Gemeenteblad van Apeldoorn
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Apeldoorn | Gemeenteblad 2021, 134214 | Overige besluiten van algemene strekking |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Apeldoorn | Gemeenteblad 2021, 134214 | Overige besluiten van algemene strekking |
Regeling bekostiging voorzieningen ter bevordering van onderwijskansen gemeente Apeldoorn
Het college van burgemeester en wethouders van Apeldoorn;
Gelezen het beleidsplan ‘Voorbereid naar school, gemeentelijk onderwijskansenbeleid 2021-2023’;
Overwegende, dat het college van burgemeester en wethouders bevoegd is regels te stellen voor het toekennen van financiële middelen ten behoeve van de bestrijding van onderwijsachterstanden;
Gelet op artikel 165 tot 168a van de Wet op het primair onderwijs, titel 4:2 van de Algemene wet bestuursrecht en de Algemene subsidieverordening en het beleidsmatig kader zoals vastgelegd in de beleidsregels Onderwijskansenbeleid 2021-2023;
vast te stellen de navolgende Regeling bekostiging voorzieningen ter bevordering van onderwijskansen.
HOOFDSTUK 1 | Algemene bepalingen
Doelgroepkind: peuter die ingezetene is van de gemeente en een voorschool in de gemeente bezoekt en waarvan:
Beide ouders of verzorgers een schoolopleiding hebben gevolgd op maximaal het niveau van het praktijkonderwijs of voorbereidend beroepsonderwijs, voor zover het betreft de basisberoepsgerichte leerweg of de kaderberoepsgerichte leerweg. Als het een leerling uit een eenoudergezin betreft, geldt deze opleidingseis ten aanzien van de betreffende ouder of verzorger;
Of van wie de jeugdgezondheidszorg met toepassing van de omgevingsanalyse1 heeft vastgesteld dat er in de thuissituatie onvoldoende in taalaanbod in het Nederlands kan worden voorzien;
HOOFDSTUK 2 | Bekostigingsvoorwaarden voorschoolse educatie
Het college draagt er zorg voor dat er in de gemeente een dekkend en kwalitatief volwaardig aanbod aan voorscholen is waar doelgroepkinderen deel kunnen nemen aan voorschoolse educatie, die voldoet aan de bij of krachtens de wet en deze regeling vastgestelde bepalingen met het oogmerk de startcondities van doelgroepkinderen in de school te verbeteren.
Artikel 4 | Toekenningscriteria
Het college kan naast de in het eerste lid bedoelde criteria van het schoolbestuur verlangen een locatieplan in te dienen waarin in ieder geval wordt aangegeven hoe tegemoet wordt gekomen aan de bevindingen uit het kwaliteitsrapport van de inspectie van het onderwijs en/of de bevindingen van een in opdracht van de gemeente uitgevoerde borgingsvisitatie.
Artikel 5 | Bekostigingsgrondslag
Uit het bedrag, bestemd voor de voorschool worden in ieder geval bestreden de kosten voor twee leidsters, coaches in het werkveld, uitvoeringskosten ouderbeleid, huisvesting, materialen, activiteiten, waaronder de toepassing van het ontwikkelingsvolgmodel zeer jonge kind, administratie en de overdrachtswerkzaamheden ten behoeve van het onderwijs;
Ouders, die in aanmerking komen voor kinderopvangtoeslag, als bedoeld in de WKO, zijn gehouden een aanvraag te doen bij het Rijk. De eigen bijdrage is gelijk aan de ontvangen kinderopvangtoeslag naar evenredigheid van het aantal verplicht af te nemen uren, als bedoeld in artikel 4, eerste lid, onder f. (treedt op en later moment in werking);
HOOFDSTUK 3 | Bekostigingsvoorwaarden intensieve taalklassen
Bevordering van de beheersing van de Nederlandse taal, gericht op een onbelemmerde doorstroming binnen het basisonderwijs, voor leerlingen uit de groepen een en twee met een grote taalachterstand in het Nederlands, waarbij een grote discrepantie is vastgesteld tussen taalontwikkeling en andere vakgebieden.
