Beleidsregel van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam houdende regels omtrent de manier waarop binnen Amsterdam besloten wordt over de locaties van inzamelvoorzieningen (Stedelijk kader bepalen locaties inzamelvoorzieningen)

Het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam,

 

gelet op artikel 4:81 van de algemene wet bestuursrecht, waarin staat dat de gemeente beleidsregels kan formuleren voor bevoegdheden die bij de gemeente zijn belegd;

gezien de inspraakreacties en de nota van beantwoording van 10 november 2020, de adviezen van de dagelijks besturen van de bestuurscommissies van alle stadsdelen en de bestuurlijke reactie van B&W op de stadsdeeladviezen d.d. 10 november 2020;

 

besluit de volgende regeling vast te stellen:

Artikel 1. Locatiecriteria

Bij het vaststellen van de locaties voor ondergrondse en bovengrondse verzamelcontainers, aanbiedplaatsen voor minicontainers en aanbiedplaatsen voor grof huishoudelijk afval worden de hieronder beschreven criteria gehanteerd. Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen

  • eisen – waaraan moet worden voldaan en waar geen concessies aan gedaan kunnen worden

  • richtlijnen – waarnaar wordt gestreefd en bij het zoeken naar de meest geschikte plaats zoveel mogelijk rekening mee wordt gehouden. Van richtlijnen kan gemotiveerd afgeweken worden.

  • Gelet op de schaarse openbare ruimte in Amsterdam kan niet verwacht worden dat een locatie aan alle richtlijnen voldoet. Als niet alle richtlijnen gevolgd zijn dan zal dat in het locatiebesluit 1 worden aangegeven en wordt (desgevraagd) gemotiveerd waarom afwijken vanuit algemeen belang in die specifieke situatie gerechtvaardigd is.

Hieronder worden de eisen en vervolgens de richtlijnen besproken. Daarbij wordt allereerst ingegaan op de eisen en richtlijnen die voor alle hierboven genoemde inzamelvoorzieningen gelden. Daarna wordt ingegaan op de specifieke eisen en richtlijnen voor ondergrondse en bovengrondse verzamelcontainers en op de specifieke eisen en richtlijnen voor de aanbiedplaatsen voor (mini)containers en grof huishoudelijk afval.

 

De eisen/richtlijnen zijn op vier aspecten geclusterd, te weten:

  • 1.

    goede bereikbaarheid/toegankelijkheid voor bewoners en beperken overlast voor omgeving,

  • 2.

    doelmatige inrichting van de openbare ruimte,

  • 3.

    (verkeers-)veiligheid,

  • 4.

    inzamel-logistieke aspecten.

Artikel 1. 1. Algemene eisen en richtlijnen t.a.v. inzamelvoorzieningen

De algemene eisen en richtlijnen hebben betrekking op de volgende inzamelvoorzieningen:

  • ondergrondse en bovengrondse verzamelcontainers;

  • aanbiedplaatsen voor (mini)containers;

  • aanbiedplaatsen voor grof huishoudelijk afval.

Eisen aan locaties voor inzamelvoorzieningen

 

Eis

Beschrijving

Goede bereikbaarheid/toegankelijkheid bewoners en beperken overlast omgeving

E1

De inzamelvoorziening bevindt zich niet voor een inrit, carport of garage.

E2

De inzamelvoorziening mag een brandgang niet belemmeren.

Doelmatige inrichting openbare ruimte

E3

De inzamelvoorziening bevindt zich op (in) gemeentegrond.

Veiligheid

E4

De inzamelvoorziening is zodanig gesitueerd dat het inzamelvoertuig daar veilig kan komen en zonder extra verkeersmaatregelen ook veilig kan stoppen en werken.

E5

De inzamelvoorziening is zodanig gesitueerd dat het zicht op verkeersborden, bewegwijzering en verkeerslichten niet wordt belemmerd.

Inzamel-logistieke aspecten  

E6

De locatie van een inzamelvoorziening dient bereikbaar te zijn voor het inzamelvoertuig.

