Besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam tot wijziging van de Regeling op het binnenwater 2020 in verband met de introductie van nadere regels voor exploitatievergunningen voor transport (Vierde wijzigingsbesluit Regeling op het binnenwater 2020)

Het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam,

 

gelet op de artikelen 2.1.12 en 2.5.2 jo. 2.4.2 en 2.4.7 van de Verordening op het binnenwater 2010,

 

besluit:

Artikel I

De Regeling op het binnenwater 2020 wordt als volgt gewijzigd:

 

A

 

Artikel 1.1.1 wordt als volgt gewijzigd:

 

  • a.

    In het onderdeel “exploitatievergunning voor vervoer van goederen” wordt “vervoer van goederen” vervangen door “transport”.

  • b.

    Na het onderdeel “onbemande verhuur” wordt een nieuw onderdeel ingevoegd, luidende:

    • -

      transportvignet: vignet waarmee kan worden vastgesteld of het transportmaterieel of transportvaartuig waarop het is aangebracht bestemd is voor goederenvervoer, dienstverlening ten behoeve van watergebonden activiteiten of een combinatie daarvan;

B

 

Artikel 3.2.3, tweede lid, onderdeel a, komt te luiden:

 

  • a.

    aan de algemene eisen voor vergunningverlening, met dien verstande dat bij artikel 3.1.8, tweede lid, onderdeel d, de eerstgenoemde zinsnede “met een geluidswerende constructie” buiten toepassing blijft, wordt de aanvraag afgewezen;

C

 

Onder vernummering van hoofdstuk 5 naar hoofdstuk 6 wordt een hoofdstuk ingevoegd, luidende:

 

Hoofdstuk 5 Exploitatievergunning voor transport

 

Paragraaf 5.1 Algemene verplichtingen voor houders van een exploitatievergunning voor transport

 

Artikel 5.1.1 Algemeen

 

Een houder van een exploitatievergunning voor transport draagt er zorg voor dat het gebruik van die vergunning plaatsheeft in overeenstemming met deze paragraaf.

 

Artikel 5.1.2 Gebruik van openbaar water

 

Een houder van een exploitatievergunning voor transport draagt er zorg voor dat bij gebruik van die vergunning niet in strijd wordt gehandeld met artikel 2.1.1 of artikel 2.1.7 van de verordening.

 

Artikel 5.1.3 Techniek

 

Het transportvaartuig waarvoor een exploitatievergunning voor transport is verleend, is in ieder geval voorzien van een inland AIS transponder die 24 uur per dag en zeven dagen per week is ingeschakeld en de naam van het transportvaartuig en de locatiegegevens uitzendt.

 

Artikel 5.1.4 Transportvignet

 

  • 1.

    Het transportvaartuig waarvoor een exploitatievergunning voor transport is verleend, is in ieder geval voorzien van een op het transportvaartuig duidelijk zichtbaar aangebracht transportvignet dat van gemeentewege is verstrekt.

  • 2.

    Het transportmaterieel dat over het binnenwater wordt of is voortbewogen door een transportvaartuig waarvoor een exploitatievergunning voor transport is verleend, is in ieder geval voorzien van een op het transportmaterieel duidelijk zichtbaar aangebracht transportvignet dat van gemeentewege is verstrekt.

  • 3.

    Het transportvignet kan worden verkregen tegen kostprijs.

Paragraaf 5.2 Uitgifte van vergunningen voor transport

 

Artikel 5.2.1 Aanvraag

 

  • 1.

    Het college kan op aanvraag een exploitatievergunning voor transport verlenen voor de in artikel 2.5.1 van de verordening genoemde activiteiten.

  • 2.

    Het college kan op een aanvraag als bedoeld in het eerste lid een exploitatievergunning voor transport verlenen voor een transportvaartuig.

  • 3.

    Het college verleent op een aanvraag als bedoeld in het eerste lid geen exploitatievergunning voor transport met een ongemotoriseerd vaartuig.

Artikel 5.2.2 Eisen aan een aanvraag

 

  • 1.