HOOFDSTUK 4 |Activiteiten die voortkomen uit overleg als bedoeld in artikel 167a van de Wet op het primair onderwijs
Het reduceren van onderwijsachterstanden door gezamenlijke activiteiten gericht op de doorgaande leerlijn tussen voor- en basisschool, de bevordering van integratie en het bestrijden van onderwijsachterstanden, de afstemming van inschrijvings- en toelatingsprocedures, de verdeling van leerlingen met een onderwijsachterstand over scholen en innovatieve projecten.
HOOFDSTUK 6 | Aanvraag om bekostiging
Artikel 11 | Indieningstermijn en inhoud aanvraag
Bij het ontbreken van een of meer gegevens deelt het college dit schriftelijk mee aan het schoolbestuur of de instelling. Daarbij krijgt hij de gelegenheid om binnen drie weken na de datum van verzending van de mededeling de gegevens schriftelijk aan te vullen. Indien hij de ontbrekende gegevens niet binnen deze termijn verstrekt, beslist het college de aanvraag buiten behandeling te stellen.
HOOFDSTUK 7 | De verlening en vaststelling tot bekostiging
Artikel 14 | Beschikking tot verlening van bekostiging
De beschikking tot verlening van de bekostiging bevat:
Artikel 15 | Beschikking tot vaststelling van bekostiging
Na de beschikking tot verlening van de bekostiging dient het schoolbestuur of de instelling vóór 1 mei na afloop van het voorafgaande jaar een aanvraag tot vaststelling van de bekostiging over dat jaar in. Indien de aanvraag achterwege blijft dan wel niet voor genoemde datum is ingediend, geldt het bij de verlening toegekende bedrag van rechtswege als bekostigingsplafond. De termijn van 1 mei kan op verzoek worden verlengd;
Indien het schoolbestuur of de instelling niet of onvoldoende aantoont dat de verplichtingen zijn nagekomen, deelt het college dit vóór 1 juli schriftelijk mee aan het schoolbestuur of de instelling. Hierbij geeft hij aan op welke onderdelen het schoolbestuur of de instelling aanvullende informatie moet verschaffen. Daarbij krijgt het schoolbestuur of de instelling de gelegenheid om binnen drie weken na ontvangst van de mededeling de gevraagde informatie schriftelijk te verschaffen. Indien het schoolbestuur of de instelling de gevraagde informatie niet binnen deze termijn verstrekt, stelt het college de bekostiging ambtshalve vast;
HOOFDSTUK 9 | Overgangs- en slotbepalingen
Artikel 20 | Overgangsbepalingen
In afwijking van artikel vier, eerste lid, onder j, voldoet een startende voorschool aan de criteria onder voorwaarde dat minimaal één van de aan de voorschool verbonden pedagogisch medewerkers beschikt over een certificaat van een erkend voorschools programma en aantoonbaar begonnen is met de training opbrengstgericht werken. Binnen 2 jaar moeten alle pedagogisch medewerkers aan de opleidingseisen voldoen, conform de beleidsregels.
TOELICHTING REGELING BEKOSTIGING VOORZIENINGEN TER BEVORDERING VAN ONDERWIJSKANSEN GEMEENTE APELDOORN
Juridisch kader onderwijskansenbeleid
In de artikelen 165 tot en met 168a van de Wet op het Primair Onderwijs (Wpo) wordt het onderwijsachterstandenbeleid geregeld. In een Algemene Maatregel van Bestuur, als bedoeld in het eerste lid van artikel 165, worden nadere voorwaarden gesteld m.b.t. de wijze waarop invulling wordt gegeven aan het gemeentelijke beleid. Het college van Burgemeester en Wethouders heeft op grond van artikel 168a van de WPO de bevoegdheid de middelen toe te kennen, nadat deze eerst op de begroting zijn geplaatst. Het college werkt daartoe de wettelijke bepalingen uit in een regeling waarin criteria en procedures staan vermeld. Een aantal specifieke punten worden op een gedetailleerder niveau uitgewerkt in de Beleidsregels onderwijskansenbeleid 2021 - 2023.
