Verordening van de raad van de gemeente Zutphen houdende bepalingen over wijziging van de Algemene Plaatselijke Verordening Zutphen 2011 (Verordening tot wijziging van de Algemene Plaatselijke Verordening Zutphen 2011 (8e wijziging))

Ons kenmerk: 179294

 

De raad van de gemeente Zutphen,

 

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 16 februari 2021 met nummer 179294;

 

gelet op artikel 149 van de Gemeentewet;

 

b e s l u i t :

 

vast te stellen de:

 

 

  •  

Verordening van de raad van de gemeente Zutphen houdende bepalingen over wijziging van de Algemene Plaatselijke Verordening Zutphen 2011 (Verordening tot wijziging van de Algemene Plaatselijke Verordening Zutphen 2011 (8e wijziging))

Artikel I Wijziging verordening

De Algemene Plaatselijke Verordening Zutphen 2011 wordt als volgt gewijzigd:

A. Artikel 1:1 wordt gewijzigd als volgt:

Oude tekst

Nieuwe tekst

Artikel 1:1 Begripsbepalingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • -

    bebouwde kom: het gebied binnen de grenzen die zijn vastgesteld op grond van artikel 20a van de Wegenverkeerswet 1994;

  • -

    bevoegd gezag: bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.1 vande Wet algemene bepalingen omgevingsrecht of ten aanzien van een al verleende omgevingsvergunning;

  • -

    bouwwerk: hetgeen in artikel 1.1 van de Bouwverordening Zutphen daaronder wordt verstaan;

  • -

    college: het college van burgemeester en wethouders;

  • -

    gebouw: hetgeen in artikel 1, eerste lid, onder c, van de Woningwet daaronder wordt verstaan;

  • -

    handelsreclame: iedere openbare aanprijzing van goederen of diensten, waarmee kennelijk beoogd wordt een commercieel belang te dienen;

  • -

    openbaar water: wateren die voor het publiek bevaarbaar of op andere wijze toegankelijk zijn;

  • -

    openbare plaats: hetgeen in artikel 1 van de Wet openbare manifestaties daaronder wordt verstaan;

  • -

    rechthebbende: degene die over een zaak zeggenschap heeft krachtens een zakelijk of persoonlijk recht;

  • -

    weg: hetgeen in artikel 1, eerste lid, onder b van de Wegenverkeerswet daaronder wordt verstaan.

Artikel 1:1 Begrips omschrijvingen

Deze verordening verstaat onder:

  • a.

    bebouwde kom: het gebied binnen de grenzen die zijn vastgesteld op grond van artikel 20a van de Wegenverkeerswet 1994;

  • b.

    bevoegd gezag: bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een omgevingsvergunning als bedoeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

  • c.

    bouwwerk: wat in artikel 1.1 van de Bouwverordening Zutphen daaronder wordt verstaan;

  • d.

    college: het college van burgemeester en wethouders;

  • e.

    gebouw: wat in artikel 1, eerste lid, van de Woningwet daaronder wordt verstaan;

  • f.

    handelsreclame: iedere openbare aanprijzing van goederen of diensten, waarmee kennelijk beoogd wordt een commercieel belang te dienen;

  • g.

    openbaar water: wateren die voor het publiek bevaarbaar of op andere wijze toegankelijk zijn;

  • h.

    openbare plaats: wat in artikel 1 van de Wet openbare manifestaties daaronder wordt verstaan;

  • i.

    rechthebbende: degene die over een zaak zeggenschap heeft krachtens eigendom, bezit, beperkt recht of persoonlijk recht;

  • j.

    weg: wat in artikel 1, eerste lid, onder b van de Wegenverkeerswet daaronder wordt verstaan.

 

B. In artikel 1:8 wordt na het eerste lid toegevoegd een nieuw tweede lid, onder vernummering van de daaropvolgende leden:

Nieuwe tekst

  • 2.