    Een aanvraag als bedoeld in artikel 5.2.1, eerste lid, gaat in ieder geval vergezeld van:

    • a.

      een bewijs van inschrijving bij de Kamer van Koophandel dat niet langer dan drie maanden voor indiening van de aanvraag is verstrekt;

    • b.

      in voorkomend geval, een bewijs dat degene die de aanvraag indient bevoegd is de aanvragende onderneming te vertegenwoordigen;

    • c.

      een beschrijving van de kenmerken van een bestaand transportvaartuig, in ieder geval bestaande uit een beschrijving van de aandrijving van het transportvaartuig, een overzicht van de afmetingen van het transportvaartuig en vier kleurenfoto's, waarvan één van schuin voor, één van opzij, één van schuin achter en één van schuin bovenaf, waarop de dekken, opbouwen, beletteringen, logo’s, figuren, patronen, motieven, reclame-uitingen en kleuren van het transportvaartuig goed te zien zijn;

    • d.

      een beschrijving van de kenmerken van een nog te bouwen transportvaartuig, in ieder geval bestaande uit een voldoende gedetailleerde tekening op een schaal van ten minste 1:100 van het boven-, voor- en achteraanzicht en de zijaanzichten, voorzien van beletteringen, logo’s, figuren, patronen, motieven, reclame-uitingen en een aanduiding van te gebruiken materialen en kleuren met de daarbij behorende RAL-codering.

  • 2.

    De aanvrager geeft in zijn aanvraag in ieder geval aan of het transportvaartuig bestemd is voor goederenvervoer, dienstverlening ten behoeve van watergebonden activiteiten of een combinatie daarvan en, indien van toepassing, voor welke watergebonden activiteiten.

  • 3.

    Een aanvraag wordt ingediend door een onderneming in de zin van de Handelsregisterwet 2007.

Artikel 5.2.3 Indieningswijze aanvraag

 

  • 1.

    Voor een aanvraag wordt gebruik gemaakt van de aanvraagmodule op de website van de gemeente Amsterdam of een aanvraagformulier dat op aanvraag beschikbaar is.

  • 2.

    Een aanvraag wordt ingediend via de aanvraagmodule op de website van de gemeente Amsterdam of door verzending van het aanvraagformulier.

Artikel 5.2.4 Toetsing

 

Het college wijst een aanvraag in ieder geval af indien:

  • a.

    de aanvraag ziet op een vaartuig als bedoeld in artikel 5.2.1, derde lid;

  • b.

    niet is voldaan aan de bepalingen van de verordening en deze regeling.

Artikel 5.2.5 Beoordeling welstandsexcessen

 

  • 1.

    Het college kan een aanvraag afwijzen indien:

    • a.

      het transportvaartuig niet voldoet aan de in het tweede lid genoemde kenmerken;

    • b.

      de vorm van het transportvaartuig onvoldoende aansluit bij de functionaliteit van het transportvaartuig;

    • c.

      het transportvaartuig in ernstige mate afwijkt van een type vaartuig dat gangbaar is op de Nederlandse wateren.

  • 2.

    Een transportvaartuig heeft:

    • a.

      geen felle of fluorescerende kleuren, tenzij deze wettelijk zijn voorgeschreven of worden gebruikt voor belijning en accenten;

    • b.

      geen opvallende, opzichtige, aanstootgevende of ontsierende beletteringen, logo’s, figuren, patronen, motieven of reclame-uitingen.

Paragraaf 5.3 Verlening van een vergunning

 

Artikel 5.3.1 Inhoud van de vergunning

 

  • 1.

    Een vergunning wordt verleend voor het binnenwater en vermeldt in ieder geval de naam en kenmerken van het transportvaartuig.

  • 2.

    Een vergunning vermeldt of het transportvaartuig bestemd is voor goederenvervoer, dienstverlening ten behoeve van watergebonden activiteiten of een combinatie daarvan, en, indien van toepassing, voor welke watergebonden activiteiten.

  • 3.

