Financiële verordening gemeente Bladel 2021

De raad van de gemeente Bladel;

 

gelezen het voorstel R20.159 van burgemeester en wethouders van 4 januari 2021;

 

gelet op artikel 212 van de Gemeentewet en het Besluit Begroting en Verantwoording provincies en gemeenten;

 

overwegende dat het gewenst is om kaders te scheppen voor het financieel beleid en beheer die in de dagelijks (bestuurs)-praktijk goed hanteerbaar zijn;

 

besluit:

 

vast te stellen de volgende verordening:

 

Financiële verordening gemeente Bladel 2021

 

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsbepaling

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    afdeling: een door het college aangewezen organisatie-eenheid

  • b.

    netto schuld per inwoner: bruto schuld minus de omvang van de geldelijke bezittingen gedeeld door het aantal inwoners op 31 december van het begrotingsjaar. Onder bruto schuld wordt verstaan het totaal van langlopende leningen, kortlopende schulden, crediteurenvorderingen en overlopende passiva. Onder geldelijke bezittingen wordt verstaan het totaal van leningen aan deelnemingen, leningen aan overige verbonden partijen, leningen aan derden, langlopende uitzettingen, kortlopende uitzettingen, debiteurenvorderingen, liquide middelen en overlopende activa;

  • c.

    inkomsten: totaal van de baten voor onttrekkingen van reserves;

  • d.

    overheidsbedrijf: onderneming met privaatrechtelijke rechtspersoonlijkheid, niet zijnde een personenvennootschap met rechtspersoonlijkheid, waarin een publiekrechtelijke rechtspersoon, al dan niet tezamen met een of meer andere publiekrechtelijke rechtspersonen, in staat is het beleid te bepalen of een onderneming in de vorm van een personenvennootschap, waarin een publiekrechtelijke rechtspersoon deelneemt;

  • e.

    administratie: het systematisch verzamelen, vastleggen, verwerken en verstrekken van informatie ten behoeve van het besturen, functioneren en beheersen van de gemeentelijke organisatie en de verantwoording die daarover moet worden afgelegd;

  • f.

    hoofdtaakveld: een beleidsmatig thematisch samenstel van een aantal samenhangende taakvelden;

  • g.

    BBV: Besluit Begroting en Verantwoording provincies en gemeenten.

 

Hoofdstuk 2 Begroting en verantwoording

Artikel 2 Hoofdtaakveld indeling

  • 1.

    De raad stelt bij aanvang van iedere raadsperiode een thematische indeling voor die raadsperiode vast. De thema’s zijn ingedeeld conform de hoofdtaakvelden zoals beschreven in de BBV.

  • 2.

    De raad stelt bij aanvang van iedere raadsperiode op voorstel van het college de taakvelden per hoofdtaakveld vast.

  • 3.

    De raad stelt op voorstel van het college per hoofdtaakveld relevante indicatoren vast. Het voorstel van het college bevat ten minste de verplichte beleidsindicatoren, bedoeld in artikel 25, tweede lid, onder a, van het BBV.

     

Artikel 3 Inrichting begroting en jaarstukken

  • 1.

    In de begroting en jaarrekening worden onder elk van de hoofdtaakvelden weergegeven:

    a. het overzicht van lasten en baten en eventuele toevoegingen en onttrekkingen reserves en

    b. het saldo van de lasten minus de baten.

  • 2.

    Onderdeel van de begroting vormt het investeringsplan voor het onderhavige begrotingsjaar en de drie daarop volgende jaren.

  • 3.

    Bij de uiteenzetting van de financiële positie in begroting wordt in aanvulling op het bepaalde in artikel 20 en artikel 21 van het BBV inzicht gegeven in de ontwikkeling van de schuldpositie als gevolg van de begroting, de meerjarenramingen en de investeringen.

  • 4.

    In de jaarrekening wordt van de investeringen en meerjarige projecten de uitputting van de geautoriseerde investeringskredieten en de actuele raming van de totale uitgaven weergegeven.

  • 5.

