Verordening van de raad van de gemeente Bodegraven-Reeuwijk, houdende wijziging van de Algemene plaatselijke verordening gemeente Bodegraven-Reeuwijk (12e wijziging)

 

De raad van de gemeente Bodegraven-Reeuwijk;

 

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 23-3-2021;

 

gelet op de artikelen 149, 151a, 151b, 151d, 154 en 154a van de Gemeentewet;

 

besluit:

 

vast te stellen de volgende verordening:

 

Verordening tot wijziging van de Algemene plaatselijke verordening gemeente Bodegraven-Reeuwijk (12e wijziging)

 

Artikel I

 

De Algemene plaatselijke verordening gemeente Bodegraven-Reeuwijk wordt gewijzigd als volgt:

 

A

 

In artikel 1:1 wordt in de definitie van ‘voertuig’ de zinsnede ‘met uitzondering van kleine wagens zoals kruiwagens, kinderwagens en rolstoelen’ vervangen door ’met uitzondering van kleine wagens, zoals kruiwagens en kinderwagens, en rolstoelen’.

 

B

 

In artikel 2:6, vijfde lid, wordt ‘Op de ontheffing’ vervangen door ‘Op de aanvraag om een ontheffing’.

 

C

 

Het opschrift van artikel 2:10 komt te luiden:

 

Artikel 2:10 Voorwerpen op of aan een openbare plaats

 

D

 

In artikel 2:11, vijfde lid, wordt ‘Op de vergunning’ vervangen door ‘Op een aanvraag om een vergunning’.

 

E

 

In artikel 2:24, eerste lid, onder b, wordt ‘artikel 160, eerste lid, onder h, van de Gemeentewet’ vervangen door ‘artikel 160, eerste lid, aanhef en onder g, van de Gemeentewet’.

 

F

 

Artikel 2:25 wordt als volgt gewijzigd:

 

  • 1.

    In het zevende lid wordt ‘van slecht levensgedrag’ vervangen door ‘in enig opzicht van slecht levensgedrag’.

     

  • 2.

    In het achtste lid wordt ‘Op de vergunning’ vervangen door ‘Op een aanvraag om een vergunning’.

 

G

 

Artikel 2:26 komt te luiden:

 

Artikel 2:26 Ordeverstoring

  • 1.

    Het is verboden bij een evenement de orde te verstoren.

  • 2.

    Het is verboden bij een evenement zichtbaar goederen te dragen, bij zich te hebben of te vervoeren die uiterlijke kenmerken zijn van een organisatie die bij rechterlijke uitspraak of bestuurlijk besluit verboden is verklaard of is ontbonden vanwege een doel of werkzaamheid in strijd met de openbare orde.

  • 3.

    Het is verboden bij een evenement of in de directe omgeving van de locatie, waar een evenement wordt gehouden, lachgas of daarop gelijkende waar te gebruiken, voorbereidingen daartoe te verrichten, of al dan niet tegen betaling aan te bieden of ten behoeve van gebruik of verkoop voorwerpen of stoffen voorhanden te hebben.

  • 4.

    Het verbod in het tweede lid geldt niet voor zover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door het Wetboek van Strafrecht.

H

 

Artikel 2:28 wordt als volgt gewijzigd:

 

  • 1.

    Het tweede lid vervalt, onder vernummering van het derde tot en met het zesde lid tot het tweede tot en met vijfde lid.

     

  • 2.

    Het derde lid (nieuw) komt te luiden:

     

    • 3.

      In afwijking van het bepaalde in artikel 1:8 kan de burgemeester de vergunning slechts geheel of gedeeltelijk weigeren als naar zijn oordeel moet worden aangenomen dat:

      • a.

        de woon- of leefsituatie in de omgeving van de openbare inrichting of de openbare orde op ontoelaatbare wijze nadelig wordt beïnvloed; of

      • b.

        de exploitant of de leidinggevende in enig opzicht van slecht levensgedrag is.

  • 3.

    In het vierde lid (nieuw) wordt ‘de in het vierde lid genoemde weigeringsgrond’ vervangen door ‘de in het derde lid genoemde weigeringsgronden’.

     

  • 4.

    Het vijfde lid (nieuw) komt te luiden:

     

    • 5.

      Op de aanvraag om een vergunning is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) niet van toepassing.

 

I

 

In artikel 2:29, negende lid, wordt ‘Op de ontheffing’ vervangen door ‘Op de aanvraag om een ontheffing’.