    Aan een vergunning wordt in ieder geval het voorschrift verbonden dat de vergunninghouder:

    • a.

      wijzigingen aan het transportvaartuig meldt op de in de vergunning omschreven wijze;

    • b.

      ervoor zorgt dat het transportvaartuig per 1 januari 2025 voor verplaatsing gebruik maakt van een systeem zonder emissie van CO2, CH4, HC, NOX, PM2,5 of PM10, en de motor voor voorwaartse verplaatsing geen geluid voortbrengt.

Artikel 5.3.2 Verleningsduur

 

Een vergunning die wordt verleend op grond van dit hoofdstuk geldt voor onbepaalde tijd.

 

Artikel 5.3.3 Melding voor gebruik

 

  • 1.

    De termijn als bedoeld in artikel 2.4.6, vierde lid, van de verordening, waarna een vergunning van rechtswege vervalt, is een jaar na het moment waarop de vergunning in werking is getreden.

  • 2.

    De termijn, bedoeld in het eerste lid, kan op verzoek van de vergunninghouder met ten hoogste 3 maanden worden verlengd.

  • 3.

    Bij een melding als bedoeld in artikel 2.4.6, eerste lid, van de verordening wordt overgelegd:

    • a.

      indien van toepassing, de meetbrief die voor het transportvaartuig is afgegeven;

    • b.

      documentatie van inschrijving van de inland AIS transponder bij de relevante autoriteiten en het bijbehorende Maritieme Mobile Service Identiteit-nummer.

Paragraaf 5.4 Wijziging van een vergunning

 

Artikel 5.4.1 Gevallen

 

De gevallen waarin een exploitatievergunning voor transport op aanvraag kan worden gewijzigd, als bedoeld in artikel 2.2.6, tweede lid, van de verordening zijn:

  • a.

    een wijziging van de beschrijving van de kenmerken van het transportvaartuig ten behoeve van de verbouwing of de tijdelijke of permanente vervanging van het transportvaartuig;

  • b.

    een wijziging van de naam van het transportvaartuig; of

  • c.

    een wijziging van de vergunninghouder.

Artikel 5.4.2 Wijziging van de beschrijving van de kenmerken van een transportvaartuig

 

Op een aanvraag voor een wijziging van de beschrijving van de kenmerken van het transportvaartuig ten behoeve van de verbouwing of de tijdelijke of permanente vervanging van het transportvaartuig wordt slechts positief beslist indien de wijziging er niet toe leidt dat het transportvaartuig niet meer voldoet aan:

  • a.

    de in artikel 5.2.5 genoemde kenmerken of eisen;

  • b.

    de kenmerken of eisen die zijn gesteld aan goederenvervoer of dienstverlening ten behoeve van watergebonden activiteiten.

Artikel 5.4.3

 

Een aanvraag voor een wijziging van de vergunninghouder wordt afgewezen indien de aanvrager niet heeft aangetoond dat de beoogde vergunninghouder over het transportvaartuig kan beschikken op het moment van inwerkintreding van de beoogde wijziging.

Artikel II

Deze regeling treedt in werking met ingang van de eerste dag na die van de bekendmaking van de Elfde wijzigingsverordening Verordening op het binnenwater 2010.

Artikel III

Deze regeling wordt aangehaald als Vierde wijzigingsbesluit Regeling op het binnenwater 2020.

Aldus vastgesteld in de vergadering van 6 april 2021.

De voorzitter

Femke Halsema

De gemeentesecretaris

Peter Teesink

Toelichting

Algemeen deel

 

De Verordening op het binnenwater 2010 (hierna: VOB) bevat het regelgevende kader voor het Amsterdamse binnenwater. In de VOB zijn algemene regels opgenomen voor het varen op het binnenwater en is bepaald in welke gevallen een vergunning nodig is voor bepaalde activiteiten.

 

Naar aanleiding van de Nota Varen deel 2 (februari 2020) wil de gemeente het transport over water stimuleren. Om dat te bewerkstelligen is de verordening aangepast door de reikwijdte van hoofdstuk 2, paragraaf 5, van de VOB, uit te breiden. Vervoer van goederen is vervangen door transport. Onder deze noemer valt zowel goederenvervoer als dienstverlening ten behoeve van watergebonden activiteiten. In aanvulling daarop zijn twee definities van transportmaterieel en transportvaartuig opgenomen in artikel 1.1.1 van de VOB.

