Gemeenteblad van Medemblik
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Medemblik | Gemeenteblad 2021, 149816 | Verordeningen |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Medemblik | Gemeenteblad 2021, 149816 | Verordeningen |
Verordening van de gemeenteraad van de gemeente Medemblik houdende regels omtrent beschermd erfgoed en regels voor activiteiten in de fysieke leefomgeving (Verordening fysieke leefomgeving Medemblik 1ste tranche)
De raad van de gemeente Medemblik;
gelezen het bijbehorend voorstel van het College van burgemeester en wethouders van Medemblik d.d. 9 februari 2021;
de Omgevingswet in werking treedt op 1 januari 2022;
op grond van die Wet de regels die toezien op de fysieke leefomgeving opgenomen worden in het definitieve Omgevingsplan;
de regels die toezien op de fysieke leefomgeving niet worden opgenomen in het tijdelijke omgevingsplan bij de inwerkingtreding van de Omgevingswet;
de gemeente op 1 januari 2022 conform de Omgevingswet dient te werken;
gelet op de gemeentelijke praktijk vanaf 1 januari 2022 het wenselijk is de regels, die toezien op de fysieke leefomgeving in diverse gemeentelijke verordeningen in één verordening bijeen te brengen en deze in tranches vast te stellen;
Voorwoord met betrekking tot de verordening
De gemeente Medemblik bereidt zich voor op de Omgevingswet. Daartoe worden de regels over de fysieke leefomgeving uit diverse Medemblikse verordeningen samengebracht in één nieuwe verordening als tussenstap naar het toekomstige omgevingsplan. Dit gebeurt stapsgewijs en in tranches.
In deze 1ste tranche zijn de relevante regels uit 8 verordeningen opgenomen. De regels in deze verordeningen kunnen onder de huidige wetgeving niet worden opgenomen in bestemmingsplannen, omdat de regels niet de ruimtelijke ordening betreffen. Na inwerkingtreding van de Omgevingswet zal deze verordening en de bestemmingsplannen (gefaseerd) worden verwerkt tot het omgevingsplan van de gemeente Medemblik.
Een gemeentelijke verordening is een op gemeentelijk niveau vastgesteld algemeen verbindend voorschrift. Met andere woorden plaatselijke (juridische) regels die voor iedereen gelden. De belangrijkste en meest omvattende gemeentelijke verordening is de Algemene plaatselijke verordening.
Daar komt nu de Verordening fysieke leefomgeving bij, maar doordat er artikelen uit de Algemene plaatselijke verordening en de Beheersverordening begraafplaatsen worden gehaald en opgenomen in de Verordening fysieke leefomgeving en daarnaast 6 verordeningen in zijn geheel worden opgenomen in de Verordening fysieke leefomgeving, wordt deze verordening de meest omvattende verordening van de gemeente.
Dit komt de leesbaarheid niet ten goede en daarom is er een uitgebreide toelichting toegevoegd ter verduidelijking van de vele artikelen die in de Verordening fysieke leefomgeving zijn opgenomen.
Het is aan te raden om eerst de toelichting bij de Verordening fysieke leefomgeving Medemblik 1ste tranche te lezen en dan de verordening zelf, zodat er een goed beeld kan worden gevormd hoe de Verordening fysieke leefomgeving Medemblik 1ste tranche is opgebouwd en tot stand is gekomen.
Wat zijn de (afwegings)kaders?
Bij het invoegen van activiteiten uit de Algemene plaatselijke verordening in de Verordening fysieke leefomgeving wordt als eerste de vraag beantwoord of deze activiteiten ook thuishoren in deze verordening.
In de Verordening fysieke leefomgeving moeten in ieder geval de regels worden opgenomen over activiteiten ten gevolge waarvan onderdelen van de fysieke leefomgeving worden gewijzigd. Een aantal regels mogen niet worden opgenomen in de Verordening fysieke leefomgeving.
In het Omgevingsbesluit is een lijst opgenomen met voorschriften op grond van de Gemeentewet die hoofdzakelijk worden gesteld met het oog op de handhaving van de openbare orde en (openbare) veiligheid en over financiële regels.
Met artikel 2.1 van het Omgevingsbesluit is de “moet” en “mag niet” lijst vastgesteld. De derde categorie betreft onderwerpen die geregeld mogen worden in de Verordening fysieke leefomgeving, dat zijn de onderwerpen die bijvoorbeeld over het gebruik van de fysieke leefomgeving gaan.
Ook artikel 1.2, 1.4 en 2.4 van de Omgevingswet geven kaders over datgene wat in een Verordening fysieke leefomgeving kan worden opgenomen. Artikel 1.4 van de Omgevingswet heeft tot gevolg dat onderwerpen die in een andere wet uitputtend zijn geregeld, niet in de Verordening fysieke leefomgeving kunnen worden opgenomen.
Denk bijvoorbeeld aan het reguleren van parkeervakken, de grondslag hiervoor is te vinden in de Wegenverkeerswet (en is daarmee uitputtend).
De Verordening fysieke leefomgeving 2de tranche wordt vóór 1 januari 2022 vastgesteld.
