegd gezag, als de activiteiten zijn verboden bij een bestemmingsplan, beheersverordening, exploitatieplan of voorbereidingsbesluit;

  • c.

    In het derde lid vervalt ‘in het eerste lid’, wordt ‘indien’ vervangen door: voor zover en wordt ‘publieke taken’ vervangen door: werkzaamheden;

  • d.

    In het vierde lid, wordt na ‘het Wetboek van Strafrecht,’ ingevoegd: de Wegenwet;

  • e.

    In het vijfde lid vervalt ‘bedoeld in het eerste lid’.

N. Artikel 2:12 wordt als volgt gewijzigd:

  • a.

    In het opschrift wordt de komma vervangen door ‘of’.

  • b.

    In eerste lid wordt ‘het college’ vervangen door ‘het bevoegd gezag’.

  • c.

    De tekst van het tweede lid wordt vervangen door:

    • 2.

      De omgevingsvergunning kan alleen worden geweigerd, als:

      • a.

        door de uitweg een verkeersonveilige situatie kan ontstaan;

      • b.

        de aanleg van de uitweg ten koste gaat van een openbare parkeerplaats;

      • c.

        het openbaar groen door de uitweg wordt aangetast;

      • d.

        het perceel al door een andere uitweg wordt ontsloten, en de aanleg van de tweede uitweg ten koste gaat van het openbaar groen;

      • e.

        de afstand van de uitweg tot een kruising of bocht op de openbare weg minder is dan 5 meter;

      • f.

        de ruimte om de uitweg aan te leggen op het perceel minder dan 5 meter lang, in diepte gemeten vanaf de openbare weg, en minder dan 2,5 meter breed is; of

      • g.

        er voor de aanleg van de uitweg één of meerdere bomen verplaatst of verwijderd moeten worden, zonder dat daarvoor een benodigde omgevingsvergunning voor kappen is verleend.

  • d.

    In het derde lid vervalt ‘in het eerste lid’ en wordt ‘Wet beheer Rijkswaterstaatswerken, de Waterschapskeur’ vervangen door: Wet beheer rijkswaterstaatswerken, de waterschapskeur’.

O. De tekst van opschrift ‘Afdeling 6 veiligheid op de weg’ vervalt.

 

P. [vervallen]

 

Q. Artikel 2:18 wordt als volgt gewijzigd:

  • a.

    De tekst ‘dan wel in duingebieden’ vervalt.

  • b.

    In het tweede lid wordt ‘De verboden in het eerste lid zijn’ vervangen door: Het verbod is en wordt ‘onder 3’ vervangen door: onder 3˚;

  • c.

    In het derde lid wordt ‘De verboden zijn’ vervangen door: Het verbod is’.

R. In artikel 2:21, tweede lid, vervalt de komma na ‘Onteigeningswet’.

 

S. De tekst ‘Afdeling 7 Evenementen en kleinschalige activiteiten’ wordt vervangen door: Afdeling 3 Evenementen en kleinschalige activiteiten.

 

T. Artikel 2:24 wordt als volgt gewijzigd:

  • a.

    In het opschrift wordt ‘Begripsbepaling’ vervangen door: Definities.

  • b.

    Het eerste lid wordt als volgt gewijzigd:

    • 1.

      In onderdeel a wordt ‘bioscoopvoorstellingen’ vervangen door: bioscoop- en theatervoorstellingen;

    • 2.

      In onderdeel b vervalt ‘van deze verordening’.

    • 3.

      In onderdeel f wordt ‘artikel 2:9 en 2:39 van deze verordening’ vervangen door: de artikelen 2:9 en 2:39;

    • 4.

      Onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel f door een puntkomma wordt een nieuw onderdeel g ingevoegd, luidende:

      • g.

        sportwedstrijden, niet zijnde vechtsportevenementen als bedoeld in het tweede lid, onder f.

  • c.

    Het tweede lid wordt als volgt gewijzigd:

    • 1.

      De tekst van onderdeel c wordt vervangen door:

      • c.

        een optocht op de weg, niet zijnde een betoging als bedoeld in artikel 2:3;

    • 2.

      Onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel e voor een puntkomma wordt een nieuw onderdeel f. ingevoegd, luidende:

      • f.

        een door de burgemeester aangewezen categorie vechtsportwedstrijden of -gala’s.

  • d.

    Het vierde lid wordt als volgt gewijzigd:

    • 1.

      de aanhef wordt vervangen door: In deze afdeling wordt onder kleinschalige activiteit verstaan een eendaagse activiteit met beperkte omvang en nauwelijks of geringe impact op de omgeving, waarbij

    • 2.

      in onderdeel a wordt ‘aantal deelnemers of aanwezigen’ vervangen door: aanwezigen

    • 3.

      in onderdeel b wordt aan het eind van het eerste gedachtestreepje een dubbele punt toegevoegd.

    • 4.

      in onderdeel d wordt ‘het evenement’ vervangen door: de activiteit.

    • 5.

      in onderdeel d wordt aan het einde van de zin na de puntkomma het woord ‘en’ toegevoegd

    • 5.

      in onderdeel e wordt ’10 m2’ vervangen door: 10 vierkante meter.

    • 6.

      in onderdeel g wordt ‘opleveren’ vervangen door: oplevert.

    • 7.

      de tekst ‘onder andere een straatbarbecue of straatfeest zonder straatafsluiting of kinderkleedjes- of kraampjesmarkt niet zijnde een braderie’ onder onderdeel h vervalt.

    • 8.

      na onderdeel h wordt een nieuw onderdeel ‘i’ toegevoegd: er sprake is van een straatbarbecue of straatfeest zonder straatafsluiting of kinderkleedjes- of kraampjesmarkt niet zijnde een braderie.

U. Artikel 2:25 wordt als volgt gewijzigd:

  • a.

    In het tweede lid wordt voor de punt aan het slot ingevoegd: , voor zover voor het evenement een gebruiksmelding moet worden gedaan op grond van artikel 2:1, eerste lid, van het Besluit brandveilig gebruik en basishulpverlening overige plaatsen;

  • b.

    In het achtste lid vervalt ‘in het eerste lid’;

  • c.

    Onder vernummering van het zesde lid tot het achtste lid worden na het vijfde lid twee nieuwe leden ingevoegd, luidende:

    • 6.

      Het derde lid is niet van toepassing op een krachtens artikel 2:24, tweede lid, onder f, aangewezen categorie vechtsportwedstrijden of -gala’s.

    • 7.

      Onverminderd het bepaalde in artikel 1:8 kan de burgemeester een vergunning voor een vechtsportevenement als bedoeld in artikel 2:24, tweede lid, onder f, weigeren als de organisator of de aanvrager van de vergunning in enig opzicht van slecht levensgedrag is;

  • d.

    In het negende lid wordt ‘Op de vergunning’ vervangen door: Op de aanvraag om een vergunning.

V. De tekst ‘Afdeling 8 Toezicht op horecabedrijven’ wordt vervangen door: Afdeling 4 Toezicht op horecabedrijven.

 

W. In artikel 2:27 onderdeel a wordt na ‘logies wordt verstrekt’ ingevoegd: aan meer dan zeven personen en wordt ‘buurthuis of clubhuis’ vervangen door: buurthuis, clubhuis, shishalounge of waterpijpcafé’.

 

X.  Na artikel 2:34 worden twee nieuwe afdelingen ingevoegd:

‘AFDELING 5 [gereserveerd]

 

Artikelen 2:34a tot en met 2:34f [gereserveerd]

 

AFDELING 6 BIJZONDERE BEPALINGEN EN TOEZICHT OP BEDRIJFSMATIGE ACTIVITEITEN EN GEBOUWEN

 

Artikel 2:34g Definities

In deze afdeling wordt verstaan onder:

  • a.

    exploitant: natuurlijke persoon of personen of de bestuurder(s) van een rechtspersoon of hun gevolmachtigden, voor wiens rekening en risico de bedrijfsmatige activiteiten worden uitgeoefend;

  • b.

    beheerder: de exploitant of andere natuurlijke personen die de algemene of onmiddellijke leiding hebben over de bedrijfsmatige activiteiten;

  • c.

    bedrijf: de bedrijfsmatige activiteit die plaatsvindt in een voor publiek toegankelijk gebouw, of een daarbij behorend perceel, niet zijnde een woning die als zodanig in gebruik is.

