Gemeenteblad van De Ronde Venen
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
De Ronde Venen | Gemeenteblad 2021, 133835 | Verordeningen |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
De Ronde Venen | Gemeenteblad 2021, 133835 | Verordeningen |
Verordening Fysieke Leefomgeving De Ronde Venen
Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen
Artikel 1.2.1 Begripsbepalingen
inzamelaar oud papier: In De Ronde Venen gevestigde scholen en verenigingen, kerkgenootschappen, instellingen en organisaties, die in het algemeen of plaatselijk belang werkzaam zijn, met een sociale of culturele doelstelling en zonder winstoogmerk en steunend op de inzet van vrijwilligers, of een daarmee door de gemeente gelijk te stellen organisatie, die oud papier inzamelt of wenst in te zamelen;
kampeermiddel: een onderkomen of voertuig waarvoor geen omgevingsvergunning voor het bouwen in de zin van artikel 2.1, eerste lid, onder a, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht is vereist, dat bestemd of opgericht is dan wel gebruikt wordt of kan worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf;
parkeren: wat daaronder wordt verstaan in artikel 1 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 (het laten stilstaan van een voertuig anders dan gedurende de tijd die nodig is voor en gebruikt wordt tot het onmiddellijk in- of uitstappen van passagiers of voor het onmiddellijk laden of lossen van goederen. Voor fietsen, bromfietsen en motoren geldt hier "onmiddellijk op- of afstappen");
Artikel 2.1 Verhouding tot de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht
De artikelen 2.2 tot en met 2.5 en 2.8 zijn niet van toepassing voor zover in het onderwerp wordt voorzien door de Wet algemene bepalingen omgevings-recht (Wabo), op een wijze die uitputtend is, of afwijkend van de Verordening Fysieke Leefomgeving.
Een aanvraag kan alleen worden ingediend door een privaatrechtelijk bevoegde partij (eigenaar, huurder met toestemming, enz.) ten aanzien van de zaak waar het om gaat (perceel, bouwwerk, voertuig, enz.). In het geval van het vellen van een houtopstand kan de aanvraag bovendien worden ingediend door degene die krachtens publiekrechtelijke bevoegdheid gerechtigd is over de houtopstand te beschikken.
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd gezag op grond van deze verordening, tenzij in deze verordening of in een andere wettelijke bepaling een ander bestuursorgaan wordt genoemd.
Op procedures ingevolge de Verordening Fysieke Leefomgeving, is de gewone procedure van hoofdstuk 4 Algemene wet bestuursrecht van toepassing, en niet de Uniforme Openbare Voorbereidingsprocedure (de zienswijzenprocedure van afdeling 3.4 Algemene wet bestuursrecht). Dit tenzij door een andere wet, of bij besluit van burgemeester en wethouders anders wordt bepaald.
Paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (vergunning van rechtswege) is niet van toepassing op procedures van de Verordening Fysieke Leefomgeving. Op de ontheffingen van de artikelen 3.1.2, 4.3.2, 5.1.4 , 5.1.5 en 5.1.6 van de Verordening Fysieke Leefomgeving is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht wel van toepassing.
Een vergunning of ontheffing kan ook worden geweigerd als de aanvraag daarvoor zo kort voor de beoogde datum van de start van de activiteit is ingediend dat een behoorlijke behandeling daardoor onmogelijk wordt of in het gedrang komt / kan komen. In principe geldt hiervoor een periode van 3 weken voor de start van de activiteit. Een en ander ter beoordeling van burgemeester en wethouders.
Artikel 2.8 Voor wie en hoe lang gelden vergunningen, ontheffingen en toestemmingen na meldingen
De vergunning, ontheffing of toestemming na een melding geldt voor
Een en ander tenzij bij of krachtens deze verordening anders is bepaald. Burgemeester en wethouders kunnen bepalen dat een vergunning, ontheffing of toestemming persoonlijk is, dan wel op naam van een rechtspersoon of samenwerkingsverband is.
Hoofdstuk 3. Openbare orde en veiligheid, volksgezondheid en milieu
§ 3.1 Bruikbaarheid, uiterlijk, veilig gebruik van openbare plaatsen
Artikel 3.1.1 Voorwerpen op of aan de weg
Behoudens voor zover anders is bepaald in nadere regels, is van een belemmering voor de bruikbaarheid van de weg in ieder geval sprake wanneer bij voetpaden minder dan 1,5 meter vrije doorgang wordt gelaten, 3,5 meter op de rijbaan voor gemotoriseerd en fietsverkeer en 2,4 meter op de fietspaden met 1 richting en 3,5 meter op fietspaden met 2 richting verkeer.
De ontheffing wordt verleend als een omgevingsvergunning door burgemeester en wethouders als het in het eerste lid bedoelde gebruik een activiteit betreft als bedoeld in artikel 2.2, eerste lid, onder j of k, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (vergunning voor opslaan of laten opslaan, artikel 4.4.1).
Artikel 3.1.2 (Omgevings)vergunning voor het aanleggen, beschadigen en veranderen van een weg
Het is verboden zonder of in afwijking van een vergunning van burgemeester en wethouders een weg aan te leggen, de verharding daarvan op te breken, in een weg te graven of te spitten, aard of breedte van de wegverharding te veranderen of anderszins verandering te brengen in de wijze van aanleg van een weg.
Het verbod is ook niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door het Wetboek van Strafrecht, de Wegenwet, de Wet beheer rijkswaterstaatswerken, de Provinciale Wegenverordening, de Waterschapskeur, de Telecommunicatiewet of de daarop gebaseerde Telecommunicatieverordening en de Leidingenverordening.
Artikel 3.1.4 Openen straatkolken en dergelijke
Het is aan degene die daartoe niet bevoegd is verboden een straatkolk, rioolput, brandkraan of een andere afsluiting die behoort tot een openbare nutsvoorziening, te openen, onzichtbaar te maken of af te dekken.
Hoofdstuk 4. Bescherming van het milieu en het natuurschoon en zorg voor het uiterlijk van de gemeente
§ 4.1 Voorkomen of beperken geluidhinder en hinder door verlichting
Artikel 4.1.1 Aanwijzing collectieve festiviteiten
De voorwaarden met betrekking tot de verlichting ten behoeve van sportbeoefening in de buitenlucht als bedoeld in artikel 3.148, eerste lid, van het Activiteitenbesluit milieubeheer gelden niet voor door burgemeester en wethouders per kalenderjaar aan te wijzen collectieve festiviteiten gedurende de daarbij aan te wijzen dagen of dagdelen.