Juridische regels worden toepasbaar gemaakt
In 2de tranche van de Verordening fysieke leefomgeving worden deze juridische regels vereenvoudigd en toepasbaar gemaakt om de vragenbomen in de DSO te vullen. Het toepasbaar maken van juridische regels zijn begrijpelijke vertalingen van juridische regels voor zowel de gebruiker als voor de software.
Het toepasbaar maken van juridische regels lijkt op het spel Wie is het? Daarbij komt men aan de hand van een aantal vragen – Moet ik een vergunning aanvragen als ik een boom ga kappen? Welke informatie moet ik aanleveren als ik een vergunning wil vragen? Welke maatregelen moet ik treffen? _ aan de juiste relevante informatie van de initiatiefnemer om een vergunningscheck te doen, het juiste aanvraagformulier af te geven en de te nemen maatregelen te kunnen benoemen.
In de tweede tranche en volgende van de VFL worden, zoals hierboven is vermeld, de regels zoveel mogelijk vereenvoudigd en toepasbaar gemaakt voor de vragenbomen in het DSO.
Van de VNG verschijnen er tot eind 2023 modelverordeningen die zijn opgenomen in de VFL en waarvan de regels vereenvoudigd en toepaspaar zijn gemaakt en die de huidige juridische regels in de VFL gaan vervangen.
Vanaf de tweede tranche van de verordening kan er een dereguleringsslag worden gemaakt door regels te schrappen en te laten vallen onder de algemene zorgplicht of onder de specifieke zorgplichten in de Verordening fysieke leefomgeving. Door dit in de 1ste tranche niet te doen blijft de Verordening fysieke leefomgeving herkenbaar, leesbaar en behapbaar.
De Verordening fysieke leefomgeving 2de tranche wordt vóór 1 januari 2022 vastgesteld.
Om een beeld te geven van de complexiteit van de implementatie van de Omgevingswet is bijlage 4 toegevoegd.
HOOFDSTUK 1 Algemene bepalingen
Bijlage 1 bij deze verordening bevat begripsbepalingen voor de toepassing van deze verordening en de daarop berustende bepalingen.
Deze verordening geeft regels over aanwijzingen van beschermd erfgoed en regels voor activiteiten in de fysieke leefomgeving die gaan vallen onder de reikwijdte van de Omgevingswet en die niet mogen worden opgenomen in een bestemmingsplan.
Hoofdstuk 2 Algemene regels voor de instandhouding, bescherming, onderhoud en beheer fysieke leefomgeving
Artikel 2.1 Doel van de regels
Het doel van dit hoofdstuk is om algemene regels te redigeren voor de instandhouding, het behoud en de bescherming van de fysieke leefomgeving.
Iedereen dient bij zijn activiteiten voldoende zorg voor de fysieke leefomgeving in acht te nemen en toe te staan dat maatregelen getroffen worden om de fysieke leefomgeving te beschermen en te behouden.
Artikel 2.3 (Specifieke) zorgplicht voor toestand object op openbare plaats
Degene die een object heeft geplaatst op een openbare plaats, houdt het in goede staat en ruimt het op zodra de activiteit waarvoor het geplaatst is wordt gestaakt.
Artikel 2.4 (Specifieke) zorgplicht staat bestaande gebouwen
Degene die weet of redelijkerwijs kan vermoeden dat de staat van het bouwwerk tot gevaar voor de gezondheid of veiligheid kan leiden of ernstige afbreuk kan doen aan de kwaliteit van de leefomgeving, is verplicht alle maatregelen te nemen die redelijkerwijs kunnen worden gevraagd om dat gevaar te voorkomen of niet te laten voortduren.
Artikel 2.5 (Specifieke) zorgplicht gebruik gebouwen
Degene die een bouwwerk gebruikt en weet of redelijkerwijs kan vermoeden dat dit gebruik tot gevaar voor de gezondheid of veiligheid kan leiden of ernstige afbreuk kan doen aan de kwaliteit van de leefomgeving, is verplicht alle maatregelen te nemen die redelijkerwijs kunnen worden gevraagd om dat gevaar te voorkomen of niet te laten voortduren.
Degene die weet of redelijkerwijs kan vermoeden dat zijn handelen of nalaten in, op of aan een bouwwerk overlast of hinder veroorzaakt of kan veroorzaken voor de omgeving is verplicht alle maatregelen te nemen die redelijkerwijs kunnen worden gevraagd om die overlast of hinder te voorkomen of niet te laten voortduren. Het gaat daarbij in elk geval om overlast of hinder door:
Artikel 2.6 (Specifieke) zorgplicht bouw- en sloopwerkzaamheden
Degene die een bouw- of sloopactiviteit verricht en weet of redelijkerwijs kan vermoeden dat de werkzaamheden kunnen leiden tot beschadiging of belemmering van wegen, van in de weg gelegen werken en van andere al dan niet roerende zaken op een aangrenzend perceel of op een aan het bouw- of sloopterrein grenzende openbare weg, openbaar water of openbaar groen, is verplicht alle maatregelen te nemen die redelijkerwijs kunnen worden gevraagd om de beschadiging of belemmering te voorkomen of niet te laten voortduren.