Artikel 2:34h Tegengaan van onveilig, niet leefbaar en malafide ondernemersklimaat

  • 1.

    De burgemeester kan gebouwen of bedrijfsmatige activiteiten aanwijzen waarop het verbod uit artikel 2:34i, eerste lid, van toepassing is.

  • 2.

    Een gebouw wordt uitsluitend aangewezen als in of rondom dat gebouw de leefbaarheid of de openbare orde en veiligheid onder druk staat en kan zich tot een of meer bedrijfsmatige activiteiten beperken.

  • 3.

    Een bedrijfsmatige activiteit wordt uitsluitend aangewezen als de leefbaarheid of de openbare orde en veiligheid door de bedrijfsmatige activiteit onder druk staat.

Artikel 2:34i Vergunning

  • 1.

    Het is verboden zonder vergunning van de burgemeester een bedrijf uit te oefenen:

    • a.

      in een door de burgemeester op grond van artikel 2:34h, tweede lid, aangewezen gebouw voor door de burgemeester genoemde bedrijfsmatige activiteiten; of

    • b.

      Als de uitoefening van het bedrijf een door de burgemeester op grond van artikel 2:34h, derde lid, aangewezen bedrijfsmatige activiteit betreft.

  • 2.

    De aanvraag om een vergunning geschiedt door gebruikmaking van een door de burgemeester vastgesteld formulier.

  • 3.

    De burgemeester kan een aanvraag om een vergunning weigeren:

    • a.

      in het belang van het voorkomen of beperken van overlast of strafbare feiten;

    • b.

      indien de beheerder in enig opzicht van slecht levensgedrag is;

    • c.

      indien redelijkerwijs moet worden aangenomen dat de feitelijke exploitatie niet met de aanvraag in overeenstemming zal zijn;

    • d.

      indien er aanwijzingen zijn dat in het bedrijf personen werkzaam zijn of zullen zijn in strijd met het bij of krachtens de Wet arbeid vreemdelingen of Vreemdelingenwet 2000 bepaalde;

    • e.

      indien de vestiging of de exploitatie in strijd is met een geldend bestemmingsplan ;

    • f.

      indien de beheerder van het bedrijf binnen drie jaar vóór de indiening van de vergunningaanvraag een bedrijf heeft geëxploiteerd of daar leiding aan heeft gegeven, dat wegens het aantasten van de leefbaarheid of de openbare orde en veiligheid, gesloten is geweest dan wel waarvoor de vergunning om die reden is ingetrokken.

  • 4.

    Aan de vergunning wordt in ieder geval het voorschrift verbonden dat het bedrijf alleen geopend is voor bezoekers als een op de vergunning vermelde beheerder in het bedrijf aanwezig is.

  • 5.

    In afwijking van het eerste lid geldt het verbod voor de beheerder die op het moment van inwerkingtreding van het aanwijzingsbesluit reeds onder het aanwijzingsbesluit vallende bedrijfsmatige activiteiten verricht, voor die bestaande activiteiten op bestaande locaties:

    • a.

      pas drie maanden na inwerkingtreding van het aanwijzingsbesluit; of

    • b.

      met ingang van inwerkingtreding van het besluit tot weigering of intrekking van een door hem aangevraagde vergunning, voor zover dat eerder is.

  • 6.

    Paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) is niet van toepassing op aanvraag om de vergunning.

Artikel 2:34j Intrekking of wijziging vergunning

  • 1.

    Onverminderd het bepaalde in artikel 1:6 kan de burgemeester een vergunning als bedoeld in het vorige artikel intrekken of wijzigen indien:

    • a.

      door het bedrijf de openbare orde wordt aangetast of dreigt te worden aangetast;

    • b.

      door het bedrijf de leefbaarheid in het gebied door de wijze van de exploitatie nadelig wordt beïnvloed of dreigt te worden beïnvloed;

    • c.

      de voorwaarden of de voorschriften uit de vergunning niet worden nageleefd;

    • d.

      de beheerder in enig opzicht van slecht levensgedrag is;

    • e.

      de beheerder betrokken is of nalatigheid kan worden verweten bij activiteiten of strafbare feiten in of vanuit het bedrijf dan wel toestaat of gedoogt dat strafbare feiten of activiteiten worden gepleegd waarmee de openbare orde nadelig wordt beïnvloed;

    • f.

      er strafbare feiten in het bedrijf hebben plaatsgevonden of plaatsvinden;

    • g.

      er aanwijzingen zijn dat in het bedrijf personen werkzaam zijn of zullen zijn in strijd met het bij of krachtens de Wet arbeid vreemdelingen of Vreemdelingenwet 2000 bepaalde;

    • h.

      de bedrijfsmatige activiteiten door de beheerder zijn beëindigd; of

    • i.

      redelijkerwijs moet worden aangenomen dat de feitelijke exploitatie niet met het in de vergunning vermelde in overeenstemming is.

  • 2.

    Indien er een voor de vergunningverlening relevante verandering van omstandigheden optreedt, dient de exploitant onverwijld een wijzigingsaanvraag in.

  • 3.

    Indien deze aanvraag niet binnen een maand na de verandering van omstandigheden is ingediend, kan de burgemeester de verleende vergunning intrekken op basis van de inmiddels gewijzigde omstandigheden.

Artikel 2:34k Sluiting van een gebouw

  • 1.

    De burgemeester kan de sluiting van een gebouw of gedeelte van een gebouw bevelen indien het daarin gevestigde bedrijf in strijd met het verbod uit artikel 2:34h, eerste lid, wordt geëxploiteerd of indien een van de situaties als bedoeld in artikel 2:34j, eerste lid onder a tot en met i., van toepassing is.

  • 2.

    Het is een ieder verboden een overeenkomstig het vorige lid gesloten gebouw te betreden of daarin te verblijven.

  • 3.

    De sluiting kan door de burgemeester worden opgeheven indien later bekend geworden feiten en omstandigheden hiertoe aanleiding geven.

Y. De tekst ‘Afdeling 9 Toezicht op inrichtingen tot het verschaffen van nachtverblijf’ wordt gewijzigd in: Afdeling 7 Toezicht op inrichtingen tot het verschaffen van nachtverblijf

 

Z. De tekst ‘Afdeling 10 Toezicht op speelgelegenheden’ wordt gewijzigd in: Afdeling 8 Toezicht op speelgelegenheden.

 

AA. In hoofdstuk 2, afdeling 8, wordt na het opschrift een nieuw artikel ingevoegd, luidende:

 

Artikel 2:38a Definities

In deze afdeling wordt onder speelgelegenheid verstaan: een voor het publiek toegankelijke gelegenheid waar bedrijfsmatig of in een omvang alsof deze bedrijfsmatig is de mogelijkheid wordt geboden enig spel te beoefenen, waarbij geld of in geld inwisselbare voorwerpen kunnen worden gewonnen of verloren.

 

AB. Het eerste en tweede lid van artikel 2:39 worden vervangen door:

  • 1.

    Het is verboden zonder vergunning van de burgemeester een speelgelegenheid te exploiteren of te doen exploiteren.

  • 2.

    Het verbod is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door de Wet op de kansspelen of de Verordening speelautomatenhal Veenendaal.

AC. In artikel 2:40 vervalt het eerste lid, onder vernummering van het tweede en derde lid tot het eerste en tweede lid.

 

AD. De tekst van opschrift ‘Afdeling 11 Maatregelen tegen overlast en baldadigheid wordt vervangen door: Afdeling 9. Maatregelen ter voorkoming van overlast, gevaar of schade

 

AE. Artikel 2:41 wordt als volgt gewijzigd:

  • a.

    In het derde lid, wordt na ‘het lokaal’ ingevoegd: of een daarbij behorend erf.

  • b.

    Er wordt een nieuw vierde lid ingevoegd:

    • 4.

      De burgemeester is bevoegd ontheffing te verlenen van de verboden.