Tabel 1: Algemene eisen aan locaties voor inzamelvoorzieningen

 

Richtlijnen voor locaties van inzamelvoorzieningen

 

Richtlijn

Beschrijving

Goede bereikbaarheid/toegankelijkheid voor bewoners en beperken overlast voor omgeving

R1

De afstand van de inzamelvoorziening tot de gevel van een gebouw is minimaal 1,8 meter.

R2

De inzamelvoorziening bevindt zich bij een gebouw met woonfunctie niet bij een deur, of een raam, of een balkon op de eerste verdieping. 

R3

De afstand tussen een inzamelvoorziening en een speelplaats is minimaal 20 meter.

R4

De inzamelvoorziening wordt zodanig gesitueerd dat bij de aanleg en bij het legen geen schade ontstaat aan bomen.

R5

De inzamelvoorziening is zodanig gesitueerd dat voetgangers en mindervaliden zoveel mogelijk ongehinderd gebruik kunnen maken van looproutes op het trottoir.

R6

De inzamelvoorziening is zodanig gesitueerd dat sociale controle op het gebruik van de voorziening mogelijk is.

R7

De inzamelvoorzieningen moeten zodanig bereikbaar zijn dat het inzamelvoertuig niet achteruit hoeft te rijden.

Doelmatige inrichting openbare ruimte

R8

De inzamelvoorziening bevindt zich in een verhard gebied. Als dat niet mogelijk is, moet voorkomen worden dat er “snippergroen” ontstaat.

R9

Bomen worden ontzien bij het aanwijzen van locaties. Er worden in principe geen bomen gekapt en trekwortels afgehakt.

Veiligheid

R10

De inzamelvoorziening ligt niet aan een drukke doorgaande weg3.

R11

Er worden geen locaties aangewezen op hoeken van drukke verkeerskruisingen, dat wil zeggen kruisingen van hoofdnetten auto/OV2 .

R12

Er ligt geen vrij liggend fietspad tussen de inzamelvoorziening en het inzamelvoertuig.

R13

De inzamelvoorziening bevindt zich niet naast of 20 meter voor een bushalte of naast een busbaan.

R14

De inzamelvoorziening is zodanig gesitueerd dat gebruikers die wonen aan een drukke doorgaande weg zo weinig mogelijk hoeven over te steken om hun afval aan te bieden.

Inzamel-logistieke aspecten

R15

De inzamelvoorziening is zodanig gesitueerd dat het inzamelvoertuig (bij lediging van de container) geen hinder ondervindt van aanwezige objecten.

R16

De inzamelvoorziening is zodanig gesitueerd dat de container bij lediging niet over geparkeerde auto's getild moet worden.

R17

De inzamelvoorziening bevindt zich niet op een laad- en losplaats.

Tabel 2: Algemene richtlijnen voor locaties van inzamelvoorzieningen

Artikel 1.2 Specifieke eisen en richtlijnen t.a.v. locaties van ondergrondse en bovengrondse verzamelcontainers

Specifieke eisen aan locaties van verzamelcontainers

 

Eis

Beschrijving

Goede bereikbaarheid/toegankelijkheid bewoners en beperken overlast omgeving

SEV1

De inzamelvoorziening is toegankelijk voor rolstoelgebruikers.

SEV2

Bij aanleg van de inzamelvoorziening wordt de afwatering zo ingericht dat er geen water in de inzamelvoorziening kan stromen. Er mogen geen problemen ontstaan op dit gebied bij lediging en gebruik van de inzamelvoorziening.

Veiligheid

SEV3

De te plaatsen inzamelvoorzieningen mogen geen gevaar veroorzaken voor de veiligheid (zichthinder).

Tabel 3: Specifieke eisen aan locaties van verzamelcontainers

 

Specifieke richtlijnen voor locaties van verzamelcontainers

 

Richtlijn

Beschrijving

Goede bereikbaarheid/toegankelijkheid bewoners en beperken overlast omgeving

SRV1

Als richtlijn heeft een inzamelvoorziening voor restafval een loopafstand van maximaal 150 meter.

SRV2

Als richtlijn heeft een inzamelvoorziening voor glas, papier en gft een loopafstand van maximaal 150 meter.