 

J

 

In artikel 2:31 wordt in onderdeel c de punt aan het slot vervangen door een puntkomma en wordt een onderdeel d toegevoegd, luidende:

 

  • d.

    onverminderd het bepaalde in de Drank- en Horecawet lachgas of daarop gelijkende waar te verkopen, te gebruiken en/of bij zich te hebben.

K

 

In artikel 2:39, vierde lid, wordt ‘Op de vergunning’ vervangen door ‘Op de aanvraag om een vergunning’.

 

L

 

Na artikel 2:48A wordt een artikel ingevoegd, luidende:

 

Artikel 2:48B Lachgasverbod

  • 1.

    Het is verboden op een openbare plaats of op openbaar water lachgas of daarop gelijkende waar te gebruiken of te verhandelen of ten behoeve van dat gebruik of die verkoop voorwerpen of stoffen voorhanden te hebben.

  • 2.

    Het verbod is niet van toepassing wanneer lachgas of de daarop gelijkende waar bestemd is voor technische of gastronomische doeleinden.

M

 

Na artikel 2:50 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

 

Artikel 2:50A Verbod op zichtbare uitingen van verboden organisaties

  • 1.

    Het is verboden op openbare plaatsen of in voor het publiek toegankelijke openstaande gebouwen en daarbij behorende erven zichtbaar goederen te dragen, bij zich te hebben of te vervoeren die uiterlijke kenmerken zijn van een organisatie die bij rechterlijke uitspraak of bestuurlijk besluit verboden is verklaard of is ontbonden vanwege een werkzaamheid of doel in strijd met de openbare orde.

  • 2.

    Het verbod geldt niet voor zover n het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door het Wetboek van Strafrecht.

N

 

In artikel 2:57, eerste lid, onder b, wordt ‘de weg’ vervangen door ‘een openbare plaats’.

 

O

 

In artikel 2:65 wordt ‘op of aan de weg of in een voor het publiek toegankelijk gebouw’ vervangen door ‘op een openbare plaats’.

 

P

 

In artikel 2:67, derde lid, wordt ‘Op de vrijstelling’ vervangen door ‘Op de aanvraag om een vrijstelling’.

 

Q

 

In artikel 2:72, tweede lid, wordt ‘Op de vergunning’ vervangen door ‘Op de aanvraag om een vergunning’.

 

R

 

Na artikel 2:74A worden twee artikelen ingevoegd, luidende:

 

Artikel 2:74B Verzameling van personen in verband met harddrugs of heling

  • 1.

    Het is verboden op of aan wegen die door de burgemeester zijn aangewezen omdat de openbare orde dit in verband met het openlijk gebruik van of de handel in harddrugs dan heling naar zijn oordeel noodzakelijk maakt, deel te nemen aan een verzameling van meer dan vier personen waarvan redelijkerwijs kan worden aangenomen dat de verzameling verband houdt met het gebruik van of de handel in harddrugs dan wel heling.

  • 2.

    De aanwijzing van wegen, zoals bedoeld in het eerste lid wordt gegeven voor ten hoogste zes maanden, welke termijn telkenmale kan worden verlengd.

  • 3.

    Degene die zich bevindt in een verzameling als in het eerste lid bedoeld is verplicht op een daartoe strekkend bevel van een ambtenaar van politie direct zijn weg te vervolgen of zich in de door hem aangewezen richting te verwijderen.

 

Artikel 2:74C Verblijfsontzegging in verband met harddrugs

  • 1.

    Degene die in een gebied, dat door de burgemeester is aangewezen, omdat naar zijn oordeel de openbare orde in dat gebied ernstig is verstoord door de aanwezigheid van verslaafden en/of handelaren in harddrugs, zich gedraagt in strijd met:

    • a.

      de artikelen 2:1, 2:49, of 2:78A voor zover de gedragingen in verband staan met harddrugs,

    • b.

      artikel 2:74 (drugshandel op straat),

    • c.

      artikel 2:74B. (verzameling van personen in verband met harddrugs of heling),

    • d.

      artikel 3:16 (straatprostitutie),

    • e.

      de artikelen 2:48 of 2:74A (openlijk drank- en drugsgebruik),

  • is verplicht zich terstond uit dat gebied te verwijderen en zich daar gedurende een tijdvak van vierentwintig uur niet te bevinden, nadat de burgemeester hem een daartoe strekkend bevel heeft gegeven.

  • 2.

