Coffeeshopbeleid Zwijndrecht 2021

De burgemeester van de gemeente Zwijndrecht;

 

Gelet op artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 174 van de Gemeentewet;

 

Gezien artikel 2:28 e.v. van de Algemene plaatselijke verordening;

 

 

 

B e s l u i t

 

vast te stellen de volgende beleidsregel: Coffeeshopbeleid Zwijndrecht 2021

 

Coffeeshop beleid Zwijndrecht 2021

Dit document bevat de beleidsregels die in de gemeente Zwijndrecht van toepassing zijn op de exploitatie van een coffeeshop. Deze beleidsregels worden aangehaald als “Coffeeshopbeleid Zwijndrecht 2021”. Het coffeeshopbeleid bevat de voorwaarden waaronder de verkoop van softdrugs in de gemeente Zwijndrecht wordt gedoogd. Tevens wordt in het coffeeshopbeleid beschreven welke procedure wordt gevolgd bij het in behandeling nemen van een vergunningaanvraag en de verstrekking van een gedoogverklaring voor de exploitatie van een coffeeshop. Het coffeeshopbeleid geldt naast en in aanvulling op het landelijke gedoogbeleid ter zake de verkoop van softdrugs.

 

1. Inleiding

 

Het “Coffeeshopbeleid Zwijndrecht 2021” (hierna: “het coffeeshopbeleid”) vervangt het vorige coffeeshopbeleid dat was neergelegd in de “Beleidsregels niet-commerciële coffeeshop" van 11 december 2000, aangevuld d.d. 1 april 2013. Naar aanleiding van de sluiting van coffeeshop Xpresso in november 2019, is het oude beleid geëvalueerd. De burgemeester heeft vervolgens op 8 december 2020 besloten, gehoord hebbende de raad, om nieuw coffeeshopbeleid op te stellen.

De strekking van het beleid blijft in grote lijnen hetzelfde, het voorziet namelijk in de mogelijke exploitatie van een niet-commerciële coffeeshop in Zwijndrecht. Op sommige onderdelen is het oude beleid aangepast. Allereerst vragen ontwikkelingen in wet- en regelgeving om aanpassing van het beleid vanuit het oogpunt van juridische houdbaarheid. Ook is een aanpassing noodzakelijk vanwege de relatie met het exploitatievergunningstelsel in de Algemene Plaatselijke Verordening Zwijndrecht (inclusief de zogenoemde Bibob-toets). Daarnaast is een herziening wenselijk vanwege het belang van praktische toepassing en bruikbaarheid, mede in het licht van potentiële vestigingslocaties voor een coffeeshop.

De burgemeester gedoogt één coffeeshop in Zwijndrecht om illegale straat- en thuishandel te voorkomen. Daarbij wordt het van belang geacht dat kopers en gebruikers van cannabis in een veilige en sociaal gecontroleerde omgeving de producten kunnen gebruiken dan wel kunnen kopen. De burgemeester heeft afgewogen in welke vorm de coffeeshop moet worden geëxploiteerd. Het zal opnieuw moeten gaan om een niet-commerciële coffeeshop. Een dergelijke coffeeshop dient geëxploiteerd te worden door een stichting. De gemeente zal op geen enkele wijze direct betrokken zijn bij de exploitatie van de coffeeshop in financiële of personele zin. De gemeente zal eventuele huisvesting tegen een marktconforme (huur)prijs aanbieden. Een coffeeshop in Zwijndrecht is dus nadrukkelijk geen "gemeentelijke coffeeshop".

 

Gekozen is voor een niet-commerciële coffeeshop, onder meer omdat:

  • a.

    een stichting geen winstmaximalisatie nastreeft. Hierdoor staat niet enkel het verstrekken van softdrugs voorop, maar het geven van georganiseerde voorlichting aan klanten en anderen, waarbij op de risico’s van het gebruik van softdrugs wordt gewezen;

  • b.

    de winst die met de verkoop van softdrugs wordt behaald kan worden gebruikt om de kwaliteit van de organisatie te verbeteren en voorlichtingsactiviteiten te financieren. Daarnaast kunnen financiële bijdragen worden verstrekt aan organisaties, instellingen of doelen die zoveel als mogelijk overeenkomen met de doelstelling van de stichting en niet indruisen tegen de doelen overeenkomstig het lokale gezondheidsbeleid van de gemeente Zwijndrecht;

  • c.

    waarde wordt gehecht aan een maatschappelijke inbedding van degenen die de coffeeshop exploiteren, hetgeen onder andere in de samenstelling van het stichtingsbestuur en de raad van toezicht tot uitdrukking dient te komen.

 

1.1 Doelstelling

De doelstellingen van het coffeeshopbeleid zijn ten opzichte van het voorgaande coffeeshopbeleid min of meer hetzelfde gebleven, maar op enkele onderdelen nader uitgewerkt en/of aangescherpt. Ook is rekening gehouden met recente ontwikkelingen, met name op het gebied van wet- en regelgeving.

 

Het coffeeshopbeleid van de gemeente Zwijndrecht strekt ertoe:

 

  • 1.

    het woon- en leefklimaat in de Zwijndrechtse Waard te beschermen tegen eventuele negatieve effecten van de exploitatie van een coffeeshop;

  • 2.

    primair ten dienste te staan van inwoners van de Zwijndrechtse Waard;

  • 3.

    de handel in softdrugs vanuit niet-gedoogde verkooppunten en straathandel te voorkomen;

  • 4.

    de ondermijnende invloeden van criminele drugscircuits op het openbare leven te beperken, niettegenstaande de illegale inkoop van softdrugs door coffeeshops in Nederland;

  • 5.

    overlast in de omgeving van een coffeeshop te voorkomen, althans te beheersen;

  • 6.

    een scheiding van markten tussen soft- en harddrugs te bewerkstelligen;

  • 7.

    voorlichting te laten geven over de gevolgen van (soft)drugsgebruik, vooral aan jongeren, en andere preventieactiviteiten te verrichten, in combinatie met een gereguleerde en gecontroleerde verkoop van softdrugs; en

  • 8.

    voorlichting te laten geven over de herkomst en samenstelling van cannabis, zo mogelijk ondersteund door etikettering van de producten.

 

De burgemeester is binnen de kaders van het landelijke gedoogbeleid en de geldende wet- en regelgeving belast met de handhaving van dit coffeeshopbeleid. Hij stemt de uitvoering van het coffeeshopbeleid af met de lokale driehoek.

 

2. Juridisch kader

 

Het coffeeshopbeleid vindt plaats binnen de kaders die gesteld zijn in wet- en regelgeving. Het gaat om de navolgende bepalingen.

 

2.1 Artikel 174 van de Gemeentewet

Op basis van artikel 174 lid 1 van de Gemeentewet is de burgemeester belast met het toezicht op de openbare samenkomsten en vermakelijkheden en op de voor het publiek openstaande gebouwen en daarbij behorende erven. Een coffeeshop wordt gekwalificeerd als een voor publiek openstaand gebouw, zodat de burgemeester belast is met het toezicht daarop.

 

Ingevolge artikel 174 lid 3 van de Gemeentewet is de burgemeester belast met de uitvoering van verordeningen voor zover deze betrekking hebben op het in het artikel 174 lid 1 bedoelde toezicht. Voor de exploitatie van voor publiek openstaande gebouwen is een exploitatievergunning nodig. Dit geldt ook voor een coffeeshop. De burgemeester is op grond van artikel 174 lid 3 van de Gemeentewet ook belast met de handhaving van deze en andere daarop berustende bepalingen in de APV.

 

2.2 Algemene Plaatselijke Verordening Zwijndrecht (APV)

In de APV is in de artikelen 2:28 t/m 2:28d een exploitatievergunningstelsel opgenomen. De exploitatievergunning draagt bij aan een goede sturing op de horeca, zodat ongewenste ontwikkelingen kunnen worden voorkomen en nieuwe ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt. Een exploitatievergunningstelsel stelt de burgemeester in staat om de risico’s voor de openbare orde en het woon- en leefklimaat te beheersen en op te treden, indien sprake is van verstoringen hieromtrent. Op grond van artikel 2:28 van de APV is een exploitatievergunning nodig voor het exploiteren van een openbare inrichting. Een coffeeshop valt hier ook onder. De exploitatievergunning dient, middels een door de burgemeester vastgesteld formulier met bijbehorende voorgeschreven documenten, te worden aangevraagd. Daarnaast dient voor de exploitatie van een coffeeshop te worden beschikt over een gedoogverklaring. Dit laatste is niet in de APV geregeld, maar in dit beleidsdocument.

 

2.3 Artikel 13b van de Opiumwet

Op grond van artikel 13b van de Opiumwet (ook “Wet Damocles” genoemd) is de burgemeester bevoegd tot oplegging van een last onder bestuursdwang indien in woningen of lokalen dan wel in of bij woningen of zodanige lokalen behorende erven een middel als bedoeld in lijst I of II behorende bij de Opiumwet wordt verkocht, afgeleverd of verstrekt dan wel daartoe aanwezig is.

 

De softdrugs die in een coffeeshop worden verkocht – hasj en hennep – komen voor in lijst II van de Opiumwet. In principe kan de burgemeester dan ook toepassing geven aan zijn bevoegdheid op grond van artikel 13b van de Opiumwet. Zolang echter de exploitatie van een coffeeshop op basis van een gedoogverklaring en exploitatievergunning plaatsvindt, binnen de voorwaarden van dit coffeeshopbeleid en van het landelijk gedoogbeleid – waarover hierna meer – zal de burgemeester in beginsel zijn bevoegdheid op grond van artikel 13b van de Opiumwet niet toepassen. Worden echter de voorwaarden van het coffeeshopbeleid overtreden, dan zal met inachtneming van de bij dit coffeeshopbeleid behorende handhavingsmatrix worden opgetreden.

 

2.4 Artikel 125 van de Gemeentewet

Op grond van artikel 125 lid 1 van de Gemeentewet is het gemeentebestuur bevoegd tot oplegging van een last onder bestuursdwang. Ingevolge artikel 125 lid 3 van de Gemeentewet wordt de bevoegdheid tot oplegging van een last onder bestuursdwang uitgeoefend door de burgemeester, indien de last dient tot handhaving van regels welke hij uitvoert.

 

Omdat de burgemeester gezien de hiervoor genoemde bepalingen uit artikel 174 van de Gemeentewet en 13b van de Opiumwet, belast is met de handhaving daarvan, mag hij bij een overtreding van die bepalingen op grond van artikel 125 lid 3 van de Gemeentewet een last onder bestuursdwang opleggen. Hiermee kan de burgemeester de naleving van de desbetreffende regel afdwingen. Indien de last niet of niet tijdig wordt uitgevoerd, dan is de burgemeester bevoegd om de last door feitelijk handelen zelf ten uitvoer te leggen, op kosten van de overtreder. Op grond van artikel 5:32 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan een bestuursorgaan dat bevoegd is een last onder bestuursdwang op te leggen, in plaats daarvan aan de overtreder een last onder dwangsom opleggen. Hierbij beschikt het bestuursorgaan – in dit geval de burgemeester – over keuzevrijheid.

In bijlage 2 bij dit coffeeshopbeleid is een handhavingsarrangement opgenomen, waarin is geregeld welke bevoegdheid de burgemeester toepast bij bepaalde overtredingen.

 

2.5 Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur (Wet Bibob)

Artikel 3 van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur (Wet Bibob) verschaft een bestuursorgaan de bevoegdheid om, voor zover het bij of krachtens de wet daartoe de bevoegdheid heeft gekregen, een aangevraagde beschikking te weigeren dan wel een gegeven beschikking in te trekken, indien ernstig gevaar bestaat dat de beschikking mede zal worden gebruikt om:

  • a.

    uit gepleegde strafbare feiten verkregen of te verkrijgen, op geld waardeerbare voordelen te benutten; of

  • b.

    strafbare feiten te plegen.

 

In aanvulling hierop kan op grond van artikel 3 lid 6 van de Wet Bibob een beschikking worden ingetrokken of geweigerd, indien feiten en omstandigheden erop wijzen of redelijkerwijs doen vermoeden dat ter verkrijging of behoud van de aangevraagde dan wel gegeven beschikking een strafbaar feit is gepleegd.

