Subsidieregeling peuteropvang en voorschoolse educatie Velsen 2021

Burgemeester en Wethouders van de gemeente Velsen;

 

Overwegende dat het gewenst is dat alle kinderen in de gemeente Velsen deel kunnen nemen aan peuteropvang en dat kinderen voorschoolse educatie krijgen als dat nodig is;

 

Overwegende dat het gewenst is om de kwaliteit van de peuteropvang en voorschoolse educatie in de gemeente Velsen te waarborgen;

 

Gelet op het Convenant Voor- en Vroegschoolse Educatie Velsen en de uitvoeringsnotitie ouderbetrokkenheid in VVE in Velsen 2015, die het inhoudelijk kader vormen voor het beleid ter zake;

 

Gelet op artikel 3, tweede lid van de Algemene Subsidie Verordening 2020 Velsen;

 

Besluiten vast te stellen de volgende regeling:

 

“Subsidieregeling peuteropvang en voorschoolse educatie Velsen 2021”

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

• Aanbieder kinderopvang: een in het Landelijk Register Kinderopvang (LRK) geregistreerde houder van een kinderopvangorganisatie, die peuteropvang en/of voorschoolse educatie verzorgt voor peuters ingeschreven in de Basis Registratie Persoonsgegevens (BRP) van de gemeente Velsen.

• College: het college van burgemeester en wethouders.

• Doelgroepbepaling VVE: kinderen, waarvan één of beide ouders een opleidingsniveau hebben genoten van maximaal lbo/vbo, praktijkonderwijs of vmbo basis of beroepsgerichte leerweg, en kinderen, waarvan de primaire verzorger een andere taal dan Nederlands spreekt met het kind, en kinderen, die daadwerkelijk een taalachterstand hebben of met een risico daarop en niet behoren tot de daarvoor genoemde twee categorieën.

• Kindercentrum: een voorziening waar kinderopvang plaatsvindt, anders dan gastouderopvang, in de zin van de Wet kinderopvang, welke staat geregistreerd in het Landelijk Register Kinderopvang.

• Kinderopvang: het bedrijfsmatig of anders dan om niet verzorgen, opvoeden en bijdragen aan de ontwikkeling van kinderen, zoals bedoeld in de Wet kinderopvang.

• Kinderopvangtoeslag: een tegemoetkoming van het Rijk als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onder h, van de Algemene Wet inkomensafhankelijke regelingen in de kosten van kinderopvang.

• Kinderopvangtoeslagtabel: een tabel die aangeeft welk inkomensafhankelijk percentage kinderopvangtoeslag ouders ontvangen als tegemoetkoming in de kosten voor de kinderopvang (bijlage I van het Besluit kinderopvangtoeslag).

• Kindplaats: plaats in een kindercentrum met een aanbod reguliere peuteropvang, voorschoolse educatie of peuterarrangementen, gedurende 40 weken per kalenderjaar.

• Landelijk Register Kinderopvang (LRK): het landelijk register, zoals bedoeld in de Wet kinderopvang, waarin alle gastouderbureaus, voorzieningen voor gastouderschap, kinderdagverblijven en voorzieningen voor buitenschoolse opvang zijn opgenomen.

• Maximumuurtarief: de (landelijke) maximumuurprijs zoals opgenomen voor de dagopvang in artikel 4 lid 1 sub a Besluit kinderopvangtoeslag voor het betreffende jaar.

• Maximumsubsidie-uurtarief: de (gemeentelijke) maximum uurprijs voor peuteropvang, die de gemeente hanteert voor het verstrekken van subsidie. Jaarlijks wordt deze uurprijs vastgesteld door het college.

• Opslag voorschoolse educatie: een maximumopslag voor het uitvoeren van voorschoolse educatie. Jaarlijks wordt de hoogte van deze opslag vastgesteld door het college.

• Ouder: de juridische ouder of wettelijk verzorger van een peuter.

• Ouderbijdrage: financiële vergoeding, die ouders moeten betalen voor de afname van reguliere peuteropvang en peuterarrangementen.

• Ouderbijdragetabel: de VNG ouderbijdrage adviestabel voor peuteropvang, voor ouders zonder recht op kinderopvangtoeslag.