AF. Artikel 2:42 wordt als volgt gewijzigd:

  • a.

    In het tweede lid, onder b, wordt ‘kleur of verfstof’ vervangen door: kleur- of verfstof;

  • b.

    In het derde lid wordt ‘in het tweede lid’ verwijderd;

  • c.

    Na het derde lid wordt, onder vernummering van het vierde tot en met het zevende lid tot het vijfde tot en met het achtste lid, een nieuw lid ingevoegd:

    • 4.

      De houder van de schriftelijke toestemming is verplicht deze aan een opsporingsambtenaar op diens eerste vordering terstond ter inzage af te geven.

  • d.

    In het zevende lid wordt ‘inhoud van de meningsuitingen en bekendmakingen’ vervangen door: inhoud daarvan;

  • e.

    Het achtste lid vervalt.

AG. Artikel 2:43 wordt als volgt gewijzigd:

  • a.

    In het eerste lid wordt ‘kleur of verfstof’ vervangen door: kleur- of verfstof;

  • b.

    In het tweede lid wordt ‘Dit verbod’ vervangen door: Het verbod.

AH. In artikel 2:44, tweede lid, wordt ‘Dit verbod’ vervangen door: ‘Het verbod’.

 

AI. In het tweede lid van artikel 2:44A wordt ‘in het eerste lid gestelde’ verwijderd

 

AJ. Artikel 2:47 wordt als volgt gewijzigd:

  • a.

    In het eerste lid, onder a, wordt ‘hekheining’ vervangen door: hek, omheining;

  • b.

    In het eerste lid, onder b, wordt ‘aan andere gebruikers of aan bewoners van nabij die openbare plaats gelegen woningen onnodig overlast of hinder berokkent’ vervangen door: voor andere gebruikers of omwonenden onnodig overlast of hinder veroorzaakt;

  • c.

    In het tweede lid wordt ‘artikel 424, 426bis of 431’ vervangen door: de artikelen 424, 426bis of 431.

AK. In artikel 2:48 komen de leden 3 en 4 te vervallen.

 

AL. Artikel 2:51 wordt als volgt gewijzigd:

  • a.

    In het opschrift wordt ‘fietsen e.d.’ vervangen door: fietsen of bromfietsen;

AM. In artikel 2:52A wordt ‘op uren en plaatsen die door het college zijn aangewezen, zich met een fiets of bromfiets te bevinden’ wordt vervangen door: zich op door het college aangewezen uren en plaatsen met een fiets of bromfiets te bevinden.

 

AN. Artikel 2:57 wordt als volgt gewijzigd:

  • a.

    In het eerste lid, onder b, wordt na ‘bebouwde kom’ ingevoegd: en een openbare plaats.

  • b.

    In het derde lid onder a wordt na ‘geleidehond’ een komma ingevoegd en wordt na ‘sociale hulphond’ ingevoegd: of gezelschapshond.

AO. Artikel 2:58 wordt als volgt gewijzigd:

  • a.

    In het eerste lid wordt na ‘begeeft’ een komma ingevoegd;

  • b.

    In het tweede lid onder a wordt ‘geleidehond of sociale hulphond’ vervangen door: geleidehond, sociale hulphond of gezelschapshond laat begeleiden en niet in staat is de middelen om eventuele uitwerpselen van de hond te verwijderen en af te voeren zoals genoemd is het eerste lid, onderdeel a, te hanteren; of,

  • c.

    Het tweede lid onder b komt te luiden: die vanwege een blessure niet in staat is de middelen om eventuele uitwerpselen van de hond te verwijderen en af te voeren zoals genoemd is het eerste lid, onderdeel a, te hanteren.

  • d.

    In het derde lid wordt ‘Het bepaalde in het eerste lid’ vervangen door ‘Het eerste lid’.

AP. Artikel 2:59 wordt als volgt gewijzigd:

  • a.

    Het tweede lid komt te luiden:

    De eigenaar of houder van de hond aan wie een aanlijngebod is opgelegd, is verplicht de hond kort aangelijnd te houden, met een lijn met een lengte, gemeten van hand tot halsband, van ten hoogste 1,50 meter.

  • b.

    Het derde lid, aanhef, komt te luiden:

    De eigenaar of houder van de hond aan wie een aanlijn- en muilkorfgebod is opgelegd, is naast de verplichting bedoeld in het tweede lid verplicht de hond voorzien te houden van een muilkorf die:

AQ. Artikel 2:60 wordt als volgt gewijzigd:

  • a.

    In het eerste lid, onder c, wordt ‘die aanwijzing’ vervangen door: het aanwijzingsbesluit;

  • b.

    Het derde lid vervalt.

AR. De tekst ‘van opschrift ’Afdeling 12 Bepalingen ter bestrijding van heling van goederen’ wordt vervangen door: Afdeling 10 Bestrijding van heling van goederen

 

AS. Artikel 2:66 wordt als volgt gewijzigd:

  • a.

    In het opschrift wordt ‘Begripsbepaling’ vervangen door: Definitie.

  • b.

    ‘een handelaar als bedoeld in artikel 1 van de’ wordt vervangen door: de handelaar aangewezen bij.

AT. Artikel 2:67 wordt als volgt gewijzigd:

  • a.

    In het eerste lid, wordt in de aanhef ‘een door of namens de burgemeester’ vervangen door: door de burgemeester;

  • b.

    In het eerste lid wordt in onderdeel c ‘daaronder begrepen - voor zover dat mogelijk is –’ vervangen door: voor zover van toepassing daaronder begrepen.

  • c.

    In het derde lid, wordt ‘Op de vrijstelling’ vervangen door ‘Op de aanvraag om een vrijstelling.

AU. In artikel 2:68, onderdeel a, , wordt onder 2 ‘onder a, sub 1,’ vervangen door: onder sub 1 en wordt onder 4 de puntkomma aan het slot vervangen door een punt.

 

AV. De tekst van opschrift ’Afdeling 13 Vuurwerk’ te vervangen door: Afdeling 11. Consumentenvuurwerk

 

AW. Artikel 2:71 wordt als volgt gewijzigd:

  • a.

    In het opschrift wordt ‘Begripsbepaling’ vervangen door ‘Definitie’.

  • b.

    ‘Besluit van 22 januari 2002, houdende nieuwe regels met betrekking tot consumenten- en professioneel vuurwerk (Vuurwerkbesluit)’ wordt vervangen door: Vuurwerkbesluit.

AX. De tekst van artikel 2:72C wordt vervangen door:

  • 1.

    Het is verboden acetyleengas afkomstig van een reactie tussen calciumacetylide (carbid) en water, of een gasmengsels met vergelijkbare eigenschappen op explosieve wijze te verbranden.

  • 2.

    Het college kan voor plaatsen buiten de bebouwde kom ontheffing verlenen van het verbod in de periode van 31 december 10.00 uur en 1 januari 02.00 uur van het daaropvolgende jaar.

  • 3.

    In afwijking van het bepaalde in artikel 1:2, eerste lid, beslist het bevoegd bestuursorgaan op de aanvraag om een ontheffing als bedoeld in artikel 2:72C, tweede lid, binnen twee weken na de dag waarop de aanvraag ontvangen is.

  • 4.

    Het verbod is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door de Wet milieubeheer of de Wet wapens en munitie of het Wetboek van Strafrecht.

AY. De tekst ‘Afdeling 14 Drugsoverlast’ wordt vervangen door: Afdeling 12 Drugsoverlast.

 

AZ. De tekst van artikel 2:74 wordt vervangen door: Het is verboden op of aan de weg, op een andere openbare plaats of in een voor publiek toegankelijk gebouw middelen als bedoeld in de artikelen 2 of 3 van de Opiumwet of daarop gelijkende waar te gebruiken, toe te dienen, dan wel voorbereidingen daartoe te verrichten of ten behoeve van dat gebruik voorwerpen of stoffen voorhanden te hebben.

 

BA. De tekst van opschrift ‘Afdeling 15 Bestuurlijke ophouding, veiligheidsrisicogebieden en cameratoezicht op openbare plaatsen’ wordt vervangen door: Afdeling 13 Bijzondere bevoegdheden van de burgemeester

 

BB. In artikel 2:75 wordt ‘is bevoegd’ vervangen door: kan en wordt ‘te besluiten’ vervangen door: besluiten.