 

Ingevolge artikel 3 lid 7 van de Wet Bibob kan het bestuursorgaan, als sprake is van een mindere mate van gevaar, aan de beschikking voorschriften verbinden die zijn gericht op het wegnemen of beperken van dergelijk gevaar. Ook als sprake is van een ernstig gevaar kunnen voorschriften worden verbonden aan een beschikking, als de ernst van de strafbare feiten weigering of intrekking van de beschikking niet rechtvaardigt. Dergelijke voorschriften kunnen ook tussentijds worden gewijzigd. Als niet wordt voldaan aan een op grond van deze bepaling gegeven voorschrift, kan de beschikking worden ingetrokken.

 

Artikel 7 van de Wet Bibob bepaalt dat een gemeentelijke vergunning die op grond van een verordening verplicht is gesteld voor een inrichting of bedrijf, door het college van burgemeester en wethouders respectievelijk de burgemeester wordt geweigerd dan wel ingetrokken in het geval en onder de voorwaarden, bedoeld in artikel 3 van de wet Bibob. Dit geldt dus ook voor een coffeeshop, voor de exploitatie waarvan op grond van de APV over een exploitatievergunning dient te worden beschikt.

 

Op grond van de Wet Bibob kan het bevoegde bestuursorgaan onderzoek laten verrichten door het Landelijk Bureau Bibob (LBB), naar de mate van gevaar als bedoeld in artikel 3 van de Wet Bibob. Alvorens dat te doen dient het bestuursorgaan eerst eigen onderzoek te doen.

 

Voor de beoordeling van de mate van gevaar geldt, voor zover het de exploitatie van een coffeeshop betreft, dat overtredingen van de Opiumwet die binnen de kaders van het lokale en landelijke gedoogbeleid plaatsvinden niet worden meegerekend bij het bepalen van de mate van gevaar. Overtredingen van de Opiumwet die vallen buiten de kaders van het gedoogbeleid, mogen wél worden meegerekend bij de beoordeling van de mate van gevaar. 1

 

Vanwege de gevoeligheid van de coffeeshopbranche voor criminaliteit, geweld, afpersing en bedreiging, wordt in de gemeente Zwijndrecht bij de behandeling van de aanvragen van een exploitatievergunning voor een coffeeshop, die vanwege hun score in aanmerking komen (zie paragraaf 6.6, onder d), een uitgebreid Bibob-onderzoek verricht.

 

Artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)

Op grond van artikel 4:81 lid 1 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan een bestuursorgaan beleidsregels vaststellen met betrekking tot een aan hem toekomende of onder zijn verantwoordelijkheid uitgeoefende, dan wel door hem gedelegeerde bevoegdheid. Het onderhavige coffeeshopbeleid berust op de hiervoor genoemde wettelijke bevoegdheid van de burgemeester.

 

2.6 Schaarse vergunningenproblematiek

Doordat in Zwijndrecht één coffeeshop wordt toegestaan, zijn de gedoogverklaring en de vergunning om de coffeeshop te exploiteren schaarse toestemmingen. Dit heeft onder meer op grond van de Europese Dienstenrichtlijn, de Dienstenwet en de "nationale mededingingsnorm" tot gevolg dat de vergunningsduur in tijd beperkt dient te worden en een transparante procedure gevolgd dient te worden, zodat er mededinging gecreëerd wordt en meerdere gegadigden kans maken zodra een gedoogverklaring en exploitatievergunning beschikbaar komen. In hoofdstuk 6 wordt de procedure nader beschreven.

 

3. Landelijk softdrugsbeleid

 

Het landelijke softdrugsbeleid is gericht op het tegengaan en reduceren van drugsgerelateerde problemen. Dit geldt ten aanzien van zowel de individuele gebruiker als voor de samenleving als geheel. Het landelijk softdrugsbeleid heeft drie doelstellingen:

  • de vraag naar drugs wordt ontmoedigd door te zorgen voor goede preventie, hulpverlening en schadebeperkende maatregelen;

  • bestrijding van drugscriminaliteit is gericht op de aanpak van productie van drugs en de handel hierin;

  • waar drugsgebruik leidt tot verstoring van de openbare orde of zorgt voor andere overlast wordt dit aangepakt. 2

 

3.1 Preventie

Voorlichting en preventie staan bij dit landelijke softdrugsbeleid voorop. Met het oog op de preventie heeft de wetgever een onderscheid gemaakt tussen drugs met onaanvaardbare risico’s voor de gezondheid en drugs waarvan de risico’s minder groot worden geacht; het verschil tussen hard- en softdrugs. Dit onderscheid komt ook tot uitdrukking in de lijsten I en II van de bijlage bij de Opiumwet. Door in beperkte mate verkoop van softdrugs voor eigen gebruik te gedogen, wordt beoogd de markten van hard- en softdrugs gescheiden te houden om te voorkomen dat gebruikers van softdrugs in aanraking komen met harddrugs en het daarmee verband houdende criminele milieu.

 

De verkoop van softdrugs wordt om deze reden onder strenge voorwaarden gedoogd en mag uitsluitend plaatsvinden in coffeeshops3 . Gedogen betekent in dit verband dat niet tegen de coffeeshop(exploitant) wordt opgetreden zolang deze zich aan de gedoogcriteria houdt zoals verwoord in de hem verstrekte gedoogverklaring. Wordt niet aan deze criteria voldaan dan wordt hiertegen opgetreden. Het landelijke softdrugsbeleid is erop gericht de coffeeshops klein en beheersbaar te maken, de aantrekkingskracht op drugstoerisme te verminderen, overlast te beperken en de georganiseerde hennepcriminaliteit te bestrijden. De uit dit beleid voortvloeiende algemene vereisten aan een coffeeshop, de AHOJGI-criteria, worden hierna nader toegelicht.

 

3.2 AHOJGI-(plus) criteria

Het landelijke coffeeshopbeleid voorziet in vergaande regulering. Slechts onder strikte voorwaarden wordt de verkoop van softdrugs in coffeeshops gedoogd. Bij de beoordeling van de vraag of tegen een coffeeshop opgetreden dient te worden, gelden de volgende criteria:

  • A:

    geen affichering: dit betekent geen enkele vorm van reclame anders dan een summiere aanduiding op de betreffende lokaliteit;

  • H:

    geen harddrugs: dit betekent dat geen harddrugs voorhanden mogen zijn en/of verkocht worden;

  • O:

    geen overlast: onder overlast kan worden verstaan parkeeroverlast rond de coffeeshop, geluidshinder, vervuiling en/of voor of nabij de coffeeshop rondhangende klanten;

  • J:

    geen verkoop aan jeugdigen en geen toegang voor jeugdigen tot een coffeeshop: gelet op de toename van het cannabisgebruik onder jongeren is gekozen voor een strikte handhaving van de leeftijdsgrens van 18 jaar;

  • G:

    geen verkoop van grote hoeveelheden per transactie: dat wil zeggen hoeveelheden groter dan geschikt voor eigen gebruik ( = 5 gram) én slechts een beperkte handelsvoorraad (niet meer dan 500 gram). Onder ‘transactie’ wordt begrepen alle koop en verkoop in één coffeeshop op eenzelfde dag met betrekking tot eenzelfde koper;

  • I:

    geen toegang voor en verkoop aan anderen dan ingezetenen van Nederland.

 

Als aanvullende voorwaarde geldt dat in een coffeeshop geen alcoholhoudende drank mag worden verkocht (plus-criterium).

 

3.3 Ontwikkelingen

 

Experiment gesloten coffeeshopketen

In het regeerakkoord van 2017 is afgesproken dat er een experiment komt met de teelt en verkoop van hennep of hasj voor recreatief gebruik. Dit moet plaatsvinden in een gesloten coffeeshopketen, vrij van criminaliteit. Het doel van het experiment is om te bekijken of een gesloten coffeeshopketen mogelijk is. Daarnaast wil het kabinet laten onderzoeken wat de effecten van het experiment zijn op de criminaliteit, veiligheid, overlast en de volksgezondheid. De afspraak in het regeerakkoord is ontstaan na een al langer lopende discussie over de werking van het huidige gedoogbeleid. In dit gedoogbeleid is de verkoop van hennep in coffeeshops onder voorwaarden gedoogd (voordeur), maar is de productie en aanlevering verboden (achterdeur). Steeds nadrukkelijker wordt in de samenleving aandacht gevraagd voor de problematiek die het gedoogbeleid met zich meebrengt. Het gaat dan over problematiek op het gebied van openbare orde, veiligheid en volksgezondheid.

 

De Wet experiment gesloten coffeeshopketen is op 1 juli 2020 inwerking getreden. Tijdens het experiment zal het in maximaal tien gemeenten mogelijk zijn om in de coffeeshops legaal geproduceerde hennep te verkopen. Deze hennep moet gecontroleerd zijn op kwaliteit. De hennep wordt geproduceerd door ten hoogste tien telers. Deze telers zijn inmiddels door de ministers aangewezen. Coffeeshops in de gemeenten die meedoen aan het experiment mogen alleen legaal geproduceerde hennep verkopen. En telers die meedoen mogen alleen aan die coffeeshops verkopen. Dit is wat wordt bedoeld met een gesloten coffeeshopketen. Zwijndrecht doet overigens niet mee aan dit experiment.

 

Het experiment zal minimaal vier jaar duren. In die vier jaar vindt ook een evaluatie plaats. Daarna zal de regering een besluit nemen over de toekomst van het coffeeshopbeleid. Op het moment van het vaststellen van onderhavig coffeeshopbeleid zijn de uitkomsten van het experiment nog onbekend. Als de uitkomsten bekend worden, zal binnen de grenzen van de alsdan geldende wet- en regelgeving worden bezien in hoeverre het coffeeshopbeleid aanpassing/verruiming behoeft.

 

Rookverbod

Vanaf 1 april 2020 is de Tabaks- en rookwarenwet aangepast en geldt een algeheel verbod op het roken van tabak in de horeca en coffeeshops. Krachtens deze wet zijn ook de exploitanten van coffeeshops gehouden dit verbod in te stellen, aan te duiden en te handhaven. De Voedsel en Waren Autoriteit is de instantie die belast is met de landelijke handhaving van het rookverbod. Het is vooralsnog wel mogelijk om in de coffeeshop cannabis puur te roken, met herbal mixes of door gebruik te maken van verdampers.

 

Het stichtingsmodel

De coffeeshop in Zwijndrecht zal geëxploiteerd worden door een stichting, op afstand van de gemeente. Die stichting heeft een zelfstandige verplichting om de wet- en regelgeving met betrekking tot het functioneren van stichtingen na te leven. Volledigheidshalve voorziet deze paragraaf in een korte verwijzing naar nieuwe wetgeving. Op 1 juli 2021 treedt de Wet bestuur en toezicht rechtspersonen in werking. De wet voorziet in de aanvulling van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek. Het doel van de wet is verbetering van de kwaliteit van bestuur en toezicht bij verenigingen en stichtingen. Met deze wet wordt het mogelijk om bij stichtingen een raad van commissarissen in te stellen. Voorts stelt de wet nadere regels over de taakvervulling door bestuurders en toezichthouders en over aansprakelijkheid in geval van onbehoorlijke taakvervulling. Daarnaast komen er ruimere ontslaggronden voor slecht functionerende stichtingsbestuurders en toezichthouders.

 

4. Het Zwijndrechtse softdrugsbeleid

Naast de landelijke gedoogcriteria gelden in Zwijndrecht specifieke, op de lokale situatie afgestemde criteria voor het gedogen van een coffeeshop. Dit zijn de Zwijndrechtse gedoogcriteria. De gedoogcriteria zijn van toepassing op de gedoogverklaring die door de burgemeester voor de exploitatie van de coffeeshop wordt afgegeven. Deze gedoogcriteria vormen deels een (nadere) invulling van de landelijke gedoogcriteria en gelden deels in aanvulling daarop. De Zwijndrechtse gedoogcriteria dienen zoveel mogelijk in het licht van de landelijke gedoogcriteria te worden uitgelegd en toegepast. Dit geldt bijvoorbeeld bij de toepassing van het handhavingsbeleid, zoals dat is verwoord in hoofdstuk 7 van dit coffeeshopbeleid.

