Besluit van de burgemeester van de gemeente Medemblik houdende regels omtrent het opleggen van een gedragsaanwijzing ter bestrijding van ernstig woonoverlast (Nadere regels Wet aanpak woonoverlast)

De burgemeester van de gemeente Medemblik;

 

Overwegende dat het noodzakelijk is beleid te formuleren inzake het opleggen van een gedragsaanwijzing ter bestrijding van ernstig woonoverlast als bedoeld in artikel 151d van de Gemeentewet;

 

Gelet op artikel 151d van de Gemeentewet en artikel 2:79 van de Algemene plaatselijke verordening (APV)

 

BESLUIT:

 

vast te stellen de nadere regels ‘Wet aanpak woonoverlast’.

 

Hoofdstuk 1 algemene bepalingen

Artikel 1 begripsomschrijving

In deze beleidsregels wordt verstaan onder:

  • 1.

    Woonoverlast: ernstige en herhaaldelijke hinder die in, vanuit of in de onmiddellijke nabijheid van een woning of erf kan worden veroorzaakt.

  • 2.

    Ernstige en herhaaldelijke hinder: overlast, in welke vorm dan ook, die naar algemene maatstaven in het maatschappelijk verkeer als ernstig valt te kwalificeren. Met de term ‘herhaaldelijk’ wordt gedoeld op het vereiste dat de ernstige hinder een terugkerend karakter heeft (hetgeen niet noodzakelijkerwijze hetzelfde is als ‘ernstige hinder zonder onderbreking’). De burgmeester geeft derhalve geen toepassing aan de bestuursdwangbevoegdheid op basis van één incident.

  • 3.

    Gedragingen: gedragingen die in of rondom de woning of het erf worden gepleegd. De gedragingen kunnen worden gepleegd door de gebruiker van de woning zelf of door bezoekers, gasten of vrienden van de gebruiker, maar ook door (bijvoorbeeld) diens hond.

  • 4.

    Woning of bij die woning behorende erf: de woning, de rest van het betrokken perceel (zoals een tuin) en de gezamenlijke ruimte binnen een wooneenheid zoals het portiek, de parterretrap, de gezamenlijke buitenruimte enzovoorts.

  • 5.

    Gebruiker van de woning: degene die de woning feitelijk bewoont. De gebruiker hoeft geen huurrechtelijke of eigendomsrechtelijke relatie tot de woning of het erf te hebben en hoeft niet de rechtmatige gebruiker van de woning te zijn. Ook een illegale onderhuurder of een kraker van de woning valt onder dit bestanddeel.

  • 6.

    Andere geschikte wijze: minder ingrijpende middelen conform het subsidiariteitsbeginsel. Te denken valt aan handhaving, hulpverlening, bemiddeling, waarschuwen of een andere maatregel die gericht is op de beëindiging van de overlast.

  • 7.

    Gedragsaanwijzing: een aanwijzing in de vorm van een last onder bestuursdwang of last onder dwangsom, waarin staat welke hinderlijke gedragingen moeten worden beëindigd, binnen welke termijn.

  • 8.

    Belanghebbende: diegene die het in zijn macht heeft om de overlast te beëindigen.

Artikel 2 Uitgangspunt

  • 1.

    De burgemeester legt pas een specifieke gedragsaanwijzing op als de ernstige hinder redelijkerwijs niet op een andere geschikte wijze kan worden tegengegaan. Hiermee wordt tot uitdrukking gebracht dat van onderhavig middel slechts gebruik kan worden gemaakt als ‘ultimum remedium’, indien er geen andere passende en minder ingrijpende instrumenten ter beschikking staan of tevergeefs zijn toegepast. Dit sluit aan bij de vereisten van proportionaliteit en subsidiariteit.

  • 2.

    De burgemeester komt beleidsvrijheid toe in de afweging of er een andere geschikte wijze is om de hinder tegen te gaan.

Hoofdstuk 2 Meldingen

Artikel 3 Wijze van melden

  • 1.

    Diegenen die woonoverlast ondervinden kunnen hiervan melding doen bij de gemeente.