    Degene die messen of andere voorwerpen, die als wapen kunnen worden gebruikt zoals verboden in de Wet wapens en munitie, openlijk voorhanden heeft, is verplicht zich terstond uit een door de burgemeester aangewezen gebied, als bedoeld in het eerste lid, te verwijderen en zich daar gedurende een tijdvak van vierentwintig uur niet te bevinden nadat de burgemeester hem een daartoe strekkend bevel heeft gegeven.

  • 3.

    Degene die in een door de burgemeester aangewezen gebied, als bedoeld in het eerste lid in een aaneengesloten periode van ten hoogste zes maanden ten minste drie ordeverstorende gedragingen heeft begaan, is verplicht zich terstond uit dat gebied te verwijderen en zich daar gedurende een tijdvak van een maand niet te bevinden nadat de burgemeester hem een daartoe strekkend bevel heeft gegeven.

  • 4.

    Degene die in een door de burgemeester aangewezen gebied, als bedoeld in het eerste lid overeenkomstig het derde lid een bevel van de burgemeester heeft gekregen zich te verwijderen uit dat gebied en die in een aaneengesloten periode van ten hoogste één jaar weer een ordeverstorende gedraging heeft begaan, is verplicht zich terstond uit dat gebied te verwijderen en zich daar gedurende een tijdvak van twee maanden niet te bevinden nadat de burgemeester hem een daartoe strekkend bevel heeft gegeven.

  • 5.

    Degene die in een door de burgemeester aangewezen gebied, als bedoeld in het eerste lid overeenkomstig het vierde lid een bevel van de burgemeester heeft gekregen zich te verwijderen uit dat gebied en die in een aaneengesloten periode van ten hoogste één jaar weer een ordeverstorende gedraging heeft begaan, is verplicht zich terstond uit dat gebied te verwijderen en zich daar gedurende een tijdvak van drie maanden niet te bevinden nadat de burgemeester hem een daartoe strekkend bevel heeft gegeven.

  • 6.

    Onder ordeverstorende gedragingen als bedoeld in het derde, vierde en vijfde lid worden verstaan de gedragingen als bedoeld in het eerste en tweede lid, alsmede het niet voldoen aan een opgelegd verwijderingsbevel, geweldsdelicten en diefstallen uit auto’s op of aan de weg, voor zover een verband bestaat tussen het delict en harddrugs.

S

 

Artikel 2:75 komt te luiden:

 

Artikel 2:75 Bestuurlijke ophouding

De burgemeester kan overeenkomstig artikel 154a van de Gemeentewet besluiten tot het tijdelijk doen ophouden van door hem aangewezen groepen van personen op een door hem aangewezen plaats als deze personen het bepaalde in de volgende artikelen van deze verordening groepsgewijs niet naleven:

Artikel 2:1 Samenscholing en ongeregeldheden

Artikel 2:6 Beperking verspreiden geschreven of gedrukte stukken of afbeeldingen

Artikel 2:26 Ordeverstoring

Artikel 2:31 Verboden gedragingen

Artikel 2:41 Betreden gesloten woning of lokaal

Artikel 2:47 Hinderlijk gedrag op openbare plaatsen

Artikel 2:48 Verboden drankgebruik

Artikel 2:48B Lachgasverbod

Artikel 2:49 Verboden gedrag bij of in gebouwen

Artikel 2:50 Hinderlijk gedrag in voor het publiek toegankelijke ruimten

Artikel 2:50A Verbod op zichtbare uitingen van verboden organisaties

Artikel 2:73 Bezigen van consumentenvuurwerk tijdens de jaarwisseling

Artikel 2:73A Carbid schieten

 

T

 

Artikel 2:78, eerste lid, komt te luiden:

 

  • 1.

    De burgemeester kan aan een persoon die de artikelen 2:1, 2:26, 2:31, 2:41 2:47, 2:47A, 2:47B, 2:48, 2:48B, 2:49, 2:50, 2:50A, 2:74 of 2:74A overtreedt een bevel geven zich gedurende ten hoogste 24 uur niet in een of meer bepaalde delen van de gemeente op een openbare plaats op te houden.

U

 

Artikel 2:79, eerste lid, komt te luiden:

 

  • 1.

    Degene die een woning of een bij die woning behorend erf gebruikt of tegen betaling in gebruik geeft, draagt er zorg voor dat door gedragingen in of vanuit die woning of dat erf of in de onmiddellijke nabijheid van die woning of dat erf geen ernstige en herhaaldelijke hinder voor omwonenden wordt veroorzaakt.

V

 

Na artikel 2:79 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

 

Artikel 2:80 Tegengaan onveilig, niet leefbaar en malafide ondernemersklimaat

  • 1.