 

BC. In artikel 2:76 wordt ‘is bevoegd’ vervangen door: kan en wordt ‘aan te wijzen’ vervangen door: aanwijzen.

 

BD. In artikel 2:77 wordt ‘is bevoegd’ vervangen door: kan en wordt ‘te besluiten’ vervangen door: besluiten.

 

BE. In het vijfde lid van artikel 2:79 wordt de tekst vervangen door: Het is een ieder verboden om, nadat het bevel tot sluiting openbaar bekend gemaakt is op de in het tweede lid aangegeven wijze, een bij dit bevel gesloten gebouw, inrichting of ruimte te betreden of er te verblijven.

 

BF. Hoofdstuk 3 wordt vervangen door:

 

‘Hoofdstuk 3. Regulering prostitutie, seksbranche en aanverwante onderwerpen

 

Afdeling 1. Algemene bepalingen

 

Artikel 3:1 Afbakening

De artikelen 1:2 en 1:5 tot en met 1:8 zijn niet van toepassing op het bij of krachtens dit hoofdstuk bepaalde.

 

Artikel 3:2 Definities

In dit hoofdstuk wordt verstaan onder:

  • a.

    advertentie: elke commerciële uiting in een medium, die een seksbedrijf of een prostituee onder de aandacht van het publiek brengt;

  • b.

    beheerder: de natuurlijke persoon die door de exploitant is aangesteld voor de feitelijke leiding van een seksbedrijf;

  • c.

    bevoegd bestuursorgaan: het college of, voor zover het betreft voor het publiek openstaande gebouwen en daarbij behorende erven als bedoeld in artikel 174 van de Gemeentewet, de burgemeester;

  • d.

    escortbedrijf: de activiteit, bestaande uit het bedrijfsmatig gelegenheid geven tot prostitutie in de vorm van bemiddeling tussen klant en prostituee;

  • e.

    exploitant: de natuurlijke persoon of de bestuurder van een rechtspersoon of, voor zover van toepassing, de tot vertegenwoordiging van die rechtspersoon bevoegde natuurlijk persoon, voor wiens rekening en risico een seksbedrijf wordt uitgeoefend;

  • f.

    klant: degene die gebruik maakt van de door een exploitant van een prostitutiebedrijf of een prostituee aangeboden seksuele diensten;

  • g.

    prostituee: degene die zich beschikbaar stelt tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen betaling;

  • h.

    prostitutie: het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen betaling;

  • i.

    prostitutiebedrijf: de activiteit, bestaande uit het bedrijfsmatig gelegenheid geven tot prostitutie;

  • j.

    seksbedrijf: de activiteit, bestaande uit het bedrijfsmatig gelegenheid geven tot prostitutie of tot het verrichten van seksuele handelingen voor een ander tegen betaling of uit het bedrijfsmatig aanbieden van vertoningen van erotisch-pornografische aard in een seksinrichting tegen betaling;

  • k.

    seksinrichting: voor het publiek toegankelijke besloten ruimte, onderdeel van een seksbedrijf;

Afdeling 2. Vergunning seksbedrijf

 

Artikel 3:3 Vergunning

  • 1.

    Het is verboden een seksbedrijf uit te oefenen zonder vergunning van het bevoegde bestuursorgaan.

  • 2.

    Op een aanvraag om een vergunning wordt binnen twaalf weken beslist. Deze termijn kan met ten hoogste twaalf weken worden verlengd.

  • 3.

    Een vergunning kan mede voor een seksinrichting worden verleend.

  • 4.

    De vergunning wordt verleend aan de exploitant en op diens naam gesteld.

  • 5.

    Paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) is niet van toepassing.

Artikel 3:4 Aanvraag

  • 1.

    Een aanvraag om vergunning wordt ingediend middels een door het bevoegde bestuursorgaan vastgesteld formulier.

  • 2.

    Bij de aanvraag wordt vermeld voor welke activiteit vergunning wordt gevraagd, en worden in ieder geval de volgende gegevens en bescheiden overgelegd:

    • a.

      de persoonsgegevens van de exploitant;

    • b.

      het nummer van inschrijving in het handelsregister bij de Kamer van Koophandel;

    • c.

      of in de vijf jaar voorafgaand aan de aanvraag de exploitant een vergunning voor een seksbedrijf is geweigerd of een aan de exploitant verleende vergunning voor een seksbedrijf is ingetrokken;

    • d.

      het adres waar het seksbedrijf wordt uitgeoefend;

    • e.

      het adres van een onder het seksbedrijf vallende seksinrichting;

    • f.

      het vaste telefoonnummer dat in advertenties voor het seksbedrijf zal worden gebruikt;

    • g.

      een geldig identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht van de exploitant;

    • h.

      voor zover van toepassing, de verblijfstitel van de exploitant;

    • i.

      een actuele verklaring betalingsgedrag nakoming fiscale verplichtingen, verstrekt door de Belastingdienst;

    • j.

      bewijs waaruit blijkt dat de exploitant gerechtigd is tot het gebruik van de ruimtes bestemd voor de uitoefening van het seksbedrijf;

    • k.

      voor zover van toepassing, de plaatselijke ligging van de seksinrichting waarvoor vergunning wordt aangevraagd, door middel van een situatieschets met een noordpijl en schaalaanduiding;

    • l.

      voor zover van toepassing, de plattegrond van de seksinrichting waarvoor vergunning wordt aangevraagd, door middel van een tekening met een schaalaanduiding.

  • 3.

    Als er een beheerder is aangesteld is het tweede lid, onder a tot en met c, g en h, van overeenkomstige toepassing op de beheerder.

  • 4.

    Het bevoegde bestuursorgaan kan aanvullende gegevens of bescheiden verlangen.

Artikel 3:5 Weigeringsgronden

  • 1.

    Onverminderd het bepaalde in artikel 1:8, wordt een vergunning geweigerd als:

    • a.

      de exploitant of de beheerder onder curatele staat;

    • b.

      de exploitant of de beheerder onherroepelijk is veroordeeld voor een gewelds- of zedendelict of voor mensenhandel, of in enig ander opzicht van slecht levensgedrag is;

    • c.

      de exploitant of de beheerder de leeftijd van 21 jaar nog niet heeft bereikt;

    • d.

      redelijkerwijs moet worden aangenomen dat de feitelijke toestand niet met het in de aanvraag vermelde in overeenstemming zal zijn;

    • e.

      redelijkerwijs moet worden aangenomen dat de aanvrager in strijd zal handelen met aan de vergunning verbonden beperkingen of voorschriften;

    • f.

      er aanwijzingen zijn dat voor of bij het seksbedrijf personen tewerkgesteld zijn of zullen zijn die, als het prostituees betreft, nog niet de leeftijd van 21 jaar hebben bereikt, als het overige personen betreft, nog niet de leeftijd van 18 jaar hebben bereikt, slachtoffer zijn van mensenhandel of verblijven of werken in strijd met het bepaalde bij of krachtens de Vreemdelingenwet 2000;

    • g.

      de exploitant of de beheerder minder dan vijf jaar voorafgaand aan de dag dat de vergunning wordt aangevraagd, wegens een misdrijf onherroepelijk is veroordeeld tot een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van meer dan zes maanden;

    • h.

      de exploitant of de beheerder minder dan vijf jaar voorafgaand aan de dag dat de vergunning wordt aangevraagd, bij meer dan één rechterlijke uitspraak of strafbeschikking onherroepelijk veroordeeld is tot een onvoorwaardelijke geldboete van € 500 of meer of tot een andere hoofdstraf als bedoeld in artikel 9, eerste lid, onder a, van het Wetboek van Strafrecht, wegens dan wel mede wegens overtreding van:

      • 1°.

        bepalingen, gesteld bij of krachtens de Drank- en Horecawet, de Opiumwet, de Vreemdelingenwet 2000, de Wet arbeid vreemdelingen en hoofdstuk 3 van deze verordening;

      • 2°.

        de artikelen 137c tot en met 137g, 140, 416, 417, 417bis, 420bis tot en met 420quinquies, 426 en 429quater van het Wetboek van Strafrecht;

      • 3°.

        artikel 69 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen;

      • 4°.

        de artikelen 8 en 162, derde lid, alsmede de artikelen 6 juncto 8 en 163 van de Wegenverkeerswet 1994;

      • 5°.

        de artikelen 2 en 3 van de Wet op de weerkorpsen; of

      • 6°.

        de artikelen 54 en 55 van de Wet wapens en munitie.