 

4.1 Relatie met de Algemene Plaatselijke Verordening (APV)

Naast een gedoogverklaring dient ten behoeve van de exploitatie van een coffeeshop te worden beschikt over een exploitatievergunning van de burgemeester, op grond van de APV. Aan deze exploitatievergunning kunnen in het belang van de openbare orde en veiligheid, het woon- en leefklimaat en de zedelijkheid, aanvullende voorschriften of beperkingen worden verbonden in verband met de specifieke omstandigheden van de desbetreffende coffeeshop, de locatie en omgeving daarvan, degene die de coffeeshop feitelijk exploiteert of in verband met andere omstandigheden. Ook de toetsing aan de Wet Bibob kan, zoals toegelicht in paragraaf 2.5 van dit beleid, leiden tot het stellen van nadere voorschriften en beperkingen. De voorschriften en beperkingen aan de exploitatievergunning kunnen worden gesteld in aanvulling op de gedoogcriteria in dit coffeeshopbeleid. Ook nadat de gedoogverklaring en exploitatievergunning zijn afgegeven kunnen daaraan, als daarvoor aanleiding bestaat, voorschriften en beperkingen worden verbonden of kunnen bestaande voorschriften en beperkingen worden gewijzigd.

 

4.2 Definities

Voor de toepassing van het coffeeshopbeleid – in het bijzonder de Zwijndrechtse gedoogcriteria – wordt onder de hierna volgende begrippen het volgende verstaan:

 

Coffeeshop”:

de horeca-inrichting, zijnde een besloten ruimte, waar met een vergunning van de burgemeester alcoholvrije dranken worden verkocht en waar verkoop (en eventueel gebruik) van softdrugs als bedoeld in dit coffeeshopbeleid (hoofdstuk 5 onder c) plaatsvindt op grond van een daartoe door de burgemeester verleende gedoogverklaring. Een coffeeshop kan niet bestaan uit uitsluitend een loket of afhaalpunt.

 

Inrichting”:

het lokaal c.q. de fysieke ruimte – met inbegrip van de niet voor het publiek toegankelijke delen daarvan (o.a. het kantoor, magazijn, etc.) – waarin de coffeeshop wordt geëxploiteerd.

 

“Degenen die in de stichting participeren”:

de bestuurder van de stichting, tevens de feitelijke exploitant en de leden van de raad van toezicht. 4

 

“Degenen die vanuit de stichting de coffeeshop feitelijk exploiteren”:

de feitelijke exploitant en overige leidinggevende(n), die op de exploitatievergunning staan vermeld.

 

“Formele exploitant”:

de stichting waaraan de gedoogverklaring en exploitatievergunning is verleend.

 

“Feitelijke exploitant”:

de bestuurder die door de raad van toezicht van de stichting is aangesteld als verantwoordelijke voor de bedrijfsvoering van de coffeeshop, en die onmiddellijke leiding geeft aan de uitoefening van de coffeeshop, en die als zodanig op de gedoogverklaring en exploitatievergunning staat vermeld.

 

“Leidinggevende(n)”:

de natuurlijke persoon of personen die naast de feitelijke exploitant de onmiddellijke feitelijke leiding uitoefent of uitoefenen in de coffeeshop en die als zodanig op de exploitatievergunning staat of staan vermeld.

 

“Personeel”:

de natuurlijke personen die dienst doen ten behoeve van de coffeeshop, waaronder de feitelijke exploitant en overige leidinggevenden.

 

“Bezoeker”:

een ieder die zich in de inrichting bevindt, met uitzondering van:

  • 1.

    de feitelijke exploitant en overige leidinggevenden;

  • 2.

    overig personeel;

  • 3.

    personen wier aanwezigheid in de coffeeshop wegens dringende redenen noodzakelijk is;

  • 4.

    overheidsfunctionarissen in de uitoefening van hun functie.

 

4.3 Maximumstelsel

In het licht van de doelstellingen van het coffeeshopbeleid, zoals verwoord in paragraaf 1.1 van dit document, wordt in de gemeente Zwijndrecht een maximumstelsel gehanteerd ter zake van het toegestane aantal coffeeshops. Dit maximumstelsel is gebaseerd op de uitgangspunten van het vorige coffeeshopbeleid. Concreet houdt het maximumstelsel in dat binnen de gemeente Zwijndrecht maximaal één gedoogverklaring en één exploitatievergunning wordt afgegeven. Als het maximum van één coffeeshop is bereikt – dat wil zeggen dat hiervoor een gedoogverklaring en exploitatievergunning van kracht zijn - dan worden verdere aanvragen voor de exploitatie van een coffeeshop op grond van dit maximumstelsel niet in behandeling genomen.

 

4.4 Niet-commerciële coffeeshop (stichtingsmodel)

De in de gemeente Zwijndrecht gedoogde coffeeshop dient geëxploiteerd te worden in de vorm van een stichting. In dit verband wordt gesproken van het “stichtingsmodel”. Hiermee wordt beoogd een niet-commerciële coffeeshopexploitatie te realiseren, waarbij – anders dan bij een commerciële coffeeshop – de exploitatie niet gericht is op het behalen van winst, maar onder meer op het geven van voorlichting over verantwoord softdrugsgebruik, het verrichten van preventieactiviteiten en het voeren van een ontmoedigingsbeleid. Dit sluit aan bij de doelstellingen van dit coffeeshopbeleid, zoals verwoord in paragraaf 1.1.

 

Winstbestemming

Hoewel een niet-commerciële coffeeshop geen winst nastreeft, kan er uit de exploitatie een eventuele winst ontstaan. Die winst zal door de stichting in eerste instantie worden gebruikt voor het verbeteren van de kwaliteit van de eigen organisatie. Daarnaast zal de winst maximaal worden ingezet om (extra) voorlichting en andere preventieactiviteiten met betrekking tot (soft)drugsgebruik te organiseren en een bijdrage te leveren aan de verslavingszorg in algemene zin. Daarbij dient de winstbestemming primair ten goede te komen aan de inwoners van de Zwijndrechtse Waard.

 

Maatschappelijke inbedding

Er wordt veel waarde gehecht aan een maatschappelijke inbedding van degenen die in de stichting participeren. De stichting kent een bestuurder en een raad van toezicht. De bestuurder is tevens de exploitant van de coffeeshop. De raad van toezicht, bestaande uit minimaal drie en maximaal vijf personen, houdt integraal toezicht op het beleid van de bestuurder, op de bedrijfsvoering en op de algemene gang van zaken binnen de stichting.

 

Gestelde eisen aan stichting en statuten

De werkwijze, verantwoordelijkheid en doelstelling van de stichting, zoals in het beleid beschreven, moeten worden verankerd in de statuten en in een huishoudelijk reglement. Dit geldt eveneens voor de wijze waarop het interne toezicht wordt georganiseerd en wordt gehouden. De bezoldiging van degenen die in de stichting participeren en van het overige personeel dient in verhouding te staan met de te leveren prestaties en geobjectiveerd te zijn.

 

In de statuten moet tevens worden opgenomen dat financiële bijdragen kunnen worden verstrekt aan doelen, organisaties en instellingen binnen het verzorgingsgebied van de coffeeshop, die een ideële of sociale strekking hebben. Deze moeten overeenkomen met de doelstellingen van het coffeeshopbeleid en met hetgeen hierboven is aangeduid bij de winstbesteding.

De stichting en de exploitatie van de coffeeshop moeten voldoen aan de ter zake gestelde gedoogvoorwaarden, zoals neergelegd in hoofdstuk 5 van dit coffeeshopbeleid.

 

4.5 Vestigingscriteria

De locatie waar de coffeeshop wordt gevestigd dient aan bepaalde vestigingscriteria te voldoen. Deze vestigingscriteria worden in deze paragraaf uiteengezet.

 

Bestemmingsplan

Een coffeeshop kan slechts gevestigd worden op een locatie met een horecabestemming dan wel een gemengde bestemming, waar onder meer horeca toegestaan is. Een horecabestemming wil zeggen een bestaande, geldende bestemming ten behoeve van de gebruiksfunctie horeca (als toegestane functie binnen een bestemming of aanduiding) - niet zijnde een bestemming hoofdzakelijk ten behoeve van logies - vastgelegd in het bestemmingsplan. Het moet hierbij gaan om gebruik ten behoeve van volwaardige horeca. 5

 

Een locatie met een al bestaande horecabestemming heeft in principe de voorkeur, omdat hier al een belangenafweging heeft plaatsgevonden voor het vestigen van een horecagelegenheid. Hierbij zijn ook de belangen van, onder meer, omwonenden, betrokken. Daarnaast zijn kwetsbare gebieden, de sociaal zwakkere wijken en/of gebieden waar al veel horeca geconcentreerd is, uitgesloten als potentiële locatie. 6

 

Indien een aanvraag wordt ingediend voor een locatie zonder horecabestemming, dan zal beoordeeld worden of de coffeeshop toegestaan kan worden op die locatie door middel van een tijdelijke planologische afwijking. Het instrument hiervoor is het verlenen van een tijdelijke omgevingsvergunning voor het afwijken van het bestemmingsplan gedurende de periode dat de gedoogverklaring wordt afgegeven. Er zal alsdan beoordeeld worden of meegewerkt zal worden aan een dergelijke planologische afwijking, waarbij onder andere ruimtelijke, milieutechnische en draagvlak aspecten een rol spelen. Als de gemeente hieraan niet wil meewerken, zal de aanvraag worden afgewezen.

 

Tevens zal bij de bereidheid tot het meewerken aan een tijdelijke planologische afwijking een anterieure overeenkomst ex art. 6.24 van de Wet ruimtelijke ordening worden aangegaan met de aanvrager waarin onder meer wordt bepaald dat alle kosten in verband met deze planologische wijziging voor rekening en risico van aanvrager komen, waaronder het eventuele planschaderisico (incl. wettelijke rente en kosten). In voorkomend geval dient de aanvrager een voorschotbedrag planschade te voldoen. Indien de aanvrager niet bereid is om een anterieure overeenkomst te sluiten, zal niet worden meegewerkt aan een procedure voor een tijdelijke planologische afwijking en zal de aanvraag worden afgewezen.

 

Overige criteria

Voor de locatie gelden de volgende eisen:

  • 1.

    de afstand tussen de coffeeshop en een school voor voortgezet onderwijs is minimaal 250 meter. Voor beide geldt de “afstand van deur tot deur” waarvoor de volgende definitie gehanteerd wordt: “de reëel af te leggen afstand te voet over de openbare weg van de toegangsdeur van de coffeeshop tot de hoofdingang van de school. Is de school omheind door een hekwerk, dan geldt als “afstand van deur tot deur” de afstand van de toegangsdeur van de coffeeshop tot de dichtstbijzijnde regulier gebruikte toegangsdeur in het hekwerk van de school;

  • 2.

    een coffeeshop wordt uitsluitend toegestaan in een pand dat al voldoet of zal voldoen aan de inrichtingseisen die gesteld worden in de geldende, van toepassing zijnde wet- en regelgeving, zoals het Bouwbesluit (2012), de gemeentelijke bouwverordening, de APV en het Besluit eisen inrichtingen Drank- en Horecawet, tenzij hiervan in dit beleid expliciet wordt afgeweken. (Zie aanvullend de gestelde eisen in hoofdstuk 5 “de Zwijndrechtse gedoogcriteria”, onder a. “de inrichting”);

  • 3.

    de omgevingskenmerken van de locatie als zodanig mogen er niet toe leiden dat het woon- en leefklimaat in de omgeving van de coffeeshop en/of de openbare orde en veiligheid op ontoelaatbare wijze nadelig worden beïnvloed;

  • 4.

    er is sprake van een goed zichtbare locatie, met het oog op de wens van (maatschappelijke) controle.

  • 5.

    de coffeeshop mag niet gevestigd worden binnen de gebieden die aangegeven zijn op de kaart in bijlage 1 bij dit beleid;

  • 6.

    de coffeeshop mag niet in verbinding staan met een woning.

 

Als niet voldaan wordt aan één van deze eisen, zal de aanvraag hoe dan ook worden afgewezen. Bij de wegingsfactoren, zoals verwoord in paragraaf 6.6 en 6.7 van dit coffeeshopbeleid, worden de locaties die voldoen aan deze eisen onderling tegen elkaar afgewogen.