Tevens zijn in de Wet Ontwikkelingskansen Kwaliteit en Educatie (Wet Oke) onder meer een aantal zaken rond de voorschoolse educatie en de basiskwaliteit voor alle peuteropvangvoorzieningen geregeld. Verder is de Algemene Wet Bestuursrecht (Awb) van toepassing, die eisen aan de procedure van bekostiging stelt en een deel van de basisbepalingen geeft, die nodig zijn bij de verlening en vaststelling van middelen. Met artikel 160 van de Gemeentewet, de Algemene subsidieverordening van Apeldoorn en deze regeling wordt hieraan voldaan. Met de regeling zijn geobjectiveerde criteria vastgesteld voor het toekennen van aanspraken aan schoolbesturen en instellingen. Er wordt voorzien in een gelijke behandeling ten aanzien van het verkrijgen van materiële faciliteiten met een bekostiging naar dezelfde maatstaf (financiële gelijkstelling tussen openbaar en bijzonder onderwijs).2
Het begrip “bekostiging” is gehanteerd in plaats van “subsidie”. Bekostiging is een bijzondere subsidievorm: het verlenen van financiële middelen uit de openbare kas aan besturen van onderwijsinstellingen om die in staat te stellen bij onderwijswet geregelde taken van onderwijs te verrichten. Het feit, dat bij niet-nakoming van (wettelijke) verplichtingen er van rijksoverheidswege een taakverwaarlozingsmaatregel toegepast kan worden, versterkt het gebruik van de term “bekostiging”. Het begrip subsidie in artikel 4:21, vierde lid, van de Awb, hanteert voor het onderwijs dan ook “bekostiging” en stelt dat deze wet voorts van toepassing is op het onderwijs.
Hier worden de begrippen toegelicht die bij het verlenen van de middelen een rol spelen. In de regeling worden peuterspeelzalen, waar gewerkt wordt met door de gemeente bekostigde programma’s ‘voorscholen’ genoemd. Daarmee wordt een duidelijk onderscheid aangebracht met groepen binnen de kinderopvang waar niet met een erkend voorschools programma gewerkt wordt.
Het landelijk register is een term uit de Wet Oke. In het register opgenomen voorscholen zijn positief beoordeeld op de wettelijke kwaliteitseisen. Een voorschool die niet aan de eisen voldoet, wordt niet als voorschool in het register vermeld.
De centrumgerichte didactische voorschoolse programma’s Kaleidoscoop en Startblokken zijn landelijk erkend en hebben in Apeldoorn sinds 1998 brede invoering gekregen.
Ad. 8 De doelgroep wordt gevormd door kinderen van wie de ouders een lage opleiding hebben gevolgd of een (lage) opleiding niet hebben afgemaakt, in grote lijnen met de voorheen gehanteerde schoolgewichtenregeling van artikel 27 van het Besluit bekostiging WPO 1999, of van wie de jeugdgezondheidsprofessional van JGZ op basis van de door de RIVM opgestelde omgevingsanalyse heeft vastgesteld dat er in de thuissituatie onvoldoende taalaanbod in het Nederlands bestaat. Het betreft kinderen die in een kansarme omgeving opgroeien, die sociaaleconomisch en cultureel is bepaald, waar educatieve impulsen vanuit de ouders in onvoldoende mate worden gegeven. Het gaat dus niet om kinderen met fysieke en mentale beperkingen. De ouders zijn ingezetene van de gemeente, d.w.z. zij hebben in Apeldoorn een vaste woon- of verblijfplaats en zijn ingeschreven bij de gemeentelijke basisadministratie.
Ad. 14 De kwaliteit van een pedagogisch medewerker draagt in overwegende mate bij aan de resultaten bij de peuters. Het scholingsniveau van de pedagogisch medewerker is hoog. Naast de reguliere opleiding is zij gekwalificeerd voor het werken met een voorschools educatief programma. Verder is zij bekwaam te werken met het ontwikkelingsvolgmodel zeer jonge kinderen (Hogeschool Utrecht). En is zij getraind m.b.t. het opbrengstgericht werken. Tot slot moet de pedagogisch medewerker aantoonbaar beschikken over mondelinge vaardigheid en leesvaardigheid op het niveau 3 f . De pedagogisch medewerker is in het bezit van een bewijs dat met gunstig gevolg scholing is afgerond betreffende de hierboven vermelde professionaliseringstrajecten.