    • i.

      de voorgenomen uitoefening van het seksbedrijf strijd zal opleveren met een geldend bestemmingsplan, een bestemmingsplan in ontwerp dat ter inzage is gelegd of een beheersverordening.

  • 2.

    Met een veroordeling als bedoeld in het eerste lid, onder g, wordt gelijkgesteld:

    • a.

      een bevel tot tenuitvoerlegging van een zodanige voorwaardelijke straf;

    • b.

      vrijwillige betaling van een geldsom als bedoeld in artikel 74, tweede lid, onder a, van het Wetboek van Strafrecht of artikel 76, derde lid, onder a, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen, tenzij de geldsom minder dan € 375 bedraagt.

  • 3.

    De periode van vijf jaar, bedoeld in het eerste lid, onder g en h, wordt bij de intrekking van een vergunning teruggerekend vanaf de datum van de intrekking van deze vergunning.

  • 4.

    Voor de berekening van de periode van vijf jaar, bedoeld in het eerste lid, onder g en h, telt de periode waarin een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf is ondergaan, niet mee.

  • 5.

    Een vergunning kan in ieder geval worden geweigerd:

    • a.

      voor een seksbedrijf waarvoor de vergunning op grond van artikel 3:5, eerste lid, aanhef en onder a tot en met f, of tweede lid, aanhef onder a tot en met h, of in het geval en onder de voorwaarden, bedoeld in artikel 3 van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur is ingetrokken, gedurende een periode van vijf jaar na de intrekking;

    • b.

      als niet is voldaan aan een bij of krachtens artikel 3:6 gestelde eis met betrekking tot de aanvraag, mits de aanvrager de gelegenheid heeft gehad de aanvraag binnen een door het bevoegde bestuursorgaan gestelde termijn aan te vullen;

    • c.

      als de vergunning geheel of gedeeltelijk betrekking heeft op het uitoefenen van een prostitutiebedrijf in een seksinrichting waarvoor eerder een vergunning is ingetrokken, of in die seksinrichting eerder zonder vergunning een prostitutiebedrijf is uitgeoefend;

    • d.

      als de openbare orde, de woon- en leefomgeving of de veiligheid en de gezondheid van prostituees of klanten nadelig wordt beïnvloed door de aanwezigheid van de seksinrichting waarvoor de vergunning is aangevraagd;

    • e.

      als het bedrijfsplan niet voldoet aan artikel 3:11, eerste en tweede lid;

    • f.

      als onvoldoende aannemelijk is dat de exploitant de bij artikel 3:12 gestelde verplichtingen zal naleven. 

Artikel 3:6 Eisen met betrekking tot vergunning

  • 1.

    De vergunning vermeldt in ieder geval:

    • a.

      de naam van de exploitant;

    • b.

      voor zover van toepassing, die van de beheerder;

    • c.

      voor welke activiteit de vergunning is verleend;

    • d.

      het adres waar het seksbedrijf wordt uitgeoefend;

    • e.

      het vaste telefoonnummer dat in advertenties voor het seksbedrijf zal worden gebruikt;

    • f.

      voor zover van toepassing, het adres van de onder dat seksbedrijf vallende seksinrichting waarvoor de vergunning mede is verleend;

    • g.

      de voorschriften en beperkingen die aan de vergunning zijn verbonden;

    • h.

      voor zover van toepassing, de geldigheidsduur van de vergunning;

    • i.

      het nummer van de vergunning.

  • 2.

    De exploitant draagt er zorg voor dat de vergunning of een afschrift daarvan zichtbaar aanwezig is in de seksinrichting waarvoor de vergunning mede is verleend, en tevens dat aan de buitenzijde van de seksinrichting zichtbaar is dat hij over een vergunning voor die seksinrichting beschikt.

Artikel 3:7 Intrekkingsgronden

  • 1.

    De vergunning wordt ingetrokken als:

    • a.

      de verstrekte gegevens zodanig onjuist of onvolledig blijken te zijn dat op de aanvraag een andere beslissing zou zijn genomen als bij de beoordeling daarvan de juiste gegevens bekend waren geweest;

    • b.

      de vergunning in strijd met een wettelijk voorschrift is gegeven;

    • c.

      is gehandeld in strijd met de artikelen 3:10, 3:9, aanhef en onder a, 3:10, eerste of tweede lid, 3:11 en 3:12, eerste lid, en tweede lid, aanhef en onderdeel b, aanhef en onder 1;

    • d.

      zich binnen het seksbedrijf feiten hebben voorgedaan die de vrees wettigen, dat het van kracht blijven van de vergunning gevaar oplevert voor de openbare orde of veiligheid;

    • e.

      zich een omstandigheid voordoet als bedoeld in artikel 3:5, eerste lid, onder a tot en met h;

    • f.

      de vergunninghouder dat verzoekt;

    • g.

      de uitoefening van het seksbedrijf strijd oplevert met een geldend bestemmingsplan of een beheersverordening.

  • 2.

    De vergunning kan worden geschorst of ingetrokken als:

    • a.

      is gehandeld in strijd met aan de vergunning verbonden voorschriften of beperkingen;

    • b.

      in verband met gewijzigde wettelijke voorschriften, gewijzigde omstandigheden of gewijzigde inzichten de bescherming van de belangen met het oog waarop het vergunningsvereiste is gesteld, zwaarder wegen dan het belang van de vergunninghouder bij behoud van de vergunning;

    • c.

      een niet in de vergunning vermelde persoon exploitant of beheerder is geworden;

    • d.

      is gehandeld in strijd met een of meer van de bij of krachtens dit hoofdstuk gestelde bepalingen, onverminderd het eerste lid, aanhef en onder c;

    • e.

      is gehandeld in strijd met de in het bedrijfsplan beschreven maatregelen;

    • f.

      zich binnen het seksbedrijf feiten hebben voorgedaan die de vrees wettigen dat het van kracht blijven van de vergunning gevaar oplevert voor de woon- en leefomgeving of de gezondheid van prostituees of klanten;

    • g.

      de exploitant of de beheerder het toezicht op de naleving van het in dit hoofdstuk bepaalde belemmert of bemoeilijkt;

    • h.

      er bij het seksbedrijf personen tewerkgesteld zijn die onherroepelijk zijn veroordeeld voor een gewelds- of zedendelict of voor mensenhandel;

    • i.

      gedurende ten minste zes maanden geen gebruik is gemaakt van de vergunning.

Afdeling 3. Uitoefenen seksbedrijf

 

Paragraaf 3.1 Regels voor alle seksbedrijven

 

Artikel 3:8 Sluitingstijden seksinrichtingen; aanwezigheid; toegang

  • 1.

    Het is de exploitant en de beheerder verboden een seksinrichting voor bezoekers geopend te hebben of daarin bezoekers toe te laten of te laten verblijven op:

    • a.

      zaterdag en zondag;

    • b.

      maandag tot en met vrijdag tussen 23.00 uur en 11.00 uur;

      tenzij bij vergunning anders is bepaald.

  • 2.

    Het is bezoekers van een seksinrichting verboden zich daarin te bevinden gedurende de tijd dat die inrichting gesloten dient te zijn voor bezoekers.

  • 3.

    Het is de exploitant en de beheerder verboden personen die nog niet de leeftijd van 18 jaar hebben bereikt toe te laten of te laten verblijven in een seksinrichting.