Artikel 2.7 (Specifieke) zorgplicht staat en gebruik open erven en terreinen
De eigenaar of degene die uit anderen hoofde bevoegd is tot het heffen van voorzieningen aan het open erf of terrein en weet of redelijkerwijs kan vermoeden dat de staat van het open erf of terrein tot gevaar voor de gezondheid of de veiligheid kan leiden of ernstige afbreuk kan doen aan de kwaliteit van de leefomgeving, is verplicht alle maatregelen te nemen die redelijkerwijs kunnen worden gevraagd om dat gevaar te voorkomen of niet te laten voortduren.
Degene die een open erf of terrein gebruikt en weet of redelijkerwijs kan vermoeden dat dit gebruik tot gevaar voor de gezondheid of de veiligheid kan leiden of ernstige afbreuk kan doen aan de kwaliteit van de leefomgeving, is verplicht alle maatregelen te nemen die redelijkerwijs kunnen worden gevraagd om dat gevaar te voorkomen of niet te laten voortduren.
Degene die weet of redelijkerwijs kan vermoeden dat zijn handelen of nalaten op een open erf of terrein overlast of hinder veroorzaakt of kan veroorzaken voor de omgeving is verplicht alle maatregelen te nemen die redelijkerwijs kunnen worden gevraagd om de overlast of hinder te voorkomen of niet te laten voortduren. Het gaat daarbij in elk geval om overlast of hinder door:
Artikel 2.8 (Specifieke) zorgplicht erfgoed (monumenten en archeologie)
Degene die een rijksmonument of een andere activiteit die een rijksmonument of een voor beschermd rijksmonument betreft, verricht en weet of redelijkerwijs kan vermoeden dat die activiteit kan leiden tot het beschadigen of vernielen van een rijksmonument of een voor beschermd rijksmonument is verplicht alle maatregelen te nemen die redelijkerwijs van diegene kunnen worden gevraagd om deze beschadiging of vernieling te voorkomen.
Artikel 2.10 (Specifieke) zorgplicht voor toestand van sloten en wateren
De eigenaar van een perceel draagt er voldoende zorg voor dat de sloten en andere wateren op het perceel geen gevaar, nadeel voor de gezondheid of hinder oplevert voor derden.
Artikel 2.11 (Specifieke) zorgplicht voor toestand niet openbare riolen en putten buiten gebouwen.
De eigenaar van een gebouw draagt voldoende zorg voor de niet openbare riolen en putten buiten gebouwen. Deze mogen zich niet bevinden in een toestand die gevaar oplevert voor de veiligheid, nadeel voor de gezondheid of hinder voor de gebruikers van de gebouwen of voor derden.
Artikel 2.12 (Specifieke) zorgplicht brandveilig gebruik van bouwwerken
Degene die weet of redelijkerwijs kan vermoeden dat als gevolg van het gebruik één van de volgende situaties kan ontstaan, is verplicht alle maatregelen te nemen die redelijkerwijs kunnen worden gevraagd om te voorkomen dat:
Artikel 2.13 (Specifieke) zorgplicht voorkomen van de verspreiding van moeilijk te bestrijden planten
De eigenaren, pachters, gebruikers en beheerders van de rechthebbenden en toezichthouders op de binnen de gemeente gelegen openbare plaatsen zijn verplicht die zich op die gronden bevindende akkermelkdistels, akkerdistels, brandnetels, fluitenkruid, krulzuring, Jacobs Kruiskruid en reuzenberenklauwen voordat deze gaan bloeien te bestrijden.
Artikel 2.14 Meldplicht bij brand of broei
Eenieder die brand of broei ontdekt of deze vermoedt is verplicht dit onmiddellijk aan de brandweer te melden.
Artikel 2.16 Algemeen verbod oplaten van ballonnen
Het is verboden ballonnen op te laten. Onder ballonnen wordt verstaan alle soorten ballonnen en wenslantaarns en soortgelijke objecten die zonder sturing wegdrijven.
Hoofdstuk 4 Aanwijzing van gemeentelijk monument, gemeentelijk archeologisch monument, beschermd stads- of dorpsgezicht
Artikel 4.1 Doel van aanwijzen gemeentelijk cultureel erfgoed
Het doel van de regels in dit hoofdstuk van deze verordening is het behouden en beschermen van (onroerend) cultureel erfgoed dat van bijzondere cultuurhistorische of wetenschappelijke betekenis of van uitzonderlijke schoonheid is en dat onvervangbaar is. Door de aanwijzing als gemeentelijk monument, archeologisch monument of beschermd stads- of dorpsgezicht krijgt het betreffende erfgoed een beschermde status.
Artikel 4.6 Voorlopige aanwijzing als gemeentelijk monument
In een spoedeisend geval kunnen burgemeester en wethouders een monument of archeologisch monument voorlopig aanwijzen als gemeentelijk monument of als gemeentelijk archeologisch monument. In afwijking van artikel 4.2 wordt in dat geval aan de adviescommissie als bedoeld in artikel 1.8 van deze verordening advies gevraagd over de vastgestelde voorlopige aanwijzing als gemeentelijk monument of gemeentelijk archeologisch monument.