Artikel 2 | Prioriteit in de aanvragen
De gemeente krijgt van de wetgever voor de voorschoolse educatie een kwantitatieve doelstelling mee waarop zij wordt “afgerekend”: de gemeente zorgt voor een dekkend netwerk aan voorscholen op straffe van een rijksmaatregel in het kader van taakverwaarlozing van een medebewindstaak. Voor andere onderwijsachterstandstaken blijft een dergelijke stringente opdracht achterwege. De voorschoolse educatie heeft daarmee een prioriteitspositie gekregen in de besteding van de financiële middelen. In het artikel ligt na het bereiken van een voldoende aanbod de volgende prioriteit bij de intensieve taalklassen, die in Apeldoorn in een belangrijke behoefte voorzien. Een derde categorie wordt gevormd door activiteiten of projecten die voortkomen uit afspraken met schoolbesturen.
Artikel 3 | Doelstelling voorschoolse educatie
In de beleidsregel wordt toegelicht hoe de effecten worden gemeten.
Artikel 4 | Toekenningscriteria
Ad. A en B: Dit zijn landelijke criteria waarin moet worden voldaan.
Ad. C: iedere organisatie en iedere voorschool beschikt over een pedagogisch beleidsplan dat voldoet aan de wettelijke eisen. In het plan expliciet aandacht voor voorschoolse educatie. Uit het plan blijkt duidelijk hoe de groepssamenstelling is en hoe, ook bij het samen spelen van kinderen uit verschillende groepen, aan de voorwaarden voor voorschoolse educatie wordt voldaan, zie hoofdstuk 2.5 van de beleidsregels.
Ad. D en H De voorschoolse programma’s Kaleidoscoop en Startblokken hebben in de verlening voorkeur boven andere landelijk erkende programma’s. De kwaliteit van de uitvoering van de voorschool komt tot uitdrukking in het aangeboden programma, het pedagogisch klimaat en het educatief handelen. Met het eerste wordt bedoeld, dat het programma integraal is (alle ontwikkelingsgebieden), de planning van het werk doelgericht is, het activiteitenaanbod gericht is op de taalontwikkeling, voldoende dekkend en geconcretiseerd is en het aanbod in moeilijkheidsgraad opklimt en gedifferentieerd wordt. Met pedagogisch klimaat wordt bedoeld dat het handelen van pedagogisch medewerkers respectvol is, er duidelijke pedagogische gedragsgrenzen gestructureerd en gehanteerd worden, sociale vaardigheden en individuele competenties van peuters worden gestimuleerd, de zelfstandigheid van de peuters wordt bevorderd, respect voor de autonomie van het kind wordt getoond, en de inrichting van de fysieke ruimte aantrekkelijk, uitdagend en spel- en taal uitlokkend is en waarvan de gekozen structuur en ordening niet doorkruist wordt. Verantwoord educatief handelen betekent dat er tussen beide pedagogisch medewerkers afstemming is, er structureel effectieve en gerichte activiteiten voor de taalontwikkeling worden uitgevoerd, de interactie tussen kinderen wordt bevorderd, de actieve betrokkenheid van de kinderen gestimuleerd, het spelen en werken verrijkt worden, de ontwikkeling van aanpakgedrag (strategieën) bij de kinderen bevorderd wordt, het gedrag van de pedagogisch medewerker met de kinderen responsief is en de activiteiten op verschillen in de ontwikkeling van de individuele kinderen afgestemd wordt.
Ad. E Omdat binnen de voorschool ook in kleine groepen gewerkt moet kunnen worden en wettelijke verplicht is om voldoende toezicht te organiseren, het zogenaamde 4 ogen principe, moeten altijd 2 pedagogisch medewerkers op de groep aanwezig zijn. Daarom is de groepsgrootte van de voorschool minimaal 12 peuters. Is de groep 2 jaar kleiner, maar minimaal 8 peuters, dan wordt de groep na 2 jaar gesloten. Groepen die een jaarlang minder dan 8 peuters hebben, sluiten zo snel mogelijk. Daarnaast bestaat de groep voor maximaal 50% uit doelgroep peuters.
Ad. F Per 1 augustus 2021 is wettelijk geregeld dat peuters 960 uur voorschoolse educatie aangeboden krijgen. Alleen de uren die de peuter maakt in de leeftijd van 2,5 tot 4 jaar tellen mee. Per dag tellen alleen de eerste 6 uur mee.
