het college van burgemeester en wethouders van gemeente Blaricum;
gelet op het bepaalde in de artikelen 1:3 en 4:81 tot en met 4:84 van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 5.34, zesde lid, onder b, van de Algemene Plaatselijke verordening Blaricum 2020;
overwegende dat:
- het op grond van de Algemene plaatselijke verordening Blaricum (2020) (hierna: APV) verboden is vuur aan te leggen, te stoken of te hebben voor koken, bakken en braden (barbecueën) op het Voorland Stichtse Brug;
- in de periode tussen 1 april en 1 oktober geen ontheffing mogelijk is voor dat verbod;
- op grond van de APV voor het koken, bakken en braden (barbecueën) tussen 1 oktober en 1 april op het Voorland Stichtse Brug een ontheffing dient te worden aangevraagd bij het college;
- het verbod om te koken, bakken en braden (barbecueën) op het Voorland Stichtse Brug in de APV is opgenomen met het oog op het voorkomen van overlast voor andere bezoekers, vervuiling en brandgevaar (natuurbrand);
- op grond van artikel 5.34, zesde lid, onder a, APV het gebruik van de door de gemeente geplaatste vaste barbecues is uitgezonderd van het verbod te koken, bakken en braden (barbecueën) op het Voorland Stichtse brug;
- er gebruik mag worden gemaakt van deze door de gemeente geplaatste vaste barbecues, mits er geen sprake is van gevaar, overlast of hinder voor de omgeving;
- het college op grond van artikel 5:34, zesde lid, onder b, APV regels kan stellen voor het gebruik van de door de gemeente geplaatste vaste barbecues;
- met het stellen van regels wordt beoogd onjuist gebruik van de door de gemeente geplaatste vaste barbecues tegen te gaan;
- het wenselijk wordt geacht dat gemeentelijk toezichthouders in staat worden gesteld om tegen onjuist gebruik van de door de gemeente geplaatste vaste barbecues op te treden;