    Een vergunning of ontheffing kan voorts worden geweigerd als redelijkerwijs moet worden aangenomen dat ter verkrijging daarvan in de aanvraag onjuiste dan wel onvolledige gegevens zijn verstrekt óf als redelijkerwijs moet worden aangenomen dat de feitelijke situatie niet in overeenstemming zal zijn met hetgeen in de aanvraag is vermeld.

 

 

C. Het opschrift van artikel 1:9 wordt gewijzigd als volgt:

Oude tekst

Nieuwe tekst

Artikel 1:9

Artikel 1:9 Geen positieve beschikking bij te laat beslissen

 

D. Het opschrift van hoofdstuk 2 wordt gewijzigd als volgt:

Oude tekst

Nieuwe tekst

Hoofdstuk 2 Openbare orde

Hoofdstuk 2 Openbare orde en veiligheid, volksgezondheid en milieu

 

E. Het opschrift van hoofdstuk 2, afdeling 1 wordt gewijzigd als volgt:

Oude tekst

Nieuwe tekst

Afdeling 1 Bestrijding van ongeregeldheden

Afdeling 1 Voorkomen of bestrijden van ongeregeldheden

 

F. Het opschrift van hoofdstuk 2, afdeling 2 en afdeling 3 komt te vervallen.

G. Het opschrift van artikel 2:6 wordt gewijzigd als volgt:

Oude tekst

Nieuwe tekst

Artikel 2:6 Beperking aanbieden e.d. van geschreven of gedrukte stukken of afbeeldingen

Artikel 2:6 Verspreiden geschreven of gedrukte stukken of afbeeldingen

 

H. Het opschrift van hoofdstuk 2, afdeling 4 komt te vervallen.

I. Het opschrift van artikel 2:9 en het eerste lid worden gewijzigd als volgt:

Oude tekst

Nieuwe tekst

Artikel 2:9 Straatartiest e.d.

  • 1.

    Het is verboden ten behoeve van publiek als straatartiest, straatfotograaf, tekenaar, filmoperateur of gids op te treden op door de burgemeester in het belang van de openbare orde, de openbare veiligheid, de volksgezondheid en het milieu aangewezen openbare plaatsen.

Artikel 2:9 Vertoningen op openbare plaatsen

  • 1.

    Het is verboden voor publiek als straatartiest, straatfotograaf, tekenaar, filmoperateur of gids op te treden op door de burgemeester in het belang van de openbare orde, de openbare veiligheid, de volksgezondheid of het milieu aangewezen openbare plaatsen.

 

J. Het opschrift van hoofdstuk 2, afdeling 5 wordt gewijzigd als volgt:

Oude tekst

Nieuwe tekst

Afdeling 5 Bruikbaarheid en aanzien van de weg

Afdeling2 Bruikbaarheid, uiterlijk aanzien en veilig gebruik van openbare plaatsen

 

K. Het opschrift van hoofdstuk 2, afdeling 6 komt te vervallen.

L. Het opschrift van hoofdstuk 2, afdeling 7 wordt gewijzigd als volgt:

Oude tekst

Nieuwe tekst

Afdeling 7 Evenementen

Afdeling 3 Evenementen

 

M. Artikel 2:24, eerste lid, onder d. wordt gewijzigd als volgt:

Oude tekst

Nieuwe tekst

  • d.

    markten als bedoeld in artikel 160, eerste lid, onder h, van de Gemeentewet en artikel 5:22 van deze verordening;

  • d.

    markten als bedoeld in artikel 160, eerste lid, aanhef en onder g, van de Gemeentewet en artikel 5:22;

 

N. Artikel 2:25, vijfde lid, komt te vervallen onder vernummering van de daaropvolgende leden.

O. Het opschrift van hoofdstuk 2, afdeling 8 wordt gewijzigd als volgt:

Oude tekst

Nieuwe tekst

Afdeling 8 Toezicht op openbare inrichtingen

Afdeling 4 Toezicht op openbare inrichtingen

 