SRV3

Als richtlijn heeft een inzamelvoorziening voor textiel een loopafstand van maximaal 300 meter.

Doelmatige inrichting openbare ruimte

SRV4

Containers worden bij voorkeur bij elkaar geplaatst.

SRV5

Bij onderlossende containers is de afstand tot straatmeubilair en tot parkeerplaats minstens 1 meter en tot rijbaan en fietspad minstens 0,45 meter.

SRV6

De locatie is zodanig gesitueerd dat zo min mogelijk kabels en/of leidingen moeten worden verlegd.

SRV7

De locatie is zodanig gesitueerd dat er zo min mogelijk graafwerkzaamheden nodig zijn in vervuilde grond.

SRV8

Bij plaatsing wordt rekening gehouden met voldoende ruimte rondom en boven de verzamelcontainer ten behoeve van lediging.

Tabel 4: Specifieke richtlijnen voor locaties van verzamelcontainers

Artikel 1.3 Specifieke eisen en richtlijnen t.a.v. aanbiedplaatsen voor (mini)containers en grofvuil

Specifieke eisen aan locaties van aanbiedplaatsen

Specifieke eisen aan locaties van aanbiedplaatsen zijn niet van toepassing.

 

Specifieke richtlijnen voor locaties van aanbiedplaatsen

Richtlijn

Beschrijving

Goede bereikbaarheid/toegankelijkheid bewoners en beperken overlast omgeving

SRA1

De aanbiedplaats is toegankelijk voor rolstoelgebruikers.

SRA2

De aanbiedplaats wordt niet direct naast een andere inzamelvoorziening gesitueerd (tussenruimte minimaal 2 meter).

Doelmatige inrichting openbare ruimte

SRA3

Bij aanbiedplaatsen voor grof huishoudelijk afval is de vrije ruimte groter dan 1 meter en hijsruimte groter dan 6 meter.

SRA4

Bij aanbiedplaatsen voor grof huishoudelijk afval is de afstand tot straatmeubilair minstens 1 meter, tot fietspad minstens 1 meter, tot rijbaan minstens 0,45 meter, tot parkeerplaats minstens 1 meter.

Inzamel-logistieke aspecten

SRA5

De afstand tussen de aanbiedplaats en het inzamelvoertuig is maximaal 3 meter.

SRA6

De aanbiedplaatsen voor het aanbieden van minicontainers hebben geen stoeprand of ander obstakel tussen aanbiedplaats en inzamelvoertuig.

Tabel 6: Specifieke richtlijnen voor locaties van aanbiedplaatsen

Artikel 2. Procedure bij bepalen locaties

Het bepalen van de locaties van inzamelvoorzieningen en specifiek van ondergrondse containers vereist een zorgvuldige, transparante en consistente besluitvorming.

Daarbij wordt gebruikgemaakt van de zienswijzeprocedure in de zin van Afdeling 3.4 Algemene wet bestuursrecht waarmee de inbreng van bewoners optimaal is gewaarborgd.

 

Om inzamelvoorzieningen te kunnen plaatsen is het van belang dat er beleid is vastgesteld met plaatsingscriteria, eisen en richtlijnen en aan de hand waarvan een locatiebesluit wordt genomen met inachtneming van de zienswijzeprocedure. Dat betekent dat de volgende fasen in het proces onderscheiden worden:

 

  • A.

    Voor locaties waar nog géén inzamelvoorziening staat en ook niet eerder een participatietraject of inspraak over inzamelvoorzieningen heeft plaatsgevonden:

    • 1.

      Voorbereiding op basis van de plaatsingscriteria (eisen en richtlijnen) en opstellen concept locatiebesluit, waarin de locatie wordt aangeduid;

    • 2.

      Proactieve communicatie met burger (maatwerk);

    • 3.

      Voorgenomen besluit over locatie door het daartoe bevoegde gezag;

    • 4.

      Zienswijzeprocedure over voorgenomen besluit;

    • 5.