    In dit artikel wordt verstaan onder:

    • a.

      exploitant: natuurlijke persoon of de bestuurder van een rechtspersoon of, indien van toepassing, de tot vertegenwoordiging van die rechtspersoon bevoegde natuurlijke persoon, voor wiens rekening en risico de bedrijfsmatige activiteiten worden uitgeoefend;

    • b.

      beheerder: de natuurlijke persoon die door de exploitant is aangesteld voor de feitelijke leiding over de bedrijfsmatige activiteiten;

    • c.

      bedrijf: het in een voor het publiek toegankelijk gebouw, uitoefenen van bedrijfsmatige activiteiten, die niet vallen onder de vergunningplicht van artikel 2:12 of artikel 3:3.

  • 2.

    De burgemeester kan gebouwen, gebieden of bedrijfsmatige activiteiten aanwijzen waar(op) het verbod uit het derde lid van toepassing is. Een gebouw of gebied wordt uitsluitend voor een bepaalde termijn aangewezen als in of rondom dat gebouw dan wel in dat gebied naar het oordeel van de burgemeester de leefbaarheid of de openbare orde en veiligheid onder druk komt te staan. Een aanwijzing van een gebouw of gebied kan zich tot één of meer bedrijfsmatige activiteiten beperken. Een bedrijfsmatige activiteit wordt uitsluitend voor de gehele gemeente aangewezen als naar het oordeel van de burgemeester de leefbaarheid of openbare orde en veiligheid door de bedrijfsmatige activiteit onder druk staat. Het aanwijsbesluit wordt niet genomen dan nadat het college is gehoord en de raad een ontwerp-aanwijsbesluit is toegezonden en in de gelegenheid is gesteld zijn wensen en bedenkingen ter kennisname van de burgemeester te brengen.

  • 3.

    Het is verboden om zonder vergunning van de burgemeester een bedrijf uit te oefenen:

    • a.

      in een door de burgemeester op grond van het tweede lid aangewezen gebouw of gebied voor door de burgemeester aangewezen bedrijfsmatige activiteiten; of

    • b.

      indien de uitoefening van het bedrijf een door de burgemeester op grond van het tweede lid aangewezen bedrijfsmatige activiteit betreft.

  • 4.

    Onverminderd het bepaalde in artikel 1:7 kan de burgemeester een vergunning als bedoeld in het derde lid weigeren:

    • a.

      in het belang van het voorkomen of beperken van overlast of strafbare feiten;

    • b.

      indien de leefbaarheid in het gebied door de wijze van exploitatie nadelig wordt beïnvloed of dreigt te worden beïnvloed;

    • c.

      de exploitant of beheerder in enig opzicht van slecht levensgedrag is;

    • d.

      indien redelijkerwijs moet worden aangenomen dat de feitelijke toestand niet met het in de aanvraag vermelde in overeenstemming zal zijn;

    • e.

      indien niet voldaan is aan de bij of krachtens lid vijf en zes gestelde eisen met betrekking tot de aanvraag;

    • f.

      indien er aanwijzingen zijn dat in het bedrijf personen werkzaam zijn of zullen zijn in strijd met het bij of krachtens de Wet arbeid vreemdelingen of Vreemdelingenwet 2000 bepaalde;

    • g.

      indien de vestiging of de exploitatie in strijd is met een geldend bestemmingsplan, beheersverordening, exploitatieplan, voorbereidingsbesluit of de Wet milieubeheer.

  • 5.

    De vergunning wordt verleend voor de duur van het aanwijzingsbesluit.

  • 6.

    De vergunning wordt aangevraagd door de exploitant. Bij de aanvraag om een vergunning wordt vermeld voor welke bedrijfsmatige activiteiten de vergunning wordt gevraagd, en worden in ieder geval de volgende gegevens en bescheiden overgelegd:

    • a.

      de NAW-gegevens en een geldig identiteitsbewijs van de exploitant en de beheerder;

    • b.

      het adres en telefoonnummer van het gebouw of gebied waar de bedrijfsmatige activiteiten worden uitgeoefend;

    • c.

      het nummer van inschrijving in het handelsregister bij de Kamer van Koophandel;

    • d.

      indien van toepassing de verblijftitel van de exploitant en beheerder;

    • e.

      een bewijs waaruit blijkt dat de exploitant of beheerder gerechtigd is om in Nederland arbeid te verrichten;

    • f.

      een document waaruit blijkt dat de exploitant gerechtigd is over de ruimte te beschikken waarin het bedrijf wordt gevestigd;

    • g.

      een op grond van de Wet bevordering Integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur vastgesteld en ingevuld vragenformulier met de daarbij behorende bijlagen en bescheiden.