Artikel 3:9 Adverteren

Het is verboden in advertenties voor een seksbedrijf:

  • a

    geen vermelding op te nemen van het telefoonnummer, bedoeld in artikel 3:6, eerste lid, onder e, van het nummer, bedoeld in artikel 3:6, eerste lid, onder i, en van de bedrijfsnaam;

  • b

    vermelding op te nemen van een ander telefoonnummer dan bedoeld onder a; en

  • c

    als het een prostitutiebedrijf betreft, onveilige seks aan te bieden of te garanderen dat prostituees die voor of bij het betreffende bedrijf werken vrij zijn van seksueel overdraagbare aandoeningen.

Paragraaf 3.2 Regels voor alle prostitutiebedrijven en prostituees

 

Artikel 3:10 Leeftijd en verblijfstitel prostituees verbod werken voor onvergund prostitutiebedrijf

  • 1.

    Het is een exploitant verboden een prostituee voor of bij zich te laten werken die:

    • a.

      nog niet de leeftijd van 21 jaar heeft bereikt;

    • b.

      in Nederland verblijft of werkt in strijd met het bepaalde bij of krachtens de Vreemdelingenwet 2000.

  • 2.

    Het is een prostituee verboden werkzaam te zijn voor of bij een exploitant aan wie geen vergunning voor een prostitutiebedrijf is verleend.

Artikel 3:11 Bedrijfsplan

  • 1.

    Een prostitutiebedrijf beschikt over een bedrijfsplan, waarin in ieder geval wordt beschreven welke maatregelen de exploitant treft:

    • a.

      op het gebied van hygiëne;

    • b.

      ter bescherming van de gezondheid, de veiligheid en het zelfbeschikkingsrecht van de prostituees;

    • c.

      ter bescherming van de gezondheid van de klanten;

    • d.

      ter voorkoming van strafbare feiten.

  • 2.

    De door de exploitant te treffen maatregelen, bedoeld in het eerste lid, onderdelen a en b, waarborgen dat:

    • a.

      de hygiëne in een seksinrichting voldoet aan de algemene eisen die hiervoor in de branche gelden en dat dit controleerbaar is;

    • b.

      inzichtelijk en controleerbaar is welke maatregelen een exploitant in zijn bedrijfsvoering en inrichting van de werkruimten treft voor gezonde en veilige werkomstandigheden voor prostituees;

    • c.

      in de werkruimten te allen tijde voldoende condooms met een CE-markering voor gebruik beschikbaar zijn;

    • d.

      in de werkruimten voor de prostituees een goed functionerende alarmvoorziening aanwezig is;

    • e.

      de prostituee zich regelmatig kan laten onderzoeken op seksueel overdraagbare aandoeningen en door de exploitant voldoende geïnformeerd is over de mogelijkheden van een dergelijk onderzoek;

    • f.

      de prostituee niet gedwongen wordt zich geneeskundig te laten onderzoeken;

    • g.

      de prostituee vrij is in de keuze van de arts(en) die zij wil bezoeken;

    • h.

      de prostituee klanten en diensten kan weigeren zonder dat dat voor haar andere werkzaamheden gevolgen heeft;

    • i.

      de prostituee kan weigeren alcohol of drugs te gebruiken zonder dat dat voor haar werkzaamheden gevolgen heeft;

    • j.

      aan de voor de exploitant werkzame beheerder voldoende professionele eisen op het gebied van agressiebeheersing en bedrijfshulpverlening worden gesteld en waar nodig wordt gezorgd voor scholing hierin;

    • k.

      de exploitant zich een oordeel vormt over de mate van zelfredzaamheid van de prostituee voordat deze voor of bij hem gaat werken, teneinde vast te stellen of zij voldoet aan de eisen die hij hiervoor in zijn bedrijfsplan heeft opgenomen;

    • l.

      de exploitant voor elke voor of bij hem werkzame prostituee kan aantonen onder welke verhuur- of arbeidsvoorwaarden zij haar diensten aanbiedt;

    • m.

      de exploitant of beheerder zich er regelmatig van vergewist dat de prostituee niet door derden gedwongen wordt tot prostitutie en dat hij in dit kader informatie van hulpverleningsinstanties ter beschikking stelt;

    • n.

      de exploitant aan de voor of bij hem werkzame prostituees informatie ter beschikking stelt over de mogelijkheden om hulp te krijgen als een prostituee wil stoppen met haar werk in de prostitutie;

    • o.

      de overlast aan de omgeving van de onder het seksbedrijf vallende seksinrichtingen beperkt wordt.

  • 3.

    Het bedrijfsplan wordt overgelegd bij de aanvraag om een vergunning.

  • 4.

    De exploitant meldt een voorgenomen wijziging van het bedrijfsplan onverwijld aan het bevoegde bestuursorgaan. De wijziging wordt na goedkeuring van het bevoegde bestuursorgaan als onderdeel van het bedrijfsplan aangemerkt, als deze voldoet aan de eisen die overeenkomstig het eerste en tweede lid aan een bedrijfsplan worden gesteld. 

Artikel 3:12 Verdere verplichtingen van de exploitant en beheerder prostitutiebedrijf

  • 1.

    De exploitant of de beheerder is aanwezig gedurende de uren dat het prostitutiebedrijf daadwerkelijk wordt uitgeoefend.

  • 2.

    De exploitant van een prostitutiebedrijf draagt er zorg voor dat:

    • a.

      de voor of bij het prostitutiebedrijf werkzame prostituees redelijkerwijs hun eigen werktijden kunnen bepalen;

    • b.

      er een deugdelijke bedrijfsadministratie wordt gevoerd waarin de actuele gegevens zijn opgenomen van in ieder geval:

      • 1.

        de voor of bij het prostitutiebedrijf werkzame prostituees;

      • 2.

        de verhuuradministratie;

      • 3.

        met betrekking tot alle voor of bij het prostitutiebedrijf werkzame prostituees, de documentatie die ten grondslag ligt aan de vorming van het oordeel over de mate van zelfredzaamheid, bedoeld in artikel 3:11, tweede lid, onder k;

      • 4.

        de werkroosters van de beheerders;

    • c.

      de bedrijfsadministratie met inachtneming van de wettelijke termijnen wordt bewaard en te allen tijde beschikbaar is voor toezichthouders;

    • d.

      medewerkers van de gemeentelijke gezondheidsdienst en van andere door de burgemeester of het college aangewezen instellingen worden toegelaten tot seksinrichtingen als ze voornemens zijn voorlichtings- en preventieactiviteiten uit te voeren of voorlichtingsmateriaal te verspreiden;

    • e.

      onverwijld bij de politie wordt gemeld ieder signaal van mensenhandel of andere vormen van dwang en uitbuiting;

    • f.

      onverwijld aan het bevoegde bestuursorgaan wordt gemeld als gedurende ten minste één maand geen gebruik gemaakt zal worden van de vergunning. Deze melding vermeldt de reden en de verwachte duur;

    • g.

      gedaan wordt wat nodig is voor een goede gang van zaken binnen het prostitutiebedrijf.

    • h.

      De rechten voor prostituees, die worden gewaarborgd op grond van het tweede lid, worden op schrift gesteld en in een voor haar begrijpelijke taal uitgereikt aan elke prostituee die werkzaam is voor of bij de exploitant.

    • i.

      In de seksinrichting wordt in ten minste twee talen en voor de klant goed zichtbaar bekend gemaakt dat een prostituee klanten en diensten mag weigeren en mag weigeren alcohol of drugs te gebruiken.

Artikel 3:13 Straatprostitutie

  • 1.

    Het is verboden op of aan de weg of op, aan of in een andere vanaf de weg zichtbare plaats, niet zijnde een seksinrichting waarvoor een vergunning is verleend, zich op te houden met het kennelijke doel prostitutie of het verrichten van seksuele handelingen in het kader van prostitutie.

  • 2.

    Het verbod is niet van toepassing op door het college aangewezen wegen gedurende de door het college vastgestelde tijden.

Artikel 3:14 Handhaving straatprostitutie

  • 1.

    Met het oog op de naleving van het verbod, bedoeld in artikel 3:13, eerste lid, kan door een politieambtenaar of toezichthouder het bevel worden gegeven zich onmiddellijk in een bepaalde richting te verwijderen.

  • 2.