• Ouderverklaring: een door de ouder(s) ondertekende verklaring van geen recht op kinderopvangtoeslag, voorzien van bewijsstukken waaruit blijkt dat geen aanspraak kan worden gemaakt op kinderopvangtoeslag.

• Peuter: een kind in de leeftijd van 2 tot de leeftijd waarop het kind naar het basisonderwijs gaaten ingeschreven in de Basisregistratie Personen (BRP) van de gemeente Velsen.

• Peuterarrangement: een kindplaats in een peutergroep, bestaande uit twee dagdelen van in totaal 6-8 uur in de week, voor kinderen waarvan de ouders geen beroep kunnen doen op kinderopvangtoeslag van de belastingdienst en bij wie geen sprake is van een VVE-indicatie.

• Peuteropvang: kortdurende opvang (maximaal 4 uur per dag) in een kindcentrum met brede ontwikkelingsstimulering voor kinderen van 2 tot de leeftijd waarop het kind naar het basisonderwijs gaat; verzamelbegrip voor reguliere peuteropvang en peuterarrangementen.

• Reguliere peuteropvang: het aanbod in een kindercentrum, gericht op kinderen van 2 tot de leeftijd waarop het kind naar het basisonderwijs gaat, voor kinderen waarvan de ouders recht hebben op kinderopvangtoeslag.

• Subsidieverordening: de vigerende Algemene Subsidieverordening Velsen.

• Voor- en Vroegschoolse Educatie (VVE): educatie verdeeld in een voorschoolse periode (2½ tot leeftijd waarop het kind naar het basisonderwijs gaat) doorlopend in de vroegschoolse periode (de eerste jaren van het basisonderwijs , 4- en 5-jarigen).

• Voorschoolse educatie (VE): educatief aanbod voor peuters van 2½ jaar tot de leeftijd waarop het kind naar het basisonderwijs gaat, bestaande uit vier dagdelen van in totaal 16 uur per week en maximaal 640 uur op jaarbasis, waarbij gebruik wordt gemaakt van een VVE-programma.

• VVE-indicatie: een indicatie afgegeven door de Jeugdgezondheidszorg Kennemerland op grond van de doelgroepbepaling VVE, die aanspraak geeft op Voor- en Vroegschoolse Educatie, zoals bedoeld in artikel 167 van de Wet op het primair onderwijs.

• VVE-peuter: een peuter waarvoor Jeugdgezondheidszorg Kennemerland een VVE-indicatie heeft afgegeven.

• VVE-programma: een educatief programma, waarin op gestructureerde en samenhangende wijze de ontwikkeling wordt gestimuleerd van peuters op het gebied van taal, rekenen, motoriek en sociaal emotionele ontwikkeling, in de zin van art. 5 van het Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie. Het VVE-programma dient opgenomen te zijn in de databank Effectieve Jeugdinterventies van het Nederlands Jeugdinstituut.

• VVE-werkgroep: overleggroep van alle bij de indicering en uitvoering van VVE betrokken partijen in de gemeente Velsen.

• Wet: Wet kinderopvang.

Artikel 2. Algemene bepalingen

1. Op deze regeling zijn de bepalingen van de Subsidieverordening van toepassing, voor zover daar niet van wordt afgeweken.

Artikel 3. Basisvoorwaarden subsidie

1. Subsidie op grond van deze regeling kan uitsluitend worden aangevraagd door een aanbieder met een kindercentrum dat peuteropvang en/of voorschoolse educatie aanbiedt. Het kindercentrum dient tevens aantoonbaar pedagogische relaties te (gaan) onderhouden met één of meer in Velsen opererende basisscholen.

2. De aanbieder van peuteropvang komt uitsluitend voor subsidiëring van voorschoolse educatie in aanmerking wanneer deze tevens peuteropvang aanbiedt.

3. De voorschoolse educatie voldoet aan de kwaliteitseisen opgenomen in het Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie. Dit wordt in opdracht van het rijk getoetst door de Inspectie van het Onderwijs en in opdracht van de gemeente door GGD Kennemerland.

Artikel 4. Activiteiten

De subsidiabele activiteiten zijn:

1. Het gedurende een kalenderjaar (40 weken per jaar) aanbieden van peuteropvang gedurende 6-8 uur per week, verdeeld over twee dagen per week.