  • 7.

    De burgemeester kan bepalen, dat aanvullende gegevens worden overgelegd.

  • 8.

    Onverminderd het bepaalde in artikel 1:5 kan de burgemeester een vergunning als bedoeld in het derde lid intrekken of wijzigen indien:

    • a.

      door of vanuit het bedrijf de openbare orde wordt aangetast of dreigt te worden aangetast; of

    • b.

      door of vanuit het bedrijf de leefbaarheid in het gebied door de wijze van de exploitatie nadelig wordt beïnvloed of dreigt te worden beïnvloed; of

    • c.

      de exploitant of beheerder in enig opzicht van slecht levensgedrag is; of

    • d.

      de exploitant of beheerder betrokken is of ernstige nalatigheid kan worden verweten bij activiteiten of strafbare feiten in of vanuit het bedrijf dan wel toestaat of gedoogt dat strafbare feiten of activiteiten worden gepleegd waarmee de openbare orde nadelig wordt beïnvloed; of

    • e.

      er strafbare feiten in het bedrijf hebben plaatsgevonden of plaatsvinden; of

    • f.

      er aanwijzingen zijn dat in het bedrijf personen werkzaam zijn of zullen zijn in strijd met het bij of krachtens de Wet arbeid vreemdelingen of Vreemdelingenwet 2000 bepaalde; of

    • g.

      de bedrijfsmatige activiteiten door de exploitant zijn beëindigd danwel sprake is van een gewijzigde exploitatie; of

    • h.

      redelijkerwijs moet worden aangenomen dat de feitelijke toestand niet met het in de vergunning vermelde in overeenstemming is; of

    • i.

      de vestiging of de exploitatie in strijd is met een geldend bestemmingsplan, beheersverordening, exploitatieplan, voorbereidingsbesluit of de Wet milieubeheer.

  • 9.

    Indien een bedrijf in strijd met het verbod uit het derde lid van deze bepaling wordt geëxploiteerd of indien een van de situaties als bedoeld in het achtste lid, sub a tot en met i, van toepassing is, kan de burgemeester de sluiting van het bedrijf bevelen.

  • 10.

    Het is een ieder verboden een overeenkomstig het negende lid van deze bepaling gesloten bedrijf te betreden of daarin te verblijven.

  • 11.

    11. De sluiting kan door de burgemeester worden opgeheven indien later bekend geworden feiten en omstandigheden hiertoe aanleiding geven.

  • 12.

    De exploitant is verplicht elke verandering in de uitoefening van zijn bedrijf waardoor deze niet langer in overeenstemming is met de in de vergunning opgenomen gegevens zo spoedig mogelijk aan de burgemeester te melden. De burgemeester verleent een gewijzigde vergunning, als het bedrijf aan de vereisten voldoet.

  • 13.

    Het is verboden een bedrijf voor bezoekers geopend te hebben zonder dat de exploitant of beheerder aanwezig is.

  • 14.

    De exploitant en de beheerder zien erop toe dat in het bedrijf geen strafbare feiten plaatsvinden.

  • 15.

    In afwijking van het derde lid geldt dit verbod voor de exploitant die op het moment van inwerkingtreding van het aanwijzingsbesluit reeds onder het aanwijzingsbesluit vallende bedrijfsmatige activiteiten verricht, voor die bestaande activiteiten op bestaande locaties eerst drie maanden na inwerkingtreding van het aanwijzingsbesluit of met ingang van inwerkingtreding van het besluit tot weigering of intrekking van een door hem aangevraagde vergunning, voor zover dat eerder is.

  • 16.

    Op de vergunning als bedoeld in het derde lid is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve beschikking bij niet tijdig beslissen) niet van toepassing.

W

 

In hoofdstuk 2 wordt na afdeling 12 een nieuwe afdeling ingevoegd, luidende:

 

Afdeling 13. Tegengaan uitbuiting en onevenredige benadeling van huurders

 

Artikel 2:81 Begripsbepalingen

In deze afdeling wordt verstaan onder:

  • a.

    woning: woonruimte als bedoeld in artikel 1 onder j van de Huisvestingswet 2014;

  • b.

    woningverhuur: het, al dan niet bedrijfsmatig tegen een vergoeding beschikbaar stellen dan wel in gebruik geven van ene woning;

  • c.

    woningbemiddeling: het, al dan niet bedrijfsmatig, tegen een vergoeding bemiddelen bij de totstandkoming van een overeenkomsten tot het tegen een vergoeding beschikbaar stellen dan wel in gebruik geven van een woning;

  • d.

    verhuurder: een natuurlijke persoon of een rechtspersoon die, al dan niet bedrijfsmatig, een woning tegen een vergoeding beschikbaar stelt dan wel in gebruik geeft;

  • e.

    bemiddelingsbedrijf: een natuurlijke persoon of een rechtspersoon die, al dan niet bedrijfsmatig, tegen vergoeding bemiddelt bij de totstandkoming van een overeenkomsten tot het tegen een vergoeding beschikbaar stellen dan wel in gebruik geven van een woning.