  • 2.

    Indien het woonoverlast betreft waarbij het een woning van een woningcorporatie betreft, kan de overlast worden gemeld bij de woningcorporatie.

  • 3.

    Signalen of meldingen van ernstige woonoverlast kunnen de gemeente via diverse wegen bereiken: via fixi, via decos, per mail, telefonisch, via MMA, via de wijkagent, via het sociaalteam, via de Raadsleden en andere externe partijen.

Artikel 4 Inhoud van de melding

  • 1.

    De melding van woonoverlast moet in ieder geval bevatten:

    • a.

      Het adres van de woning/erf van waaruit de woonoverlast veroorzaakt wordt

    • b.

      De naam/namen van de (vermoedelijke) veroorzaker/veroorzakers

    • c.

      De aard van de overlast

    • d.

      De ernst van de overlast, hoe vaak deze voorkomt en wanneer deze is voorgekomen

    • e.

      Wat de melder heeft ondernomen om de overlast te beëindigen

    • f.

      Voor zover mogelijk de feitelijke gegevens op basis van vastgestelde waarnemingen, metingen, foto- of filmmateriaal ect.

Artikel 5 Procedure huurwoningen woningcorporatie

  • 1.

    Daar waar sprake is van woonoverlast vanuit een huurwoning van een woningcorporatie, is de woningcorporatie in eerste instantie aan zet om de woonoverlast aan te pakken via het huurrecht.

  • 2.

    Indien de woningcorporatie al datgene wat in haar macht ligt heeft gedaan om de woonoverlast te beëindigen en er is nog steeds sprake van overlast, of er ontstaat een urgente situatie, dan kan de woningcorporatie aan de burgemeester verzoeken om zijn bevoegdheid van art. 2:87 APV in te zetten.

  • 3.

    De woningcorporatie dienst eerst zelf geprobeerd te hebben de situatie op te lossen. Dit moet aantoonbaar worden gemaakt middels de onderbouwing van documentatie. Uit deze documentatie moet blijken dat de woningcorporatie en andere verhuurders alle in hun macht behorende stappen hebben genomen.

  • 4.

    In afwijking van lid 1 en 2 kan de burgemeester in het geval dat de openbare orde en veiligheid in gevaar dreigt te komen, direct besluiten een gedragsaanwijzing op te leggen.

Hoofdstuk 3 Afwegingen aanpak woonoverlast

Artikel 6 Psychisch of psychiatrische aandoening bij overlastsituatie

  • 1.

    Indien er psychische of psychiatrische problemen aan de orde zijn, is er een centrale en zwaarwegende rol weggelegd voor de hulpverleningsinstanties.

  • 2.

    Indien de frequentie en de intensiteit van de overlast, eventueel in combinatie met risico’s voor omwonenden, dusdanig groot zijn dat de veiligheid in het geding is en er geen andere mogelijkheden meer zijn, kan de burgemeester een gedragsaanwijzing opleggen.

Artikel 7 Toepassing artikel 2:87 APV

  • 1.

    Alle bekende informatie wordt vastgelegd in een overlastdossier.

  • 2.

    Op basis van de bekende informatie weegt de burgemeester de belangen van alle betrokkenen af.

  • 3.

    Voordat een gedragsaanwijzing wordt gegeven, wordt zo mogelijk eerst gebruik gemaakt van minder ingrijpende middelen zoals buurtbemiddeling, een gesprek met de overlastgever, mediation of hulpverlening.

  • 4.

    Als de minder ingrijpende middelen niet tot het gewenste resultaat hebben geleid, wordt in overleg met de betrokken instanties gezocht naar een ander instrument.

Hoofdstuk 4 Maatregelen

Artikel 8 Waarschuwing

  • 1.

    Als het overlastdossier het rechtvaardigt, stuurt de burgemeester een waarschuwing.

  • 2.

    In de waarschuwing wordt opgenomen welk gedrag of welke gedraging zal moeten worden gestaakt. Daarbij wordt eveneens het opleggen van een gedragsaanwijzing in het vooruitzicht gesteld indien de bedoelde gedragingen niet binnen de gestelde termijn zijn gestaakt.