Artikel 4.7 Wijziging, intrekking en vervallen van de aanwijzing als gemeentelijk monument
Een aanwijzing vervalt met ingang van de dag waarop het (archeologisch) monument waarop de aanwijzing betrekking heeft, wordt aangewezen als rijks (archeologisch) monument of provinciaal (archeologisch) monument. Het vervallen wordt verwerkt in het gemeentelijk erfgoedregister, zodra de gemeente hiervan de afschriften heeft ontvangen.
Artikel 4.8 Aanwijzing als beschermd gemeentelijk stads- en/of dorpsgezicht
De gemeenteraad kan een stads- en/of dorpsgezicht aanwijzen als beschermd gemeentelijk stads- en/of dorpsgezicht, wanneer een groep van onroerende zaken van algemeen belang zijn wegens hun schoonheid, onderlinge ruimtelijke of structurele samenhang, hun wetenschappelijke of cultuurhistorische waarde en zich in deze groep één of meer monumenten bevinden.
Artikel 4.9 Wijziging, intrekking en vervallen van de aanwijzing als beschermd gemeentelijk stads- en/of dorpsgezicht
De gemeenteraad kan de aanwijzing als bedoeld in artikel 4.8 wijzigen of intrekken Artikel 4.8 tweede lid en derde lid is hierop van overeenkomstige toepassing, tenzij het een aanpassing van ondergeschikte betekenis betreft of het stads- en/of dorpsgezicht waarop de aanwijzing betrekking heeft teniet is gegaan.
Een aanwijzing vervalt met ingang van de dag waarop de aanwijzing betrekking heeft en wordt aangewezen als beschermd rijks stads- en/of dorpsgezicht of als beschermd provinciaal stads- en/of dorpsgezicht. Het vervallen wordt verwerkt in het gemeentelijk erfgoedregister zodra de gemeente hiervan de afschriften heeft ontvangen.
Hoofdstuk 5 Regels voor activiteiten
Artikel 5.2 Verbod tot bouwen op verontreinigde bodem
Het verbod is niet van toepassing als burgemeester en wethouders aan de omgevingsvergunning voor het bouwen van het betrokken bouwwerk voorschriften en beperkingen verbinden waarmee naar hun oordeel uit het bodemonderzoeksrapport, als bedoeld in artikel 2.4 van de Regeling omgevingsrecht, uit andere onderzoeksresultaten of uit het goedgekeurde bodemsaneringsplan, als bedoeld in artikel 39 van de Wet bodembescherming blijkt dat daarmee de bodem geschikt kan worden gemaakt voor het bouwen van een bouwwerk.
De plicht tot het indienen van een onderzoeksrapport als bedoeld in artikel 2.4, onder d van de Regeling omgevingsrecht, geldt niet indien het bouwen betrekking heeft op een bouwwerk dat naar aard en omvang gelijk is aan een bouwwerk als genoemd in het Besluit omgevingsrecht, artikelen 2 en 3 van bijlage II. Deze verwijzing geldt niet voor de hoogtebepalingen in het Besluit omgevingsrecht artikelen 2 en 3 van bijlage II.
Het college van burgemeester en wethouders staat een geheel of gedeeltelijk afwijken van de plicht tot het indienen van een onderzoeksrapport bedoeld in artikel 2.4, onder d, van de Regeling omgevingsrecht toe, indien voor toepassing van artikel 2.4.1 bij het college van burgemeester en wethouders reeds bruikbare recente onderzoeksresultaten beschikbaar zijn.
Het college van burgemeester en wethouders kan gedeeltelijk afwijken van de plicht tot het indienen van een onderzoeksrapport als bedoeld in artikel 2.5, onder d van de Regeling omgevingsrecht toestaan voor een bouwwerk met een beperkte instandhoudingstermijn, als bedoeld in artikel 2.23 Wabo en van het Besluit omgevingsrecht, indien uit het in NEN 5725, vigerende uitgave, bedoelde vooronderzoek naar het historisch gebruik en naar de bodemgesteldheid blijkt, dat de locatie onverdacht is dan wel de gerezen verdenkingen een volledig veldonderzoek volgens NEN 5740, vigerende uitgave, niet rechtvaardigen.