Ad. G In het scholingsplan komt tot uitdrukking op welke wijze de kennis van en de vaardigheden van de beroepskracht in het vroegtijdig bestrijden van achterstanden worden onderhouden. Alle besturen van de voorscholen zijn aan dit scholingsplan gehouden, zie hoofdstuk 1 van de beleidsregels.
Ad. I Iedere peuter wordt gevolgd in het ontwikkelingsvolgmodel Jonge Kind, zie hoofdstuk 7 van de beleidsregels. Pedagogisch medewerkers zijn geschoold in het gebruik van dit volgmodel.
Ad. J Met het opbrengstgericht werken bij de ontwikkeling, begeleiding en zorg binnen de groep wordt bedoeld, dat de brede ontwikkeling van alle peuters wordt gevolgd, de begeleiding is planmatig voor de hele groep, de kleine groep en de individuele peuter. En de aangeboden begeleiding en zorg wordt geëvalueerd. De pedagogisch medewerker heeft een overzicht van de kinderen die zorg nodig hebben, die zij niet kan leveren. De medewerker meldt het betreffende kind in overleg met de ouders aan bij een externe zorginstelling en houdt de ontwikkeling bij.
Ad. K als er zorgen zijn over peuters dan kan een beroep worden gedaan op externe zorgpartijen, zie hoofdstuk 5 van de beleidsregels.
Ad. L De kwaliteit van het handelen van de pedagogisch medewerkers heeft structureel aandacht in de coaching en intervisie. Het volgen van de ontwikkeling van peuters in het OVM en de coaching op het gebruik van het OVM zorgen voor continue aandacht voor de kwaliteit van het voorschoolse aanbod en de effecten.
Ad. M en N Voorscholen die een goede samenwerking hebben met een of meer basisscholen hebben voorkeur in de bekostiging. Het opleggen van een basisschool als samenwerkingspartner is rechtens niet afdwingbaar. Het verdient wel de voorkeur in het belang van afstemming en daarmee versterking van de kindvaardigheid. Door gezamenlijke huisvesting wordt samenwerking bevorderd.
Ad. O Waar mogelijk worden alle peuters warm overgedragen naar de basisschool. Waar dit niet mogelijk is, wordt het overdrachtsformulier toegestuurd met minimaal informatie over het vve-programma waaraan de peuter heeft deelgenomen en de duur van de deelname (aantal weken). Zie verder hoofdstuk 4 van de beleidsregels.
Ad. Q Het document waarin het ouderbeleid van de voorschoolorganisatie is verwoord, is gebaseerd op het, in de beleidsregel hoofdstuk 3 geformuleerde, gemeentelijke ouderbeleid. Het is geschikt om het beleid op de voorschool te implementeren. De voorschool werkt dit uit in een concrete activiteitenkalender.
Ad. R Het lokaal en het speelterrein zijn allereerst bestemd voor de voorschool. De groepsruimte bevat uiteenlopende hoeken, die de ontwikkelingsmogelijkheden van de kinderen stimuleert zoals huis-, bouw-, kunst-, taal- en themahoeken. Ook dient er met levensechte materialen gewerkt te worden. Medegebruik mag dit niet doorkruizen, zie de beleidsregels hoofdstuk 6.
Ad. S Voor een eenduidige werkwijze is een externe coördinator aangesteld. Zij zorgt met de coördinator van de intensieve taalklassen o.a. voor de doorgaande leerlijn.
Ad. T De besturen van de voorscholen hebben in beeld welke peuters behoren tot de doelgroep en leggen dit vast in hun registratiesysteem.
Ad. U De ouderbijdrage wordt vastgesteld conform de jaarlijkse adviestabel van de VNG. Zie verder hoofdstuk 3.4 van de beleidsregels.
Ad. V en W De besturen van de voorscholen leveren de gegevens zoals afgesproken in de beleidsregels o.a. hoofdstuk 7.
Artikel 5 | Bekostigingsgrondslag
Ad. 1 Het landelijk gemiddelde uurtarief voor de voorschool, bedoeld in het eerste lid, is het uurtarief dat door de brancheorganisatie in overleg met de VNG wordt gehanteerd. Dit tarief vormt een richtlijn.