  • 3.

    De belanghebbende wordt in de gelegenheid gesteld om een zienswijze in te dienen.

Artikel 9 Gedragsaanwijzing

  • 1.

    Indien de gedraging(en) niet zijn gestaakt binnen de termijn die daarvoor gegeven is, geeft de burgemeester een gedragsaanwijzing in de vorm van een last onder bestuursdwang of last onder dwangsom.

  • 2.

    In de gedragsaanwijzing wordt duidelijk en concreet omschreven welke gedraging(en) moet(en) worden gestaakt, binnen welke termijn en wat de gevolgen zijn als niet aan deze last wordt voldaan. De gedragsaanwijzing bevat tevens een beschrijving van de ingezette aanpak om de woonoverlast te beëindigen.

  • 3.

    Een voorbeeld van een gedragsaanwijzing kan zijn: door overlastgever het beperkt aantal bezoekers per dag ontvangen of het muilkorven van een hond, geen luide muziek mag draaien, enzovoorts. De gedragsaanwijzing kan ook een verplichting (gebod) inhouden om psychische of sociale hulp te zoeken of een agressiereductietraining te volgen. Dit overzicht is niet limitatief.

Artikel 10 Tijdelijk aanwezigheidsverbod

De in artikel 9 bedoelde last kan eveneens inhouden een verbod om aanwezig te zijn in of bij de woning of bij het erf van waaruit de gedraging(en) plaatsvinden, voor de duur van tien dagen, bij ernstige vrees voor verdere overtreding te verlengen tot ten hoogste vier weken.

Artikel 11 Spoedprocedure

Indien de aard en mate van de woonoverlast zodanig zijn dat onmiddellijke actie noodzakelijk is kan de burgemeester besluiten om direct over te gaan tot het geven van een gedragsaanwijzing in de vorm van een last onder bestuursdwang of een last onder dwangsom, zonder voorafgaande waarschuwing.

Hoofdstuk 5 Overige bepalingen

Artikel 14 Toezicht en handhaving

Het toezicht op de naleving van de opgelegde last is belegd bij de politie en de toezichthouders van de gemeente Medemblik.

Artikel 15 Afwijkingsbevoegdheid

De burgemeester kan gemotiveerd afwijken van deze nadere regels.

Artikel 16 Citeertitel

Deze nadere regels worden aangehaald als nadere regels Wet aanpak woonoverlast.

Artikel 17 Inwerkingtreding

Deze nadere regels treden in werking op de dag volgend op die van de bekendmaking.

 

Deze regeling treedt in werking op de dag na bekendmaking in het Gemeenteblad.

Aldus besloten door de burgemeester van Medemblik op 13-4-2021,

TOELICHTING

1. Inleiding

Per 1 juli 2017 is de ‘Wet aanpak woonoverlast’ in werking getreden (Stb. 2017, 77). Daarbij is een nieuw artikel 151d Gemeentewet ingevoerd dat onder meer omvat de discretionaire bevoegdheid van de burgemeester tot toepassing van bestuursdwang in de vorm van het geven van een gedragsaanwijzing (uitsluitend) ter bestrijding van ernstige woonoverlast voor omwonenden, veroorzaakt door (een) andere bewoner(s) in de nabije omgeving. De bevoegdheid strekt niet tot handhaving van de openbare orde, maar ziet enkel toe op het in bestuursrechtelijke zin interveniëren in gespannen burenverhoudingen vanwege ernstige hinder in of vanuit een woning of in de onmiddellijke nabijheid ervan.

 

Deze nadere regels voorziet voor de gemeente Medemblik in een nadere invulling van het wetsartikel.