 

Op grond van artikel 2.5.1 van de VOB kan het college een exploitatievergunning verlenen voor het vervoeren van goederen, het verlenen van diensten ten behoeve van watergebonden activiteiten of een combinatie daarvan, met een transportvaartuig, al dan niet met een daaraan gekoppeld transportmaterieel.

 

Op grond van artikel 2.5.2 jo. artikel 2.4.2 en 2.4.7 van de VOB kan het college van burgemeester en wethouders nadere regels stellen omtrent de vergunningverlening, alsmede redelijke eisen van welstand voor transportvaartuigen. In dit besluit is een beoordeling van welstandsexcessen opgenomen. Daarnaast is van de gelegenheid gebruik gemaakt een wijziging van artikel 3.2.3 door te voeren.

 

Artikelsgewijze toelichting

 

Artikel I

 

Onderdeel A

 

Omdat in de VOB “vervoer van goederen” is vervangen door “transport” is de definitie in artikel 1.1.1 overeenkomstig aangepast. Onder deze noemer vallen de in artikel 2.5.1 van de VOB genoemde activiteiten: goederenvervoer, dienstverlening ten behoeve van watergebonden activiteiten (als bedoeld in artikel 1.1.1 van de VOB) of een combinatie daarvan.

 

Daarnaast is in artikel 1.1.1 een definitie van transportvignet toegevoegd. Met dit vignet kan worden vastgesteld of het transportmaterieel of transportvaartuig waarop het is aangebracht bestemd is voor transport.

 

Onderdeel B

 

In het tweede lid, onderdeel a, van artikel 3.2.3 wordt abusievelijk verwezen naar artikel 3.1.8, tweede lid, onderdeel e. Vanwege een eerdere wijziging van de onderhavige regeling in maart 2020 is deze verwijzing niet meer correct. Het moet artikel 3.1.8, tweede lid, onderdeel d zijn. Omdat in artikel 3.1.8, tweede lid, onderdeel d de zinsnede “met een geluidswerende constructie” twee keer voorkomt is bovendien bepaald dat de uitzondering alleen van toepassing is op de eerste zinsnede.

 

Onderdeel C

 

Hoofdstuk 5 (nieuw) bevat nadere regels voor het verlenen van een exploitatievergunning voor transport. Op grond van artikel 2.5.1 van de VOB kan een exploitatievergunning voor transport worden verleend voor het anders dan om niet met een transportvaartuig, al dan niet met een daaraan gekoppeld transportmaterieel, vervoeren van goederen, verlenen van diensten ten behoeve van watergebonden activiteiten of een combinatie daarvan.

 

Op de exploitatievergunning voor transport komt te staan aan welke onderneming de vergunning is verleend, voor welk transportvaartuig de vergunning is verleend en of het transportvaartuig bestemd is voor goederenvervoer, dienstverlening ten behoeve van watergebonden activiteiten of een combinatie daarvan, en, indien van toepassing, voor welke watergebonden activiteiten.

 

In paragraaf 5.1 staan de algemene verplichtingen voor vergunninghouders. Paragraaf 5.2 gaat over de uitgifte van vergunningen. Paragraaf 5.3 heeft betrekking op het verlenen van vergunningen en paragraaf 5.4 gaat over het wijzigen van een vergunning.

 

Paragraaf 5.1

 

In artikel 5.1.1 is de algemene verplichting opgenomen dat de houder van een exploitatievergunning voor transport er zorg voor draagt dat het gebruik van de vergunning in overeenstemming gebeurt met deze paragraaf.

 

Zo dient de vergunninghouder er op grond van artikel 5.1.2 voor te zorgen dat bij gebruik van de vergunning niet in strijd wordt gehandeld met artikel 2.1.1 van de VOB, het artikel dat bepaalt dat het verboden is te varen met een vaartuig of object waarop meer dan 13 personen aanwezig zijn, of artikel 2.1.7 van de VOB, het artikel dat bepaalt dat het verboden is met of op een vaartuig of object te water geluidsoverlast of hinder voor de omgeving te veroorzaken.