 

P. Artikel 2:27, onder a. wordt gewijzigd als volgt:

Oude tekst

Nieuwe tekst

  • a.

    openbare inrichting: de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was logies wordt verstrekt of dranken worden geschonken of rookwaren of spijzen voor directe consumptie worden verstrekt of bereid. Onder een openbare inrichting wordt in ieder geval verstaan: een hotel, restaurant, pension, café, cafetaria, snackbar, discotheek, buurthuis of clubhuis. Onder openbare inrichting wordt tevens verstaan een bij deze inrichting behorend terras en andere aanhorigheden;

  • a.

    openbare inrichting: de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was logies wordt verstrekt of dranken worden geschonken of rookwaren of spijzen voor directe consumptie worden verstrekt of bereid. Onder een openbare inrichting wordt in ieder geval verstaan: een hotel, restaurant, pension, (waterpijp)café, cafetaria, snackbar, discotheek, buurthuis of clubhuis. Onder openbare inrichting wordt tevens verstaan een bij deze inrichting behorend terras en andere aanhorigheden;

 

Q. Artikel 2:28, zesde lid komt te vervallen onder vernummering van de daaropvolgende leden.

R. Artikel 2:28, achtste lid wordt gewijzigd als volgt:

Oude tekst

Nieuwe tekst

Het bepaalde in het vijfde en zesde lid geldt niet voorzover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door de Wet beheer rijkswaterstaatwerken of het Provinciaal wegenreglement.

Het bepaalde in het vijfde lid geldt niet voor zover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door de Wet beheer rijkswaterstaatwerken of het Provinciaal wegenreglement.

 

S. Het opschrift van hoofdstuk 2, afdeling 8A wordt gewijzigd als volgt:

Oude tekst

Nieuwe tekst

Afdeling 8A Bijzondere bepalingen over horecabedrijven als bedoeld in de Drank- en Horecawet

Afdeling 5 Regulering paracommerciële rechtspersonen en overige aangelegenheden uit de Drank- en Horecawet

 

T. Het opschrift van hoofdstuk 2, afdeling 9 wordt gewijzigd als volgt:

Oude tekst

Nieuwe tekst

Afdeling 9 Toezicht op inrichtingen tot het verschaffen van nachtverblijf

Afdeling 6 Toezicht op inrichtingen tot het verschaffen van nachtverblijf

 

U. Het opschrift van hoofdstuk 2, afdeling 10 wordt gewijzigd als volgt:

Oude tekst

Nieuwe tekst

Afdeling 10 Toezicht op speelgelegenheden

Afdeling 7 Toezicht op speelgelegenheden

 

V. Het opschrift van hoofdstuk 2, afdeling 10A wordt gewijzigd als volgt:

Oude tekst

Nieuwe tekst

Afdeling 10A Tegengaan onveilig, niet leefbaar en malafide ondernemersklimaat

Afdeling 7A Tegengaan onveilig, niet leefbaar en malafide ondernemersklimaat

 

W. Het opschrift van hoofdstuk 2, afdeling 11 wordt gewijzigd als volgt:

Oude tekst

Nieuwe tekst

Afdeling 11 Maatregelen tegen overlast en baldadigheid

Afdeling 8 Maatregelen ter voorkoming van overlast, gevaar of schade

 

X. Artikel 2:57, eerste lid, aanhef wordt gewijzigd als volgt:

Oude tekst

Nieuwe tekst

  • 1.

    Het is de eigenaar, houder of verzorger van een hond verboden die hond te laten verblijven of te laten lopen op de weg:

  • 1.

    Het is de eigenaar, houder of verzorger van een hond verboden die hond te laten verblijven of te laten lopen opeen openbare plaats:

 

Y. Artikel 2:59, tweede lid en derde lid, aanhef worden gewijzigd als volgt:

Oude tekst

Nieuwe tekst

  • 2.