    In de jaarrekening wordt verwerkt dat de werkelijke exploitatiesaldo’s van riolering, afvalverwijdering, duurzaamheid, ruimtelijke kwaliteit buitengebied en de vervangingen van sportmaterieel gemuteerd worden met de bijbehorende voorziening of reserve.

  • 6.

    In het overzicht van de incidentele baten en lasten worden per hoofdtaakveld alle posten vanaf € 10.000,- afzonderlijk gespecificeerd.

     

Artikel 4 Uitgangspunten begroting (financiële kaders)

Het college biedt de raad een nota aan met daarin de financiële kaders voor de begroting voor het volgende begrotingsjaar en de meerjarenraming.

 

Artikel 5 Autorisatie begroting en investeringskredieten

  • 1.

    De raad autoriseert met het vaststellen van de begroting de totale lasten en de totale baten per hoofdtaakveld, de (beoogde) toevoegingen en onttrekkingen aan de reserves en de overzichten overhead en algemene dekkingsmiddelen en onvoorzien.

  • 2.

    Bij de begrotingsbehandeling worden nieuwe investeringen, waarvoor reeds politieke kaderstelling aanwezig is op basis van door de raad vastgestelde beheerplannen, beleidsnotities en/of besluiten en (uitbreidings)investeringen gericht op de interne bedrijfsvoering en ramingen van geringe omvang worden met het vaststellen van de financiële positie geautoriseerd (A-rubricering).

    Voor de overige nieuwe investeringen (B-rubricering) geeft de raad aan voor welke nieuwe investeringen hij op een later tijdstip een apart voorstel voor autorisatie van het investeringskrediet wil ontvangen.

  • 3.

    Het college informeert de raad vooraf als ze verwacht dat de lasten de geautoriseerde lasten of de investeringsuitgaven de geautoriseerde investeringskredieten dreigen te overschrijden of de baten de geautoriseerde baten dreigen te onderschrijden.

  • 4.

    Bij de behandeling van de tussentijdse rapportages in de raad doet het college voorstellen voor het wijzigen van de geautoriseerde budgetten en de investeringskredieten en het bijstellen van het beleid.

  • 5.

    Voor de investeringen die niet in de begroting zijn opgenomen, legt het college vooraf, voor het aangaan van verplichtingen, een investeringsvoorstel met en een voorstel voor het autoriseren van een investeringskrediet en de daarbij behorende dekking aan de raad voor.

  • 6.

    Voorstellen voor budgetoverheveling worden getoetst aan de volgende criteria:

  • a. Beleidsinhoudelijke noodzaak en de ruimte dient op het betreffende beschikbaar gestelde budget in het begrotingsjaar nog aanwezig te zijn;

  • b. Inbedding in de werkplanning/jaarplan van het nieuwe jaar;

  • c. De overheveling heeft betrekking op incidentele budgetten;

  • d. De betreffende budgetten mogen voor één jaar worden overgeheveld naar het nieuwe boekjaar;

  • e. Het minimumbedrag voor de overheveling bedraagt € 10.000,- per post.

 

Artikel 6 Tussentijdse rapportage en informatie

1. Het college informeert de raad tweemaal per jaar door middel van tussentijdse rapportages (perspectiefnota en najaarsnota) over de realisatie van de begroting van de gemeente.

2. De tussenrapportages bevatten een uiteenzetting over de uitvoering en de bijstelling van het beleid en een overzicht met de bijgestelde raming van:

  • a. de baten en de lasten per hoofdtaakveld;

  • b. de overzichten van overhead en de algemene dekkingsmiddelen;

  • c. het totale saldo van de baten en de lasten volgend uit de onderdelen a en b;

  • d. de (beoogde) toevoegingen en onttrekkingen aan reserves per hoofdtaak-veld; en

  • e. het resultaat, volgend uit de onderdelen c en d.

3. In deze rapportages wordt in ieder geval de stand van zaken van grondexploitaties aangegeven en wordt de relatie tussen hoofdtaakveld, planning en risico’s inzichtelijk gemaakt.