Artikel 5.4 Vangnet archeologie
Het is verboden de bodem te verstoren in een archeologisch monument of een gebied waar archeologische vondsten worden verwacht als in het daar vigerende bestemmingsplan niet is voldaan aan artikel 3.1.6, vijfde lid, van het Besluit ruimtelijke ordening, tenzij:
het de verstoring betreft van een archeologisch monument of verwachtingsgebied dat is aangegeven op de gemeentelijke archeologische waarden- en verwachtingenkaart, de provinciale archeologische monumentenkaart of de landelijke indicatieve kaart van archeologische waarden en het verrichten van de activiteiten geen strijd oplevert met door het college van burgemeester en wethouders vastgestelde regels over de toegestane mate van verstoring;
de activiteit plaatsvindt op basis van een deugdelijke beschrijving van de wijze waarop met de in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden en in de grond aanwezige of te verwachten monumenten rekening wordt gehouden en onevenredige schade voor archeologische waarden wordt voorkomen, of een vooronderzoek is overlegd waarin de archeologische waarde van het te verstoren terrein naar het oordeel van het college van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld en waaruit blijkt dat:
Artikel 5.5 Aanwijsbevoegdheid Interferentiegebieden
Het college van burgemeester en wethouders is bevoegd interferentiegebieden aan te wijzen en vast te stellen. Ook is het college van burgemeester en wethouders bevoegd de grenzen van een interferentiegebied te wijzigen en opnieuw vast te stellen. Dit ter voorkoming van interferentie tussen gesloten of open bodemenergiesystemen onderling of anderszins ter bevordering van een doelmatig gebruik van bodemenergie.
Afdeling 5.3 Ondergrondse infrastructuur
Artikel 5.8 Instemmingsvereiste
Voor het verrichten van spoedeisende werkzaamheden of werkzaamheden van niet ingrijpende aard is geen instemmingsbesluit, als bedoeld in het eerste lid, noodzakelijk, maar kan worden volstaan met een door burgemeester en wethouders goedgekeurde melding. De raad is bevoegd om redenen van veiligheid delen van het grondgebied aan te wijzen waarvoor het voorgaande niet van toepassing is.
Behoudens in geval van spoedeisende werkzaamheden zijn bij weersomstandigheden, waarbij de uitvoering van de werkzaamheden tot overlast of gevaar voor de bewoners en/of schade voor de gemeente kan leiden, burgemeester en wethouders bevoegd een breekverbod in te stellen. De vaststelling dat er sprake is van deze weersomstandigheden is een bevoegdheid van burgemeester en wethouders.
Tijdens de door de gemeente vergunde evenementen geldt altijd een breekverbod. De termijnen zoals bedoeld in het derde en vierde lid worden automatisch verlengd met de periode van het breekverbod. Uiterlijk een dag voor beëindiging van het breekverbod, zullen burgemeester en wethouders de betrokken uitvoerende partij(en) hierover informeren.
Artikel 5.9 Aanvragen en melden
Als de werkzaamheden ook betrekking hebben op openbare gronden van een andere gedoogplichtige of grondeigenaar dan de gemeente en/of als er een aanvraag voor een vergunning al dan niet bij een ander bestuursorgaan op grond van een andere wet is ingediend, dan stelt de aanvrager burgemeester en wethouders hiervan op de hoogte.
Spoedeisende werkzaamheden moeten voorafgaand aan de aanvang van de werkzaamheden gemeld worden bij burgemeester en wethouders of bij een daartoe door hen gemachtigd ambtenaar. Als een melding vooraf niet mogelijk is, moet de melding uiterlijk binnen een werkdag na de aanvang van de uitvoering gemotiveerd worden gedaan.
Artikel 5.12 (Mede)gebruik van voorzieningen
Op verzoek van burgemeester en wethouders wordt bij de werkzaamheden zoveel mogelijk (mede)gebruik gemaakt van bestaande, hetzij door overige netbeheerders dan wel door of in opdracht van burgemeester en wethouders aangelegde, voorzieningen voor zover dit technisch en economisch haalbaar is en medegebruik geen belemmering vormt voor de veiligheid, toegankelijkheid en leveringszekerheid.
De netbeheerder stelt burgemeester en wethouders onverwijld en schriftelijk in kennis van het in of uit gebruik nemen van een kabel en/of leiding. Dit geldt ook als een kabel en/of leiding niet langer ten dienste staat van een netwerk in of op openbare gronden. Burgemeester en wethouders kunnen hiervoor een overzicht van alle (niet) in gebruik zijnde kabels en/of leidingen verlangen.
Artikel 5.18 Toezicht en handhaving
Indien burgemeester en wethouders vaststellen dat de verplichtingen van deze verordening niet zijn nagekomen, kunnen burgemeester en wethouders besluiten handhavend op te treden dan wel legalisatie achteraf van de ontstane situatie verlangen met inachtneming van de bepalingen zoals vastgelegd in de Algemene wet bestuursrecht. Indien blijkt dat de uitgevoerde werkzaamheden zijn gemeld maar dat hiervoor een instemmingsbesluit is vereist, is dit artikel van overeenkomstige toepassing.
Afdeling 5.4 Hemel- en grondwater
Artikel 5.19 Plicht tot afkoppelen
Bij het veranderen van een bestaand hoofdgebouw op een perceel geldt:
het college kan een gebied aanwijzen waarbinnen het verboden is een hemelwaterafvoerleiding aan te sluiten of aangesloten te houden op het openbaarvuilwaterriool. Eenzelfde gebiedsaanwijzing kan door het college worden gedaan ten aanzien van het vrijkomende grondwater bij drainage, oppompen of andere vormen van onttrekkingen
Afdeling 6.1 Geurhinder (veehouderijen)
Artikel 6.1 Aanwijzing gebieden
Als deelgebied A van het grondgebied als bedoeld in artikel 6, tweede en derde lid van de Wet geurhinder en veehouderij (verder Wgv) wordt aangewezen de gebieden binnen de bebouwde kom, gesplitst in een deelgebied A1 (woongebieden met een stedelijk karakter) en een deelgebied A2 (woongebieden met een landelijk karakter).