 

4.6 Verstrekking voor bepaalde tijd

De gedoogverklaring en exploitatievergunning die vereist zijn voor de exploitatie van een coffeeshop zijn te kwalificeren als “schaarse toestemmingen”. Er is sprake van een maximumstelsel omdat er in Zwijndrecht één exploitatievergunning en gedoogverklaring voor de exploitatie van een coffeeshop beschikbaar is. Naar nationaal en Europees recht dienen schaarse toestemmingen een beperkte geldigheidsduur te hebben. De beperkte geldigheidsduur moet de toegang van dienstverrichters tot de betrokken (schaarse) “coffeeshopmarkt” waarborgen. Bestuursorganen beschikken over beleidsvrijheid om te bepalen wat de geldigheidsduur is voor schaarse toestemmingen, mits die geldigheidsduur redelijk is en maar voor bepaalde tijd is. Een toestemming voor onbepaalde tijd, zoals in het vorige beleid is opgenomen, is in strijd met de nationale mededingingsnorm en Europese wet- en regelgeving.

 

Zes jaar

In de gemeente Zwijndrecht zullen een gedoogverklaring en een vergunning voor de exploitatie van een coffeeshop voor een periode van ten hoogste zes jaar worden afgegeven. De periode van zes jaar acht de burgemeester redelijk, om de stichting voldoende tijd te bieden om de doelstellingen van de stichting zoals verwoord in paragraaf 4.4 van dit coffeeshopbeleid te verwezenlijken, een rendabele exploitatie op te zetten en de daarmee gemoeide investeringen terug te verdienen. Hierbij wordt benadrukt dat het gaat om een niet-commerciële exploitatie zoals omschreven in paragraaf 4.4 van dit beleid. Zes jaar acht de burgemeester ook redelijk omdat deze termijn de gemeente voldoende tijd geeft om zich enerzijds een goed beeld te vormen van de wijze waarop de coffeeshop wordt geëxploiteerd en anderzijds de uitkomsten van het experiment gesloten coffeeshopketen te kunnen beoordelen. Na ongeveer vijf jaar, of zoveel eerder of later dat de uitkomsten van het experiment gesloten coffeeshopketen bekend zijn, zal de burgemeester dit coffeeshopbeleid evalueren en eventueel aanpassen. Ten slotte worden, door de beperkte vergunningsduur van zes jaar, ook andere gegadigden in staat gesteld mee te dingen naar de schaarse vergunning en gedoogverklaring, zoals voorgeschreven door de toepasselijke wet- en regelgeving (zie paragraaf 2.6).

 

Afhankelijk van het alsdan geldende (eventueel aangepaste) coffeeshopbeleid zal minimaal zes maanden voor de afloop van de termijn waarvoor de gedoogverklaring (en exploitatievergunning) is verstrekt een nieuwe inschrijfprocedure worden gestart, zoals omschreven in hoofdstuk 6 van dit coffeeshopbeleid. Deze inschrijfprocedure strekt ertoe een gedoogverklaring (en exploitatievergunning) voor een nieuwe coffeeshop te verlenen, opdat de exploitatie van de nieuwe coffeeshop zo snel mogelijk na het expireren van de op dat moment geldende exploitatievergunning en gedoogverklaring kan worden opgestart. De exploitant aan wie eerder een exploitatievergunning en gedoogverklaring is verleend, kan aan deze procedure deelnemen, tenzij vanwege het overtreden van toepasselijk beleid, wet- en regelgeving, de exploitatievergunning en gedoogverklaring (hadden moeten) zijn ingetrokken. 7

 

De termijn waarvoor de exploitatievergunning en gedoogverklaring zijn verstrekt, kan worden verkort of de exploitatievergunning en gedoogverklaring kunnen tussentijds worden ingetrokken, wanneer omstandigheden hiertoe aanleiding geven. Dit kan onder meer het geval zijn als niet langer wordt voldaan aan de gedoogcriteria, een Bibob-onderzoek uitwijst dat er sprake is van een ernstig gevaar in de zin van artikel 3 van de Wet Bibob, bij opheffing/ontbinding van de stichting, of bij verplaatsing of verandering van de inrichting waarin de coffeeshop wordt geëxploiteerd.

 

De tussentijdse wijzigingen als bedoeld in paragraaf 4.7 van dit coffeeshopbeleid zijn niet van invloed op de termijn waarvoor de exploitatievergunning en gedoogverklaring zijn verstrekt. In deze gevallen blijft deze termijn, ook na dergelijke wijzigingen onverminderd van kracht.

 

4.7 Gedoogverklaring en wijzigingen

De gedoogverklaring wordt verleend aan de stichting die door het bestuur wordt vertegenwoordigd. Daarmee is de stichting de formele exploitant. De gedoogverklaring is verbonden aan de stichting. De gedoogverklaring is niet overdraagbaar. Dit houdt verband met de bijzondere eisen die aan de formele exploitant van een coffeeshop worden gesteld.

 

Indien de coffeeshop dan wel de exploitatie daarvan een verandering ondergaat waardoor zij niet langer in overeenstemming is met de exploitatievergunning en de daaraan ten grondslag liggende aanvraag en met de gedoogverklaring, is de stichting dan wel de exploitant mede namens de stichting, verplicht de bedoelde wijziging binnen één maand bij de burgemeester te melden. De burgemeester verstrekt, indien nog aan de in het onderhavige coffeeshopbeleid gestelde eisen wordt voldaan, een gewijzigde exploitatievergunning en gedoogverklaring, waarin de omschrijving wordt aangepast aan de nieuwe situatie. De resterende termijn van de eerder verstrekte exploitatievergunning en gedoogverklaring kan na de wijziging van de exploitatievergunning worden uitgezeten. Dit betekent wel dat een toetsing aan de wet Bibob kan plaatsvinden evenals een toetsing aan het criterium "niet in enig opzicht van slecht levensgedrag".

 

Het vorenstaande geldt uitsluitend voor zover de verandering betrekking heeft op de volgende situaties:

  • -

    wijziging feitelijke exploitant;

  • -

    wijziging leidinggevende;

  • -

    wijziging leden raad van toezicht;

  • -

    wijziging indeling van het pand/de inrichting.

 

4.8 Eisen stichting en personeel

Om voor een gedoogverklaring in aanmerking te komen dienen degenen die de coffeeshop feitelijk exploiteren de leeftijd van 21 jaar te hebben bereikt. Alle personen die participeren in de stichting mogen niet in enig opzicht van slecht levensgedrag zijn. 8 Indien voornoemde personen in een periode van vijf jaar voorafgaande aan de aanvraag veroordeeld zijn of een transactie van het Openbaar Ministerie hebben geaccepteerd bij overtreding van artikelen 2 of 3 Opiumwet, heling, fraude, geweldsdelicten, handel in of het bezitten van vuurwapens en/of steekwapens, dan wel enig ander misdrijf, wordt aangenomen dat deze personen niet voldoen aan de eis dat zij niet in enig opzicht van slecht levensgedrag mogen zijn en worden de gedoogverklaring en exploitatievergunning geweigerd. Ditzelfde geldt voor het (overige) personeel dat in de coffeeshop werkzaam is/zal zijn.

 

Indien gedurende de exploitatie blijkt dat één of meerdere van bovengenoemde personen niet (langer) voldoet (voldoen) aan de eis dat hij (zij) niet in enig opzicht van slecht levensgedrag is (zijn), dan zal de burgemeester beoordelen of volstaan kan worden met het vervangen van de betreffende persoon/personen door de stichting. De stichting zal in de arbeidsovereenkomsten met het personeel opnemen dat om deze reden het personeelslid wordt ontslagen en tevens zal in de statuten worden opgenomen dat om deze redenen een bestuurslid (de exploitant) of lid van de raad van toezicht (commissaris) zal moeten aftreden. Indien naar het oordeel van de burgemeester door de stichting niet voldoende adequaat maatregelen worden getroffen jegens het personeelslid, het bestuurslid (de exploitant) of het lid van de raad van toezicht (de commissaris), dat niet langer voldoet aan de eis dat hij (zij) niet in enig opzicht van slecht levensgedrag is, dan kan de burgemeester besluiten om de gedoogverklaring en exploitatievergunning in te trekken.

 

4.9 Wet Bibob

In paragraaf 2.5 van dit coffeeshopbeleid is al ingegaan op de Wet Bibob. Op grond van dit coffeeshopbeleid wordt bij de aanvraag/ aanvragen met de hoogste score volgens paragraaf 6.7 een Bibob-onderzoek gedaan, op grond van artikel 7a van de Wet Bibob. Dit betreft eerst een eigen, gemeentelijk Bibob-onderzoek. Voor zover dit eigen onderzoek daartoe aanleiding geeft, kan het LBB om een Bibob-advies worden gevraagd. De personen die participeren in de stichting alsmede de stichting zelf worden aan dit onderzoek onderworpen. Als uit het Bibob-onderzoek blijkt dat sprake is van een ernstig gevaar in de zin van artikel 3 van de Wet Bibob, dan zal de burgemeester de gedoogverklaring en exploitatievergunning in principe weigeren.

 

Naast nieuwe aanvragen kan ook tussentijds, gedurende de termijn waarvoor de gedoogverklaring en exploitatievergunning zijn verstrekt, een Bibob-onderzoek worden gedaan naar de stichting en/of degene(n) die participeren in de stichting en/of op de gedoogverklaring en exploitatievergunning staa(n)(t) vermeld. De burgemeester kan daartoe inzage vragen in de volledige administratie van de stichting.

 

Aanleiding van een Bibob-onderzoek kan gelegen zijn in wijzigingen in de exploitatie of bedrijfsvoering van de coffeeshop, zoals bedoeld in paragraaf 4.7 van dit coffeeshopbeleid, of doordat vanuit de buurt of via de politie of met het toezicht op de coffeeshop belaste instanties informatie bekend wordt die aanleiding geven voor een Bibob-onderzoek. Voorts kunnen een tip van het Openbaar Ministerie of andere omstandigheden aanleiding geven tot twijfels over de integriteit van de personen die participeren in de stichting en/of het (overige) personeel en/of hun zakelijke relaties. Degene jegens wie een Bibob-onderzoek wordt ingesteld wordt daarvan vooraf door de gemeente in kennis gesteld. Als uit het Bibob-onderzoek blijkt dat sprake is van een ernstig gevaar in de zin van artikel 3 van de Wet Bibob, dan kan de burgemeester de gedoogverklaring en exploitatievergunning intrekken.

 

5. De Zwijndrechtse gedoogcriteria

De Zwijndrechtse gedoogcriteria gelden ten aanzien van de volgende onderwerpen:

  • a.

    de inrichting;

  • b.

    de (samenstelling en het doel van de) stichting en het personeel;

  • c.

    de softdrugs;

  • d.

    de overige producten;

  • e.

    de bezoekers;

  • f.

    de administratie; en

  • g.

    de exploitatie.