Het equivalente geluidsniveau LAeq veroorzaakt door de inrichting vanuit het bebouwde gedeelte van de inrichting, gemeten op de gevel van gevoelige gebouwen op een hoogte van 1,5 meter of in in- en aanpandige woningen, bedraagt niet meer dan de waarden zoals opgenomen in de tabel hieronder (onder e) waarbij er wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
Artikel 4.1.2 Melding incidentele festiviteiten
Het is een inrichting toegestaan op maximaal 12 dagen of dagdelen per kalenderjaar incidentele festiviteiten te houden, zowel binnen als buiten de inrichting, waarbij de geluidsnormen, bedoeld in de artikelen 2.17, 2.17a, 2.19, 2.19a en 2.20 van het Activiteitenbesluit milieubeheer niet van toepassing zijn, op voorwaarde dat de houder van de inrichting ten minste twee weken voor het beginnen van de festiviteit daarvan melding heeft gedaan aan burgemeester en wethouders.
Het is een inrichting toegestaan om tijdens maximaal 12 dagen of dagdelen per kalenderjaar in verband met de viering van incidentele festiviteiten de verlichting langer aan te houden ten behoeve van sportactiviteiten waarbij artikel 3.148, eerste lid van het Activiteitenbesluit milieubeheer niet van toepassing is, op voorwaarde dat de houder van de inrichting ten minste twee weken voor het beginnen van de festiviteit daarvan melding heeft gedaan aan burgemeester en wethouders.
Het equivalente geluidsniveau LAeq veroorzaakt door de inrichting vanuit het bebouwde gedeelte van de inrichting, gemeten op de gevel van gevoelige gebouwen op een hoogte van 1,5 meter of in in- en aanpandige woningen, bedraagt niet meer dan de waarden zoals opgenomen in de tabel hieronder (onder e), waarbij er wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
Op de dagen bedoeld in het eerste lid wordt het ten gehore brengen van extra (inclusief onversterkte) muziek - hoger dan de geluidsnorm bedoeld in de artikelen 2.17, 2.17a, 2.19, 2.19a en 2.20 van het Activiteitenbesluit milieubeheer - op zondag tot en met donderdag uiterlijk om 00:00 uur en in de nacht van vrijdag op zaterdag en van zaterdag op zondag om uiterlijk 01:00 uur beëindigd. De muziek mag na de genoemde tijden tot de officiële sluitingstijd binnen de geldende geluidsnormen worden voortgezet. De geluidsnorm is exclusief 10 dB(A) aftrek vanwege muziekcorrectie. Tevens wordt de bedrijfsduurcorrectie buiten beschouwen gelaten.
Artikel 4.1.3 Onversterkte muziek
Bij het ten gehore brengen van onversterkte muziek als bedoeld in artikel 2.18, eerste lid, onder f, en vijfde lid, van het Activiteitenbesluit milieubeheer, bedragen de waarden voor het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau LAr, LT op de gevel van gevoelige gebouwen niet meer dan 55 dB(A), 50 dB(A) en 40 dB(A) tussen respectievelijk 07.00-19.00 uur, 19.00-23.00 uur en 23.00-07.00 uur. De beoordeling vindt plaats aan de hand van de Handleiding meten en rekenen Industrielawaai, 1999. De bedrijfsduurcorrectie wordt op onversterkte muziek toegepast.
Bij het ten gehore brengen van onversterkte muziek als bedoeld in artikel 2.18, eerste lid, onder f, en vijfde lid, van het Activiteitenbesluit milieubeheer, bedragen de waarden voor het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau LAr, LT in geluidsgevoelige ruimten niet meer dan 40 dB(A), 35 dB(A) en 25 dB(A) tussen respectievelijk 07.00-19.00 uur, 19.00-23.00 uur en 23.00-07.00 uur. De beoordeling vindt plaats aan de hand van de Handleiding meten en rekenen Industrielawaai, 1999. De bedrijfsduurcorrectie wordt op onversterkte muziek toegepast.
Artikel 4.1.4 Overige geluidhinder
Het is verboden buiten een milieu-inrichting om in de openbare ruimte en de private buitenruimte toestellen, technische installaties of muziekinstallaties in werking te hebben of handelingen te verrichten op een zodanige wijze dat voor een omwonende of voor de omgeving geluidhinder wordt veroorzaakt.
Van geluidshinder, zoals bedoeld in lid 1, is sprake als het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau LAr,LT, hoger is dan 45 dB(A) tussen 07.00 uur en 19.00 uur, 40 dB(A) tussen 19.00 uur en 23.00 uur en 35 dB(A) tussen 23.00 uur en 07.00 uur op de gevel van geluidsgevoelige gebouwen en op de grens van geluidsgevoelige terreinen. De geluidsniveaus worden gemeten en beoordeeld conform de Handleiding meten en rekenen Industrielawaai, 1999.
Artikel 4.1.5 (Geluid)hinder door dieren
Degene die buiten een milieu-inrichting de zorg heeft voor een dier, voorkomt dat dit voor een omwonende of anders voor de omgeving geluidhinder veroorzaakt.
§ 4.2 Bodem-, weg- en milieuverontreiniging
Artikel 4.2.1 Natuurlijke behoefte doen
Het is verboden op een openbare plaats zijn natuurlijke behoefte te doen buiten daarvoor bestemde plaatsen.
Artikel 4.2.2 Toestand van sloten en andere wateren en niet openbare riolen en putten buiten gebouwen
Sloten en andere wateren en niet openbare riolen en putten buiten gebouwen mogen zich niet bevinden in een toestand die gevaar oplevert voor de veiligheid, nadeel voor de gezondheid of hinder voor de gebruikers van de gebouwen of voor anderen.
§ 4.3 Het bewaren van houtopstanden
Artikel 4.3.4 Bestrijding van boomziekten
Als zich op een terrein een houtopstand bevindt die naar het oordeel van burgemeester en wethouders gevaar opleveren van verspreiding van een besmettelijke boomziekte of voor vermeerdering van ziekteverspreiders zoals insecten, is de rechthebbende, als hij daartoe door burgemeester en wethouders is aangeschreven, verplicht binnen de bij aanschrijving vast te stellen termijn:
Artikel 4.3.5 Afstand van de erfgrenslijn
De afstand als bedoeld in artikel 5:42 van het Burgerlijk Wetboek, tot de grens tussen percelen in privaat eigendom, is vastgesteld op 0,5 meter voor bomen en op nihil voor heesters en heggen, en tot de grens tussen percelen in privaat en gemeentelijk eigendom, op nihil voor bomen, heesters en heggen.