    Een aanlijngebod houdt in dat de eigenaar of houder verplicht is de hond aangelijnd te houden met een lijn met een lengte, gemeten van hand tot halsband, van ten hoogste 1,50 meter.

  • 3.

    Een muilkorfgebod houdt in dat de eigenaar of houder verplicht is de hond voorzien te houden van een muilkorf die:

  • 2.

    De eigenaar of houder van de hond aan wie een aanlijngebod is opgelegd, is verplicht de hond kort aangelijnd te houden met een lijn met een lengte, gemeten van hand tot halsband, van ten hoogste 1,50 meter.

  • 3.

    De eigenaar of houder van de hond aan wie een aanlijn- en muilkorfgebod is opgelegd, is naast de verplichting bedoeld in het tweede lid verplicht de hond voorzien te houden van een muilkorf die:

 

Z. Na artikel 2:59 wordt ingevoegd een artikel 2:59a:

Nieuwe tekst

Artikel 2:59a Gevaarlijke honden op eigen terrein

  • 1.

    Het is de eigenaar of houder van een hond verboden deze hond op zijn terrein zonder muilkorf te laten loslopen als de burgemeester een aanlijngebod of een aanlijn- en muilkorfgebod heeft opgelegd als bedoeld in artikel 2:59, eerste lid, dan wel als de hond is opgeleid voor bewakings-, opsporings- en verdedigingswerk.

  • 2.

    Het in het eerste lid vermelde verbod geldt niet als:

    • a.

      op een vanaf de weg zichtbare plaats een naar het oordeel van de burgemeester duidelijk leesbaar waarschuwingsbord is aangebracht;

    • b.

      het mogelijk is een brievenbus te bereiken en aan te bellen zonder het terrein te betreden, en

    • c.

      het terrein voorzien is van een zodanig hoge en deugdelijke afrastering dat de hond niet zelfstandig buiten het terrein kan komen.

 

AA. Artikel 2:65 wordt gewijzigd als volgt:

Oude tekst

Nieuwe tekst

Artikel 2:65 Bedelarij

Het is verboden in door het college aangewezen gebieden op of aan de weg of in een voor het publiek toegankelijk gebouw te bedelen om geld of andere zaken.

Artikel 2:65 Bedelarij

Het is verboden in door het college aangewezen gebieden op een openbare plaatste bedelen om geld of andere zaken.

 

AB. Het opschrift van hoofdstuk 2, afdeling 12 wordt gewijzigd als volgt:

Oude tekst

Nieuwe tekst

Afdeling 12 Bepalingen ter bestrijding van heling van goederen

Afdeling 9 Bestrijding van heling van goederen

 

AC. Het opschrift van hoofdstuk 2, afdeling 13 wordt gewijzigd als volgt:

Oude tekst

Nieuwe tekst

Afdeling 13 Vuurwerk

Afdeling 10 Consumentenvuurwerk en carbidschieten

 

AD. Artikel 2:71 wordt gewijzigd als volgt:

Oude tekst

Nieuwe tekst

Artikel 2:71 Begripsbepalingen

In deze afdeling wordt verstaan onder consumentenvuurwerk: Consumentenvuurwerk waarop het Besluit van 22 januari 2002, houdende nieuwe regels met betrekking tot consumenten- en professioneel vuurwerk (Vuurwerkbesluit) van toepassing is.

Artikel 2:71 Begripsomschrijvingen

Deze afdeling verstaat onder consumentenvuurwerk: wat daaronder wordt verstaan in het Vuurwerkbesluit.

 

AE. Het opschrift van hoofdstuk 2, afdeling 14 wordt gewijzigd als volgt:

Oude tekst

Nieuwe tekst

Afdeling 14 Drugsoverlast

Afdeling 11 Drugsoverlast

 

AF. Artikel 2:74 wordt gewijzigd als volgt:

Oude tekst

Nieuwe tekst

Artikel 2:74 Handel in en gebruik van verdovende middelen

  • 1.