     

Ad a. de inrichting

Om (blijvend) te kunnen worden gedoogd als coffeeshop worden aan de inrichting waarin de coffeeshop wordt geëxploiteerd de volgende eisen gesteld:

  • 1.

    de inrichting dient te beschikken over een voor publiek toegankelijke verblijfsmogelijkheid;

  • 2.

    de inrichting mag niet over een loket of afhaalpunt in de buitenmuur van de inrichting beschikken;

  • 3.

    er mag geen rookruimte zijn, in het ondernemingsplan dient aangegeven te worden hoe het gebruik van cannabis (zonder tabaksproducten) in de inrichting eventueel wordt gefaciliteerd;

  • 4.

    de inrichting dient een open en transparant karakter te hebben. Vanuit de openbare ruimte is er zicht op en in de inrichting, zodat toezicht daarop, ook zonder daartoe de inrichting te hoeven betreden, vanaf de openbare ruimte mogelijk is. Dit zicht wordt blijvend gewaarborgd door onderhoud en door geen handelingen te (doen)verrichten of goederen of voorwerpen te plaatsen, zodanig dat het zicht op en in de inrichting wordt belet of beperkt. De ramen mogen niet (deels) afgeschermd of geblindeerd zijn;

  • 5.

    in de omgeving van de inrichting bevindt zich steeds voldoende parkeergelegenheid voor bezoekers van de inrichting. Bij de bepaling hiervan wordt rekening gehouden met de aard en de omgeving van de coffeeshop;

  • 6.

    de toevoer van bezoekers naar de inrichting leidt niet tot verkeersopstoppingen of andere verkeershinder;

  • 7.

    de inrichting ziet er van buiten en van binnen blijvend verzorgd uit en bevindt zich in een goede staat van onderhoud;

  • 8.

    het terrein, daaronder begrepen de openbare ruimte, rondom de inrichting wordt schoongehouden, gereinigd en blijft vrij van afval (in de ruimste zin des woords);

  • 9.

    op het terrein en in de directe omgeving van de inrichting mogen geen bezoekers of personeelsleden van de coffeeshop blijven “hangen”, hierop wordt door de portier actief toegezien;

  • 10.

    er wordt actief op toegezien dat niet wordt geblowd in de directe omgeving van de inrichting;

  • 11.

    de inrichting mag niet voorzien zijn van een terras;

  • 12.

    de oppervlakte van de verblijfsruimte voor bezoekers van de coffeeshop mag niet minder dan 20 m2 en niet meer dan 100 m2 bedragen. De definitie van verblijfsruimte luidt (cf. Bouwbesluit): “ruimte voor het verblijven van mensen, dan wel een ruimte waarin de voor een gebruiksfunctie kenmerkende activiteiten plaatsvinden. Er geldt een minimale plafondhoogte van 2,10 meter voor bestaande gebouwen overeenkomstig het Bouwbesluit en in afwijking van het Besluit eisen Drank- en Horecawet;

  • 13.

    de coffeeshop moet zich op de begane grond bevinden;

  • 14.

    de toegang tot de coffeeshop moet rechtstreeks vanaf openbaar terrein bereikbaar zijn;

  • 15.

    de inrichting waarin de coffeeshop wordt geëxploiteerd voldoet blijvend aan de inrichtingseisen die gesteld worden in de geldende, van toepassing zijnde wet- en regelgeving, zoals in het Besluit eisen inrichtingen Drank- en Horecawet, het Bouwbesluit (2012), de gemeentelijke bouwverordening en de APV, tenzij hiervan in dit beleid expliciet wordt afgeweken (zie o.a. gedoogcriterium onder nummer 11).

     

Ad b. de (samenstelling en het doel van de) stichting en het personeel

Om (blijvend) te kunnen worden gedoogd als coffeeshop worden aan de stichting, de personen die daarin participeren en het (overige) personeel de volgende eisen gesteld:

  • 16.

    de coffeeshop wordt geëxploiteerd in de vorm van een stichting zonder winstoogmerk, waarbij wordt voldaan aan het gestelde in de paragrafen 1.1, 4.4 en 4.8. Dit moet onder meer blijken uit de statuten;

  • 17.

    de stichting kent als organen een bestuur, tevens de exploitant, en een raad van toezicht (raad van commissarissen); 9 het bestuur bestaat in ieder geval uit de feitelijke exploitant van de coffeeshop. De raad van toezicht bestaat uit minimaal drie leden en maximaal vijf leden en benoemt het bestuur. Ten minste een en bij voorkeur twee leden van het bestuur dan wel de raad van toezicht hebben aantoonbaar ervaring in het sociaal-maatschappelijke werkdomein (bijvoorbeeld in het onderwijs of de verslavings-/gezondheidszorg);

  • 18.

    de personen die vanuit de stichting de coffeeshop feitelijk exploiteren dienen een minimale leeftijd van 21 jaar te hebben;

  • 19.

    de personen die participeren in de stichting alsmede het (overige) personeel van de coffeeshop, mogen niet in enig opzicht van slecht levensgedrag zijn;

  • 20.

    de personen die (vanuit de stichting) de coffeeshop feitelijk exploiteren moeten beschikken over een bewijsstuk waaruit blijkt dat zij beschikken over voldoende kennis en inzicht over de werking van drugsgebruik en de daaraan verbonden (gezondheids)risico’s. Daarnaast dienen zij te beschikken over een SVH Verklaring Sociale Hygiëne;

  • 21.

    de personen die vanuit de stichting de coffeeshop feitelijk exploiteren hebben een doorverwijsplicht naar de verslavingszorg als zij grond hebben of zouden moeten hebben voor het oordeel dat er sprake is van verslaving bij bezoekers van de coffeeshop;

  • 22.

    de stichting en de personen die vanuit de stichting de coffeeshop feitelijk exploiteren hebben aantoonbaar een actieve rol richting de verslavingszorg en andere instanties. Dit moet o.a. blijken uit regelmatige contactmomenten met de verslavingszorg, onderwijsinstellingen en hulp- en dienstverlenende instanties;

  • 23.

    ten minste één keer per jaar vindt een omwonendenoverleg plaats. Hieraan nemen ten minste deel de feitelijke exploitant en een afvaardiging van de omwonenden;

  • 24.

    in de coffeeshop mag alleen personeel werkzaam zijn dat voldoet aan de gedoogvoorwaarden en de exploitatievergunning;

  • 25.

    een lijst van het actuele personeelsbestand moet bij de gemeente worden aangeleverd;

  • 26.

    wijzigingen (in het personeelsbestand en overige wijzigingen) worden binnen één maand bij de gemeente gemeld;

  • 27.

    tijdens de openingstijden van de coffeeshop dient altijd de feitelijke exploitant of, bij diens tijdelijke afwezigheid, een andere leidinggevende in de coffeeshop aanwezig te zijn. Deze leidinggevende dient als zodanig te zijn vermeld op de exploitatievergunning.

     

Ad c. de softdrugs

Om (blijvend) te kunnen worden gedoogd als coffeeshop worden aan de softdrugs die in de inrichting aanwezig zijn en die worden verkocht, afgeleverd of verstrekt, de volgende eisen gesteld:

  • 28.

    in de coffeeshop mogen slechts cannabisproducten, zoals vermeld op lijst II van de Opiumwet worden aangeboden; 10

  • 29.

    softdrugs mogen uitsluitend in de inrichting – d.w.z. binnen het voor publiek toegankelijke lokaal – worden verkocht, afgeleverd of verstrekt. Niet buiten de inrichting (via internet, telefoon, koerier, etc.) en ook niet via een loket of afhaalpunt in de buitenmuur van de inrichting;

  • 30.

    in de inrichting mogen geen andere verdovende middelen aanwezig zijn dan de onder gedoogvoorwaarde 28 genoemde softdrugs;

  • 31.

    aan één en dezelfde persoon mag in de inrichting per dag maximaal 5 gram aan softdrugs worden verkocht, afgeleverd of verstrekt;

  • 32.

    dat aan de gedoogvoorwaarde onder 31 wordt voldaan, moet steeds kunnen worden aangetoond;

  • 33.

    de maximale voorraad softdrugs die in de inrichting aanwezig mag zijn, mag niet meer bedragen dan 500 gram;

  • 34.

    er mogen geen softdrugs in de vorm van etenswaar of drank worden verkocht, afgeleverd of verstrekt dan wel daartoe aanwezig zijn, zoals in de vorm van spacecake.

     

Ad d. de overige producten

Om (blijvend) te kunnen worden gedoogd als coffeeshop worden ten aanzien van andere producten dan softdrugs die in de inrichting aanwezig zijn en die worden verkocht, afgeleverd of verstrekt, de volgende eisen gesteld:

  • 35.

    in de inrichting mogen geen alcoholhoudende dranken worden verkocht, afgeleverd of verstrekt, dan wel (daartoe) aanwezig zijn;

  • 36.

    in de inrichting mogen in beperkte mate en ondergeschikt uitsluitend alcoholvrije dranken, etenswaren en aan softdrugs verwante kleinwaren – zoals vloeitjes, gripzakjes, aanstekers, vaporizers, kruidenmixen etc. – worden verkocht, afgeleverd of verstrekt;

  • 37.

    de producten als bedoeld in gedoogvoorwaarde 36 mogen alleen in de inrichting – d.w.z. binnen het voor publiek toegankelijke lokaal – worden verkocht, afgeleverd of verstrekt. Niet buiten de inrichting, zoals bedoeld in gedoogvoorwaarde 29.

 

Ad e. de bezoekers

Om (blijvend) te kunnen worden gedoogd als coffeeshop worden ten aanzien van bezoekers van de coffeeshop de volgende eisen gesteld:

  • 38.

    in de inrichting mogen geen personen aanwezig zijn die de leeftijd van 18 jaar nog niet hebben bereikt. Aan deze personen mogen door of door middel van de coffeeshop geen softdrugs (doen) worden verkocht, afgeleverd of verstrekt;

  • 39.

    bezoekers van de coffeeshop dienen ingezetenen van Nederland te zijn. Onder “ingezetenen van Nederland” worden verstaan: personen die op de datum dat zij zich in de inrichting bevinden, in Nederland hun vaste woonadres hebben, blijkend uit de Basisregistratie Personen (BRP);

  • 40.

    aan personen die geen ingezetenen van Nederland zijn mogen geen softdrugs (doen) worden verkocht, afgeleverd of verstrekt;

  • 41.

    de personen die vanuit de stichting de coffeeshop feitelijk exploiteren dienen zich ervan te verzekeren dat degene aan wie zij softdrugs verkopen, afleveren of verstrekken, ingezetenen van Nederland zijn;

  • 42.

    de bezoekers van de coffeeshop dienen te beschikken over een geldig legitimatiebewijs (paspoort, identiteitskaart, verblijfsdocument en/of rijbewijs). De personen die vanuit de stichting de coffeeshop feitelijk exploiteren dienen dit te controleren.

     

Ad f. de administratie

Om (blijvend) te kunnen worden gedoogd als coffeeshop worden aan de (te voeren) administratie de volgende eisen gesteld:

  • 43.

    naast het voeren van de volgens de Algemene wet inzake rijksbelastingen verplicht gestelde administratie, moet een verkoopboek, inkoopboek en kas- of giroboek betreffende de (alle) aankoop en verkoop van softdrugs worden bijgehouden. Deze administratie dient inzichtelijk en overzichtelijk te zijn;

  • 44.

    de onder gedoogvoorwaarde 43 genoemde administratie dient steeds in de inrichting aanwezig te zijn en dient te worden bewaard gedurende een periode van zeven jaar;

  • 45.

    de stichting dient desgevraagd een bewijs van goed betaalgedrag van de Belastingdienst te overleggen aan de gemeente, als bedoeld in artikel 1.1.12 van de Leidraad Invordering 2008;

  • 46.

    een afschrift van het personeelsbestand als bedoeld in gedoogvoorwaarde 25 moet steeds in de inrichting aanwezig zijn ten behoeve van controles door o.a. gemeentelijke toezichthouders of politieambtenaren;

  • 47.

    een exemplaar of afschrift van de geldende exploitatievergunning en gedoogverklaring moet in de inrichting aanwezig zijn ten behoeve van controles door o.a. gemeentelijke toezichthouders of politieambtenaren.

