Eerste wijziging van de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Landgraaf 2020

 

De raad van L a n d g r a a f ;

 

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 16 maart 2021;

 

overwegende dat het wenselijk is om de wijze van vaststelling van de hoogte van persoonsgebonden budgetten duidelijker te vermelden in de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Landgraaf 2020;

 

gelet op artikel 2.1.3, tweede lid, van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015;

 

 

b e s l u i t:

 

Artikel I Wijziging Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Landgraaf 2020

De Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Landgraaf 2020 wordt als volgt gewijzigd:

 

A

In artikel 1 wordt de volgende wijziging aangebracht:

 

  • a.

    onder vervanging van de punt door een puntkomma aan het slot van de tekst behorende bij het laatste gedachtestreepje, wordt een gedachtestreepje met tekst toegevoegd, luidende:

 

  • -

    hoofdverblijf: de woonruimte, bestemd en geschikt voor permanente bewoning, waar de persoon met beperkingen zijn vaste woon- en verblijfplaats heeft en waar deze in de gemeentelijke basisregistratie personen staat ingeschreven.

 

B

In artikel 11, derde lid, worden de volgende wijzigingen aangebracht:

 

  • a.

    onderdeel a komt te luiden:

    • a.

      indien cliënt niet zijn hoofdverblijf heeft in de woning waarvoor de voorziening wordt aangevraagd;

 

  • b.

    onder verlettering van de onderdelen b tot en met f tot c tot en met g, wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:

  • b. indien er geen sprake is van beperkingen in het normale gebruik van de woning;

 

C

Artikel 13 komt te luiden:

 

Artikel 13 regels voor een persoonsgebonden budget

  • 1.

    De hoogte van een persoonsgebonden budget wordt vastgesteld aan de hand van een door de cliënt ingediende gemotiveerde aanvraag, waarin in ieder geval uiteen is gezet:

    • 1°.

      welke diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen die tot de maatwerkvoorziening behoren de cliënt van het budget wil betrekken, en

    • 2°.

      indien van toepassing, welke hiervan de cliënt wil betrekken van een persoon die behoort tot het sociale netwerk of een persoon die niet als zelfstandig ondernemer bij de Kamer van Koophandel is geregistreerd.

  • 2.

    Bij de vaststelling van de omvang van het persoonsgebonden budget wordt onderscheid gemaakt tussen:

    • a.

      het persoonsgebonden budget voor voorzieningen, waaronder hulpmiddelen, woonvoorzieningen, vervoersvoorzieningen, rolstoelen en een autoaanpassing;

    • b.

      het persoonsgebonden budget voor diensten, waaronder hulp bij het huishouden, begeleiding en persoonlijke verzorging.

  • 3.

    De hoogte van een persoonsgebonden budget voor voorzieningen wordt, met inachtneming van het bepaalde in de leden 5 en 6, vastgesteld op basis van de kostprijs van de voorziening die de cliënt zou hebben ontvangen als de voorziening in natura zou zijn verstrekt en rekening houdende met een reële termijn voor de technische afschrijving en de onderhouds- en verzekeringskosten.

  • 4.

    De hoogte van een persoonsgebonden budget voor diensten wordt, met inachtneming van het bepaalde in de leden 5 en 6, als volgt vastgesteld:

  • a.

    hulp bij het huishouden:

    • 1°.
      •  

      een bedrag per uur voor hulp bij het huishouden, indien de zorg wordt geleverd door een persoon uit het sociale netwerk of een persoon die niet als zelfstandig ondernemer bij de Kamer van Koophandel is geregistreerd, op basis van de volgende componenten:

      • i.

        de kosten van de zorgverlener (gelijk aan CAO VVT);

      • ii.

        vakantiegeld;

      • iii.

        vakantiedagen;

      • iv.

        indirecte tijd als gevolg van scholing en overleg;

      • v.

        reis- en opleidingskosten;

    • 2°.