 

Daarnaast moet op grond van artikel 5.1.3 een transportvaartuig waarvoor een exploitatievergunning voor transport is verleend in ieder geval zijn voorzien van een inland AIS-transponder die 24 uur per dag en zeven dagen per week is ingeschakeld en de naam van het transportvaartuig en de locatiegegevens uitzendt. Het gaat te ver om deze voorwaarde ook te stellen voor transportmaterieel, omdat deze ongemotoriseerde bedrijfsvaartuigen in sommige gevallen slechts enkele keren per jaar worden ingezet. Daarom kan op grond van artikel 5.1.4, tweede lid, bij transportmaterieel dat over het binnenwater wordt of is voortbewogen door een transportvaartuig waarvoor een exploitatievergunning voor transport is verleend, worden volstaan met een transportvignet met RFID-chip. Op grond van artikel 5.1.4, eerste lid, moeten ook de transportvaartuigen waarvoor een exploitatievergunning voor transport is verleend, naast een inland AIS-transponder, beschikken over een transportvignet. Het transportvignet kan worden verkregen tegen kostprijs en moet duidelijk zichtbaar op het transportmaterieel of transportvaartuig worden aangebracht.

 

Paragraaf 5.2

 

Deze paragraaf heeft betrekking op het aanvragen van een exploitatievergunning voor transport.

 

Op grond van artikel 5.2.1, eerste lid, kan het college op aanvraag een exploitatievergunning voor transport verlenen voor een of meerdere activiteiten die in artikel 2.5.1 van de VOB zijn genoemd. Een exploitatievergunning voor transport kan op aanvraag worden verleend voor een transportvaartuig waarmee anders dan om niet goederen worden vervoerd, diensten ten behoeve van watergebonden activiteiten worden verleend of een combinatie daarvan. Op grond van artikel 5.2.1, tweede lid, wordt per transportvaartuig één vergunning verleend. Op grond van artikel 5.2.1, derde lid, verleent het college geen exploitatievergunningen voor transportmaterieel of andere ongemotoriseerde vaartuigen.

 

Op grond van artikel 5.2.2, eerste lid, overlegt de aanvrager bij zijn aanvraag een bewijs van inschrijving bij de Kamer van Koophandel dat niet langer dan drie maanden voor indiening van de aanvraag is verstrekt. Ook moet de aanvrager een bewijs overleggen dat degene die de aanvraag indient bevoegd is de aanvragende onderneming te vertegenwoordigen en bevat de aanvraag een beschrijving van de kenmerken van het transportvaartuig. Bij een bestaand transportvaartuig moeten, naast een beschrijving van de aandrijving en een overzicht van de afmetingen van het transportvaartuig, vier kleurenfoto's, waarvan één van schuin voor, één van opzij, één van schuin achter en één van schuin bovenaf, waarop de dekken, opbouwen, beletteringen, logo’s, figuren, patronen, motieven, reclame-uitingen en kleuren van het transportvaartuig goed te zien zijn, worden overgelegd. Bij een nog te bouwen transportvaartuig moet een voldoende gedetailleerde tekening op een schaal van ten minste 1:100 van het boven-, voor- en achteraanzicht en de zijaanzichten worden overgelegd. Deze tekening moet voorzien zijn van alle beletteringen, logo’s, figuren, patronen, motieven, reclame-uitingen en een aanduiding van te gebruiken materialen en kleuren met de daarbij behorende RAL-codering.

 

Op grond van artikel 5.2.2, tweede lid, moet de aanvrager in zijn aanvraag aangeven of het transportvaartuig bestemd is voor goederenvervoer, dienstverlening ten behoeve van watergebonden activiteiten of een combinatie daarvan en, indien van toepassing, voor welke watergebonden activiteiten.