     

Ad g. de exploitatie

Om (blijvend) te kunnen worden gedoogd als coffeeshop worden aan de exploitatie en bedrijfsvoering van de coffeeshop de volgende eisen gesteld:

  • 48.

    de inrichting mag uitsluitend geopend zijn tussen 12.00 uur en 22.00 uur. Buiten deze tijden dient de inrichting voor het publiek gesloten te zijn;

  • 49.

    buiten de openingstijden dient voor het publiek duidelijk te zijn dat de inrichting gesloten is. Dit moet blijken uit uiterlijke kenmerken, zoals een aanduiding “gesloten”, de vergrendeling van de toegang, het uitdoen van de verlichting, etc.;

  • 50.

    tijdens de openingstijden van de inrichting dient altijd de feitelijke exploitant of, bij diens tijdelijke afwezigheid, een andere leidinggevende in de inrichting aanwezig te zijn. Deze leidinggevende dient als zodanig te zijn vermeld op de exploitatievergunning;

  • 51.

    in de inrichting mogen zich geen kansspelautomaten bevinden, overeenkomstig de Wet op de Kansspelen;

  • 52.

    tijdens de openingstijden van de inrichting dient altijd ten minste één portier bij de toegang van de inrichting aanwezig te zijn. De portier(s) dien(t)(en) te voldoen aan het gestelde in de Wet Particuliere Beveiligingsorganisaties en Recherchebureaus (WPBR). De functie van portier mag niet worden verricht door anderen dan degenen die voldoen aan de WPBR;

  • 53.

    de exploitatie van de coffeeshop gebeurt zodanig dat daarbij, of ten gevolge daarvan, geen overlast ontstaat in welke vorm dan ook, in de directe omgeving van de coffeeshop. In ieder geval de portier, de leidinggevende en feitelijke exploitant treden op in geval van overlastsituaties;

  • 54.

    softdrugs mogen uitsluitend tegen betaling in de vorm van binnen Nederland geldende valuta worden verkocht, afgeleverd of verstrekt. Verkoop, aflevering of verstrekking van softdrugs om niet, in ruil voor goederen, onderpand of anderszins, is niet toegestaan. Dit geldt ook voor de overige producten die in de inrichting worden verkocht, afgeleverd of verstrekt;

  • 55.

    in de inrichting, buiten het zicht van passanten, moet op een voor bezoekers zichtbare en begrijpelijke wijze de prijslijst van producten, waaronder softdrugs worden kenbaar gemaakt;

  • 56.

    het is niet toegestaan om reclame te maken voor de verkoop vanuit de coffeeshop van softdrugs of andere producten. Dit geldt voor iedere (reclame-)uiting die vanaf de openbare ruimte de aandacht vestigt op, dan wel de verkoop, aflevering of verstrekking van softdrugs en andere producten in de inrichting bevordert of anderszins stimuleert;

  • 57.

    van gedoogvoorwaarde 56 is uitgezonderd de naamsaanduiding, eventueel met bijbehorend onderschrift of logo, die aan de inrichting mag worden aangebracht en waaruit bezoekers kunnen afleiden dat in de inrichting softdrugs worden verkocht. Deze aanduiding dient te voldoen aan de toepasselijke wet- en regelgeving – o.a. het bestemmingsplan en de welstandsnota – en behoeft voorafgaande goedkeuring van de burgemeester en -indien aangewezen als bevoegd gezag- van het college van burgemeester en wethouders;

  • 58.

    op een voor bezoekers duidelijke plaats in de inrichting dient een voorziening aanwezig te zijn met daarin gratis voor bezoekers mee te nemen informatiemateriaal over o.a. de gevolgen van drugsgebruik voor de volksgezondheid, verslavingszorg, psychische hulp, etc. Er dient structureel voldoende informatiemateriaal in de voorziening aanwezig te zijn;

  • 59.

    de stichting en/of personen die vanuit de stichting de coffeeshop feitelijk exploiteren, organiseren en stimuleren activiteiten met betrekking tot informatie en voorlichting over drugsgebruik gericht op particulieren, groepen en onderwijsinstellingen en onderhouden actief contact met gebruikers van drugs, over de gevolgen van drugsgebruik;

  • 60.

    de stichting en/of personen die vanuit de stichting de coffeeshop feitelijk exploiteren dragen actief bij aan het preventiebeleid, de verbetering van dit beleid, het controleerbaar houden van prijzen- er mag geen sprake zijn van woekerprijzen- alsmede van de kwaliteit, in samenwerking met de (overheids)instellingen die betrokken zijn bij het toezicht en de handhaving van de gedoogde handel in softdrugs. Voor zover mogelijk wordt voorlichting gegeven over de herkomst en samenstelling van de softdrugs;

  • 61.

    de stichting en de personen die vanuit de stichting de coffeeshop feitelijk exploiteren moeten toestaan dat toezichthouders van de gemeente, politieambtenaren, dan wel andere bevoegden die belast zijn met de handhaving van de met de exploitatie van een coffeeshop verband houdende wet- en regelgeving, regelmatig controles uitoefenen in en naar de coffeeshop, de inrichting en de directe omgeving daarvan. De stichting en de personen die vanuit de stichting de coffeeshop feitelijk exploiteren verlenen alle medewerking aan deze controles. In het bijzonder verschaffen zij van de coffeeshop op eerste aanvraag de exploitatievergunning en gedoogverklaring en andere administratie, genoemd onder Ad f van deze gedoogvoorwaarden;

  • 62.

    de stichting dient te handelen conform haar statuten;

  • 63.

    de raad van toezicht heeft naast zijn andere taken, nadrukkelijk ook een controlerende en toezichthoudende taak. Desgevraagd of op eigen initiatief zal een afvaardiging van de raad van toezicht aan de burgemeester en/of de wethouder gezondheid inzage verschaffen over het gehouden toezicht binnen de stichting;

  • 64.

    de statuten dienen te (blijven) voldoen aan de hiervoor gestelde (wettelijke) eisen ten aanzien van de doelstelling, de besteding van middelen en de samenstelling van het bestuur en de raad van toezicht.

     

Aanpassing, aanvulling of afwijking van de gedoogcriteria

Indien bijzondere omstandigheden ter zake van een of meer van de bovengenoemde onderwerpen daartoe aanleiding geven (bijvoorbeeld in geval van gewijzigde wet- en regelgeving), kunnen de gedoogcriteria worden aangepast, aangevuld of kan hiervan worden afgeweken. Dit kan zowel een beperking als een versoepeling inhouden ten opzichte van de gedoogcriteria. De aanpassing, aanvulling of afwijking is alleen toegestaan als dit aansluit bij en bijdraagt aan de doelstellingen van dit coffeeshopbeleid, zoals verwoord in paragraaf 1.1 van dit document. Deze voorwaarden worden expliciet opgenomen in de gedoogverklaring. Zoals in paragraaf 4.1 van dit coffeeshopbeleid is toegelicht kunnen ook in verband met de exploitatievergunning (en de belangen die daarmee worden gediend) de voorwaarden waaronder de coffeeshop mag worden geëxploiteerd, ten opzichte van de gedoogcriteria worden aangevuld of kan daarvan worden afgeweken.

 

6. Procedure gedoogverklaring en exploitatievergunning

 

In paragraaf 4.6 van dit coffeeshopbeleid is al toegelicht dat de gedoogverklaring en de exploitatievergunning ten behoeve van een coffeeshop “schaarse toestemmingen” zijn. Daarom gelden speciale eisen aan de procedure die gevolgd moet worden bij de toekenning van een dergelijke toestemming. De gemeente zal “op een naar buiten toe kenbare wijze” bekend maken dat een schaarse toestemming beschikbaar is en binnen welke periode aanvragen voor de gedoogverklaring en exploitatievergunning kunnen worden ingediend. Ook zal de verdelingsprocedure bekend worden gemaakt, waarbij duidelijk is welke eisen aan de aanvragen worden gesteld. Dit hoofdstuk beschrijft de procedure voor nieuwe aanvragen van een gedoogverklaring en exploitatievergunning.

 

6.1 Bekendmaking openstelling procedure toekenning nieuwe gedoogverklaring en exploitatievergunning

Komen in de gemeente Zwijndrecht binnen het maximumstelsel een gedoogverklaring en exploitatievergunning vrij, dan wordt de in deze paragraaf behandelde procedure gevolgd. Door het beperkt aantal beschikbare gedoogverklaringen in Nederland, ontvangt de gemeente regelmatig vragen van belangstellenden die een coffeeshop willen beginnen. Belangstellenden kunnen zich niet inschrijven voor de toewijzing van een vrijkomende gedoogverklaring. De gemeente legt geen wachtlijst aan. In plaats daarvan wordt bij het vrijkomen van een gedoogverklaring en exploitatievergunning een vaste procedure gevolgd. Van de openstelling van deze procedure wordt eerst een openbare bekendmaking gedaan via in ieder geval de gemeentelijke website en via het huis-aan-huisblad waarin de officiële gemeentelijke publicaties worden opgenomen, dan wel via de dan gebruikelijke wijze van bekendmaking van officiële publicaties. Zonder en eerder dan een dergelijke bekendmaking is inschrijven niet mogelijk.

 

6.2 Opengestelde procedure

De procedure kent een inschrijftermijn van zes weken. De inschrijftermijn vangt aan op de in de bekendmaking aangekondigde dag. Aanvragen worden in behandeling genomen als deze zijn ingediend binnen de in de bekendmaking genoemde inschrijftermijn en als deze voldoen aan de daaraan, in verband met deze procedure voorgeschreven eisen. Een aanvraag is tijdig ingediend indien deze vóór het einde van de termijn in het bezit is van de gemeente Zwijndrecht. Aanvragen die voor aanvang van de in de bekendmaking aangekondigde dag (prematuur) worden aangeboden, worden niet in behandeling genomen. Na afloop van de inschrijftermijn ontvangen aanvragen zullen evenmin in behandeling worden genomen.

 

6.3 Wijze van indienen

Gedurende de inschrijftermijn, vanaf de in de bekendmaking genoemde datum, kunnen belangstellenden een aanvraag om een gedoogverklaring én exploitatievergunning indienen. De aanvragen kunnen tijdens de openingstijden van de gemeentewinkel in Zwijndrecht in persoon aan de balie van de gemeentewinkel worden ingediend of digitaal via de website van de gemeente. De fysieke aanvraag dient te worden aangeboden in een gesloten enveloppe/verpakking met daarop vermeld de tekst “aanvraag coffeeshop”. Elke aanvraag wordt door een medewerker van de gemeentewinkel voorzien van een datumstempel en tijdstip van ontvangst. De aanvrager krijgt een ontvangstbewijs uitgereikt met een datum en het tijdstip van de ontvangst zoals wordt aangetekend op de gesloten enveloppe/verpakking. De digitale aanvraag dient te voldoen aan de vereisten zoals vermeld op de website van de gemeente Zwijndrecht. De aanvragen moeten worden geadresseerd aan de burgemeester van Zwijndrecht. Een aanvraag moet betrekking hebben op zowel de gedoogverklaring als de exploitatievergunning, moet voldoen aan de indieningseisen uit artikel 4:2 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), moet volledig 11 en ondertekend zijn. Bij het indienen van de aanvraag dient sprake te zijn van een stichting, dan wel een stichting in oprichting, blijkend uit een verklaring van de notaris bij wie de oprichtingsakte wordt opgesteld en gepasseerd. In geval er sprake is van een stichting in oprichting bij het indienen van de aanvraag, moet de stichting zijn opgericht voor het einde van de hersteltermijn.

 

6.4 Aanvraagformulieren en bescheiden

De aanvrager dient gebruik te maken van de aanvraagformulieren, zoals deze op de gemeentelijke website, via de zoekterm "coffeeshop" zijn te vinden. Het gaat om de volgende aanvraagformulieren: "gedoogverklaring coffeeshop", "exploitatievergunning" en eventueel het “Bibob vragenformulier 12 . Deze formulieren dienen te worden gebruikt en ingediend tezamen met de overige gevraagde bescheiden.

Voorts is van belang dat betreffende de stichting (i.o.) een bewijs van inschrijving in de kamer van koophandel wordt bijgevoegd, alsmede de akte van oprichting en de statuten.

 

6.5 Vervolg procedure

Nadat de termijn waarvoor de aanvraagprocedure is opengesteld is geëindigd, worden de aanvragen beoordeeld. Eerst vindt een beoordeling van de aanvragen plaats aan de hand van de in paragraaf 6.6 onder a genoemde eisen.

 

De aanvragen die voldoen aan de eisen in paragraaf 6.6 onder a worden (na de geboden hersteltermijn) getoetst, overeenkomstig de eis in paragraaf 6.6 onder b, aan de in hoofdstuk 5 van dit coffeeshopbeleid opgenomen criteria en de vestigingscriteria opgenomen in paragraaf 4.5.

 

De aanvragen die deze toetsingsronden doorstaan worden tegen elkaar afgewogen aan de hand van de wegingsfactoren, zoals omschreven in paragraaf 6.6 onder c en paragraaf 6.7 van dit coffeeshopbeleid. De aanvraag/ de aanvragen die op basis van deze wegingsfactoren de hoogste score heeft/ hebben behaald, wordt/ worden onderworpen aan een toetsing aan de wet Bibob, zoals beschreven in paragraaf 4.9 van dit coffeeshopbeleid. Daarbij is uitgangspunt dat een Bibob-advies bij het LBB kan worden gevraagd. Als het eigen gemeentelijke Bibob-onderzoek reeds overtuigend uitwijst dat er geen ernstig gevaar bestaat in de zin van artikel 3 van de Wet Bibob, dan zal op dat moment – zonder nader onderzoek door het LBB – aan de desbetreffende aanvrager in beginsel de gedoogverklaring en de exploitatievergunning kunnen worden verleend.