2. Het gedurende een kalenderjaar (40 weken per jaar) aanbieden van voorschoolse educatie gedurende 16 uur per week, verdeeld over vier dagen per week aan VVE- peuters of 960 uur in de leeftijdsperiode van 2½ tot 4 jaar.

3. Het uitvoeren van het programma VVE-thuis.

4. Scholing van pedagogisch medewerkers voor VVE-certificering.

5. Verhoging kwaliteit VVE waaronder de inzet van een pedagogisch beleidsmedewerker/coach VVE (verplicht vanaf 1 januari 2022), de inzet voor een goede doorgaande lijn naar het basisonderwijs en de inzet voor extra zorgtaken VVE.

6. Per peuter is slechts één aanbod peuteropvang of aanbod voorschoolse educatie subsidiabel.

Artikel 5. Verplichtingen voor het ontvangen van subsidie

1. Bij de uitvoering van de peuteropvang en voorschoolse educatie binnen eenzelfde peutergroep wordt inhoudelijk hetzelfde programma ingezet, zodat gemengd aanbod (VVE- en niet-VVE peuters in één peutergroep) mogelijk is.

2. De aanbieder van voorschoolse educatie is verplicht om bij aanmelding van een VVE-peuter dit kind voorschoolse educatie aan te bieden.

3. De aanbieder geeft in voorkomende gevallen voorrang aan het plaatsen van een VVE-peuter boven het plaatsen van een niet-VVE-peuter .

4. De aanbieder geeft peuters die woonachtig zijn in de gemeente Velsen voorrang bij plaatsing op beschikbare kindplaatsen in de gemeente Velsen.

5. De aanbieder van voorschoolse educatie neemt deel aan de werkgroep VVE Velsen en conformeert zich aan de afspraken die in de werkgroep gemaakt worden.

6. Aanbieders van peuteropvang nemen waar nodig in onderling overleg en/of met facilitering vanuit de gemeente aantoonbaar maatregelen om dubbele subsidiëring per peuter uit te sluiten.

7. De aanbieder peuteropvang en voorschoolse educatie verplicht zich tot het aanleveren van kwartaalrapportages aan de gemeente waarin in ieder geval is opgenomen: het aantal bezette kindplaatsen peuteropvang en voorschoolse educatie per kindercentrum, het aantal geplaatste peuters per kindercentrum en de hoogte van een eventuele wachtlijst per kindercentrum.

Artikel 6. Aanvraag

1. Naast de stukken vermeld in de Subsidieverordening bevat de aanvraag de naam en het adres van de aanbieder van peuteropvang, de locatie(s) waar de opvang plaatsvindt met het bijbehorende registratienummer in het LRK, bewijsstukken waaruit blijkt dat wordt voldaan aan artikel 3, 4 en 5 van deze regeling en daarnaast het bankrekeningnummer van de organisatie.

2. De subsidieaanvraag bevat een ingevuld, door de gemeente Velsen vastgesteld excelformat, waaruit blijkt:

• de periode waarvoor subsidie wordt aangevraagd;

• het aantal kindplaatsen en (de opbouw van) het bedrag van de aanvraag waarvoor subsidie wordt gevraagd.

3. Ter completering van de subsidieaanvraag voor minimaal 10 kindplaatsen wordt een uitvoeringsplan opgesteld. In dit uitvoeringsplan wordt o.a. aangegeven:

• de (per locatie) te verwachten aantallen peuters en de aantallen ouders met recht op kinderopvangtoeslag en ouders zonder recht op kinderopvangtoeslag, per categorie onderverdeeld naar aantallen peuters mét en zonder VVE-indicatie inclusief op recente realisatiecijfers gebaseerde of aan de inschrijvingen gerelateerde onderbouwing;

• de afspraken rond de te hanteren ouderbijdrage en het toetsen van het recht op kinderopvangtoeslag per peuter;

• het te gebruiken programma voor voorschoolse educatie en de inrichting van de peuteropvang en de voorschoolse educatie.

4. In aanvulling op lid 1, 2 en 3 van onderhavig artikel kan het college overige gegevens opvragen die het nodig acht om te kunnen besluiten over de aanvraag.

Artikel 7. Aanvraagtermijn

1. De uiterste datum voor indienen van een subsidieaanvraag voor minimaal 10 kindplaatsen is 1 oktober van het aan subsidiëring voorafgaande kalenderjaar.