Ad. 4 De regeling bepaalt dat ouders met doelgroepkinderen voor de deelname aan de voorschool een bijdrage betalen. Voor de hoogte van deze ouderbijdrage wordt de adviestabel van de VNG gebruikt. De bijdrage komt overeen met of is lager dan de eigen bijdrage die ouders betalen voor de opvang van kinderen in een kinderdagverblijf als zij in aanmerking komen voor kinderopvangtoeslag op grond van een Algemene Maatregel van Bestuur (Besluit kinderopvangtoeslag). Het doel van de wet is dat financiële drempels worden weggenomen voor deelname aan voorscholen.
Ad. 5 Ons voornemen is dat ouders, die hun kinderen op een voorschool geplaatst hebben en in aanmerking komen voor kinderopvangtoeslag, deze aan vragen. De ouders krijgen het bedrag uitgekeerd via de Belastingdienst. We onderzoeken of hiervoor een werkbare manier kan worden gevonden. Pas als hierover afspraken zijn gemaakt, treedt dit lid in werking.
Artikel 6 | Doelstelling intensieve taalklassen
Landelijk staan de intensieve taalklassen bekend onder de naam schakelklassen. Zij zijn bestemd voor basisschoolleerlingen met een grote achterstand in de beheersing van de Nederlandse taal. De leerlingen krijgen een jaar lang intensief onderwijs, gericht op het wegwerken van de taalachterstand. Het is de bedoeling dat zij na dat jaar voldoende toegerust zijn om op een gemiddeld niveau te kunnen deelnemen aan het reguliere onderwijs. De taalklas wordt in Apeldoorn aangeboden in groep 1 en 2 van de basisschool.
Artikel 8 en 9 | Doelstelling en beoordelingskader overleg
Artikel 167a WPO schrijft voor dat de gemeente en het onderwijs jaarlijkse overleg voeren. Over een aantal onderwerpen is het overleg gericht op het maken van (meetbare) afspraken. Het college kan de uitkomsten van het overleg omzetten in bindende prestaties en inspanningen. Deze vorm van op overeenstemming gericht overleg tussen gemeente en onderwijs is verplicht en bevat onderwerpen, waarover de gemeente geen zeggenschap heeft en raken daarmee aan de door de rijksoverheid gewenste autonomie van schoolbesturen. De schoolbesturen zijn volledig verantwoordelijk voor de keuze van de onderwijskundige- en school organisatorische instrumenten en daarmee voor het kwaliteitsniveau en de dagelijkse praktijk van het onderwijs. Het risico op onderlinge controverses is hoog, daarom heeft de wetgever een geschillenregeling getroffen. De gemeente past op deze terreinen een zekere terughoudendheid, maar voelt zich anderzijds verantwoordelijk voor het welzijn van jongeren en wijkbewoners waaraan scholen een niet onbelangrijk aandeel hebben.
De terughoudendheid t.a.v. de voor- en vroegschoolse educatie is in de Wet Oke teruggesnoeid door de doorzettende bevoegdheid, die de gemeente van de wetgever heeft gekregen. De gemeente maakt hiervan alleen gebruik als het niet mee willen werken van een schoolbestuur een samenhangend lokaal onderwijskansenbeleid in de weg staat. Het geldt alleen voor onderwerpen waarbij de medewerking van alle partijen noodzakelijk is om het beleid te kunnen uitvoeren. Aan het toepassen van deze administratieve sanctie, vastgelegd in een beschikking, dient een redelijke termijn van onderhandelen te zijn voorafgegaan en alle belangen dienen zorgvuldig te zijn afgewogen. De maatregel heeft het karakter van een ultimum remedium.
Artikel 10 | Bekostigingsplafond
Een bekostigingsplafond wordt gezien als een maximale raming van de beschikbare middelen voor het onderwijskansenbeleid. Het plafond is vooral belangrijk ter voorkoming van een ongeclausuleerde aanspraak op middelen. Het plafond moet vóór het begin van de periode waarvoor het geldt, bekend worden gemaakt, zodat de aanvragers tijdig weten hoeveel geld er beschikbaar is. In de regeling is opgenomen dat dit vóór 1 januari dient te geschieden. Deze datum is gekozen omdat met het vaststellen van de gemeentebegroting de hoogte van het plafond is vastgesteld. Een vastgesteld en bekendgemaakt bekostigingsplafond betekent dat een aanvraag moet worden geweigerd als het budget wordt overschreden, ook al voldoet de aanvrager aan de criteria van de regeling. Bekendmaking dient conform artikel 3 van de Algemene subsidieverordening uiterlijk op 15 december door het college te worden verricht.