 

Indien uit het Bibob-onderzoek van het LBB niet blijkt van een ernstig gevaar dan zal aan de desbetreffende aanvrager in beginsel de gedoogverklaring en de exploitatievergunning kunnen worden verleend.

 

Blijkt uit het Bibob-onderzoek van het LBB wel van een ernstig gevaar, of van een mindere mate van gevaar dan zal worden onderzocht of dit gevaar door het verbinden van voorschriften afdoende kan worden weggenomen, zulks ter beoordeling van de burgemeester. Is dat laatste niet mogelijk, dan zal de eerstvolgende aanvrager met de dan hoogste score op basis van de wegingsfactoren als bedoeld in paragraaf 6.6 onder c en paragraaf 6.7 van dit coffeeshopbeleid, aan een Bibob-onderzoek worden onderworpen en worden beoordeeld op de hiervoor beschreven wijze.

 

Deze procedure herhaalt zich zo nodig, net zo lang totdat een aanvrager voldoet aan alle voorwaarden die in paragraaf 6.6 gesteld worden aan een aanvraag.

 

De uitkomst van het Bibob-onderzoek telt mee bij de uiteindelijke score (zie paragraaf 6.6 onder d).

 

6.6 Beoordeling aanvraag

De aanvraag die in behandeling wordt genomen, wordt op de volgende wijze beoordeeld:

  • a.

    volledigheid van de aanvraag: indien de aanvraag onvolledig is wordt betrokkene hierover schriftelijk geïnformeerd en in de gelegenheid gesteld op grond van artikel 4:5 van de Awb om éénmalig binnen twee weken de aanvraag compleet te maken (hersteltermijn). Is na twee weken geen volledige aanvraag ingediend, dan wordt deze buiten behandeling gesteld. In geval er sprake is van een stichting in oprichting bij het indienen van de aanvraag, moet de stichting zijn opgericht voor het einde van de hersteltermijn. De stukken dienen ook binnen deze hersteltermijn te worden aangeleverd;

  • b.

    toetsing aan de in het onderhavige coffeeshopbeleid opgenomen criteria: indien niet wordt voldaan aan de vestigingscriteria en de gedoogcriteria die in respectievelijk paragraaf 4.5 en hoofdstuk 5 van dit coffeeshopbeleid zijn gesteld, wordt de aanvraag afgewezen;

  • c.

    door een door de burgemeester aangewezen beoordelingscommissie, bestaande uit maximaal zes personen, waarvan in ieder geval één persoon uit het sociaal-maatschappelijk werkdomein komt, worden de aanvragen en de daarbij behorende bescheiden en bewijsstukken inhoudelijk beoordeeld en tegen elkaar afgewogen aan de hand van de volgende criteria:

    • 1.

      Gedegenheid van het ondernemingsplan en de statuten

      Dit is de mate waarin het ondernemingsplan en de statuten het vertrouwen geven dat de stichting in staat zal zijn te voldoen aan de eisen uit dit coffeeshopbeleid. Hierbij wordt ook gekeken naar de motivatie en de haalbaarheid van het plan die in het ondernemingsplan tot uitdrukking komen, om een coffeeshop te exploiteren;

    • 2.

      Niet-commerciële gedrevenheid

      Uit het ondernemingsplan en de statuten moet het niet-commerciële karakter van de stichting blijken en moet worden toegelicht, hoe en waaraan de inkomsten worden besteed, bijvoorbeeld ten aanzien van de voorlichting en preventie van de gevolgen van (soft)drugsgebruik;

    • 3.

      Kwaliteit van het personeel/bestuur/leden raad van toezicht.

      Uit het ondernemingsplan blijkt de mate waarin de personen die participeren in de stichting beschikken over bekendheid met de coffeeshopbranche, met de doelgroep, met de risico’s van drugsgebruik, ervaring hebben met de exploitatie van (horeca)ondernemingen en contacten hebben of in staat zijn deze te leggen en te onderhouden met verslavingszorg, onderwijsinstellingen en hulp- en dienstverlenende instanties;

    • 4.

      Aandacht voor intern toezicht en controle

      Uit het ondernemingsplan blijkt hoe de stichting interne audits uitvoert, welke interne procedures gehanteerd worden en hoe deze verankerd zijn in reglementen. Tevens wordt aangegeven hoe intern en extern verantwoording afgelegd wordt inzake de (financiële) huishouding van de stichting;

    • 5.

      Aandacht voor drugsverslaving/preventiebeleid

      Dit is de mate waarin de stichting zich blijkens het ondernemingsplan en de statuten bezighoudt met het voorkomen van (soft)drugsverslaving. Daarbij is inbegrepen de voorgenomen aanpak van de voorlichting;

    • 6.

      Beperking overlast omgeving

      Dit is de mate waarin de stichting maatregelen neemt om overlast voor de omgeving te voorkomen;

    • 7.

      Veiligheid algemeen

      Dit is de mate waarin de stichting aandacht schenkt aan maatregelen ter bevordering van de veiligheid in de coffeeshop en de omgeving;

    • 8.

      Uitstraling van de inrichting

      De vestiging van de coffeeshop mag het straatbeeld of de omgeving niet in negatief opzicht beïnvloeden;

    • 9.

      Draagvlak

      Dit is de wijze waarop maatschappelijk draagvlak zal worden verkregen binnen de gemeente en in het bijzonder bij de omwonenden, voor de vestiging van de coffeeshop;

    • 10.

      Locatie

      De locatie moet voldoen aan de eisen genoemd in paragraaf 4.5. Bij de weging wordt de mate van geschiktheid van de locatie beoordeeld en gewaardeerd. Daar wordt gemotiveerd een score aan toegekend.

  • d.

    toetsing aan de Wet Bibob; de aanvraag/ aanvragen met de hoogste score (zie verder hierna bij paragraaf 6.7) wordt/ worden door de gemeente aan een uitgebreide Bibob-toets onderworpen. Indien dit onderzoek uitwijst dat sprake is van een ernstig gevaar in de zin van artikel 3 van de Wet Bibob, dat niet met voorschriften – zulks ter beoordeling van de burgemeester- kan worden weggenomen, wordt de betreffende aanvraag afgewezen; indien het gemeentelijk Bibob-onderzoek naar het oordeel van de burgemeester niet overtuigend uitwijst dat geen sprake is van een ernstig gevaar in de zin van artikel 3 van de Wet Bibob, kan het LBB verzocht worden om advies.

    De mate van gevaar, als bedoeld in artikel 3 van de Wet Bibob, telt mee in de uiteindelijke score. Geen gevaar betekent 2 extra plussen (+/+), mindere mate van gevaar betekent neutraal (0), ernstige mate van gevaar, dat weggenomen kan worden door het stellen van voorschriften betekent 2 minpunten (-/-). Nader gemotiveerd kan ook 1 plus (+) of 1 min (-) worden toegekend.

 

6.7 Wegingsfactoren

De in paragraaf 6.6 onder c genoemde criteria zijn de primaire wegingsfactoren. Als de aanvragen overeenkomstig de daaraan in dit coffeeshopbeleid gestelde eisen compleet zijn (6.6 sub a), voldoen aan de criteria van het onderhavige coffeeshopbeleid (6.6 sub b) dan worden deze met elkaar vergeleken. Hierbij wordt aan de aanvragen per criterium, als genoemd in paragraaf 6.6 onder c van dit coffeeshopbeleid, de volgende score toegekend:

  • -/- zeer negatief (als in het geheel niet wordt voldaan aan het criterium)

  • - negatief (als onvoldoende wordt voldaan aan het criterium)

  • 0 neutraal (als voldaan wordt aan het criterium)

  • + positief (als ruim voldaan wordt aan het criterium, blijkend uit de overzichtelijkheid en zorg voor de onderbouwing van het criterium)

  • +/+ zeer positief (als ruim wordt voldaan aan het criterium, blijkend uit de overzichtelijkheid en zorg voor de onderbouwing van het criterium en hieraan een (originele) toevoeging wordt gegeven, ten dienste van het criterium).

 

De scores van de wegingsfactoren worden bij elkaar opgeteld. Aan de aanvrager wiens aanvraag de hoogste score heeft behaald (inclusief de score genoemd in paragraaf 6.6, onder d) wordt de gedoogverklaring (en exploitatievergunning) verstrekt. Bij een gelijke hoogste score geven deze aanvragers een presentatie aan de beoordelingscommissie en de burgemeester. De burgemeester beslist uiteindelijk wie op basis hiervan de hoogste waardering krijgt en brengt hierover zijn eindoordeel uit.

 

De gedoogverklaring en exploitatievergunning worden slechts afgegeven aan een aanvrager die op alle wegingsfactoren in paragraaf 6.6 onder c van dit coffeeshopbeleid minimaal een neutrale score of hogere score heeft behaald. Daarbij wordt een gedoogverklaring pas definitief verleend als alle andere noodzakelijke vergunningen en ontheffingen zijn afgegeven.

 

Nadat aan één van de aanvragers de gedoogverklaring is afgegeven, ontvangen de andere aanvragers, voor zover zij niet reeds een afwijzende reactie op hun aanvraag hebben ontvangen, een bericht dat hun aanvraag wordt afgewezen. Een weigering om een gedoogverklaring af te geven, is een niet op enig rechtsgevolg gericht besluit en daarom niet vatbaar voor bezwaar en beroep. De andere aanvragers krijgen de gelegenheid om aan te geven of zij nog wel een besluit willen op de door hen aangevraagde exploitatievergunning. Als dat niet het geval is wordt hen verzocht hun aanvraag in te trekken.

 

De burgemeester kan de gedoogverklaring intrekken als gedurende acht weken, anders dan vanwege overmacht, geen handelingen zijn verricht met gebruikmaking van de gedoogverklaring.

 

6.8 Beslistermijn

De procedure van de vergunningverlening voor de coffeeshop vergt meer tijd dan een reguliere horeca-exploitatievergunning. Daarnaast is niet te voorzien hoeveel aanvragen ingediend worden. Dit betekent dat de reguliere beslistermijn van acht weken 13 niet realistisch is. Deze beslistermijn mag eenmaal verlengd worden met acht weken. 14 Daarnaast is verlenging mogelijk met instemming van de aanvrager. 15 Om redenen van efficiency zal de aanvrager van een exploitatievergunning voor de coffeeshop bij zijn aanvraag op voorhand de voornoemde toestemming geven dat de procedure langer kan duren dan zestien weken. Voor de goede orde wordt vermeld dat paragraaf 4.1.3.3. van de Algemene wet bestuursrecht niet van toepassing is (zie ook artikel 2:28 lid 4 APV).

 

6.9 Leges

Voor de aanvragen die daadwerkelijk in behandeling worden genomen zijn leges verschuldigd, zowel voor de aanvraag voor de gedoogverklaring als voor de aanvraag voor een exploitatievergunning. Daarnaast kunnen er leges verschuldigd zijn voor het doorgeven van wijzigingen. De hoogte van de verschuldigde leges liggen vast in de ten tijde van de aanvraag van kracht zijnde Legesverordening. Voor de uitvoering van het Bibob-onderzoek worden geen leges in rekening gebracht. Bij een afwijzende beslissing op de aangevraagde exploitatievergunning en gedoogverklaring worden leges niet terugbetaald.

 

7. Handhaving

 

Voor een goede naleving van het beleid zijn regelmatig controles en daarnaast een strikte handhaving noodzakelijk. De partners van de lokale driehoek (burgemeester, officier van justitie en teamchef politie) maken afspraken over een goede afstemming en een geïntegreerde inzet van het strafrechtelijk en bestuursrechtelijk toezichts- en handhavingsinstrumentarium. De primaire verantwoordelijkheid berust daarbij bij de burgemeester die, zoals uiteengezet in hoofdstuk 2 van dit coffeeshopbeleid, belast is met de handhaving van dit coffeeshopbeleid en de wet- en regelgeving waarop dit berust.

 

Het belangrijkste doel van toezicht en handhaving is te waarborgen dat de stichting de aan haar gestelde eisen in dit coffeeshopbeleid, de gedoogverklaring en exploitatievergunning naleeft en dat daarnaast de beleidsdoelen als verwoord in paragraaf 1.1 van dit coffeeshopbeleid worden bewaakt. Daarnaast zijn als concrete handhavingsdoelen aan te merken:

  • 1.

    het bestrijden van overlast, verloedering van het straatbeeld en het verminderen van de druk op het woon- en leefklimaat door de exploitatie van de coffeeshop;

  • 2.

    het tegengaan van criminele activiteiten en/of criminele organisaties;

  • 3.

    de bescherming van kwetsbare groepen, met name jongeren;

  • 4.

    de bescherming van de gebruikers.