      een bedrag per uur voor hulp bij het huishouden, indien de zorg wordt geleverd door een (thuiszorg)zorgaanbieder / Kamer van Koophandel geregistreerde zelfstandig ondernemer zonder personeel (ZZP), op basis van de volgende componenten:

      • i.

        de kosten van de beroepskracht (conform CAO VVT salarisschaal HbH periodiek 5);

      • ii.

        vakantiegeld;

      • iii.

        vakantiedagen;

      • iv.

        indirecte tijd als gevolg van scholing en overleg;

      • v.

        reis- en opleidingskosten;

      • vi.

        werkgeverslasten;

     

  • b.

    persoonlijke begeleiding:

    • 1°.

      een bedrag per uur voor persoonlijke begeleiding / persoonlijke verzorging basis, indien uitgevoerd door een persoon uit het sociale netwerk of een persoon die niet als zelfstandig ondernemer bij de Kamer van Koophandel is geregistreerd, op basis van de volgende componenten:

      • i.

        de kosten van de zorgverlener (gelijk aan CAO Gehandicaptenzorg);

      • ii.

        vakantiegeld;

      • iii.

        vakantiedagen;

      • iv.

        indirecte tijd als gevolg van scholing en overleg;

      • v.

        reis- en opleidingskosten;

    • 2°.

      een bedrag per uur voor persoonlijke begeleiding / persoonlijke verzorging basis, indien uitgevoerd door een (thuiszorg)zorgaanbieder / Kamer van Koophandel geregistreerde zelfstandig ondernemer zonder personeel (ZZP), op basis van de volgende componenten:

      • i.

        de kosten van de beroepskracht (conform CAO Gehandicaptenzorg FWG 40);

      • ii.

        vakantiegeld;

      • iii.

        vakantiedagen;

      • iv.

        directe tijd als gevolg van scholing en overleg;

      • v.

        in reis- en opleidingskosten;

      • vi.

        werkgeverslasten;

    • 3°.
      •  

      een bedrag per uur voor persoonlijke begeleiding/ persoonlijke verzorging plus, indien uitgevoerd door een (thuiszorg)zorgaanbieder / Kamer van Koophandel geregistreerde zelfstandig ondernemer zonder personeel (ZZP), op basis van de volgende componenten:

      • i.

        de kosten van de beroepskracht (conform CAO Gehandicaptenzorg FWG 45);

      • ii.

        vakantiegeld;

      • iii.

        vakantiedagen;

      • iv.

        indirecte tijd als gevolg van scholing en overleg;

      • v.

        reis- en opleidingskosten;

      • vi.

        werkgeverslasten;

  • c.

    dagbesteding en groepsbegeleiding: het tarief zoals vastgesteld door Zorginstituut Nederland voor persoonsgebonden budget bij de uitvoering van de Wet langdurige zorg, indien de dagbesteding en groepsbegeleiding wordt uitgevoerd door een daartoe opgeleid persoon in opdracht van de cliënt dan wel door een persoon in dienst bij een zorginstelling;

  • d.

    kortdurend verblijf- en respijtzorg:

    • 1°.

      een vergoeding (of financiële tegemoetkoming) van € 141,- per kalendermaand voor kortdurend verblijf / respijtzorg indien de ondersteuning wordt geboden door een persoon uit het sociale netwerk of door een persoon die niet als zelfstandig ondernemer bij de Kamer van Koophandel is geregistreerd;

    • 2°.

      een bedrag per etmaal voor kortdurend verblijf / respijtzorg indien de ondersteuning wordt geboden door een bij de Kamer van Koophandel geregistreerde zelfstandig ondernemer zonder personeel (ZZP), op basis van het tarief dat hiervoor wordt gehanteerd bij de uitvoering van de Wet langdurige zorg;

  • e.

    vervoer van en naar de dagbesteding: het tarief dat hiervoor wordt gehanteerd bij de uitvoering van de Wet langdurige zorg en rekening houdende met eventuele beperkingen die het reizen met bepaalde vormen van het openbaar vervoer door de cliënt belemmeren.