 

De wetgever heeft de term ‘ernstige woonoverlast’ niet nader gedefinieerd en vooral beschreven aan de hand van voorbeelden van gedragingen die kwalificeren als (ernstige) woonoverlast. Het betreft daarmee een vaag containerbegrip met (in beginsel) een ruim toepassingsbereik. Vanwege het context gebonden karakter ervan is het onmogelijk om alle potentiële situaties van ernstige overlast op voorhand limitatief op te sommen. Ook de wijze waarop situaties van ernstige overlast met toepassing van de bestuursdwangbevoegdheid van artikel 151d Gemeentewet effectief kunnen worden aangepakt vergt steeds een maatwerkoplossing die zo goed mogelijk aansluit bij de individuele kenmerken en omstandigheden van de situatie.

 

In deze nadere regels staat om die reden in hoofdlijnen beschreven in welke situaties en onder welke voorwaarden de burgemeester gebruik zal maken van het opleggen van de bestuursrechtelijke herstelsanctie van de gedragsaanwijzing van artikel 151d Gemeentewet. Ter verduidelijking van de te hanteren bestuurlijke gedragslijn beschrijft de nadere regels daartoe eerst enige achtergrond bij de bevoegdheid van artikel 151d Gemeentewet. Vervolgens wordt het procedurele kader geschetst waarbinnen de burgemeester een afweging zal maken of, en zo ja, op welke wijze de bevoegdheid tot het geven van een gedragsaanwijzing wordt toegepast en een concrete invulling krijgt.

 

Aldus beoogt de nadere regels bij te dragen aan enerzijds verduidelijking van de in artikel 151d Gemeentewet en artikel 2:79, eerste lid, van de APV opgenomen zorgplicht van bewoners om geen ernstige hinder voor omwonenden te veroorzaken, en het vereiste van voorzienbaarheid - de mogelijkheid voor inwoners om hun gedrag op de in artikel 2:79, eerste lid, van de APV opgenomen zorgplicht af te stemmen, en aldus bestuursrechtelijk ingrijpen van de burgemeester op grond van artikel 151d Gemeentewet te voorkomen – anderzijds. Van groot belang is dat de bevoegdheid van de burgemeester tot het geven van een gedragsaanwijzing pas aan de orde is, indien de geconstateerde ‘ernstige en herhaaldelijke hinder voor omwonenden’ niet op een andere geschikte wijze kan worden bestreden (artikel 151d, tweede lid, Gemeentewet).

 

Gelet op het karakter van deze nadere regels, kan in bijzondere omstandigheden – via de inherente afwijkingsbevoegdheid van artikel 4:84 Awb - worden afgeweken van de in deze nadere regels beschreven gedragslijn. Tenslotte is bij de toepassing van deze nadere regels van belang te onderkennen dat artikel 151d Gemeentewet een nieuwe bevoegdheid creëert; ten tijde van de vaststelling van deze nadere regels bestaat met andere woorden nog geen bestendige, vaste bestuurlijke gedragslijn.

 

De verwachting is dat de nadere regels niet vaak toegepast kan worden. De nadere regels kan ook een preventieve werking hebben voor de overlastplegers.

 

Na een jaar zal een evaluatie plaatsvinden en wordt de nadere regels zo nodig aangepast.

 

2. Juridisch kader

 

Artikel 151d Gemeentewet luidt als volgt:

 

  • 1.

    De raad kan bij verordening bepalen dat degene die een woning of een bij die woning behorend erf gebruikt of tegen betaling in gebruik geeft aan een persoon die niet als ingezetene met een adres in de gemeente in de basisregistratie personen is ingeschreven, er zorg voor draagt dat door gedragingen in of vanuit die woning of dat erf of in de onmiddellijke nabijheid van die woning of dat erf geen ernstige en herhaaldelijke hinder voor omwonenden wordt veroorzaakt.

  • 2.

    De in artikel 125, eerste lid, bedoelde bevoegdheid tot oplegging van een last onder bestuursdwang wegens overtreding van het in het eerste lid bedoelde voorschrift wordt uitgeoefend door de burgemeester. De burgemeester oefent de bevoegdheid uit met inachtneming van hetgeen daaromtrent door de raad in de verordening is bepaald en slechts indien de ernstige en herhaaldelijke hinder redelijkerwijs niet op een andere geschikte wijze kan worden tegengegaan.