§ 4.4 Maatregelen tegen ontsiering en stankoverlast
Artikel 4.4.1 Opslag voertuigen, vaartuigen, mest, afvalstoffen en dergelijke
Het is verboden op door burgemeester en wethouders in het belang van het uiterlijk aanzien van de gemeente, ter voorkoming of opheffing van overlast dan wel voorkoming van schade aan de openbare gezondheid aangewezen plaatsen, buiten een milieu-inrichting de volgende zaken aanwezig te hebben (opslagverbod):
Hoofdstuk 5. Andere onderwerpen betreffende de huishouding van de gemeente
§ 5.1 Parkeerexcessen en stopverbod
Artikel 5.1.2 Defecte voertuigen
Het is verboden een voertuig waarmee als gevolg van andere dan eenvoudig te verhelpen gebreken niet kan of mag worden gereden, langer dan drie achtereenvolgende dagen op de weg te parkeren.
Artikel 5.1.7 Uitzichtbelemmerende voertuigen
Het is verboden een voertuig dat, met inbegrip van lading, een lengte heeft van meer dan 6 meter of een hoogte van meer dan 2,4 meter, op de weg te parkeren bij een voor bewoning of ander dagelijks gebruik bestemd gebouw op zodanige wijze dat daardoor het uitzicht van bewoners of gebruikers vanuit dat gebouw op hinderlijke wijze wordt belemmerd of bewoners of gebruikers andere hinder of overlast hebben.
§ 5.2 Openbaar water en waterstaatswerken
Artikel 5.2.1 Ligplaats vaartuigen
Het verbod is niet van toepassing op situaties die worden geregeld door de Woningwet, de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, de Wet milieubeheer, het Binnenvaartpolitiereglement, de Waterwet, de Verordening Vinkeveense Plassen, de Wet beheer rijkswaterstaatswerken, de Provinciale Vaarwegenverordening of de Provinciale Landschapsverordening en de geldende bestemmingsplannen van de gemeente De Ronde Venen.
§ 5.3 Crossterreinen en gemotoriseerd en ruiterverkeer in natuurgebieden
Het is verboden op enig terrein, geen weg zijnde, met een motorvoertuig of een bromfiets een wedstrijd dan wel, ter voorbereiding van een wedstrijd, een trainings- of proefrit te houden, te laten houden, daaraan deel te nemen, en om een motorvoertuig of een bromfiets met het kennelijke doel daartoe aanwezig te hebben.
Artikel 5.3.2 Beperking verkeer in natuurgebieden
§ 6.2 Aanwijzing gemeentelijk monument
Artikel 6.2.7 Aanwijzing als voorlopig gemeentelijk monument
In een spoedeisend geval kunnen burgemeester en wethouders een monument of archeologisch monument aanwijzen als voorlopig gemeentelijk monument. In afwijking van artikel 6.2.4 wordt in dat geval aan de Monumentencommissie advies gevraagd over de vastgestelde aanwijzing als voorlopig gemeentelijk monument.
Paragraaf 6.3 is van overeenkomstige toepassing vanaf het moment dat belanghebbenden schriftelijk in kennis worden gesteld van het besluit van burgemeester en wethouders tot aanwijzing van het monument of archeologisch monument als voorlopig gemeentelijk monument. Artikel 6.2.6 is van overeenkomstige toepassing op deze aanwijzing.
§ 6.3 Bescherming gemeentelijk monument
Artikel 6.3.1 Instandhoudingsplicht gemeentelijk monument
Het is verboden een gemeentelijk monument te beschadigen of te vernielen, of daaraan geen onderhoud te plegen dat voor de instandhouding daarvan noodzakelijk is.
Artikel 6.3.2 Omgevingsvergunning gemeentelijk monument
Het eerste lid is niet van toepassing wanneer sprake is van:
Onder de volgende voorwaarden:
de werkzaamheden dienen zonder hak- en breekwerk in het historisch casco te worden uitgevoerd. Voor zover er geen sprake is van de onder a. en b. bedoelde werkzaamheden en/of er wordt niet voldaan aan de onder I t/m III gestelde voorwaarden dan is een omgevingsvergunning voor het wijzigen van een monument vereist.
Artikel 6.4.1 Advies omgevingsvergunning beeldbepalend pand
Burgemeester en wethouders zenden zo snel mogelijk een afschrift van de ontvankelijke aanvraag om omgevingsvergunning voor het slopen of wijzigen van een beeldbepalend pand voor advies aan de Monumentencommissie, als bedoeld in artikel 6.2.4 eerste lid, voordat zij beslissen op de aanvraag. Artikel 6.2.4, tweede lid en derde lid en artikel 2.9 en 2.7 zijn van overeenkomstige toepassing.
Artikel 6.5.1 Omgevingsvergunning rijksmonument
Burgemeester en wethouders zenden zo snel mogelijk een afschrift van de ontvankelijke aanvraag om omgevingsvergunning voor een rijksmonument als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder f, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht voor advies aan de Monumentencommissie, bedoeld in artikel 6.2.4, eerste lid. Artikel 6.2.4, tweede lid en derde lid zijn van overeenkomstige toepassing.
§ 6.6 Beschermde dorpsgezichten
Artikel 6.6.1 Aanwijzing als beschermd gemeentelijk dorpsgezicht
Als een bestemmingsplan als bedoeld in het vijfde of zesde lid, opnieuw moet worden vastgesteld ingevolge artikel 3.1, tweede lid, van de Wet ruimtelijke ordening, kan de gemeenteraad in afwijking van artikel 3.1, eerste lid, van die wet, voor het desbetreffende gebied een beheersverordening als bedoeld in die wet vaststellen.
Artikel 6.6.2 Wijziging, intrekking en vervallen van de aanwijzing als beschermd gemeentelijk dorpsgezicht
De gemeenteraad kan, op voorstel van burgemeester en wethouders, een besluit tot aanwijzing als bedoeld in artikel 6.6.1, eerste lid, wijzigen of intrekken. Artikel 6.6.1, tweede en derde lid, is hierop van overeenkomstige toepassing, tenzij het een aanpassing van ondergeschikte betekenis betreft of het dorpsgezicht waarop aanwijzing betrekking heeft als zodanig is tenietgegaan.