  • 5.

    Voor zover de hoogte van het persoonsgebonden budget, berekend op grond van het derde en vierde lid, niet toereikend is om tijdig veilige, doeltreffende en cliëntgerichte diensten en voorzieningen van derden te betrekken, wordt de hoogte van het persoonsgebonden budget zodanig vastgesteld dat deze wel toereikend is.

  • 6.

    De hoogte van het persoonsgebonden budget, berekend op grond van het derde en vierde lid, kan niet meer bedragen dan de kostprijs van de in de betreffende situatie goedkoopste adequate in de gemeente tijdig beschikbare maatwerkvoorziening in natura.

  • 7.

    Bij de vaststelling van de hoogte van een persoonsgebonden budget voor het betrekken van diensten van een persoon die behoort tot het sociale netwerk of een persoon die niet als zelfstandig ondernemer bij de Kamer van Koophandel is geregistreerd, wordt geen rekening gehouden met kosten van tussenpersonen of belangenbehartigers.

  • 8.

    De hoogte van een persoonsgebonden budget ten behoeve van opvang en beschermd wonen wordt vastgesteld aan de hand van de onderdelen waaruit de zorg bestaat en de bedragen die daarvoor gelden op grond van de vigerende verordening maatschappelijke ondersteuning van de gemeente Heerlen.

Artikel II Overgangsrecht

  • 1.

    Indien aan een cliënt op grond van artikel 13 van de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Landgraaf zoals dat luidde voor het tijdstip van inwerkingtreding van artikel I, onderdeel C, een persoonsgebonden budget is verstrekt ten behoeve van het betrekken van de dienst hulp bij het huishouden van een persoon uit het sociale netwerk of een persoon die niet als zelfstandig ondernemer bij de Kamer van Koophandel is geregistreerd en dat persoonsgebonden budget is verstrekt tot een datum die is gelegen na inwerkingtreding van artikel I, onderdeel C, blijft ten aanzien van een nieuw besluit tot vaststelling van het persoonsgebonden budget ten behoeve van die cliënt artikel 13 van de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Landgraaf, zoals dat luidde voor het tijdstip van inwerkingtreding van artikel I, onderdeel C, van toepassing tot de einddatum van het eerdere besluit, maar uiterlijk tot drie maanden na inwerkingtreding van artikel I, onderdeel C.

     

  • 2.

    Indien aan een cliënt op grond van artikel 13 van de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Landgraaf zoals dat luidde voor het tijdstip van inwerkingtreding van artikel I, onderdeel C, een persoonsgebonden budget is verstrekt ten behoeve van het betrekken van de dienst persoonlijke begeleiding/persoonlijke verzorging basis of  persoonlijke begeleiding/persoonlijke verzorging plus van een (thuiszorg)zorgaanbieder/Kamer van Koophandel geregistreerde zelfstandig ondernemer zonder personeel (ZZP), en dat persoonsgebonden budget is verstrekt tot een datum die is gelegen na inwerkingtreding van artikel I, onderdeel C, blijft ten aanzien van een nieuw besluit tot vaststelling van het persoonsgebonden budget ten behoeve van die cliënt, mits er sprake is van ongewijzigde omstandigheden aan de zijde van cliënt, artikel 13 van de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Landgraaf, zoals dat luidde voor het tijdstip van inwerkingtreding van artikel I, onderdeel C, van toepassing tot de einddatum van het eerdere besluit, maar uiterlijk tot achttien maanden na inwerkingtreding van artikel I, onderdeel C.

 

Artikel III Citeertitel en inwerkingtreding

  • 1.

    Dit besluit kan worden aangehaald als “eerste wijziging van de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Landgraaf 2020”.

  • 2.

    Dit besluit treedt in werking op 1 juli 2021.

Aldus besloten in de openbare besluitvormende raad, gehouden op 22 april 2021.

De griffier, De voorzitter,

Naar boven