  • 3.

    Onverminderd de laatste volzin van het tweede lid kan de last, bedoeld in de eerste volzin van dat lid, een verbod inhouden om aanwezig te zijn in of bij de woning of op of bij het erf. Het verbod geldt voor een periode van tien dagen. De artikelen 2, tweede lid, en vierde lid, aanhef en onder a en b, 5, 6, 8, eerste lid, aanhef en onder a en b, 9 en 13 van de Wet tijdelijk huisverbod zijn van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat de burgemeester bij ernstige vrees voor verdere overtreding de looptijd van het verbod kan verlengen tot ten hoogste vier weken.

De gemeenteraad heeft bij besluit van 1 april 2021 besloten om toepassing te geven aan de in artikel 151d, eerste lid, van de Gemeentewet bedoelde bevoegdheid. Het nieuw ingevoegde artikel 2:79 van de APV luidt als volgt:

 

Artikel 2:79 (Woonoverlast als bedoeld in artikel 151d Gemeentewet)

 

  • 1.

    Degene die een woning of een bij die woning behorend erf gebruikt, of tegen betaling in gebruik geeft aan een persoon die niet als ingezetene met een adres in de gemeente in de basisregistratie personen is ingeschreven, draagt er zorg voor dat door gedragingen in of vanuit die woning of dat erf of in de onmiddellijke nabijheid van die woning of dat erf geen ernstige en herhaaldelijke hinder voor omwonenden wordt veroorzaakt.

  • 2.

    De burgemeester kan bij schending van deze zorgplicht aan overtreder een last onder bestuursdwang of onder dwangsom opleggen. Daarbij kunnen aanwijzingen worden gegeven over wat de overtreder doet of nalaat om verdere schending te voorkomen. De burgemeester stelt nadere regels vast over het gebruik van zijn bevoegdheid.

  • 3.

    De last kan in ieder geval worden opgelegd bij:

    • a.

      ernstige en herhaalde geluid- of geurhinder;

    • b.

      ernstige en herhaalde hinder van dieren;

    • c.

      ernstige en herhaalde hinder van bezoekers of personen die tijdelijk in de woning of op het erf aanwezig zijn;

    • d.

      ernstige en aanhoudende overlast door vervuiling of verwaarlozing van de woning of het erf;

    • e.

      intimidatie van derden vanuit de woning of op of vanaf het erf.

3. Ratio en doel nadere regels

 

De nadere regels scheppen enerzijds meer duidelijkheid over de in artikel 2:79, eerste lid, van de APV opgenomen zorgplicht, zodat inwoners (beter) in staat zijn hun gedrag hierop af te stemmen.

 

Anderzijds maken de nadere regels inzichtelijk in welke gevallen en onder welke voorwaarden de burgemeester toepassing kan geven aan haar in artikel 2:79, tweede lid, van de APV opgenomen discretionaire bevoegdheid tot het geven van een gedragsaanwijzing. Met de vaststelling van nadere regels voldoet de burgemeester ook aan de in artikel 2:79, tweede lid, van de APV opgenomen ‘nadere regelsplicht’.

 

De nadere regels hebben tot doel:

 

  • 1.

    Op hoofdlijnen inzichtelijk te maken wat de aard en reikwijdte is van de in artikel 2:79, eerste lid, van de APV opgenomen zorgplicht, zodat inwoners van Medemblik hierop hun gedrag kunnen afstemmen (voorzienbaarheid). De bevoegdheid om gebruik te kunnen maken tot het opleggen van een gedragsaanwijzing kan uitsluitend worden toegepast indien sprake is van ernstige en herhaaldelijke hinder voor omwonenden in en of vanuit ene woning of een bij die woning behorend erf, of in de onmiddellijke nabijheid van die woning of dat erf. Dit betreft te allen tijde maatwerk;

  • 2.

    Te verduidelijken dat gemelde of geconstateerde vormen van (ernstige) woonoverlast eerst op zorgvuldige wijze in de vorm van een dossier in kaart worden gebracht (zorgvuldigheid);

  • 3.