Artikel 6.7.1 Instandhouding archeologische terreinen
Het verbod, als bedoeld in het eerste lid van dit artikel, is niet van toepassing als één van de volgende gevallen zich voordoet:
aanvrager heeft een rapport overgelegd waarin de archeologische waarden van de betrokken locatie naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate zijn vastgesteld en de betrokken archeologische waarden, mits gelet op het rapport behoudenswaardig geacht, worden door de in de aanvraag beschreven werkzaamheden naar oordeel van burgemeester en wethouders niet geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door het stellen van regels, gericht op:
Burgemeester en wethouders hebben een omgevingsvergunning verleend, waarbij in de regels of voorschriften is vastgelegd dat een archeologisch rapport overgelegd moet worden waarin de archeologische waarden van de betrokken locatie naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate zijn vastgesteld en de betrokken archeologische waarden, mits gelet op het rapport behoudenswaardig geacht, worden door de in de aanvraag beschreven werkzaamheden naar oordeel van burgemeester en wethouders niet geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door het opstellen van regels, gericht op:
Artikel 6.7.2 Opgravingen en begeleiding
Als binnen het grondgebied van de gemeente De Ronde Venen onderzoek wordt uitgevoerd in het kader van het doen van opgravingen in de zin van artikel 1 sub h Monumentenwet 1988 met uitzondering van boringen, moeten, onverminderd de overige bepalingen van deze wet, burgemeester en wethouders een programma van eisen vaststellen, waarbij nadere regels worden gesteld ten aanzien van het onderzoek.
Als binnen het grondgebied van de gemeente De Ronde Venen onderzoek wordt uitgevoerd in het kader van het doen van boringen in de zin van artikel 1 sub h Monumentenwet 1988, moet, onverminderd de overige bepalingen van deze wet, de verstoorder, voorafgaand aan het onderzoek, een plan van aanpak ter goedkeuring aan burgemeester en wethouders overleggen. De bepalingen uit de artikelen 6.3.1 (Instandhoudingsplicht gemeentelijk monument) 6.3.2 (Omgevingsvergunning gemeentelijk monument), zijn van overeenkomstige toepassing.
Artikel 6.7.4 Advies archeologisch deskundige
Voordat burgemeester en wethouders een besluit nemen over de vaststelling van een plan van aanpak of programma van eisen voor de uitvoering van archeologisch onderzoek, of over de vaststelling van een archeologische rapportage, winnen zij advies in bij een archeologisch deskundige, zoals omschreven in de Wet op de Archeologische monumentenzorg.
Hoofdstuk 7 Afvalstoffen en inzameling oud papier
§ 7.1 Huishoudelijke afvalstoffen
Artikel 7.1.3 Aanwijzing van inzamelplaats
Burgemeester en wethouders dragen zorg voor ten minste één daartoe ter beschikking gestelde plaats binnen de gemeente, waar in voldoende mate gelegenheid wordt geboden om huishoudelijke afvalstoffen, met inbegrip van grof huishoudelijk afval, achter te laten.
Artikel 7.1.7 Tijdstip van aanbieding
Het is verboden huishoudelijke afvalstoffen ter inzameling aan te bieden anders dan op de door burgemeester en wethouders daartoe bepaalde dag en tijden. Deze kunnen voor verschillende bestanddelen verschillend worden vastgesteld.
Artikel 7.2.1 Inzameling bedrijfsafvalstoffen door inzameldienst
Burgemeester en wethouders kunnen bestanddelen van bedrijfsafvalstoffen aanwijzen die worden ingezameld door de inzameldienst die is aangewezen krachtens artikel 7.1.1, in gevallen waarin de voor deze inzameling krachtens Verordening op de heffing en invordering van de afvalstoffenheffing 2016 verschuldigde heffing is voldaan.
Artikel 7.2.2 Aanbieden ter inzameling van bedrijfsafvalstoffen
Het is verboden anders dan in overeenstemming met artikel 7.1.2 bedrijfsafvalstoffen ter inzameling door de inzameldienst aan te bieden, aan de inzameldienst over te dragen of bij de inzamelplaats, bedoeld in artikel 7.1.3, achter te laten.
Het is verboden zonder ontheffing van burgemeester en wethouders, buiten een milieu-inrichting, hinder of nadelige beïnvloeding van het milieu te veroorzaken, door een afvalstof, een stof of een voorwerp op of in de bodem te brengen, te storten, te houden, achter te laten of anderszins daar te plaatsen.
Artikel 7.3.3 Zwerfafval rondom milieu-inrichtingen
Degene die een milieu-inrichting drijft waar eet- of drinkwaren worden verkocht die ter plaatse kunnen worden genuttigd draagt zorg voor de aanwezigheid in of nabij de milieu-inrichting, van een steeds voor gebruik door het publiek beschikbare en tijdig geleegde afvalbak of soortgelijk middel voor het houden van afval.
Artikel 7.3.4 Afval en verontreiniging op de weg
Degene die in strijd met het eerste lid de weg verontreinigt of het milieu nadelig beïnvloedt of diens opdrachtgever zorgt ogenblikkelijk na de beëindiging van de werkzaamheden van die dag voor het reinigen van de weg, of zoveel eerder als nodig is om de veiligheid van het verkeer of de bescherming van het wegdek te verzekeren.
Artikel 7.3.5 Geen opslag van afval in de open lucht
Het is verboden afvalstoffen op een voor het publiek waarneembare plaats in de open lucht en buiten een milieu-inrichting op te slaan of opgeslagen te hebben, anders dan door het in overeenstemming met paragraaf 7.1 van deze verordening aanbieden of overdragen van huishoudelijke afvalstoffen.
De inzamelaar oud papier verplicht zich ten behoeve van de registratie van het oud papier het door de AVU beschikbaar gestelde inzamelgegevens-formulier tijdig in te vullen en aan de AVU beschikbaar te stellen. Tevens zorgt de inzamelaar oud papier er voor, dat bij wijziging van de gegevens van het inzamel-gegevens-formulier, dit direct wordt gemeld aan de AVU.
Een inzamelaar oud papier dient te worden aangewezen door burgemeester en wethouders, zoals bepaald in artikel 7.1.2 eerste lid.