2. Het in artikel 6.3 genoemde uitvoeringsplan is uiterlijk 1 oktober van het aan subsidiëring voorafgaande kalenderjaar beschikbaar.

3. Nieuwe aanbieders van peuterarrangementen en/of voorschoolse educatie en aanbieders met minder dan 10 kindplaatsen dienen hun aanvraag uiterlijk in tijdens het eerste kwartaal dat de opvang gestart is.

Artikel 8. Beslistermijn

Het college beslist op een tijdig ingediende en met een uitvoeringsplan gecompleteerde subsidieaanvraag uiterlijk 13 weken na indiening van de aanvraag.

Artikel 9. Weigeringsgronden

1. Het college verleent geen subsidie voor peuteropvang en/of voorschoolse educatie voor peuters die niet staan ingeschreven in de BRP van de gemeente Velsen.

2. Het college kan de aanvraag afwijzen indien bij de aanbieder bestuursrechtelijke handhaving van kracht is.

Artikel 10. Hoogte van de subsidie

Het college verleent subsidie op basis van de in de bijlage opgenomen berekening.

1. Het subsidiebedrag wordt berekend per peuter en is gebaseerd op:

• Het aantal uren dat gedurende maximaal 40 weken per peuter daadwerkelijk gebruik wordt gemaakt van peuteropvang dan wel de voorschoolse educatie;

• Het maximum subsidie uurtarief dat in het betreffende kalenderjaar door de gemeente Velsen gehanteerd wordt, onder aftrek van de gedifferentieerde ouderbijdrage die ouders voor de peuteropvang of voorschoolse educatie betalen;

• Een opslag per peuter voor vroegschoolse educatie, voor het aantal uur dat de peuter daadwerkelijk gebruik maakt van de voorschoolse educatie;

• Het gegeven of ouders al dan niet in aanmerking komen voor kinderopvangtoeslag;

• Het al dan niet geïndiceerd zijn van de peuter voor VVE.

2. De aanbieders innen zelf de ouderbijdragen en zijn verantwoordelijk voor het risico van de niet betalers.

3. Jaarlijks stelt het college het maximum subsidie uurtarief voor peuteropvang vast.

Hiervoor voorziet de aanbieder van peuteropvang onder andere in de betaling van loonkosten van al het uitvoerend en coördinerend personeel, inclusief directie, vervangings- en verletkosten bij ziekte, verkrijgen ouderverklaring, afhandeling ouderbijdrage, uitvoeren van afspraken rond controleren van recht op subsidie individuele peuter, zelfevaluatie, huisvesting en overhead.

4. Jaarlijks stelt het college de opslag voor het uitvoeren van voorschoolse educatie vast.

Hiervoor voorziet de aanbieder van voorschoolse educatie naast de in het derde lid genoemde activiteiten in de intake, warme overdracht, observaties, oudergesprekken, begeleiding, voorbereidings-, tutor-en mentortijd, deelname aan de gemeentelijke VVE-werkgroep, delen gegevens in het kader van resultaatafspraken VVE en deelname aan de VVE monitor.

5. Het tarief kan worden bijgesteld indien wijzigingen op rijksniveau in het takenpakket van de peuteropvang en/of voorschoolse educatie hiertoe aanleiding geven.

Artikel 11. Ouderbijdrage

1. De hoogte van de ouderbijdrage voor ouders die in aanmerking komen voor kinderopvangtoeslag wordt bepaald aan de hand van de kinderopvangtoeslagtabel.

2. De hoogte van de ouderbijdrage voor ouders die niet in aanmerking komen voor kinderopvangtoeslag wordt bepaald aan de hand van de VNG-ouderbijdragetabel.

Artikel 12. Uitzonderingsbepaling

Op de in deze subsidieregeling opgenomen bepalingen wordt een uitzondering gemaakt indien: een kind door de Jeugdgezondheidszorg geïndiceerd is voor voorschoolse educatie en de ouder, met recht op kinderopvangtoeslag van de belastingdienst, genoodzaakt is voor het uitvoeren van zijn of haar werkzaamheden of studie gebruik te maken van de hele dagopvang (zonder aanbod voorschoolse educatie). Indien daarmee voor de voorschoolse educatie geen of onvoldoende recht meer bestaat op kinderopvangtoeslag voor de uren dat het kind gebruik maakt van de voorschoolse educatie bij een andere aanbieder, wordt de aanvraag voor voorschoolse educatie behandeld als aanvraag voorschoolse educatie zonder kinderopvangtoeslag.