     

In het “handhavingsarrangement voor de coffeeshop” dat als Bijlage 2 aan dit coffeeshopbeleid is bijgevoegd en hiervan onderdeel uitmaakt, wordt beschreven op welke wijze de wet- en regelgeving, die specifiek van toepassing is op de coffeeshop in Zwijndrecht, wordt gehandhaafd. Het handhavingsbeleid is afgestemd met de voornoemde partners van de lokale driehoek.

 

7.1 Bestuurlijke handhaving

De burgemeester is verantwoordelijk voor de openbare orde en veiligheid in de gemeente. Hij beschikt over de bestuurlijke middelen om de openbare orde en veiligheid te beschermen. Uitgangspunt is dat overtredingen van de gedoogcriteria in meer of mindere mate leiden tot aantasting van de openbare orde of het woon- en leefklimaat in of rond de inrichting. In het “handhavingsarrangement voor de coffeeshop” bij dit coffeeshopbeleid staat beschreven op welke overtreding welke bestuurlijke maatregel volgt.

 

7.2 Ander handhavingsbeleid en het criterium "niet in enig opzicht van slecht levensgedrag"

Voor (andere) overtredingen of incidenten die niet nadrukkelijk worden genoemd in ”het handhavingsarrangement voor de coffeeshop”, (bijvoorbeeld overtredingen van vergunningvoorschriften exploitatievergunning, schietincidenten, steekincidenten, vechtpartijen etc.) kunnen eveneens bestuurlijke maatregelen worden opgelegd. De grondslag hiervoor wordt, afhankelijk van de overtreding, ontleend aan onder meer artikel 172 lid 3 van de Gemeentewet, artikel 174 van de Gemeentewet, artikel 13b van de Opiumwet, de APV en de in dit verband opgestelde beleidsregels artikel 13b Opiumwet en het handhavingsbeleid horeca en alcohol.

 

Benadrukt wordt dat het niet (meer) voldoen aan het criterium: niet in enig opzicht van slecht levensgedrag 16 , zoals benoemd in paragraaf 4.8, aanleiding kan zijn tot het intrekken van de exploitatievergunning. Zo kan de handhavingsmaatregel die voorziet in de sluiting van de coffeeshop voor een periode van 1 maand of langer, aanleiding zijn om de vergunning in te trekken.

 

7.3 Afwijkingsbevoegdheid

De burgemeester beschikt bij zijn bevoegdheidstoepassing in het kader van de handhaving beoordelingsvrijheid. Indien bijzondere omstandigheden aanleiding geven om af te wijken van dit beleid, dan dient de burgemeester zijn inherente afwijkingsbevoegd- heid op grond van artikel 4:84 van de Algemene wet bestuursrecht toe te passen. De stappen in het handhavingsarrangement gelden daarbij te allen tijde als uitgangspunt. Als de feiten en omstandigheden hiertoe aanleiding geven, kan de burgemeester afwijken van deze uitgangspunten. Zo kan worden besloten om een stap uit het handhavings-arrangement over te slaan en niet eerst te waarschuwen, terwijl dit wel in het stappen-plan is opgenomen, maar meteen tot een maatregel over te gaan. Ook kan besloten worden om wegens bijzondere omstandigheden juist een lichtere maatregel te treffen dan het handhavingsarrangement voorschrijft. Tevens kan in voorkomend geval, afhankelijk van de aard, ernst en omvang van de overtreding een tussenstap (of herhaling van een stap) gelden. De burgemeester kan bijvoorbeeld dan ook een last onder dwangsom of een last onder bestuursdwang opleggen. Bij een besluit, waarin wordt afgeweken van het handhavingsarrangement, wordt die afwijking expliciet gemotiveerd.

 

7.4 Meerdere maatregelen/stapeling

Het is mogelijk dat er meerdere bestuursrechtelijke handhavingsmaatregelen tegelijkertijd worden getroffen indien bij de exploitatie van de coffeeshop meerdere overtredingen worden begaan. Op grond van artikel 5:6 van de Awb is het (enkel) niet toegestaan om wegens dezelfde overtreding meerdere bestuursrechtelijke maatregelen tegelijkertijd te treffen. Het gaat hierbij telkens om verschillende maatregelen (sluiting en intrekking van de vergunning bijvoorbeeld). Stapeling van sluitingstermijnen is niet toegestaan. Wel kan het samengaan van overtredingen en incidenten de burgemeester doen besluiten om een zwaardere maatregel – zoals een langere sluitingstermijn ineens – te treffen. De burgemeester zal dit in zijn besluit motiveren. Ook is een stapeling van bestuursrechtelijke handhavingsmiddelen met strafrechtelijke handhavingsmaatregelen mogelijk. Zo kan een personeelslid van de coffeeshop strafrechtelijk worden vervolgd door het Openbaar Ministerie, terwijl tegelijkertijd een sluiting van de coffeeshop op grond van artikel 13b Opiumwet wordt opgelegd door de burgemeester. Bij meerdere overtredingen kan de burgemeester besluiten dat een stap of meerdere stappen uit de handhavingsmatrix wordt/worden overgeslagen.

 

7.5 Verjaring

Voor het handhavingsarrangement geldt dat een volgende stap wordt gezet in het stappenplan wanneer binnen een termijn van drie jaar na een vorig incident of vorige constatering opnieuw een incident of overtreding plaatsvindt binnen dezelfde categorie overtredingen. Vindt een incident of overtreding plaats na drie jaar na het vorige incident of de vorige overtreding, dan wordt het handhavingsarrangement van voren af aan herhaald. De locatie van de coffeeshop en/of de overtreder is/ zijn maatgevend voor de erfelijke belasting.

 

7.6 Strafrechtelijke handhaving

Overtredingen van de gedoogcriteria voor coffeeshops zijn strafbaar gesteld, waardoor naast bestuursrechtelijke handhaving ook strafrechtelijke handhaving mogelijk is. De bevoegdheid tot strafrechtelijk handhaven ligt bij het Openbaar Ministerie (OM). Het OM zal in beginsel niet strafrechtelijk handhaven. Echter indien een coffeeshop aan niet-ingezetenen verkoopt en de problematiek in of rondom de coffeeshop daartoe aanleiding geeft, dan zal het OM altijd de afweging maken of het toch eigenstandig zal optreden.

 

8. Bekendmaking, inwerkingtreding en intrekking oude beleid

 

Dit document is een beleidsregel in de zin van artikel 4:81 Algemene wet bestuursrecht (Awb) en treedt in werking op de dag na bekendmaking.

 

8.1 Overgangsrecht

Omdat op het moment van inwerkingtreding van dit coffeeshopbeleid geen exploitant beschikt over een geldige gedoogverklaring en exploitatievergunning is er geen overgangsrecht van toepassing.

 

8.2 Citeertitel

Deze beleidsregels kunnen worden aangehaald als “Coffeeshopbeleid Zwijndrecht 2021”.

 

8.3 Intrekking oude beleid

De “Beleidsregels niet-commerciële coffeeshop" van 11 december 2000, aangevuld d.d. 1 april 2013 worden hiermee ingetrokken. Op de dag van de inwerkingtreding van het “Coffeeshopbeleid Zwijndrecht 2021” vervallen de oude beleidsregels.

 

 

Vastgesteld en ondertekend op 1 april 2021

De burgemeester,

Hein van der Loo

Bijlage 1 uitgesloten gebieden

 

 

 

Bijlage 2 handhavingsarrangement

 

Overtredingen

Bestuurlijke maatregelen 17

Politie/OM

Wettelijke grondslag

AHOJGI-criteria (A)

  • -

    affichering

  • 1.

    waarschuwing

  • 2.

    sluiting voor 3 maanden

  • 3.

    sluiting voor 6 maanden

  • 4.

    intrekken exploitatievergunning en gedoogverklaring

Aanwijzing Opiumwet

 

Opiumwet

AHOJGI-criteria (H)

  • -

    harddrugs

  • 1.

    sluiting voor 12 maanden

  • 2.

    intrekken exploitatievergunning en gedoogverklaring

Aanwijzing Opiumwet

 

Opiumwet

AHOJGI-criteria (O)

  • -

    overlast

  • 1.

    afspraken maken met de exploitant om overlast te beëindigen

  • 2.

    schriftelijke waarschuwing

  • 3.

    sluiting voor 3 maanden

  • 4.

    sluiting voor 6 maanden

  • 5.

    intrekken exploitatievergunning en gedoogverklaring

Aanwijzing Opiumwet

Opiumwet

AHOJGI-criteria (J)

  • -

    verkoop jeugdigen en toegang jeugdigen

  • 1.

    sluiting voor 3 maanden

  • 2.

    sluiting voor 6 maanden

  • 3.

    intrekken exploitatievergunning en gedoogverklaring

Aanwijzing Opiumwet

Opiumwet

AHOJGI-criteria (G)

  • -

    verkoop meer dan 5 gram op eenzelfde dag aan dezelfde koper

  • 1.

    waarschuwing

  • 2.

    sluiting voor 3 maanden

  • 3.

    sluiting 6 maanden

  • 4.

    intrekken exploitatievergunning en gedoogverklaring

Aanwijzing Opiumwet

Öpiumwet

AHOJGI-criteria (G)

  • -

    te grote handelsvoorraad (>500-600 gram)

  • 1.

    waarschuwing

  • 2.

    sluiting voor 3 maanden

  • 3.

    sluiting 6 maanden

  • 4.

    intrekken exploitatievergunning en gedoogverklaring

Aanwijzing Opiumwet

Opiumwet

AHOJGI-criteria (G)

te grote handelsvoorraad

(>600-1500 gram)

  • 1.

    sluiting 3 maanden

  • 2.

    sluiting 6 maanden

  • 3.

    intrekken exploitatievergunning en gedoogverklaring

 

 

AHOJGI-criteria (G)

te grote handelsvoorraad

(> 1500 gram)

  • 1.

    sluiting 6 maanden

  • 2.

    intrekken exploitatievergunning en gedoogverklaring

 

 

AHOJGI-criteria (I)

  • -

    geen toegang voor en verkoop aan anderen dan ingezetenen van Nederland

  • 1.

    waarschuwing

  • 2.

    sluiting voor 3 maanden

  • 3.

    sluiting 6 maanden

  • 4.

    intrekken exploitatievergunning en gedoogverklaring

Aanwijzing Opiumwet

Opiumwet

AHOJGI-criteria (plus criterium)

  • -

    verkoop en/of aanwezigheid alcoholhoudende drank

  • 1.

    waarschuwing

  • 2.

    sluiting voor 3 maanden

  • 3.

    sluiting 6 maanden

  • 4.

    intrekken exploitatievergunning en gedoogverklaring

Aanwijzing Opiumwet

Opiumwet/ Drank en horecawet

Overige eisen:

  • -

    overtreding overige voorschriften;

  • -

    overtreding Zwijndrechtse gedoogcriteria in hoofdstuk 5 die niet reeds vallen onder de AHOJGI (plus)-criteria;

  • -

    geen leidinggevende aanwezig;

  • -

    overtreden openings- en sluitingstijden.

 

  • 1.

    waarschuwing

  • 2.

    sluiting voor 3 maanden

  • 3.

    sluiting 6 maanden

  • 4.

    intrekken exploitatievergunning en gedoogverklaring

Aanwijzing Opiumwet

Gedoogverklaring

Exploitatievergunning

Opiumwet/APV

 

  • onder waarschuwing wordt verstaan: een waarschuwing die zowel mondeling als schriftelijk kan worden gegeven. Indien een waarschuwing mondeling wordt gegeven, wordt deze later op schrift bevestigd. Het betreft een vooraankondiging met in het vooruitzicht handhavend optreden zoals trapsgewijs in het handhavingsarrangement staat beschreven;

  • Voor de AHOJGI- (plus) criteria wordt verwezen naar paragraaf 3.2 van het coffeeshopbeleid;

  • Voor de Zwijndrechtse gedoogcriteria wordt verwezen naar hoofdstuk 5 van het coffeeshopbeleid.

 

Naar boven