Artikel 7.4.4 locatie verzamelcontainer oud papier
Er mag geen reclame op de container zijn, tenzij het opschriften betreft die betrekking hebben op de in uitvoering zijnde werkzaamheden. Burgemeester en wethouders behouden zich de bevoegdheid voor om, als zij daartoe aanleiding vinden, verwijdering van deze reclame te gelasten, of deze voor rekening van de inzamelaar oud papier te laten verwijderen.
Hoofdstuk 8 voormalige Bouwverordening
§ 8.1 Omgevingsvergunning bouwen en bodemverontreiniging
Het onderzoek betreffende de bodemgesteldheid als bedoeld in artikel 8, vierde lid, van de Woningwet bestaat in ieder geval uit de resultaten van een recent milieu hygiënisch bodemonderzoek verricht volgens NEN 5740:2009+A1:2016 nl, in overeenstemming met het onderzoeksprotocol dat volgt uit figuur 1. Als op basis van het onderzoek aanleiding bestaat te veronderstellen dat asbest, daaronder ook begrepen asbestvezels, -deeltjes of -stof, in de bodem aanwezig is, vindt het onderzoek ook plaats op de wijze als voorzien in NEN 5707:2015 nl.
De plicht tot het indienen van een onderzoeksrapport, bedoeld in artikel 2.4 van de Regeling omgevingsrecht, geldt niet als het bouwen betrekking heeft op een bouwwerk dat naar aard en omvang gelijk is aan een bouwwerk als genoemd in de artikelen 2 of 3 van bijlage II van het Besluit omgevingsrecht. Deze verwijzing geldt niet voor de hoogtebepalingen in de artikelen 2 en 3 van bijlage II van het Besluit omgevingsrecht.
Burgemeester en wethouders staan een geheel of gedeeltelijk afwijken van de plicht tot het indienen van een onderzoeksrapport, bedoeld in artikel 2.4 van de Regeling omgevingsrecht, toe als voor toepassing van artikel 8.1.2 bij burgemeester en wethouders reeds bruikbare recente onderzoeksresultaten beschikbaar zijn.
Burgemeester en wethouders kunnen een gedeeltelijk afwijken van de plicht tot het indienen van een onderzoeksrapport, bedoeld in artikel 2.4 van de Regeling omgevingsrecht, toestaan voor een bouwwerk met een beperkte instandhoudingtermijn als bedoeld in artikel 2.23 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en artikel 5.16 van het Besluit omgevingsrecht als uit het in NEN 5725, uitgave 2009, bedoelde vooronderzoek naar het historisch gebruik en de bodemgesteldheid blijkt dat de locatie onverdacht is of dat de gerezen verdenkingen een volledig veldonderzoek volgens NEN 5740:2009+A1:2016 nl niet rechtvaardigen.
Artikel 8.1.2 Verbod tot bouwen op verontreinigde bodem
Op een bodem die zodanig is verontreinigd dat schade of gevaar is te verwachten voor de gezondheid van de gebruikers, mag niet worden gebouwd voor zover dat bouwen betrekking heeft op een bouwwerk:
Artikel 8.1.3 Voorwaarden omgevingsvergunning voor het bouwen
In afwijking van het bepaalde in artikel 8.1.2 van deze verordening, en onverminderd het bepaalde in artikel 2.4, onder d, van de Regeling omgevings-recht, kunnen burgemeester en wethouders voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning voor het bouwen, in het geval zij op grond van de Regeling omgevingsrecht bedoelde onderzoeksrapport en/of andere bij hen bekende onderzoeksresultaten dan wel op grond van het overeenkomstig het tweede lid van artikel 39 van de Wet bodembescherming goedgekeurde saneringsplan bedoeld in artikel 39, eerste lid, van die Wet van oordeel zijn, dat de bodem niet geschikt is voor het beoogde doel maar door het stellen van voorwaarden alsnog geschikt kan worden gemaakt.
Artikel 8.2.3 Jaarlijkse verantwoording
De welstandscommissie stelt jaarlijks een verslag op van haar werkzaamheden voor de gemeenteraad, waarin ten minste aan de orde komt:
De welstandscommissie kan in haar jaarverslag aanbevelingen doen ten aanzien van het gemeentelijk ruimtelijk kwaliteitsbeleid in het algemeen en de aanpassing van de gemeentelijke welstandsnota in het bijzonder.
Artikel 8.2.4 Termijn van advisering
Burgemeester en wethouders kunnen in hun verzoek om advies de welstandscommissie een langere termijn dan genoemd in de bovengenoemde leden van dit artikel geven voor het uitbrengen van het welstandsadvies. Een langere termijn kan door burgemeester en wethouders worden gegeven als de termijn van afdoening van de aanvraag is verlengd met toepassing van artikel 3.9, tweede lid van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.
Artikel 8.2.5 Openbaarheid van vergaderen en mondelinge toelichting
De behandeling van bouwplannen door of onder verantwoordelijkheid van de welstandscommissie is openbaar. De agenda voor de vergadering van de welstandscommissie wordt tijdig bekendgemaakt in een van overheidswege uitgegeven blad of een dag-, nieuws- of huis-aan-huisblad, dan wel op een andere geschikte wijze. Als burgemeester en wethouders - al dan niet op verzoek van de aanvrager - een verzoek doen tot niet-openbare behandeling, dan dienen burgemeester en wethouders aan hun besluit tot tegemoet komen daaraan, klemmende redenen op grond van artikel 10 van de Wet openbaarheid van bestuur ten grondslag te leggen. De openbaarheid geldt zowel voor de beraadslagingen, de beoordeling als de adviezen.
In het geval dat het bouwplan in de vergadering van de commissie wordt behandeld en een verzoek tot het geven van een toelichting is gedaan, dient de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen een uitnodiging te ontvangen voor de vergadering van de commissie, waarin de aanvraag wordt behandeld.
Artikel 8.2.6 Afdoening onder verantwoordelijkheid
De welstandscommissie kan de advisering over een aanvraag om advies, in afwijking van artikel 8.2.2, onder verantwoordelijkheid van de commissie overlaten aan een of meerdere daartoe aangewezen leden. Het aangewezen lid of de aangewezen leden adviseren over bouwplannen waarvan volgens hen het oordeel van de welstandscommissie als bekend mag worden verondersteld.