 

Artikel 2:82 Aanwijzing vergunningplichtige woningverhuur

  • 1.

    Het college kan woningverhuur aanwijzen waarop het verbod uit het eerste lid van artikel 2:83 van toepassing is.

  • 2.

    Een aanwijzing als bedoeld in het eerste lid vindt uitsluitend plaats als naar het oordeel van het college:

    • a.

      huurders en/of gebruikers worden uitgebuit en/of onevenredig benadeeld; en/of

    • b.

      de leefbaarheid, de volksgezondheid, de openbare orde en/of de veiligheid onder druk staan; en/of

    • c.

      het welzijn van huurders en/of gebruikers onder druk staat; en/of

    • d.

      er zich strafbare feiten voordoen.

  • 3.

    Een aanwijzing als bedoeld in het eerste lid kan zich beperken tot:

    • a.

      de woningverhuur van één of meer verhuurders; en/of

    • b.

      de verhuur van één of meer woningen binnen een straat, wijk of gebied; en/of

    • c.

      alle woningverhuur binnen een straat, wijk, of gebied; en/of

    • d.

      een bepaalde vorm van woningverhuur al dan niet beperkt tot een straat, wijk, of gebied; en/of

    • e.

      één of meer onder verantwoording van of in opdracht van een verhuurder of meerdere verhuurders werkende natuurlijke personen of rechtspersonen.

  • 4.

    Een aanwijzing als bedoeld in het eerste lid welke betrekking heeft op alle woningverhuur binnen een wijk of gebied of op (een) bepaalde vorm(en) van woningverhuur binnen de gehele gemeente geschiedt niet eerder voordat de gemeenteraad hierover vooraf is geïnformeerd.

 

Artikel 2:83 Aanwijzing vergunningplichtige woningbemiddeling

  • 1.

    Het college kan woningbemiddeling aanwijzen waarop het verbod uit het eerste lid van artikel 2:83 van toepassing is.

  • 2.

    Een aanwijzing als bedoeld in het eerste lid vindt uitsluitend plaats als naar het oordeel van het college:

    • a.

      huurders en/of gebruikers worden uitgebuit en/of onevenredig benadeeld; en/of

    • b.

      de leefbaarheid, de volksgezondheid, de openbare orde en/of de veiligheid onder druk staan; en/of

    • c.

      het welzijn van huurders en/of gebruikers onder druk staat; en/of

    • d.

      er zich strafbare feiten voordoen.

  • 3.

    Een aanwijzing als bedoeld in het eerste lid kan zich beperken tot:

    • a.

      de woningbemiddeling van één of meer bemiddelingsbedrijven; en/of

    • b.

      de woningbemiddeling inzake één of meer woningen binnen een straat, wijk of gebied; en/of

    • c.

      alle woningbemiddeling binnen een straat, wijk of gebied; en/of

    • d.

      een bepaalde vorm van woningbemiddeling al dan niet beperkt tot een straat, wijk, of gebied; en/of

    • e.

      een of meer onder verantwoording van of in opdracht van een bemiddelingsbedrijf of meerdere bemiddelingsbedrijven werkende natuurlijke personen of rechtspersonen.

  • 4.

    Een aanwijzing als bedoeld in het eerste lid welke betrekking heeft op alle woningbemiddeling binnen een wijk of gebied of op (een) bepaalde vorm(en) van woningbemiddeling binnen de gehele gemeente geschiedt niet eerder voordat de gemeenteraad hierover vooraf is geïnformeerd.

 

Artikel 2:84 Vergunning woningverhuur en/of woningbemiddeling

  • 1.

    Het is verboden om zonder vergunning van de burgemeester een woning te verhuren als deze woningverhuur valt onder de werking van een aanwijzingsbesluit als bedoeld in artikel 2:81, eerste lid.

  • 2.