    Onverminderd het bepaalde in de Opiumwet is het verboden op een openbare plaats post te vatten of zich daar heen en weer te bewegen en zich op of aan wegen in of op een voertuig te bevinden of daarmee heen en weer of rond te rijden, met het kennelijke doel om middelen als bedoeld in artikel 2 en 3 van de Opiumwet, of daarop gelijkende waar, al dan niet tegen betaling af te leveren, aan te bieden of te verwerven, daarbij behulpzaam te zijn of daarin te bemiddelen.

  • 2.

    Het is verboden op een openbare plaats middelen bedoeld als in artikel 2 van de Opiumwet, te gebruiken, toe te dienen, dan wel voorbereidingen daartoe te verrichten of ten behoeve van dat gebruik voorwerpen of stoffen openlijk voorhanden te hebben.

Artikel 2:74 Handel in en gebruik van verdovende middelen

  • 1.

    Onverminderd het bepaalde in de Opiumwet is het verboden zich op een openbare plaats op te houden, met het kennelijke doel om middelen als bedoeld in artikel 2 of 3 van de Opiumwet, of daarop gelijkende waar, al dan niet tegen betaling af te leveren, aan te bieden of te verwerven, daarbij behulpzaam te zijn of daarin te bemiddelen.

  • 2.

    Het is verboden op of aan de weg, op een andere openbare plaats of in een voor publiek toegankelijk gebouw middelen bedoeld als in de artikelen 2 of 3 van de Opiumwet of daarop gelijkende waar te gebruiken, toe te dienen, dan wel voorbereidingen daartoe te verrichten of ten behoeve van dat gebruik voorwerpen of stoffen voorhanden te hebben.

  •  

 

AG. Het opschrift van hoofdstuk 2, afdeling 15 wordt gewijzigd als volgt:

Oude tekst

Nieuwe tekst

Afdeling 15 Bestuurlijke ophouding en veiligheidsrisicogebieden

Afdeling 12 Bijzondere bevoegdheden van de burgemeester

 

AH. Artikel 2:75 wordt gewijzigd als volgt:

Oude tekst

Nieuwe tekst

Artikel 2:75 Bestuurlijke ophouding

De burgemeester kan overeenkomstig artikel 154a Gemeentewet besluiten tot het tijdelijk doen ophouden van door hem aangewezen groepen van personen op een door hem aangewezen plaats indien deze personen het bepaalde in de artikelen 2:1, 2:10, 2:11, 2:16, 2:19, 2:20a, 2:26a, 2:47, 2:47a, 2:48, 2:49, 2:50, 2:73 van de Algemene Plaatselijke Verordening Zutphen 2011 niet naleven.

Artikel 2:75 Bestuurlijke ophouding

De burgemeester kan overeenkomstig artikel 154a Gemeentewet besluiten tot het tijdelijk doen ophouden van door hem aangewezen groepen van personen op een door hem aangewezen plaats indien deze personen het bepaalde in de artikelen 2:1, 2:16, 2:19, 2:20a, 2:26a, 2:47, 2:47a, 2:48, 2:49, 2:50, 2:73 of de artikelen 10:1, 10:2 van de Verordening fysieke leefomgeving gemeente Zutphen niet naleven.

 

AI. Artikel 2:77 wordt gewijzigd als volgt:

Oude tekst

Nieuwe tekst

Artikel 2:77 (Gereserveerd)

Artikel 2:77 (Gereserveerd)

AJ. Artikel 2:79, eerste lid wordt gewijzigd als volgt:

Oude tekst

Nieuwe tekst

Artikel 2:79 Aanpak woonoverlast

  • 1.

    Degene die een woning of een bij die woning behorend erf gebruikt, of tegen betaling in gebruik geeft aan een persoon die niet als ingezetene met een adres in de gemeente in de basisregistratie personen is ingeschreven, draagt er zorg voor dat door gedragingen in of vanuit die woning of dat erf of in de onmiddellijke nabijheid van die woning of dat erf geen ernstige en herhaaldelijke hinder voor omwonenden wordt veroorzaakt.