Artikel 8.2.8 Herziening en vervanging van aangewezen normen en andere voorschriften
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om rekening te houden met de herziening en vervanging van de NEN-normen, voornormen, praktijkrichtlijnen en andere voorschriften waarnaar in deze verordening of in de bij deze verordening behorende bijlagen wordt verwezen, als de bevoegde instantie de betrokken norm, voornorm, praktijkrichtlijn of het voorschrift heeft herzien of vervangen en die herziening of vervanging heeft gepubliceerd.
Hoofdstuk 9 Sanctie-, overgangs- en slotbepalingen
Artikel 9.4 Overgangsbepalingen
Besluiten inzake onderwerpen of bepalingen waarin deze Verordening Fysieke Leefomgeving DRV voorziet, genomen krachtens
of voorgangers van deze verordeningen, welke besluiten gelden op het moment van de inwerkingtreding van de voorliggende Verordening Fysieke Leefomgeving, en waarvoor deze verordening overeenkomstige besluiten kent, gelden als besluiten genomen krachtens deze verordening.
Voor ambtshalve besluiten (niet op aanvraag) geldt de dag van besluiten (primair of op bezwaar). Als het gaat om een ambtshalve besluit dat wordt voorbereid met de procedure van afdeling 3.4 Algemene wet bestuursrecht, geldt het oude recht als de eerste dag van de ter inzage legging van het ontwerp voor de dag van inwerkingtreding van deze verordening is.
Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de raad van de gemeente De Ronde Venen van 6 april 2021,
De raad voornoemd,
de griffier,
de voorzitter,
Bijlage 2 Reglement van orde van de welstandscommissie (commissie ruimtelijke kwaliteit)
1. Benoeming en samenstelling van de commissie ruimtelijke kwaliteit
De voorzitter en deskundige leden van de commissie ruimtelijke kwaliteit en hun plaatsvervangers worden door het college benoemd en ontslagen. MooiSticht doet daartoe een voorstel.
Alle leden van de commissie ruimtelijke kwaliteit en hun plaatsvervangers worden benoemd voor een periode van drie jaar, met de mogelijkheid van verlenging met nog eens drie jaar. Bij afwezigheid van de voorzitter of de leden van de commissie, treden plaatsvervangers op in de commissievergadering. De adviseur ruimtelijke kwaliteit kan zich door een collega adviseur ruimtelijke kwaliteit of de directeur van MooiSticht laten vervangen. De voorzitter, de adviseur ruimtelijke kwaliteit, de externe deskundigen en hun plaatsvervangers zijn onafhankelijk ten opzichte van het gemeentebestuur en de gemeentelijke organisatie. Er bestaan geen bindingen of relaties op basis waarvan het advies over de welstands- of monumenten aspecten wordt beïnvloed. De commissie is beleidsmatig gebonden aan het gemeentelijk ruimtelijk kwaliteitsbeleid, inclusief het erfgoedbeleid. De commissie streeft naar voortdurende afstemming met het beleid inzake de ruimtelijke ontwikkeling van de gemeente.
1.2 Samenstelling van de commissie
De commissie ruimtelijke kwaliteit bestaat uit een bestuurlijk voorzitter, de adviseur ruimtelijke kwaliteit van MooiSticht en tenminste twee externe deskundigen van buiten het bureau. Deze twee zijn net als de adviseur ruimtelijke kwaliteit deskundig op het terrein van architectuur en/of stedenbouw. Indien er tevens geadviseerd wordt in het kader van de Erfgoedwet/Monumentenwet worden er aan de commissie twee leden toegevoegd; deskundigen op het gebied van cultuurhistorie en restauratie. De adviseur ruimtelijke kwaliteit fungeert tevens als secretaris-deskundige van de commissie.
De commissie ruimtelijke kwaliteit kan zich naar eigen inzicht laten bijstaan door extra deskundigen van het bureau van MooiSticht of daarbuiten. Dit betreft disciplines als cultuur- en bouwhistorie, stedenbouw en landschapsarchitectuur. Afhankelijk van het type plan dat moet worden beoordeeld, nemen de extra deskundigen deel aan de vergadering. De commissie ruimtelijke kwaliteit kan slechts adviezen uitbrengen indien tenminste drie leden aanwezig zijn (waaronder de adviseur ruimtelijke kwaliteit of zijn/haar vervanger).
2.1 Taakomschrijving commissie ruimtelijke kwaliteit
De commissie ruimtelijke kwaliteit is belast met zowel wettelijk verplichte als niet wettelijk verplichte taken. De wettelijke taken van de commissie ruimtelijke kwaliteit worden uitgevoerd op grond van de Woningwet en de Erfgoedwet/Monumentenwet. De commissie is beleidsmatig gebonden aan het gemeentelijk welstandsbeleid, zoals dat is vastgelegd in de gemeentelijke welstandsnota en aan het gemeentelijk erfgoedbeleid.
Toetsing van vergunningplichtige bouwwerken.
De commissie is bevoegd om B&W te adviseren over de welstandsaspecten van reguliere en gefaseerde aanvragen om omgevingsvergunning om te bouwen als bedoeld in artikel 2.1, lid 1 onder a van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo). Regulier vergunningplichtige omgevingsaanvragen om te bouwen worden in de regel binnen twee weken na behandeling van een welstandsadvies voorzien.
Jaarverslag commissie ruimtelijke kwaliteit.
De commissie ruimtelijke kwaliteit legt de gemeenteraad eenmaal per jaar een verslag voor van de door haar verrichte werkzaamheden. In het verslag zet de commissie tenminste uiteen op welke wijze zij toepassing heeft gegeven aan het gemeentelijk ruimtelijk kwaliteitsbeleid. Tenminste eenmaal per jaar vindt, ten behoeve van het jaarverslag, een evaluatiegesprek plaats tussen een vertegenwoordiging van het gemeentebestuur en de commissie ruimtelijke kwaliteit.