 

Op grond van artikel 5.2.2, derde lid, kan een aanvraag alleen worden ingediend door een onderneming. Een exploitatievergunning voor transport kan namelijk alleen worden verleend voor bedrijfsvaartuigen.

 

Op grond van artikel 5.2.3 kan een aanvraag worden ingediend via de aanvraagmodule op de website van de gemeente Amsterdam of via een aanvraagformulier. Het aanvraagformulier is op aanvraag beschikbaar. Het indienen van een ingevuld aanvraagformulier kan digitaal via de website van de gemeente of door verzending van het ingevulde aanvraagformulier.

 

Op grond van artikel 5.2.4 wijst het college een aanvraag in ieder geval af indien de aanvraag betrekking heeft op een ongemotoriseerd vaartuig of als niet is voldaan aan de bepalingen van de VOB en deze regeling. Een aanvraag wordt bijvoorbeeld afgewezen als er bij dienstverlening geen relatie is met watergebonden activiteiten.

 

In artikel 2.5.2 van de VOB is bepaald dat artikel 2.4.2, 2.4.4, 2.4.5, 2.4.6 en 2.4.7 van overeenkomstige toepassing zijn op een vergunning als bedoeld in artikel 2.5.1 van de VOB. Daarin is artikel 2.4.3 van de VOB expliciet niet meegenomen; het artikel dat ziet op het belang van welstand. Bij transportvaartuigen is een volledige welstandstoets op grond van een welstandsnota te belastend, omdat de functionaliteit bij dergelijke vaartuigen leidend is. Op grond van artikel 2.4.2, eerste lid, van de VOB kan het college wel redelijke eisen van welstand stellen.

 

Het college vindt het onwenselijk als een toetsing voor transportvaartuigen geheel achterwege blijft. Met artikel 5.2.5 is beoogd excessen te voorkomen. Op grond van dit artikel kan het college een aanvraag voor een vergunning afwijzen als een transportvaartuig niet voldoet aan de in het tweede lid genoemde kenmerken. Daarnaast moet de vorm van het transportvaartuig aansluiten bij de functionaliteit van het transportvaartuig. Een transportvaartuig moet als zodanig herkenbaar zijn. Een duikboot heeft bijvoorbeeld niets te maken met goederenvervoer of dienstverlening ten behoeve van watergebonden activiteiten. Ook mag een transportvaartuig niet te veel afwijken van de typen vaartuigen die gangbaar te zijn op de Nederlandse wateren. Op grond hiervan kan bijvoorbeeld de aanvraag voor een Italiaanse gondel of een futuristisch uitziend vaartuig worden afgewezen.

 

Op grond van artikel 5.2.5, tweede lid, zijn felle of fluorescerende kleuren niet toegestaan, tenzij deze kleuren wettelijk zijn voorgeschreven of worden gebruikt voor belijning en accenten. Daarnaast mag een transportvaartuig op grond van artikel 5.2.5, tweede lid, geen opvallende, opzichtige, aanstootgevende of ontsierende beletteringen, logo’s, figuren, patronen, motieven of reclame-uitingen hebben. Hieronder wordt in ieder geval verstaan sterk in het oog lopend, de aandacht trekkend, oneerbaar, schandaleus, schokkend of zedenkwetsend. Hierbij kan bijvoorbeeld worden gedacht aan een transportvaartuig dat vrijwel geheel in felle kleuren is geschilderd met enorme letters op de zijkant of op het dak of aan een transportvaartuig met expliciete of suggestieve afbeeldingen of tekeningen. In die gevallen wil het college kunnen ingrijpen en de mogelijkheid hebben bij te sturen of in het uiterste geval een aanvraag kunnen afwijzen.