Artikel 2:79 Aanpak woonoverlast

  • 1.

    Degene die een woning of een bij die woning behorend erf gebruikt, of tegen betaling in gebruik geeft, draagt er zorg voor dat door gedragingen in of vanuit die woning of dat erf of in de onmiddellijke nabijheid van die woning of dat erf geen ernstige en herhaaldelijke hinder voor omwonenden wordt veroorzaakt.

 

AK. Artikel 3:5, eerste, tweede en vierde lid worden gewijzigd als volgt:

Oude tekst

Nieuwe tekst

 

  • 1.

    De exploitant en de beheerder:

    • a.

      staan niet onder curatele en zijn niet ontzet uit de ouderlijke macht of de voogdij;

    • b.

      zijn niet in enig opzicht van slecht levensgedrag; en

    • c.

      hebben de leeftijd van eenentwintig jaar bereikt.

  • 2.

    Onverminderd het bepaalde in het eerste lid, zijn de exploitant en de beheerder niet:

    • a.

      met toepassing van de artikel 37 van het Wetboek van Strafrecht in een psychiatrisch ziekenhuis geplaatst of met toepassing van artikel 37a van het Wetboek van Strafrecht ter beschikking gesteld;

    • b.

      binnen de laatste vijf jaar onherroepelijk veroordeeld tot een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van zes maanden of meer door de rechter in Nederland, inclusief de drie openbare lichamen Bonaire, Saba en Sint-Eustatius, Aruba, Curaçao en Sint Maarten, dan wel door een andere rechter wegens een misdrijf waarvoor naar Nederlands recht een bevel tot voorlopige hechtenis ingevolge artikel 67, eerste lid van het Wetboek van Strafvordering is toegelaten;

    • c.

      binnen de laatste vijf jaar bij ten minste twee rechterlijke uitspraken onherroepelijk veroordeeld tot een onvoorwaardelijke geldboete van 500 euro of meer of tot een andere hoofdstraf als bedoeld in artikel 9, eerste lid, onder a van het Wetboek van Strafrecht, wegens dan wel mede wegens overtreding van:

      • -

        bepalingen gesteld bij of krachtens de Drank- en Horecawet, de Opiumwet, de Vreemdelingenwet en de Wet arbeid vreemdelingen;

      • -

        de artikelen 137c tot en met 137g, 140, 240b, 242 tot en met 249, 252, 250a (oud), 273a, 300 tot en met 303, 416, 417, 417bis, 426, 429quater en 453 van het Wetboek van Strafrecht;

      • -

        de artikelen 8 en 162, derde lid, alsmede artikel 6 juncto artikel 8 of juncto artikel 163 van de Wegenverkeerswet 1994;

      • -

        de artikelen 1, onder a, b en d, 13, 14, 27 en 30b van de Wet op de Kansspelen;

      • -

        de artikelen 2 en 3 van de Wet op de weerkorpsen;

      • -

        de artikelen 54 en 55 van de Wet wapens en munitie.

 

  • 1.

    De exploitant en de beheerder:

    • a.

      staan niet onder curatele;

    • b.

      zijn niet onherroepelijk veroordeeld voor een gewelds- of zedendelict of voor mensenhandel, of in enig ander opzicht van slecht levensgedrag; en

    • c.

      hebben de leeftijd van eenentwintig jaar bereikt.

  • 2.