    Transparantie te bieden over acties en maatregelen die een inwoner kan verwachten bij overtreding van zijn zorgplicht met betrekking tot het voorkomen van ernstige woonoverlast, waarbij het onderscheid tussen een huurwoning en een koopwoning van invloed kan zijn op de keuze voor een bepaalde aanpak, maatregel of gedragsaanwijzing;

  • 4.

    Inzichtelijk te maken dat ernstige woonoverlast effectief zal worden bestreden met (in deze nadere regels niet limitatief opgesomde) op de kenmerken van het individuele geval toegesneden specifieke maatregelen of - voor zover doelmatig, doeltreffend en noodzakelijk geacht – met het geven van een gedragsaanwijzing zo goed mogelijk aansluiten bij de aard en de ernst van de overtreding van de zorgplicht, teneinde te bewerkstellingen dat er door de gekozen maatregel(en) een einde komt aan de ernstige woonoverlast (proportionaliteit en subsidiariteit).

5. Procedurele aanpak / stappenplan / procesbeschrijving

 

Op hoofdlijnen volgt hierna een stappenplan dat inzicht biedt in de wijze waarop en de gevallen waarin de burgemeester kan overwegen om gebruik te maken van de in artikel 2:79, tweede lid, neergelegde bestuursdwangbevoegdheid. Ook staat beschreven welke vorm de te geven gedragsaanwijzing kan aannemen.

 

Stap 1: Melding of signalering

 

Signalen of meldingen van ernstige woonoverlast kunnen de gemeente via diverse wegen bereiken: via fixi, via decos, per mail, telefonisch, via MMA, via de wijkagent, via het sociaalteam, via de Raadsleden en andere externe partijen.

 

Stap 2: Vaststellen, verificatie en kwalificatie van de woonoverlast

 

Meldingen die bij de gemeente Medemblik binnenkomen worden geverifieerd, al dan niet door of met behulp van politie, toezichthouder of andere partijen die betrokken zijn bij de aanpak van woonoverlast. In geval van huurwoningen is daarbij een rol zijn weggelegd voor de woningcorporatie. Belangrijk is immers om de precieze aard en omvang van de woonoverlast vast te stellen. Naar verwachting zal slechts bij een deel van de meldingen van woonoverlast sprake zijn van ‘ernstige en herhaaldelijke woonoverlast’ als bedoeld in artikel 2:79, eerste lid, APV.

 

Stap 3: Dossiervorming

 

Om effectief te kunnen ingrijpen in geconstateerde gevallen van ‘ernstige en herhaaldelijke hinder voor omwonenden’ (in de zin van artikel 2:79 APV) zal een dossier moet worden aangelegd dat onder meer klachten, meldingen, concreet omschreven waarnemingen, registraties en (sfeer)rapportages, de contactgegevens van betrokken bewoner(s), omwonenden en (professionele) partijen en instanties, gespreksverslagen, beoordelingen en evaluaties en adviezen van bij de bestrijding van woonoverlast betrokken partijen kan bevatten. De gemeente Medemblik ziet erop toe dat het voor een adequate bestrijding van de ‘ernstige en herhaaldelijke hinder voor omwonenden’ noodzakelijke overleg met betrokken personen en instanties plaatsvindt. De gemeente zal relevante informatie in dit verband, met inachtneming van de toepasselijke regels rondom privacy, bundelen in een dossier. Het beschikken over een deugdelijk dossier en dito dossieropbouw vormt immers een noodzakelijke voorwaarde voor de rechtmatige toepassing van de bestuursdwangbevoegdheid van artikel 2:79, tweede lid, van de APV.

 

Stap 4: Verkenning en inventarisatie mogelijke interventies en maatregelen

 

Met het oog op het de-escaleren, normaliseren en tegengaan van de geconstateerde ernstige woonoverlast zal vervolgens, rekening houdend met de vereisten van proportionaliteit en subsidiariteit, én met de specifieke kenmerken van de voorliggende casus, worden bekeken welke interventies of maatregelen in het concrete geval (kunnen) zijn aangewezen.