Artikel 6.2 Andere waarden voor de afstand
Onverminderd bestaande rechten krachtens de milieuwetgeving geldt in afwijking van artikel 4.1 van de Wgv een afstand tussen een rundveehouderij met meer dan 200 stuks rundvee en een geurgevoelig object zoals weergegeven in onderstaande tabel:
Indien meer dan 350 stuks rundvee (exclusief bijbehorend jongvee) worden gehouden, moeten de afstanden in de laatste kolom voor iedere verhoging met maximaal 50 stuks rundvee met 25 meter worden vergroot.
Artikel 6.3 Aanwijzing collectieve festiviteiten
De voorwaarden met betrekking tot de verlichting ten behoeve van sportbeoefening in de buitenlucht als bedoeld in artikel 3.148, eerste lid, van het Activiteitenbesluit milieubeheer gelden niet voor door het college per kalenderjaar aan te wijzen collectieve festiviteiten gedurende de daarbij aan te wijzen dagen of dagdelen.
Op de dagen als bedoeld in het eerste lid, dient het ten gehore brengen van extra muziek, hoger dan de geluidsnorm als bedoeld in de artikelen 2.17, 2.17a, 2.19, 2.19a en 2.20 van het Activiteitenbesluit milieubeheer en artikel 6.6 van deze verordening, uiterlijk om 00.00 uur beëindigt dan wel het tijdstip zoals opgenomen in de ontheffingsvoorschriften op grond van artikel 2:29, lid 3 van de Algemene plaatselijke verordening, te worden beëindigd.
Artikel 6.4 Aanwijzing incidentele festiviteiten
Het is een inrichting in de kern Medemblik toegestaan op maximaal 6 dagen of dagdelen incidentele festiviteiten per kalenderjaar te houden, waarbij de geluidsnormen als bedoeld in de artikelen 2.17, 2.17a, 2.19, 2.19a en 2.20 van het Activiteitenbesluit milieubeheer en artikel 6.6 van deze verordening niet van toepassing zijn, mits de houder van de inrichting ten minste tien werkdagen voor de aanvang van de festiviteit het college daarvan in kennis heeft gesteld.
Het is een inrichting toegestaan om tijdens maximaal 12 dagen of dagdelen incidentele festiviteiten per kalenderjaar de verlichting langer aan te houden ten behoeve van sportactiviteiten waarbij artikel 3.148, eerste lid, van het Activiteitenbesluit milieubeheer niet van toepassing is, mits de houder van de inrichting ten minste tien werkdagen voor de aanvang van de festiviteit daarvan het college in kennis heeft gesteld.
Op de dagen als bedoeld in het eerste lid dient het ten gehore brengen van extra muziek - hoger dan de geluidsnorm als bedoeld in de artikelen 2:17, 2:19 en 2:20 van het Besluit en artikel 6.6 van deze verordening uiterlijk om 00.00 uur dan wel het tijdstip zoals is opgenomen in de ontheffingsvoorschriften op grond van artikel 2:29 lid 3 van de Algemene plaatselijke verordening te worden beëindigd.
Het college van burgemeester en wethouders kunnen nadere regels stellen ter voorkoming of beperking van geluidshinder bij collectieve- of incidentele festiviteiten.
Artikel 6.6 Het ten gehore brengen van onversterkte muziek
Artikel 6.7 Geluidhinder door geluidsapparaat, machine of handelingen in de openlucht.
Het verbod is niet van toepassing voor zover in het onderwerp wordt voorzien door de Wet geluidhinder, de Zondagswet, de Wet openbare manifestaties, het Vuurwerkbesluit, het Activiteitenbesluit milieubeheer, het Bouwbesluit 2012 of bij een besluit waar specifieke regels zijn gesteld over de maximaal toegestane geluidsbelasting.
Artikel 6.8 Geluidhinder door motorvoertuigen en bromfietsen
Het is verboden buiten een inrichting zich met een motorvoertuig of een bromfiets zodanig te gedragen, dat daardoor voor een omwonende of overigens voor de omgeving geluidhinder ontstaat.
Artikel 6.9 Overige geluidhinder
Het college kan terreinen of wateren aanwijzen waar het verbod niet van toepassing is op het in werking hebben van bepaalde in de aanwijzing aangewezen categorieën van geluidsapparaten, toestellen of machines, voor zover wordt voldaan aan de door het college vast te stellen voorschriften ter voorkoming of beperking van geluidhinder.
Artikel 6.10 Ter beschikking stellen van consumentenvuurwerk tijdens de verkoopdagen
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning in de uitoefening van een bedrijf of nevenbedrijf consumentenvuurwerk ter beschikking te stellen dan wel voor het ter beschikking stellen aanwezig te houden.