Artikel 11 | Indieningstermijn en inhoud aanvraag
Artikel 4:1 van de AWB bepaalt dat bekostiging wordt aangevraagd bij het bestuursorgaan dat bevoegd is (verklaard) op de aanvraag te beslissen. Voor deze regeling is dat het college van burgemeester en wethouders. Om de procedure te vergemakkelijken en om gerichte informatie te verkrijgen, is er een format ontwikkeld voor de aanvraag. Op dit aanvraagformulier wordt aangegeven welke gegevens bij de aanvraag moeten worden meegestuurd om te beoordelen of aan de criteria wordt voldaan. Het eerste lid voert een uiterste indieningtermijn voor de aanvraag in. Dit mede gezien de tijd die nodig kan zijn voor de behandeling van aanvragen.
Artikel 12 | Beslissingstermijn
In dit artikel zijn de beslistermijnen opgenomen. Aanvragen worden digitaal ingeleverd via de website van de gemeente Apeldoorn.
Artikel 13 | Weigeringsgronden
In het belang van de rechtmatigheidstoetsing en de gelijke behandeling van de aanvragers is het noodzakelijk weigeringsgronden in de regeling op te nemen.
Artikelen 14 tot en met 16 | Beschikkingen
Zoveel mogelijk is aangesloten bij de Algemene Wet Bestuursrecht, de Algemene subsidieverordening van de gemeente Apeldoorn (structurele bekostiging) en de onderwijswetgeving. Het uitgekeerde bedrag dient in het kalenderjaar te zijn uitgegeven. Het komt voor dat bepaalde uren of activiteiten niet in het begrotingsjaar kunnen plaatsvinden. De niet-bestede middelen worden teruggevorderd. In overleg met en na akkoord van de gemeente kunnen de middelen in het daarop volgende jaar worden uitgegeven. Uitzondering daarop vormt het laatste jaar van een beleidscyclus van het rijk, aangezien het rijk dan verplicht stelt dat alle middelen zijn besteed (betreft de bestedingen uit de specifieke uitkering).
Artikel 17 | Intrekking, wijziging en terugvordering.
Hier staan de spelregels voor intrekking en wijziging (als sanctie). De intrekking en de wijziging geschieden met terugwerkende kracht. Dit kan als de beschikking als gevolg van omstandigheden, die veroorzaakt zijn door de bekostigde, niet de beoogde werking blijkt te hebben. Het kan hier enerzijds gaan om een sanctie, anderzijds om herstel van onjuistheden die niet uitsluitend voor rekening van het college behoren te komen. Deze bepalingen zijn een noodzakelijke aanvulling op de mogelijkheid de bekostiging lager vast te stellen dan overeenkomstig de bekostigingsverlening. Ten onrechte uitbetaalde bedragen kunnen worden teruggevorderd.
Onder de besluitvorming in mandaat vallen ook aangelegenheden, die wettelijk zijn voorgeschreven en van een uitvoerend karakter zijn.
Artikel 20 | Overgangsbepaling
Om te kunnen starten is het niet ongebruikelijke in het onderwijsrecht om de opleiding voor een programma gelijk op te laten gaan met de praktische uitoefening. Het dient echter beperkt te blijven en onder de voorwaarde dat een pedagogische medewerker op de groep samengewerkt met een volledig gekwalificeerde collega. Zie ver hoofdstuk 1.1 van de beleidsregels.
Artikel 21 | Beslissing in gevallen waarin de regeling niet voorziet
Het artikel bevat een hardheidsclausule. Hiermee wordt een voorziening gegeven die een zekere mate van vrijheid toestaat bij het toepassen van de algemene regels. Het toepassen van een hardheidsclausule moet tot het uiterste beperkt worden. Wanneer blijkt dat bij het toepassen van de regeling vaak een beroep op de hardheidsclausule wordt gedaan, dan wordt de regeling aangepast.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/gmb-2021-134214.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.