    Het is verboden om zonder vergunning van de burgemeester een woning te bemiddelen als deze woningbemiddeling valt onder de werking van een aanwijzingsbesluit als bedoeld in artikel 2:82, eerste lid.

  • 3.

    Onverminderd het bepaalde in artikel 1 :8 kan de burgemeester een vergunning als bedoeld in het eerste en tweede lid weigeren:

    • a.

      ter voorkoming van uitbuiting, onevenredige benadeling en strafbare feiten;

    • b.

      in het belang van het welzijn van huurders en/of gebruikers;

    • c.

      in het belang van de leefbaarheid;

    • d.

      indien de verhuurder en/of het bemiddelingsbedrijf dan wel onder verantwoording van of in opdracht van de verhuurder of het bemiddelingsbedrijf werkende natuurlijke en/of rechtspersonen in enig opzicht van slecht levensgedrag zijn;

    • e.

      indien redelijkerwijs moet worden aangenomen dat de feitelijke toestand niet met het in de aanvraag vermelde in overeenstemming zal zijn;

    • f.

      indien er aanwijzingen zijn dat voor de verhuurder en/of het bemiddelingsbedrijf personen werkzaam zijn in strijd met het bij of krachtens de Wet arbeid vreemdelingen of Vreemdelingenwet 2000 bepaalde.

  • 4.

    Onverminderd het bepaalde in artikel 1:8 weigert de burgemeester een vergunning als bedoeld in het eerste en tweede lid als de te vergunnen activiteit strijdigheden oplevert met een geldend bestemmingsplan, een geldend ruimtelijk exploitatieplan, een geldende beheersverordening, een geldend voorbereidingsbesluit of de Wet milieubeheer.

 

Artikel 2:85 Intrekking en wijziging van een vergunning

Onverminderd het bepaalde in artikel 1:6 kan de burgemeester de vergunning als bedoeld in het eerste lid van artikel 2:83 intrekken of wijzigen indien naar het oordeel van de burgemeester:

  • a.

    de voorschriften verbonden aan de vergunning of de plichten voortvloeiend uit deze afdeling niet worden nageleefd; en/of

  • b.

    er zich een omstandigheid voordoet op grond waarvan de vergunning op grond artikel 1:8 en van het derde en vierde lid van artikel 2:83 zou zijn geweigerd.

X

 

Artikel 3:3, vierde lid, komt te luiden:

 

  • 4.

    Op de aanvraag om een vergunning is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) niet van toepassing.

Y

 

Artikel 3:7 wordt als volgt gewijzigd:

 

  • 1.

    In het eerste lid worden de volgende wijzigingen aangebracht:

    • a.

      in de aanhef wordt ‘Een vergunning wordt geweigerd als’ vervangen door ‘Onverminderd het bepaalde in artikel 1:8 wordt een vergunning geweigerd als’;

    • b.

      onderdeel b vervalt;

    • c.

      de onderdelen c tot en met k worden geletterd b tot en met j.

       

  • 2.

    In de aanhef van het tweede lid wordt ‘het eerste lid, onder h,’ vervangen door ‘het eerste lid, onder g,’.

     

  • 3.

    In het derde lid wordt ‘het eerste lid, onder h en i,’ vervangen door ‘het eerste lid, onder g en h,’.

     

  • 4.

    In het vierde lid wordt ‘het eerste lid, onder h en i,’ vervangen door ‘het eerste lid, onder g en h,’.

Z

 

In artikel 3:9, eerste lid, onder e, wordt ‘artikel 3:7, eerste lid, onder a tot en met i’ vervangen door ‘artikel 3:7, eerste lid, onder a tot en met h’.

 

AA

 

Na artikel 4:9 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

 

Artikel 4:9A Verbod oplaten ballonnen

Het is verboden ballonnen op te laten. Onder ballonnen wordt verstaan alle soorten ballonnen en wenslantaarns en soortgelijke objecten die zonder sturing wegdrijven.

 

AB

 

In artikel 5:2, vijfde lid, wordt ‘Op de ontheffing’ vervangen door ‘Op de aanvraag om een ontheffing’.

 

AC

 

In artikel 5:3, derde lid, wordt ‘Op de ontheffing’ vervangen door ‘Op de aanvraag om een ontheffing’.

 

AD

 

In artikel 5:6, vierde lid, wordt ‘Op de ontheffing’ vervangen door ‘Op de aanvraag om een ontheffing’.

 

AE

 

In artikel 5:7, derde lid, wordt ‘Op de ontheffing’ vervangen door ‘Op de aanvraag om een ontheffing’.