Afdeling 6.5 Ontsiering en stankoverlast
Artikel 6.16 Verbod hinderlijke of gevaarlijke reclame
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning op of aan een onroerende zaak handelsreclame te maken of te voeren door middel van een opschrift, aankondiging of afbeelding waardoor er ernstige hinder ontstaat voor de omgeving of waardoor het verkeer in gevaar komt.
Artikel 7.2 Hinderlijke beplanting of gevaarlijk voorwerp
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning beplanting of een voorwerp aan te brengen of te hebben op zodanige wijze dat er een onveilige fysieke leefomgeving ontstaat, het wegverkeer het vrije uitzicht wordt belemmerd of dat er op een andere wijze voor het wegverkeer hinder of gevaar ontstaat.
Artikel 7.3 Aanleggen, beschadigen en veranderen van een weg
Het is verboden zonder of in afwijking van een vergunning van burgemeester en wethouders een weg aan te leggen, de verharding daarvan op te breken, in een weg te graven of te spitten, aard en breedte van de wegverharding te veranderen of anderszins verandering te brengen in de wijze van aanleg van een weg.
Artikel 7.5 Voorwerpen op, in of boven openbaar water
Het is in verband met de veiligheid op het openbaar water verboden een voorwerp, niet zijnde een vaartuig, op, in of boven openbaar water te plaatsen, aan te brengen of te hebben, als dit door zijn omvang of vormgeving, constructie of plaats van bevestiging gevaar oplevert voor de bruikbaarheid van het openbaar water of voor het doelmatig en veilig gebruik daarvan, dan wel een belemmering vormt voor het doelmatig beheer en onderhoud van het openbaar water.
Het is verboden een voor het redden van drenkelingen bestemd en daartoe bij het water aangebracht voorwerp te gebruiken voor een ander doel dan wel voor dadelijk gebruik ongeschikt te maken.
Afdeling 7.3 Het bewaren van houtopstanden
Artikel 7.12a Acuut gevaar, spoedeisend belang
Het eerste lid van artikel 7.12 is niet van toepassing als het bevoegd gezag toestemming verleent voor het vellen van een houtopstand in verband met spoedeisend belang voor de openbare orde of een acuut gevaar voor personen of goederen.
Artikel 7.12c Herplant- en instandhoudingsplicht
Indien een, op grond van artikel 7.12 van deze verordening, beschermde houtopstand zonder vergunning van het bevoegd gezag is geveld, dan wel op ernstige wijze is beschadigd waardoor deze in het voortbestaan wordt bedreigd kan het bevoegd gezag de verplichting tot herplant opleggen.
Deze herplant moet uitgevoerd worden overeenkomstig de door hen te geven specificaties en aanwijzingen binnen een door hen te stellen termijn. Deze verplichting wordt opgelegd aan:
Artikel 7.13 Bestrijding van boomziekten
Indien zich op een terrein één of meer houtopstanden bevinden die naar het oordeel van het bevoegd gezag gevaar opleveren van verspreiding van een boomziekte of voor vermeerdering van de ziekteverspreiders zoals bacteriën, schimmels en insecten, is de rechthebbende, indien hij daartoe door het bevoegd gezag is aangeschreven, verplicht binnen de bij de aanschrijving vast te stellen termijn:
Het is verboden gevelde houtopstand(en) of delen daarvan voorhanden of in voorraad te hebben of te vervoeren, indien het een boomsoort betreft die de desbetreffende boomziekte kan verspreiden. Indien er voor de betreffende boomziekte landelijke erkende protocollen zijn opgesteld moet volgens dit protocol worden gehandeld.
Artikel 7.13b Afstand van de erfgrenslijn
De afstand als bedoeld in artikel 5:42, lid 2 van het Burgerlijk Wetboek wordt vastgesteld op 0,5 meter voor bomen en op nihil voor heggen en heesters indien het bomen, heggen en heesters betreft op of aan de openbare weg of een openbaar water, grenzende aan een ander erf.
Afdeling 7.5 Markten en standplaatsen
Artikel 7.16 Standplaatsvergunning
Het is verboden een standplaats op een markt in te nemen zonder vergunning van het college.
Voor de toewijzing van een standplaats komt uitsluitend in aanmerking een handelingsbekwaam natuurlijk persoon die de leeftijd van 18 jaar heeft bereikt en een aanvraag voor een vergunning heeft ingediend bij het college.
Artikel 7.19 Intrekking en schorsing vaste standplaatsvergunning
Onverminderd het bepaalde in artikel 7.18 kan het college een vergunning voor een vaste standplaats, al dan niet voorwaardelijk, intrekken dan wel telkens voor ten hoogste vier achtereenvolgende marktdagen schorsen, indien de vergunninghouder of een persoon die hem bijstaat:
Artikel 7.20 Uitsluiting dagplaatshouder of standwerker
Het college kan een vergunninghouder van een dagplaats of een standwerker plaats van de toewijzing van een dagplaats of een standwerker plaats uitsluiten voor ten hoogste vier marktdagen, indien deze:
Artikel 7.21 Onmiddellijke verwijdering
Onverminderd het bepaalde in artikel 125 van de Gemeentewet kan het college een vergunninghouder gelasten zich onmiddellijk van de markt te verwijderen indien hij:
Met het toezicht op de naleving van het bepaalde van de artikelen over de markt zijn belast de marktmeester en de bij besluit van het college aangewezen personen.