 

Paragraaf 5.3

 

Op grond van artikel 5.3.1, eerste lid, wordt een exploitatievergunning voor transport verleend voor het binnenwater. In aanvulling op het bepaalde in artikel 2.2.1 van de VOB vermeldt de vergunning in ieder geval de naam en kenmerken van het transportvaartuig waarvoor de vergunning is verleend. Ook staat op de vergunning of het transportvaartuig bestemd is voor goederenvervoer, dienstverlening ten behoeve van watergebonden activiteiten of een combinatie daarvan. Daarnaast staat op de vergunning om welke watergebonden activiteiten het gaat. Op grond van artikel 5.3.1, tweede lid, moet een vergunninghouder eventuele wijzigingen aan het transportvaartuig onverwijld melden bij de gemeente op de in de vergunning omschreven wijze. Het gemeentelijk beleid voorziet in een algemeen verbod per 2025 op het gebruik van vaartuigen met andere dan emissieloze voortstuwing. Vanaf 2025 worden alle passagiersvaartuigen en pleziervaartuigen geacht volledig uitstootvrij te varen. Het ligt in de rede eenzelfde verplichting op te nemen voor transportvaartuigen.

 

Op grond van artikel 5.3.2 wordt een exploitatievergunning voor transport voor onbepaalde tijd verleend. Voor vergunningen die toegang geven “tot de uitoefening van een dienstenactiviteit” schrijven de Dienstenrichtlijn en artikel 33 van de Dienstenwet voor dat deze voor onbepaalde tijd moeten worden verleend, tenzij een dwingende reden van algemeen belang het beperken van de vergunningsduur rechtvaardigt. Een beperking van de vergunningsduur of van het aantal beschikbare vergunningen acht het college op dit moment (nog) niet nodig, mede gezien het verwachte aantal aanvragen voor een exploitatievergunning voor transport. Mogelijk komt daar in de toekomst verandering in, maar vooralsnog is er onvoldoende aanleiding een volumebeleid in te voeren voor transport.

 

In artikel 5.3.3 is bepaald dat een vergunning van rechtswege komt te vervallen, als de vergunning een jaar na het moment waarop de vergunning in werking is getreden nog steeds niet in gebruik is genomen. Deze termijn kan op verzoek van de vergunninghouder met ten hoogste drie maanden worden verlengd. Bij een melding voor het in gebruik nemen van de vergunning overlegt de vergunninghouder documentatie van inschrijving van de inland AIS transponder met het bijbehorende MMSI-nummer en, indien van toepassing, de meetbrief die voor het transportvaartuig is afgegeven.

 

Paragraaf 5.4

 

In artikel 5.4.1 staan de gevallen waarin een exploitatievergunning voor transport op aanvraag kan worden gewijzigd. Het kan gaan om een wijziging van de beschrijving van de kenmerken van het transportvaartuig ten behoeve van de verbouwing of de tijdelijke of permanente vervanging van het transportvaartuig, een wijziging van de naam van het transportvaartuig of een wijziging van de vergunninghouder.

 

Op grond van artikel 5.4.2 keurt het college een aanvraag voor een wijziging van de beschrijving van de kenmerken van het transportvaartuig ten behoeve van de verbouwing of de tijdelijke of permanente vervanging van het transportvaartuig alleen goed als de wijziging er niet toe leidt dat het transportvaartuig niet meer voldoet aan de in artikel 5.2.5 genoemde kenmerken of eisen of aan de kenmerken of eisen die zijn gesteld aan goederenvervoer of aan dienstverlening ten behoeve van watergebonden activiteiten.

 

Bij de wijziging van de naam van een transportvaartuig moet worden voldaan aan de in artikel 5.2.5, tweede lid, genoemde kenmerken. Hetzelfde geldt voor wijzigingen van bijvoorbeeld de beletteringen, logo’s, figuren, patronen, motieven of reclame-uitingen op het transportvaartuig. Bij dergelijke wijzigingen hoeft weliswaar de exploitatievergunning voor transport niet te worden gewijzigd, maar op grond van artikel 1.2.8, eerste lid, van de VOB, kan de exploitatievergunning voor transport worden ingetrokken als is voldaan aan de in dit artikel genoemde voorwaarden.

 

In artikel 5.4.4 is bepaald dat het college de aanvraag voor een wijziging van de vergunninghouder afwijst als de aanvrager niet heeft aangetoond dat de beoogde vergunninghouder over het transportvaartuig kan beschikken op het moment van inwerkintreding van de beoogde wijziging.

Naar boven