    Een politieambtenaar of toezichthouder kan een persoon die zich op een krachtens artikel 3:13, tweede lid, aangewezen weg bevindt, in het belang van de openbare orde, de woon- en leefomgeving, het voorkomen of beperken van overlast, de veiligheid, de zedelijkheid of de gezondheid van prostituees of klanten bevelen zich onmiddellijk in een door hem aangegeven richting te verwijderen.

  • 3.

    Met het oog op de in het tweede lid genoemde belangen kan de burgemeester aan een persoon aan wie ten minste eenmaal een bevel als bedoeld in dat lid is gegeven een bevel geven zich gedurende een bepaalde termijn niet op te houden op krachtens artikel 3:13, tweede lid, aangewezen wegen.

  • 4.

    De burgemeester beperkt het in het derde lid bedoelde bevel, als hij dat in verband met de persoonlijke omstandigheden van de betrokkene noodzakelijk oordeelt.

Afdeling 4. Overige bepalingen

 

Artikel 3:15 Verbodsbepalingen klanten

  • 1.

    Het is een klant verboden seksuele handelingen te verrichten met een prostituee van wie hij weet of redelijkerwijs moet vermoeden dat zij werkzaam is voor of bij een exploitant aan wie geen vergunning voor een prostitutiebedrijf is verleend.

  • 2.

    Het is verboden op of aan de weg of op, aan of in een andere voor publiek toegankelijke plaats gebruik te maken van de diensten van een prostituee.

  • 3.

    Het verbod, bedoeld in het tweede lid, geldt niet in een seksinrichting waarvoor een vergunning is verleend en op of aan de op grond van artikel 3:13, tweede lid, aangewezen wegen.

Artikel 3:16 Tentoonstellen, aanbieden en aanbrengen van erotisch-pornografische goederen, afbeeldingen en dergelijke

  • 1.

    Het is de rechthebbende op een onroerende zaak verboden daarin of daarop goederen, opschriften, aankondigingen, gedrukte of geschreven stukken dan wel afbeeldingen van erotisch-pornografische aard openlijk tentoon te stellen, aan te bieden of aan te brengen als de burgemeester aan de rechthebbende heeft bekendgemaakt dat de wijze van tentoonstellen, aanbieden of aanbrengen daarvan, de openbare orde of de woon- en leefomgeving in gevaar brengt.

  • 2.

    Het eerste lid is niet van toepassing op het tentoonstellen, aanbieden of aanbrengen van goederen, opschriften, aankondigingen, gedrukte of geschreven stukken dan wel afbeeldingen, die dienen tot het openbaren van gedachten en gevoelens, bedoeld in artikel 7, eerste lid, van de Grondwet.

Artikel 3:17 Sekswinkels

Het is de rechthebbende op een onroerende zaak verboden daarin een sekswinkel te exploiteren in door het college in het belang van de openbare orde of de woon- en leefomgeving aangewezen gebieden of delen van de gemeente.’

 

BG. De tekst van opschrift ‘Afdeling 1 geluidhinder en verlichting’ wordt vervangen door: Afdeling 1. Voorkomen of beperken geluidhinder en hinder door verlichting

 

BH. In artikel 4:10 wordt het opschrift ‘Begripsbepalingen’ vervangen door: Definities.

 

BI. Artikel 4:11 wordt als volgt gewijzigd:

  • a.

    In het eerste lid wordt ‘beschermingswaardige’ vervangen door: beschermenswaardige;

  • b.

    In het tweede lid wordt ‘vergunning’ vervangen door: omgevingsvergunning.

BJ. Artikel 4:13 wordt als volgt gewijzigd:

  • a.

    In het eerste lid, onder c, wordt ‘indien’ vervangen door: voor zover;

  • b.

    In het derde lid wordt ‘krachtens de Wet ruimtelijke ordening of door of krachtens de Provinciale Verordening’ vervangen door: door of krachtens de Wet ruimtelijke ordening of de Provinciale Ruimtelijke Verordening, Provincie Utrecht 2009.

BK. In het tweede lid van artikel 4:15 wordt ‘Het eerste lid’ vervangen door: Het verbod.

 

BL. In artikel 4:17 wordt het opschrift ‘Begripsbepaling’ vervangen door ‘Definitie’;

 

BM. Artikel 4:18 wordt als volgt gewijzigd:

  • a.

    In het derde lid vervalt ‘als bedoeld in het eerste lid’;

  • b.

    Het vierde lid wordt als volgt gewijzigd:

    • 1.

      In de aanhef vervalt de punt na ‘artikel 1:8’ en wordt voor de dubbele punt aan het slot van de aanhef ingevoegd: de bescherming van;

    • 2.

      In de onderdelen a en b vervalt ‘de bescherming van’.

  • c.

    Het vijfde lid vervalt.

BN. Artikel 4:19 wordt als volgt gewijzigd:

  • a.

    In het eerste lid wordt ‘Het verbod van artikel 4:18, eerste lid’ vervangen door: Artikel 4:18, eerste lid,;

  • b.

    In het tweede lid wordt ‘artikel 4:18, vierde lid, onder a en b’ vervangen door: in artikel 4:18, vierde lid.

BO. De tekst van opschrift ’Afdeling 1 Parkeerexcessen wordt vervangen door: Afdeling 1 Parkeerexcessen en stopverbod.

 

BP. Artikel 5:1 vervalt.

 

BQ. Artikel 5:2 wordt als volgt gewijzigd:

  • a.

    Het opschrift komt te luiden:

    Artikel 5:2 Voertuigen van autobedrijf e.d.

  • b.

    Aan het eerste lid, onder a, wordt na de puntkomma ingevoegd: of;

  • c.

    Aan het tweede lid, onder a, wordt na de puntkomma ingevoegd: of.

BR. Artikel 5:7 wordt als volgt gewijzigd:

  • a.

    Het opschrift wordt vervangen door:

    Artikel 5:7 Reclamevoertuigen

  • b.

    In het eerste lid vervalt de komma na ‘een aanduiding van handelsreclame’.

BS. Artikel 5:8 wordt als volgt gewijzigd:

  • a.

    Het opschrift wordt vervangen door:

    Artikel 5:8 Grote voertuigen

  • b.

    In het tweede lid wordt ‘waar dit parkeren’ vervangen door: waar dit;

  • c.

    Het derde en vierde lid worden vervangen door:

    • 3.

      Het eerste en tweede lid zijn niet van toepassing op campers, kampeerauto’s, caravans en kampeerwagens, voor zover deze voertuigen niet langer dan drie achtereenvolgende dagen op de weg worden geplaatst of gehouden.

    • 4.

      Het tweede lid is voorts niet van toepassing op werkdagen van maandag tot en met vrijdag, dagelijks van 08.00 tot 18.00 uur.

  • d.

    In het vijfde lid wordt ‘van de in het eerste en tweede lid gestelde verboden ontheffing verlenen’ vervangen door: ontheffing verlenen van de verboden.

BU. Artikel 5:9 wordt als volgt gewijzigd:

  • a.

    Het opschrift wordt vervangen door:

    Artikel 5:9 Uitzichtbelemmerende voertuigen

  • b.

    In het tweede lid wordt ‘geldt niet gedurende de tijd die nodig is voor’ vervangen door: is niet van toepassing gedurende de tijd die nodig is.

BV. Artikel 5:10 komt te luiden:

 

Artikel 5:10 Parkeren of laten stilstaan van voertuigen anders dan op de rijbaan

  • 1.

    Het is verboden een voertuig te parkerenof te laten stilstaan op een door het college aangewezen, niet tot de rijbaan behorend weggedeelte.

  • 2.

    Het verbod is niet van toepassing op voertuigen die worden gebruikt voor werkzaamheden in opdracht van een bestuursorgaan of openbaar lichaam.

BW. Artikel 5:11 wordt als volgt gewijzigd:

  • a.

    In het tweede lid wordt ‘door of vanwege de overheid; en’ vervangen door ‘in opdracht van een bestuursorgaan of openbaar lichaam;’

  • b.

    Het vierde lid vervalt.

BX. Artikel 5:13 wordt als volgt gewijzigd:

  • a.