Losse bloemen, planten, kransen en dergelijke kunnen, wanneer zij verwelkt zijn, door de beheerder worden verwijderd. Linten, siervazen en dergelijke voorwerpen worden gedurende dertien weken ter beschikking gehouden van de rechthebbende of, wanneer deze het een algemeen graf betreft, van de belanghebbende.
Artikel 7.28 Onderhoud door rechthebbende
Indien de rechthebbende nalaat de grafbedekking behoorlijk te onderhouden of te herstellen, kan het college de hiervoor in aanmerking komende voorwerpen of zo nodig de gehele grafbedekking doen verwijderen. Het verwijderde blijft gedurende dertien weken ter beschikking van de rechthebbende of de gebruiker en vervalt daarna aan de gemeente, zonder dat deze tot enige vergoeding verplicht is.
De verwijdering vindt niet plaats dan nadat het college de rechthebbende door middel van een verklaring schriftelijk op de hoogte heeft gesteld van de toestand van de grafbedekking. Wanneer het adres van de rechthebbende niet bekend is maakt het college de verklaring bij de ingang van de begraafplaats op het mededelingenbord bekend. Bij hegraf wordt een verwijzing naar de mededeling aangebracht.
Het college kan de rechthebbende per aanschrijving verplichten een beschadiging aan de grafbedekking te herstellen binnen de door het college gestelde termijn indien de beschadiging zodanig is dat deze naar het oordeel van het college het uiterlijk aanzien van de begraafplaats schaadt of indien de beschadiging van de grafbedekking gevaar op levert voor derden;
Het is verboden op enig terrein, geen weg zijnde, met een motorvoertuig of een bromfiets een wedstrijd dan wel, ter voorbereiding van een wedstrijd of buiten wedstrijdverband een trainings- of proefrit te houden of te doen houden dan wel daaraan deel te nemen, dan wel een motorvoertuig of een bromfiets met het kennelijke doel daartoe aanwezig te hebben.
Artikel 7.35 Verontreiniging door honden en paarden
De eigenaar of houder van een hond of paard is verplicht er zorg voor te dragen dat de uitwerpselen onmiddellijk worden verwijderd:
buiten de bebouwde kom op een gedeelte van de weg dat bestemd is of mede bestemd voor het verkeer van voetgangers en op een voor het publiek toegankelijke en als zodanig ingerichte kinderspeelplaats, zandbak, speelweide of voor recreatief gebruik beschikbare terreinen of op een door het college aangewezen plaats.
Het verbod in het eerste lid, aanhef en onder b, is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door het Provinciaal wegenreglement en/of op een afstand van ten hoogste zes meter vanaf de korven of kasten een afscheiding noodzakelijk is om het laag in- en uitvliegen van de bijen te voorkomen.
Artikel 7.37 Opslag voertuigen, vaartuigen, mest, afvalstoffen en dergelijke
Het is verboden op het door het college in het belang van het uiterlijk aanzien van de gemeente, ter voorkoming of opheffing van overlast dan wel voorkoming van schade aan de openbare gezondheid aangewezen plaatsen, buiten een inrichting in de zin van de Wet milieubeheer, in de openlucht of buiten de weg de volgende voorwerpen of stoffen op te slaan, te plaatsen of aanwezig te hebben:
Hoofdstuk 8 Overige bepalingen
Artikel 8.1 Herziening en vervanging van aangewezen normen, andere voorschriften en wet- en regelgeving
Het bevoegd gezag is bevoegd om rekening te houden met de herziening en vervanging van de Nen-normen, voornormen, praktijkrichtlijnen, andere voorschriften en wet- en regelgeving waarnaar in deze verordening of in de bij deze verordening behorende bijlagen worden verwezen, indien de bevoegde instantie en/of orgaan de betrokken norm, voornorm, praktijkrichtlijn, het voorschrift of de wet- en regelgeving heeft herzien of vervangen en die herziening of vervanging heeft gepubliceerd.
Hoofdstuk 9 Sanctie-, overgangs- en slotbepalingen
Behoudens het bepaalde in de Wet economische delicten worden overtredingen van de artikelen van deze verordening en de op grond van artikel 1.5 daarbij gegeven voorschriften en beperkingen gestraft met een hechtenis van ten hoogste drie maanden of geldboete van de tweede categorie en kan bovendien worden gestraft met openbaarmaking van de rechterlijke uitspraak
Artikel 9.3 Binnentreden woningen
Zij die belast zijn met het toezicht op de naleving of de opsporing van een overtreding van de bij of krachtens deze verordening gegeven voorschriften welke strekken tot handhaving van de openbare orde of veiligheid of bescherming van het leven of de gezondheid van personen, zijn bevoegd tot het binnentreden in een woning zonder toestemming van de bewoner.
Artikel 9.4 Intrekking en vervallenverklaring oude verordeningen
De onderstaande verordeningen worden ingetrokken:
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/gmb-2021-149816.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.