2.1.2 Niet wettelijk verplichte taken
De commissie ruimtelijke kwaliteit krijgt – indien door de gemeente gewenst – de opdracht om naast de reguliere taken de volgende (niet wettelijk verplichte) taken uit te voeren:
2.2 Taakomschrijving commissieleden
2.2.1 Taken van de adviseur ruimtelijke kwaliteit
De adviseur ruimtelijke kwaliteit van MooiSticht is secretaris-deskundige van de commissie. Hij/zij voert als gemandateerd lid van de commissie ruimtelijke kwaliteit de eerste gesprekken – het vooroverleg – met de gemeente, planindieners, ontwerpers en andere belanghebbenden, verzamelt relevante informatie en bereidt de behandeling van bouwplannen in de commissie ruimtelijke kwaliteit voor. De plannen waarvoor de adviseur ruimtelijke kwaliteit een mandaat heeft, worden door hem/haar van een advies voorzien (Zie verder 4.2 Gemandateerde behandeling). De adviseur ruimtelijke kwaliteit stelt de agenda voor de commissievergadering op en geeft die door aan de behandelend ambtenaar van de gemeente. Tijdens de commissievergadering introduceert de adviseur ruimtelijke kwaliteit de bouwplannen en verstrekt gegevens over het relevante welstandsbeleid voor het betreffende plan en/of gebied. Onder de verantwoordelijkheid van de adviseur ruimtelijke kwaliteit wordt de beraadslaging en conclusie over een bouwplan uitgewerkt in een schriftelijk advies, dat in beginsel binnen één week na de commissievergadering verzonden wordt.
De voorzitter van de commissie ruimtelijke kwaliteit wordt voorgedragen uit de kring van gemeentebestuurders en oud-gemeentebestuurders van andere gemeenten. Hij/zij is verantwoordelijk voor het functioneren van de commissie en de kwaliteit van de advisering. Hij/zij let erop dat de commissie adviseert binnen de kaders van het gemeentelijk beleid. Tijdens de openbare vergadering treedt de voorzitter op als gastheer/-vrouw voor alle aanwezigen. Hij/zij legt in het kort de vergaderprocedure uit en informeert wie van de aanwezigen bij een bepaald plan wil inspreken. Indien een plan in het vooroverleg is besproken, geeft de voorzitter (of de adviseur ruimtelijke kwaliteit) een korte samenvatting van hetgeen in dat stadium van het planproces besproken is. De voorzitter leidt de discussie en biedt alle commissieleden de gelegenheid om hun mening voldoende naar voren te brengen. Hij/zij zorgt ervoor dat na een inhoudelijke discussie over een adviesaanvraag een voor alle aanwezigen korte en heldere samenvatting wordt gegeven. De voorzitter bewaakt verder de voortgang van de agenda. Bij het overleg met de gemeente (bestuurders en ambtenaren) en met de pers treedt de voorzitter namens de commissie naar buiten. De voorzitter organiseert met de commissie een jaarlijkse inhoudelijke evaluatie van de werkzaamheden. De resultaten van de evaluatie worden opgenomen in het jaarlijks verslag van de commissie ruimtelijke kwaliteit.
2.2.3 Taken van de externe deskundigen
In de commissie hebben tenminste twee externe deskundigen op het gebied van de architectuur en/ of stedenbouw zitting. Zij geven vanuit hun ervaring en inzicht in het vakgebied een onafhankelijke visie op de adviesaanvragen. Extra deskundigheid op het gebied van cultuurhistorie en landschap kan in overleg met de gemeente aan de commissie worden toegevoegd (Zie ook 1.2 Samenstelling van de commissie).
Op het moment dat een extern commissielid op de een of andere wijze een zakelijke binding heeft met een bepaald bouwplan laat hij/zij zich voor de betreffende commissievergadering vervangen. Bij langlopende projecten waarbij de inbreng van de commissie verwacht wordt en waarbij de extern deskundige een zakelijke binding heeft, treedt deze in overleg met de commissie en het bureau tijdelijk terug. Ook kan op verzoek van de gemeente de advisering over een dergelijk plan in overleg met de commissie plaatsvinden door een commissie uit een aangrenzend rayon.
3. Werkwijze Vergunningverlening
De adviesprocedure begint met een selectie van bouwplannen bij de afdeling Ruimte.
Deze afdeling toetst een bouwplan eerst op de vereisten in het bestemmingsplan en de bouwverordening. Ten behoeve van de advisering beoordeelt de ambtenaar of het bouwplan is voorzien van de benodigde bescheiden om het te kunnen toetsen. Welke gegevens nodig zijn, is vastgelegd in de Ministeriële regeling omgevingsrecht (Mor).
4. Werkwijze van de commissie ruimtelijke kwaliteit
4.1 Vooroverleg over bouwplannen
De gemeente biedt de aanvrager de mogelijkheid, om een nog niet formeel aangevraagd bouwplan in een vooroverleg met de commissie ruimtelijke kwaliteit toe te lichten en te bespreken. Vooroverleg vindt in principe in het openbaar plaats. Hiervan kan worden afgeweken na overleg tussen de gemeente, de aanvrager en de commissie ruimtelijke kwaliteit.
De adviseur ruimtelijke kwaliteit behandelt in de regel om de twee weken op locatie de bouwplannen. Hij/zij heeft een mandaat van de commissie om zelfstandig bouwplannen af te handelen. Het uitgangspunt voor de mandaatverlening is dat de adviseur ruimtelijke kwaliteit alleen de plannen beoordeelt van een relatief geringe ruimtelijke betekenis, of plannen waar gelet op meerdere vergelijkbare gevallen, de mening van de commissie als bekend mag worden verondersteld. Bij twijfel legt de adviseur ruimtelijke kwaliteit het bouwplan voor aan de commissie ruimtelijke kwaliteit. De commissie zelf is eindverantwoordelijk voor het advies.
4.2.1 Mandaat ‘kleine commissie’
De gemandateerde adviseur ruimtelijke kwaliteit wordt – op verzoek van de commissie ruimtelijke kwaliteit, de gemeente of op eigen verzoek – bijgestaan door een ander commissielid. Deze ‘kleine commissie’ beschikt over hetzelfde mandaat als de adviseur ruimtelijke kwaliteit.
De adviseur ruimtelijke kwaliteit brengt adviezen uit aan B&W conform artikel. 12 lid 1 Woningwet. Beoordeling vindt plaats aan de hand van de criteria zoals opgenomen in de gemeentelijke welstandsnota/nota voor ruimtelijke kwaliteit. In het geval dat de aanvraag een monument betreft of een plan in een gemeentelijk beschermd stads- op dorpsgezicht wordt bezien of het plan de bijbehorende monumentale waarden niet in het geding brengt. Een positief mandaatadvies wordt uitgebracht door een stempel ‘geen bezwaar’ op het adviesformulier en de bijbehorende plantekeningen te plaatsen. Een negatief mandaatadvies wordt schriftelijk gemotiveerd met een verwijzing naar de relevante criteria uit het ruimtelijk kwaliteitsbeleid van de gemeente.