4. In de tussenrapportages worden afwijkingen op de oorspronkelijke ramingen van de baten en de lasten groter dan € 10.000,- en van investeringskredieten groter dan € 50.000,- toegelicht.

 

 

Artikel 7 EMU-saldo

Wanneer het Rijk de gemeente bericht dat alle gemeenten samen het collectieve aandeel van gemeenten in het EMU-tekort, bedoeld in artikel 3, zesde lid, van de Wet houdbare overheidsfinanciën, hebben overschreden, informeert het college de raad of een aanpassing van de begroting nodig is. Als het college een aanpassing nodig acht, doet het college een voorstel voor het wijzigen van de begroting.

 

Artikel 8 Informatieplicht

Het college besluit niet over het verstrekken van leningen, waarborgen en garanties groter dan € 25.000,- dan nadat de raad is geïnformeerd over het voornemen hiertoe en in de gelegenheid is gesteld zijn wensen en bedenkingen ter kennis van het college te brengen. Er worden geen garanties of geldleningen verstrekt beneden € 25.000,-.

 

Hoofdstuk 3 Financieel beleid

Artikel 9 Waardering en afschrijving vaste activa

De activering, waardering en afschrijving van vaste activa wordt geregeld in de nota activeren, waarderen en afschrijven van vaste activa, die periodiek aan de raad ter vaststelling wordt aangeboden.

 

Artikel 10 Reserves en voorzieningen

De vorming en besteding van reserves en voorzieningen wordt geregeld in de nota reserves en voorzieningen, die periodiek aan de raad ter vaststelling wordt aangeboden.

 

Artikel 11 Grondexploitatie

  • 1.

    Bij de jaarrekening wordt tussentijds winst genomen uit grondexploitaties waarvan het resultaat betrouwbaar kan worden ingeschat én de grond is verkocht én de kosten zijn gerealiseerd. Indien aan deze voorwaarden wordt voldaan dan wordt volgens de percentage of completion (POC) methode winst genomen volgens de formule: % kosten-realisatie x % opbrengstrealisatie.

  • 2.

    Kosten van onderzoek en ontwikkeling bij grondexploitaties blijven uiterlijk 5 jaar geactiveerd staan. Binnen die periode worden zij bij realisering van het actief overgeboekt naar het betreffende actief of bij niet realiseren van het actief doch uiterlijk na 5 jaar afgeboekt ten laste van het jaarresultaat.

     

Artikel 12 Kostprijsberekening

  • 1.

    Voor het bepalen van de geraamde kostprijs van goederen, werken en diensten van de gemeente, die worden geleverd aan overheidsbedrijven en derden, wordt een stelsel van kostentoerekening gehanteerd. Bij de kostentoerekening worden naast de directe kosten alleen die indirecte kosten betrokken die rechtstreeks samenhangen met de door de gemeente verleende diensten.

  • 2.

    Bij de directe kosten worden betrokken de bijdragen aan en onttrekkingen van voorzieningen voor de noodzakelijke vervanging van de betrokken activa en de kapitaallasten van de in gebruik zijnde activa. Voor de rechten en heffingen waarmee kosten in rekening worden gebracht, worden daarbij ook de compensabele belasting over de toegevoegde waarde (BTW) en de gederfde kosten van het kwijtscheldingsbeleid betrokken.

  • 3.

    De indirecte kosten bestaan uit de overheadkosten en de renteomslag.

  • 4.

    Voor de toerekening van de overheadkosten worden de overheadkosten die kunnen worden betrokken in de aangifte vennootschapsbelasting, binnen het taakveld overhead apart geadministreerd en voor de belastingaangifte aan de kostprijs van de vennootschapsbelastingplichtige activiteiten toegerekend.

  • 5.

    Voor de toerekening van de overheadkosten aan de kostprijs van rechten en heffingen waarmee kosten in rekening worden gebracht, en van goederen, werken, diensten die worden geleverd aan overheidsbedrijven en derden, voor zover dat niet activiteiten als bedoeld in het derde en vierde lid betreffen, geschiedt op basis van een opslag met een vast percentage. Het percentage wordt vastgesteld met de formule:

    (totale kosten overhead / omvang totale toegerekende personeelslasten inclusief totale kosten overhead) x 100%.