      Definitief vaststelling locatie met nota van beantwoording (=eindverslag, conform algemene inspraakverordening Amsterdam 1/4/2016) als resultaat van zienswijzeprocedure);

    • 6.

      Een eventueel beroep ingediend na deze procedure gaat naar de Raad van State.

  • B.

    Voor locaties waar al een inzamelvoorziening is gerealiseerd, of waar een participatie- of inspraaktraject voor is doorlopen, wordt geen formele inspraak georganiseerd als de aanpassing aan de locatie niet van wezenlijke aard is. Hiervan is sprake als wordt voldaan aan één van onderstaande voorwaarden:

    • i.

      De situatie heeft al eerder voorgelegen via een vergelijkbaar inspraak- of participatietraject;

    • ii.

      Een bovengrondse container wordt vervangen door een ondergrondse container;

    • iii.

      Een inzamelvoorziening wordt aangepast om gebruikt te worden voor een andere fractie; bijvoorbeeld een plastic container die geschikt wordt gemaakt voor restafval.

In bovenstaande omstandigheden wordt geacht inspraak al te hebben plaatsgevonden. Op grond van artikel art 2 lid 4 onder a. van de inspraakverordening Amsterdam kan inspraak achterwege blijven als insprekers al op een andere manier in een vroeg stadium bij de voorbereiding van het beleidsvoornemen zijn betrokken en voldoende aannemelijk is dat het bestuursorgaan daardoor alle relevante belangen bij zijn afweging heeft kunnen betrekken. Het proces ziet er dan als volgt uit:

  • 1.

    Vaststelling locatiebesluit/ aanwijsbesluit door het bevoegde gezag, waarbij duidelijk is wat de impact van het besluit op de openbare ruimte is, inclusief participatieparagraaf;

  • 2.

    Uiterlijk binnen twee weken na besluitvorming door het bevoegde gezag, worden omwonenden per brief geïnformeerd over het besluit voor aanpassingen rondom de aanbied locatie, met het aanbod van persoonlijk contact en uitleg hoe hiertegen bezwaar gemaakt kan worden;

  • 3.

    Een eventueel ingediend bezwaar wordt ter behandeling voorgelegd aan B&W;

  • 4.

    Na de bezwaarprocedure staat het bezwaarmakers vrij om nog beroep aan te tekenen. Het aantekenen van bezwaar of beroep heeft geen opschortende werking. Daarvoor moet een bewoner een voorlopige voorziening aanvragen.

Artikel 3. Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na bekendmaking.

Artikel 4. Slotbepaling

Deze regeling wordt aangehaald als stedelijk kader bepalen locaties inzamelvoorzieningen

Aldus vastgesteld in de vergadering van 10 november 2020.

De burgemeester

Femke Halsema

De gemeentesecretaris

Peter Teesink

Toelichting

Dit document geeft het stedelijk kader voor het bepalen van locaties voor inzamelvoorzieningen voor fijn- en grof (huishoudelijk) afval in de gemeente Amsterdam. Het stedelijk kader bepaalt de wijze waarop locaties van inzamelvoorzieningen worden vastgesteld en welke criteria (eisen en richtlijnen) daarbij gehanteerd worden. De gemeente beoogt het bewoners (en ondernemers) zo gemakkelijk mogelijk te maken om afval te scheiden door een goede infrastructuur (locatienetwerk) van inzamelvoorzieningen te bieden. Ook wil de gemeente de locaties van de voorzieningen met de juiste betrokkenheid van bewoners (en ondernemers) bepalen.

 

De plaatsing van inzamelvoorzieningen dient aan te sluiten op het gemeentelijk beleid op het gebied van de openbare ruimte en op het gebied van de inzameling/ verwerking van grondstoffen en afvalstoffen. Zo wordt een goede spreiding van inzamelvoorzieningen gerealiseerd.

 

Het stedelijk kader heeft betrekking op de locaties van de volgende inzamelvoorzieningen en plaatsen:

  • ondergrondse en bovengrondse verzamelcontainers;

  • aanbiedplaatsen voor (mini)containers;

  • aanbiedplaatsen voor grof huishoudelijk afval.

Naar boven