4.2.3 Openbaarheid gemandateerde behandeling
De behandeling van bouwplannen onder mandaat is openbaar.
De gemeente draagt zorg voor de informatie betreffende het tijdstip en plaats van de gemandateerde behandeling.
4.2.4 Toelichting opdrachtgever/ontwerper
Opdrachtgevers en ontwerpers worden altijd in de gelegenheid gesteld om de gemandateerde behandeling van hun plan bij te wonen en toe te lichten. Indien zij bij de behandeling aanwezig willen zijn, vermelden ze dit op het daarvoor bestemde formulier of rechtstreeks bij de gemeente. De gemeente zorgt voor de uitnodigingen.
Tijdens de gemandateerde behandeling wordt de mogelijkheid tot spreekrecht geboden aan opdrachtgevers en ontwerpers. Dit geldt ook indien de plannen digitaal aan de adviseur zijn aangeboden.
4.3 Openbare commissievergadering
De commissie ruimtelijke kwaliteit vergadert in de regel één keer per twee weken. De adviseur ruimtelijke kwaliteit behandelt in de tussenliggende periode de kleinere bouwplannen (zie 2.2.1 t/m 2.2.3 voor taken adviseur ruimtelijke kwaliteit, voorzitter en externe deskundigen tijdens de commissievergadering).
De commissie ruimtelijke kwaliteit vergadert op een vaste, nader in overleg te bepalen, locatie.
De gemeente draagt zorg voor de bekendmaking betreffende de agenda voor de commissievergadering via een verwijzing naar de agenda op de website van MooiSticht: Externe link: www.mooisticht.nl
De openbaarheid geldt voor de beraadslaging over bouwplannen, de beoordeling daarvan en voor de adviezen. De commissievergadering of een gedeelte daarvan is niet openbaar in gevallen als bedoeld in art. 10, eerste lid, van de Wet Openbaarheid van Bestuur en in gevallen waarin het belang van openbaarheid niet opweegt tegen de in art. 10, tweede lid, van die wet genoemde belangen.
4.3.3 Toelichting opdrachtgever/ontwerper
Opdrachtgevers en ontwerpers worden altijd in de gelegenheid gesteld om de behandeling van hun plan bij te wonen en toe te lichten. Indien zij bij de behandeling aanwezig willen zijn, vermelden ze dit op het daarvoor bestemde formulier of rechtstreeks bij de gemeente. De gemeente zorgt voor de uitnodigingen.
Tijdens de openbare vergadering wordt de mogelijkheid tot spreekrecht geboden aan opdrachtgevers en ontwerpers.
De commissie ruimtelijke kwaliteit brengt heldere en goed beargumenteerde adviezen uit aan B&W conform art. 12 lid 1 Woningwet. Dit wordt beoordeeld aan de hand van de criteria zoals opgenomen in de welstandsnota. In het geval dat de aanvraag een monument betreft of een plan in een gemeentelijk beschermd stads- op dorpsgezicht wordt bezien of het plan de bijbehorende monumentale waarden niet in het geding brengt.
Een advies kan de volgende uitkomsten hebben:
De commissie ruimtelijke kwaliteit is van oordeel dat het plan op onderdelen niet voldoet aan de toetsingscriteria uit de welstandsnota / geen aantasting vormt van cultuurhistorische waarden, tenzij wordt voldaan aan de voorwaarden zoals de commissie ruimtelijke kwaliteit die – verwijzend naar de criteria en/of waarden heeft geformuleerd. De commissie geeft nauwkeurig aan welke onderdelen van het plan gewijzigd moeten worden. De aanvrager krijgt vervolgens de gelegenheid zijn plan aan te passen, voor – zover de gemeente van oordeel is dat dit nog binnen de resterende vergunning termijn kan worden gerealiseerd.
De commissie is van oordeel dat het bouwplan niet voldoet aan redelijke eisen van welstand / een aantasting vormt van bestaande cultuurhistorische waarden. Een negatief advies betekent dat een bouwplan moet worden gewijzigd alvorens er positief kan worden geadviseerd. Adviseert de commissie negatief, dan geeft ze een nauwkeurige schriftelijke motivering. Deze bevat een korte omschrijving van het ingediende plan, een verwijzing naar de van toepassing zijnde criteria en/of waarden en een samenvatting van de beoordeling van het plan op die punten.
4.5 Afwijken van het advies en/of -criteria
B&W hebben de wettelijke mogelijkheid om af te wijken van een advies. De redenen voor afwijking moeten bij de bekendmaking van het besluit worden vermeld.
B&W kunnen, eventueel op advies van de commissie ruimtelijke kwaliteit, gemotiveerd (op welstandsgronden) afwijken van de welstandscriteria zelf. Dat kan bij plannen die niet voldoen aan de vastgelegde criteria maar wél aan redelijke eisen van welstand. B&W verwijzen in dat geval naar de algemene criteria in de welstandsnota.
Alvorens een second opinion te vragen, bieden B&W eerst de vaste commissie ruimtelijke kwaliteit de mogelijkheid tot heroverweging van het eerder uitgebrachte advies. Indien alsnog een second opinion wordt gevraagd, wordt dit gemeld aan de commissie ruimtelijke kwaliteit. Bij een second opinion wordt de aanvraag om omgevingsvergunning om te bouwen voorgelegd aan een nadere commissie van MooiSticht dan wel aan een commissie buiten MooiSticht. Hierover neemt de gemeente contact op met de Federatie Ruimtelijke Kwaliteit.
5. Aanvulling, evaluatie en aanpassing van de welstandsnota
B&W leggen de gemeenteraad tenminste eenmaal per jaar een verslag voor waarin zij uiteenzetten:
5.2 Jaarverslag commissie ruimtelijke kwaliteit
De commissie ruimtelijke kwaliteit legt de gemeenteraad eenmaal per jaar een verslag voor van de door haar verrichte werkzaamheden. In het verslag zet de commissie tenminste uiteen op welke wijze zij toepassing heeft gegeven aan de welstandscriteria. Tenminste eenmaal per jaar vindt, ten behoeve van het jaarverslag, een evaluatiegesprek plaats tussen een vertegenwoordiging van het gemeentebestuur en de commissie ruimtelijke kwaliteit (Zie ook onder punt 2.1.1).
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/gmb-2021-133835.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.