  • 6.

    Voor de inzet van materiele activa worden naast directe kosten, indirecte kosten en afschrijvingskosten, de rente voor de financiering van het actief toegerekend. De om-slagrente voor de rentetoerekening van de kapitaallasten wordt jaarlijks bij de begroting vastgesteld. De uitkomst van dit percentage van de omslagrente wordt op een half procent afgerond. Hiervoor worden de instructies van de rijksoverheid en relevante wet- en regelgeving gevolgd.

  • 7.

    In afwijking van het zesde lid wordt bij een verstrekte lening voor de bepaling van de rentekosten van de inzet van vreemd vermogen in de kostprijs uitgegaan van de rente van de lening die voor de financiering van de verstrekte lening is aangetrokken. Deze rente wordt verhoogd met een opslag voor het debiteurenrisico.

 

Artikel 13 Prijzen economische activiteiten

  • 1.

    Voor de levering van goederen, diensten of werken aan overheidsbedrijven en derden en met welke bijbehorende activiteiten de gemeente in concurrentie met marktpartijen treedt, wordt tenminste de geraamde integrale kostprijs in rekening gebracht. Bij afwijking doet het college vooraf voor elk van deze activiteiten afzonderlijk een voorstel voor een raadsbesluit, waarin het publiekbelang van de activiteit wordt gemotiveerd.

  • 2.

    Het college doet vooraf aan het verstrekken van een lening of garantie groter dan € 25.000,- aan derden een voorstel voor een raadsbesluit, waarin het publieke belang van de lening of garantie wordt gemotiveerd.

  • 3.

    Bij het verstrekken van kapitaal door de gemeente aan overheidsbedrijven en derden gaat het college uit van een vergoeding van tenminste de geraamde integrale kosten van de verstrekte middelen. Bij afwijking doet het college vooraf een voorstel voor een raadsbesluit, waarin het publiek belang van de kapitaalverstrekking wordt gemotiveerd.

  • 4.

    Raadbesluiten met de motivering van het publiekbelang als bedoeld in de vorige leden zijn niet nodig als sprake is van:

  • a. leveringen van goederen, diensten of werken en het verstrekken van leningen, garanties en kapitaal aan andere overheden voor zover deze leveringen en verstrekkingen zijn bedoeld voor de uitoefening van de publieke taak door die andere overheid;

  • b. een bevoordeling van activiteiten in het kader van een bij wet opgedragen publiekrechtelijke taak;

  • c. een bevoordeling van activiteiten in het kader van een toegekend bijzonder of uitsluitend recht waarvoor prijsvoorschriften gelden;

  • d. een bevoordeling van sociale werkplaatsen;

  • e. een bevoordeling van onderwijsinstellingen;

  • f. een bevoordeling van publieke media-instellingen; en

  • g. een bevoordeling die valt onder de reikwijdte van de staatssteunregels van het Werkingsverdrag van de Europese Unie en daarmee verenigbaar is.

 

Artikel 14 Vaststelling hoogte belastingen, rechten, heffingen

Het college doet de raad jaarlijks een voorstel voor de hoogte van de gemeentelijke tarieven voor belastingen, rechten en heffingen.

 

Artikel 15 Financieringsfunctie

Het college neemt bij de uitvoering van de financieringsfunctie de richtlijnen in acht welke zijn vastgelegd in het geldende Treasurystatuut.