 

Artikel 13. Voorschot, verantwoording en vaststelling subsidie bij minder dan 10 kindplaatsen

1. Het subsidiebedrag wordt bij een aanvraag van minimaal 5 kindplaatsen bevoorschot per kwartaal. Er is geen sprake van een voorschot bij minder dan 5 kindplaatsen.

2. De aanvrager dient uiterlijk op 1 juli van het jaar dat volgt op het betrokken kalenderjaar een aanvraag tot vaststelling van de subsidie in. Deze aanvraag gaat vergezeld van een financiële eindrapportage.

3. De eindrapportage bevat:

Algemeen:

- een financieel verslag. Hierin is o.a. opgenomen het gehanteerde uurtarief en de inkomsten uit ouderbijdragen. Uit het overzicht dient tevens te blijken of de ouders recht hebben op kinderopvangtoeslag en/of de peuter een VVE-indicatie heeft.

Per locatie:

- het aantal peuters dat gebruik heeft gemaakt van gesubsidieerde kindplaatsen, onderverdeeld naar soort subsidieplaats: voorschoolse educatie en reguliere peuteropvang en peuterarrangement.

4. De subsidie kan lager worden vastgesteld indien de eindrapportage hier aanleiding toe geeft.

5. De gemeente is bevoegd te controleren of per peuter maximaal één gesubsidieerd peuterarrangement of aanbod voorschoolse educatie tegelijkertijd door de kindercentra in rekening is gebracht. Ter voorkoming van dubbele subsidiëring kan de gemeente bij een geconstateerde dubbeling een verrekening van het subsidiebedrag toepassen.

Artikel 14. Voorschot, verantwoording en vaststelling subsidie bij minimaal 10 kindplaatsen

1. Het subsidiebedrag wordt bevoorschot per kwartaal.

2. De aanvrager dient uiterlijk op 1 juli van het jaar dat volgt op het betrokken kalenderjaar een aanvraag tot vaststelling van de subsidie in. Deze aanvraag gaat vergezeld van een inhoudelijke en financiële eindrapportage.

3. De eindrapportage bevat:

Algemeen:

- een inhoudelijk verslag waaruit blijkt in hoeverre de gesubsidieerde activiteiten conform de gestelde voorwaarden zijn verricht;

- een overzicht van de aan de gesubsidieerde activiteiten verbonden uitgaven en inkomsten (financieel verslag). Hierin is o.a. opgenomen het gehanteerde uurtarief en de inkomsten uit ouderbijdragen. Uit het overzicht dient tevens te blijken of de ouders recht hebben op kinderopvangtoeslag en/of de peuter een VVE-indicatie heeft.

Per locatie:

- het aantal peuters dat gebruik heeft gemaakt van gesubsidieerde kindplaatsen, onderverdeeld naar soort subsidieplaats: voorschoolse educatie en reguliere peuteropvang en peuterarrangement.

4. De subsidie kan lager worden vastgesteld indien de eindrapportage hier aanleiding toe geeft.

5. De gemeente is bevoegd te controleren of per peuter maximaal één gesubsidieerd peuterarrangement of aanbod voorschoolse educatie tegelijkertijd door de kindercentra in rekening is gebracht. Ter voorkoming van dubbele subsidiëring kan de gemeente bij een geconstateerde dubbeling een verrekening van het subsidiebedrag toepassen.

Artikel 15. Slotbepalingen

1. De Subsidieregeling peuteropvang en voorschoolse educatie 2020 wordt ingetrokken.

2. De Subsidieregeling peuteropvang en voorschoolse educatie 2021 treedt in werking op 1 januari 2021 en wordt aangehaald als: Subsidieregeling peuteropvang en voorschoolse educatie 2021.

3. Op subsidies die betrekking hebben op het subsidietijdvak 2020 blijft de Subsidieregeling peuteropvang en voorschoolse educatie 2020 van toepassing.

 

Aldus vastgesteld in de vergadering van Burgemeester en wethouders van Velsen van 15 december 2020.

Naar boven