 

Daarbij geldt in beginsel een voorkeursvolgorde, waarbij een volgende interventie pas aan de orde is indien de aanpak van de overlastsituatie met toepassing van andere (wettelijke) instrumenten niet mogelijk is of niet effectief is gebleken én een eerdere, minder ingrijpende interventiemaatregel niet tot het gewenste resultaat heeft geleid (het effectief tegengaan van de ernstige woonoverlast).

 

Op hoofdlijnen geldt daarbij een opbouw van licht naar zwaar:

 

  • 1.

    eerst een ‘goed gesprek’ met verslaglegging (bijvoorbeeld met de wijkagent of een ambtenaar, via buurtbemiddeling);

  • 2.

    een op schrift gestelde ‘officiële waarschuwing’ van de burgemeester waarbij wordt gewezen op de bevoegdheid tot het geven van een (met een dwangsom versterkte) gedragsaanwijzing of het opleggen van een last onder bestuursdwang indien overtreding van de zorgplicht niet wordt beëindigd en, mocht ook dat geen effect sorteren;

  • 3.

    het daadwerkelijk opleggen van een gedragsaanwijzing in de vorm van een bestuursrechtelijke herstelsanctie of het daadwerkelijk toepassen van bestuursdwang.

Stap 5: Daadwerkelijke inzet van maatregelen of het geven van een gedragsaanwijzing

 

Bij de eerste stappen ter bestrijding van de geconstateerde ‘ernstige en herhaaldelijke hinder voor omwonenden’ – kort gezegd: het informele, althans op vrijwillige basis gelegde, contact met de betrokken bewoner(s) en het geven van een ‘officiële waarschuwing’ – geldt geen bijzondere voorbereidingsprocedure.

 

Bij de toepassing van de bestuursrechtelijke herstelsanctie van de gedragsaanwijzing zal de betrokken bewoner als belanghebbende op grond van artikel 4:8 van de Awb in de gelegenheid worden gesteld zijn zienswijze rondom het opleggen van de gedragsaanwijzing naar voren te brengen. Hierbij zal standaard een begunstigingstermijn van 8 weken worden aangehouden. Rekening houdend met die zienswijze zal de burgemeester besluiten de gedragsaanwijzing al dan niet (of in gewijzigde vorm) op te leggen. Daarbij wordt exact omschreven wat van de betrokken overlastgever wordt verwacht, welke begunstigingstermijn daarvoor geldt en wat de gevolgen zijn bij het niet, niet tijdig of niet volledig voldoen aan de opgelegde last. De last zal zijn afgestemd op de aard van de overtreding en op de individuele omstandigheden van het geval, waarbij belangrijk is het in het vermogen van de betrokkene moet liggen om tijdig aan de last te kunnen voldoen.

 

Voor zover gekozen wordt voor een gedragsaanwijzing, zal deze in beginsel de juridische vorm van een last onder dwangsom aannemen. In voorkomende gevallen kan dit anders zijn, bijvoorbeeld wanneer de vereiste spoed zich verzet tegen het opleggen van een last onder dwangsom en direct optreden van overheidswege (in de vorm van de toepassing van bestuursdwang) is aangewezen of indien op voorhand duidelijk is dat een last onder dwangsom niet of niet voldoende effectief zal zijn. In die gevallen kan meteen worden gekozen voor een last onder bestuursdwang. Het tijdelijk huisverbod (artikel 151, derde lid, Gemeentewet), waarbij een bewoner tijdelijk de toegang tot de woning wordt ontzegd, geldt als ‘ultimum remedium’.

 

Stap 6: Kostenverhaal

 

Uitgangspunt bij de toepassing van bestuursdwang is dat de kosten ervan voor rekening van de overtreder van de zorgplicht (2:79, eerste lid, APV) komen.

 

Stap 7: Toezicht en handhaving

 

Het toezicht op de naleving van de opgelegde last is belegd bij de politie en de bijzondere opsporingsambtenaren van de gemeente Medemblik.

 

 

 

Naar boven