 

Hoofdstuk 4 Financiële organisatie en financieel beheer

Artikel 16 Administratie

De administratie is zodanig van opzet en werking, dat zij in ieder geval dienstbaar is voor:

  • a.

    het sturen en het beheersen van activiteiten en processen in de gemeente als geheel en in de afdelingen;

  • b.

    het verstrekken van informatie over ontwikkelingen in de omvang van de vaste activa, voorraden, vorderingen, schulden en contracten;

  • c.

    het verschaffen van informatie over uitputting van de toegekende budgetten en investeringskredieten en voor het maken van kostencalculaties;

  • d.

    het verschaffen van informatie over indicatoren met betrekking tot de gemeentelijke productie van goederen en diensten en de maatschappelijke effecten van het gemeentelijke beleid;

  • e.

    het afleggen van verantwoording over de rechtmatigheid, de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het gevoerde bestuur in relatie tot de gestelde beleidsdoelen, de begroting en relevante wet- en regelgeving; en

  • f.

    de controle van de registratie van gegevens als zodanig en van de daaraan ontleende informatie, alsmede voor de controle op de rechtmatigheid, de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het gevoerde bestuur in relatie tot de gestelde beleidsdoelen, de begroting en relevante wet- en regelgeving.

 

Artikel 17 Financiële organisatie

Het college draagt zorgt voor:

  • a.

    een eenduidige indeling van de gemeentelijke organisatie en een eenduidig toewijzing van de gemeentelijke taken aan de afdelingen;

  • b.

    een adequate scheiding van taken, functies, bevoegdheden, verantwoordelijkheden;

  • c.

    de verlening van mandaten en volmachten voor het aangaan van verplichtingen ten laste van de toegekende budgetten en investeringskredieten;

  • d.

    de interne regels voor taken en bevoegdheden, de verantwoordingsrelaties en de bijbehorende informatievoorziening van de financieringsfunctie;

  • e.

    de te maken afspraken met de afdelingen over de te leveren prestaties, de daarvoor beschikbare middelen en de wijze en frequentie van rapportage over de voortgang van de activiteiten en uitputting van middelen;

  • f.

    de kostenverdeelsleutels voor het eenduidig toewijzen van de lasten en baten aan de taakvelden;

  • g.

    het beleid en de interne regels voor de inkoop en de aanbesteding van goederen, werken en diensten;

  • h.

    het beleid en de interne regels voor de steunverlening en de toekenning van subsidies aan ondernemingen en instellingen; en

  • i.

    het beleid en de interne regels voor het voorkomen van misbruik en oneigenlijk gebruik van gemeentelijke regelingen en eigendommen, opdat aan de eisen van rechtmatigheid, controle en verantwoording wordt voldaan,

opdat aan de eisen van rechtmatigheid, controle en verantwoording wordt voldaan.

 

Artikel 18 Interne controle

Het college zorgt ten behoeve van het getrouwe beeld van de jaarrekening, bedoeld in artikel 213, derde lid, onder a van de Gemeentewet, en de rechtmatigheid van de baten en lasten en de balansmutaties, bedoeld in artikel 213, derde lid, onder b van de Gemeentewet, voor de jaarlijkse interne toetsing van de getrouwheid van de informatieverstrekking en de rechtmatigheid van de beheershandelingen. Bij afwijkingen neemt het college maatregelen tot herstel.

 

Hoofdstuk 5 Slotbepalingen

Artikel 19 Intrekking eerdere verordening en inwerkingtreding

  • 1.

    De Financiële verordening 2019, vastgesteld bij raadsbesluit van 21 maart 2019, nummer R19.001.75 wordt ingetrokken.

  • 2.

    De verordening blijft van toepassing op de jaarrekening en het jaarverslag en bijbehorende stukken van het begrotingsjaar voorafgaand aan het jaar waarin deze inwerking treedt.

  • 3.

    Deze verordening treedt in werking op de 8e dag na bekendmaking en werkt terug tot en met 1 januari 2021 met dien verstande dat zij van toepassing is op de begroting, de jaarstukken en bijbehorende stukken vanaf het begrotingsjaar 2021.

 

Artikel 20 Citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald als ‘Financiële verordening gemeente Bladel 2021’.

 

Aldus vastgesteld in zijn openbare vergadering van 25 maart 2021.

 

De raad voornoemd,

de griffier, J. van der Wiel

de voorzitter, ir. R.P.G. Bosma

Naar boven