    Aan het opschrift wordt na ‘goederen’ ingevoegd: of leden- en donateurwerving;

  • b.

    In het eerste lid wordt na ‘aan te bieden’ ingevoegd: , dan wel in het openbaar leden of donateurs te werven als daarbij te kennen wordt gegeven of de indruk wordt gewekt dat de opbrengst geheel of ten dele voor een liefdadig of ideëel doel is bestemd;

  • c.

    Het tweede lid wordt vervangen door:

    • 2.

      Onder een inzameling als bedoeld in het eerste lid wordt mede verstaan het aanvaarden van geld of goederen bij het aanbieden van diensten of goederen, waartoe ook worden gerekend geschreven of gedrukte stukken, als daarbij te kennen wordt gegeven of de indruk wordt gewekt dat de opbrengst geheel of ten dele voor een liefdadig of ideëel doel is bestemd.

  • d.

    In het derde lid wordt na ‘inzameling’ ingevoegd: of werving.

BY. Artikel 5:14 wordt als volgt gewijzigd:

  • a.

    In het opschrift wordt ‘Begripsbepaling’ vervangen door ‘Definitie’.

BZ. Artikel 5:17 wordt als volgt gewijzigd:

  • a.

    In het opschrift wordt ‘Begripsbepaling’ vervangen door ‘Definitie’

  • 3.

    In het derde lid, onder a, wordt ‘artikel 160, eerste lid, aanhef en onder h, van de Gemeentewet’ vervangen door: artikel 160, eerste lid, aanhef en onder g, van de Gemeentewet.

CA. Artikel 5:18, derde lid, wordt vervangen door:

  • 3.

    Onverminderd het bepaalde in artikel 1:8 kan de vergunning worden geweigerd als:

    • a.

      de standplaats hetzij op zichzelf, hetzij in verband met de omgeving niet voldoet aan redelijke eisen van welstand; of

    • b.

      een kwantitatieve of territoriale beperking als gevolg van bijzondere omstandigheden in de gemeente of in een deel van de gemeente noodzakelijk is in verband met een dwingende reden van algemeen belang.

CB. In het opschrift van afdeling 6 Openbaar water, wordt na ‘Openbaar water’ ingevoegd: en waterstaatswerken.

 

CC. Artikel 5:24 wordt als volgt gewijzigd:

  • a.

    In het eerste lid vervalt ‘in verband met de veiligheid op het openbaar water’;

  • b.

    In het vierde lid vervalt ‘in het eerste lid’ en wordt na ‘het Binnenvaartpolitiereglement,’ ingevoegd: de Wet beheer rijkswaterstaatwerken.

CD. Artikel 5:25 wordt als volgt gewijzigd:

  • a.

    In het opschrift wordt ‘woonschepen en overige vaartuigen’ vervangen door: vaartuigen.

  • b.

    In het tweede lid, onder a wordt ‘het aanzien van de gemeente’ vervangen door: het uiterlijk aanzien van de gemeente;

  • c.

    In het derde lid vervalt ‘in het eerste lid’ en wordt na ‘wordt voorzien door’ ingevoegd: de Woningwet, de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

  • d.

    Er worden twee nieuwe leden na lid 3 ingevoegd:

    • 4.

      Het college kan aan de rechthebbende op een vaartuig aanwijzingen geven met betrekking tot het innemen, veranderen of gebruik van een ligplaats in het belang van de openbare orde, volksgezondheid, veiligheid, de milieuhygiëne en het uiterlijk aanzien van de gemeente.

    • 5.

      De rechthebbende op een vaartuig is verplicht alle door het college gegeven aanwijzingen met betrekking tot het innemen, veranderen of gebruik van een ligplaats op te volgen.

CE. Artikel 5:26 vervalt.

 

CF. Artikel 5:27 vervalt.

 

CG. Artikel 5:31A vervalt.

 

CH. Artikel 5:32 wordt als volgt gewijzigd:

  • a.

    In het eerste lid, wordt na ‘met een motorvoertuig of een bromfiets’ ingevoegd: te crossen buiten wedstrijdverband,;

  • b.

    Het tweede lid wordt als volgt gewijzigd:

    • 1.

      In de aanhef wordt ‘Het verbod van het eerste lid’ vervangen door: Het verbod, vervalt ‘daarbij’ en wordt voor de dubbele punt aan het slot ingevoegd ‘in het belang van’.

    • 2.

      In de onderdelen a, b en c vervalt ‘in het belang van’;

  • c.

    In het derde lid wordt ‘Het verbod in het eerste lid’ vervangen door: Het verbod en wordt ‘de Wet milieubeheer’ vervangen door: de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, het Besluit omgevingsrecht, de Zondagswet.

CI. Artikel 5:33 wordt als volgt gewijzigd:

  • a.

    In het tweede lid, aanhef, vervalt ‘van het eerste lid’ en ‘daarbij’ en wordt voor de dubbele punt aan het slot ingevoegd: in het belang van.

  • b.

    In het derde lid vervalt in de aanhef ‘in het eerste lid’ en wordt in onderdeel a voor ‘Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990’ ingevoegd: van het’;

  • c.

    In het vierde lid vervalt in de aanhef ‘in het eerste lid gestelde’ ;

  • d.

    In het vijfde lid vervalt ‘in het eerste lid gestelde’ ;

  • e.

    Het zesde lid vervalt.

CJ. De tekst van opschrift ’Afdeling 8 Verbod vuur te stoken’ wordt vervangen door: Afdeling 8. Vuurverbod.

 

CK. Artikel 5:34 wordt als volgt gewijzigd:

  • a.

    In het tweede lid vervalt in de aanhef ‘er’ en wordt in onderdeel b ‘indien’ vervangen door: voor zover;

  • b.

    In het derde lid wordt ' dit’ vervangen door ‘het;

  • c.

    In het vijfde lid wordt ‘onder 1 of 3’ vervangen door: onder 1˚ of 3˚.

  • d.

    Het zesde lid vervalt.

CL. De tekst van opschrift ‘Afdeling 9 verstrooiing van as’ wordt vervangen door: Afdeling 9. Asverstrooiing

 

CM. Artikel 5:35 wordt als volgt gewijzigd:

  • a.

    In het opschrift wordt ‘Begripsbepaling’ vervangen door ‘Definitie’.

CN. In artikel 5:36, derde lid, wordt ‘het verbod uit het eerste lid, behoudens de gemeentelijke begraafplaats’ vervangen door ‘het verbod, bedoeld in het eerste lid, onder a’.

 

CO. Artikel 6:1 wordt als volgt gewijzigd:

  • a.

    In het eerste lid wordt ‘op grond van artikel 1:4 daarbij gegeven voorschriften’ vervangen door: de daarbij op grond van artikel 1:4 gegeven voorschriften;

CP. In de artikelen 2:6, vijfde lid, 2:63, vierde lid, 2:64, zesde lid, 5:2, vijfde lid, 5:3, derde lid, 5:6, vijfde lid, 5:7, derde lid, 5:8, zesde lid, 5:16, vierde lid en 5:36, vierde lid, wordt ‘Op de ontheffing’ vervangen door: Op de aanvraag om een ontheffing.

 

CQ. In de artikelen 2:9, vierde lid, 2:11, vijfde lid, 2:39, vierde lid, 2:72A, derde lid, 5:13, vierde lid, en 5:18, vierde lid, wordt ‘Op een vergunning’ vervangen door: Op een aanvraag om een vergunning.

 

CR. In de artikelen 2:24, eerste lid, onder b, en 5:14, tweede lid, onder b, wordt ‘artikel 160, eerste lid, onder h, van de Gemeentewet’ vervangen door: artikel 160, eerste lid, aanhef en onder g, van de Gemeentewet.

 

CS. In artikel 2:29A, eerste lid, onder b wordt ‘3’ vervangen door: 6.

Artikel II Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de dag na de bekendmaking.

Artikel III Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: zesde wijziging Algemene Plaatselijke Verordening Veenendaal

Vastgesteld in de openbare vergadering van 10 mei 2021

mevrouw drs. F.A. van Hooijdonk

griffier

de heer K.J.G. Kats

voorzitter

Naar boven