 

AF

 

In artikel 5:8, zevende lid, wordt ‘Op de ontheffingen’ vervangen door ‘Op de aanvraag om een ontheffing’.

 

AG

 

In artikel 5:13, vierde lid, wordt ‘Op de vergunning’ vervangen door ‘Op de aanvraag om een vergunning’.

 

AH

 

In artikel 5:14, tweede lid, onder b, wordt ‘artikel 160, eerste lid, onder h, van de Gemeentewet’ vervangen door ‘artikel 160, eerste lid, aanhef en onder g, van de Gemeentewet’.

 

AI

 

In artikel 5:17, tweede lid, onder a, wordt ‘artikel 160, eerste lid, aanhef en onder h, van de Gemeentewet’ vervangen door ‘artikel 160, eerste lid, aanhef en onder g, van de Gemeentewet’.

 

AJ

 

In artikel 5:18, zesde lid, wordt ‘Op de vergunning’ vervangen door ‘Op de aanvraag om een vergunning’.

 

AK

 

In artikel 5:22, tweede lid, onder a, wordt ‘artikel 160, eerste lid, aanhef en onder h, van de Gemeentewet’ vervangen door ‘artikel 160, eerste lid, aanhef en onder g, van de Gemeentewet’.

 

AL

 

Artikel 5:25 wordt als volgt gewijzigd:

 

  • 1.

    In het tweede lid wordt in onderdeel c de puntkomma aan het slot vervangen door een punt en vervalt onderdeel d.

     

  • 2.

    Na het tweede lid wordt, onder vernummering van het derde en het vierde lid tot het vierde en het vijfde lid, een lid ingevoegd luidende:

     

    • 3.

      Het is verboden gemeentelijke openbare uit/instap-, los- en laadplaatsen als opslagplaats van goederen te gebruiken.

AM

 

In artikel 5:31B, elfde lid, wordt ‘Op de ontheffing’ vervangen door ‘Op de aanvraag om een ontheffing’.

 

AN

 

In artikel 5:32, eerste lid, wordt na ‘Het is verboden op enig terrein, geen weg zijnde, met een motorvoertuig of een bromfiets’ ingevoegd ‘te crossen buiten wedstrijdverband,’.

 

AO

 

In artikel 5:36, vierde lid, wordt ‘Op de ontheffing’ vervangen door ‘Op de aanvraag om een ontheffing’.

 

AP

 

Artikel 6:1 wordt als volgt gewijzigd:

 

  • 1.

    In het eerste lid komt in de opsomming van artikelen de aanhef van de artikelen 2:6, 4:13 en 5:10 te luiden:

     

    Artikel 2:6 Verspreiden geschreven of gedrukte stukken of afbeeldingen

    Artikel 4:13 Opslag voertuigen, vaartuigen, mest, afvalstoffen en dergelijke

    Artikel 5:10 Parkeren of laten stilstaan van voertuigen anders dan op de rijbaan

     

  • 2.

    In het eerste lid worden in de opsomming van artikelen in numerieke volgorde de volgende artikelen ingevoegd:

     

    Artikel2:48B Lachgasverbod

    Artikel 2 :50A Verbod op zichtbare uitingen van verboden organisaties

    Artikel 2:74B Verzameling van personen in verband met harddrugs of heling

    Artikel 2:74C Verblijfsontzegging in verband met harddrugs

    Artikel 2:80 Tegengaan onveilig, niet leefbaar en malafide ondernemersklimaat

    Artikel 2:84 Vergunning woningverhuur en/of woningbemiddeling

     

  • 3.

    In het tweede lid komt in de opsomming van artikelen de aanhef van artikel 2:9 te luiden:

     

    Artikel 2:9 Vertoningen op openbare plaatsen

     

  • 4.

    In het tweede lid wordt in de opsomming van artikelen na ‘Artikel 4:8 Natuurlijke behoefte doen’ ingevoegd ‘Artikel 4:9A Verbod oplaten ballonnen’.

     

  • 5.

    In het derde lid, wordt ‘de artikelen 2:10, achtste juncto eerste lid, 2:11, eerste lid en 4:11, tweede lid’ vervangen door ‘de artikelen 2:10 en 2:11 als sprake is van een omgevingsvergunningplichtige activiteit en artikel 4:11, tweede lid’.

Artikel II

 

Deze verordening treedt in werking op de eerste dag na die van de bekendmaking.

 

Aldus besloten in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Bodegraven-Reeuwijk, gehouden op 21 april 2021.

 

De griffier,

drs. J.H. Rijs MMC

 

Naar boven