    Onverminderd het bepaalde in het eerste lid, zijn de exploitant en de beheerder niet:

    • a.

      met toepassing van de artikel 37 van het Wetboek van Strafrecht in een psychiatrisch ziekenhuis geplaatst of met toepassing van artikel 37a van het Wetboek van Strafrecht ter beschikking gesteld;

    • b.

      binnen de laatste vijf jaar voorafgaand aan de dag dat de vergunning wordt aangevraagd onherroepelijk veroordeeld tot een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van zes maanden of meer door de rechter in Nederland, inclusief de drie openbare lichamen Bonaire, Saba en Sint-Eustatius, Aruba, Curaçao en Sint Maarten, dan wel door een andere rechter wegens een misdrijf waarvoor naar Nederlands recht een bevel tot voorlopige hechtenis ingevolge artikel 67, eerste lid van het Wetboek van Strafvordering is toegelaten;

    • c.

      binnen de laatste vijf jaar voorafgaand aan de dag dat de vergunning wordt aangevraagd, bij meer dan één rechterlijke uitspraak of strafbeschikking onherroepelijk veroordeeld tot een onvoorwaardelijke geldboete van € 500,- of meer of tot een andere hoofdstraf als bedoeld in artikel 9, eerste lid, onder a. van het Wetboek van Strafrecht, wegens dan wel mede wegens overtreding van:

      • i.

        bepalingen gesteld bij of krachtens de Drank- en Horecawet, de Opiumwet, de Vreemdelingenwet, de Wet arbeid vreemdelingen en hoofdstuk 3 van deze verordening;

      • ii.

        de artikelen 137c tot en met 137g, 140, 416, 417, 417bis, 420bis tot en met 420quinquies, 426 en 429quater van het Wetboek van Strafrecht;

      • iii.

        artikel 69 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen;

      • iv.

        de artikelen 8 en 162, derde lid, alsmede de artikelen 6 juncto 8 en 163 van de Wegenverkeerswet 1994;

      • v.

        de artikelen 2 en 3 van de Wet op de weerkorpsen;

      • vi.

        de artikelen 54 en 55 van de Wet wapens en munitie.

 

  • 4.

    De periode van vijf jaar, genoemd in het tweede lid, wordt:

    • s.

      bij de weigering van een vergunning teruggerekend vanaf de datum van beslissing op de aanvraag van de vergunning;

    • b.

      bij de intrekking van een vergunning teruggerekend vanaf de datum van de intrekking van deze vergunning.

  • 4.

    De periode van vijf jaar, vermeld in het tweede lid, onder b en c, wordt bij de intrekking van een vergunning teruggerekend vanaf de datum van de intrekking van deze vergunning.

 

AL. In artikel 3:5 wordt na het vierde lid toegevoegd een nieuw vijfde lid, onder vernummering van het daaropvolgende lid:

Nieuwe tekst

  • 5.

    Voor de berekening van de periode van vijf jaar, vermeld in het tweede lid, onder b en c, telt de periode waarin een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf is ondergaan, niet mee.

 

AM. Artikel 5:1 wordt gewijzigd als volgt:

Oude tekst

Nieuwe tekst

Artikel 5:1Begripsbepalingen

In deze afdeling wordt verstaan onder:

  • a.

    voertuigen: voertuigen als bedoeld in artikel 1, onder al, van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens (RVV 1990) met uitzondering van kleine wagens zoals kruiwagens, kinderwagens en rolstoelen;

  • b.

    parkeren: parkeren als bedoeld in artikel 1, onder ac, van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens (RVV 1990).

Artikel 5:1 Begripsomschrijvingen

Deze afdeling verstaat onder:

  • a.

    voertuigen: voertuigen als bedoeld in artikel 1 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 met uitzondering van kleine wagens zoals kruiwagens en kinderwagens, en rolstoelen;

  • b.

    parkeren: parkeren als bedoeld in artikel 1 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990.

 

AN. Artikel 5:13 wordt gewijzigd als volgt:

Oude tekst

Nieuwe tekst

Artikel 5:13 Inzameling van geld of goederen

  • 1.

    Het is verboden zonder vergunning van het college een openbare inzameling van geld of goederen te houden of daartoe een intekenlijst aan te bieden.

  • 2.

    Onder een inzameling van geld of goederen wordt mede verstaan: het bij het aanbieden van goederen, waartoe ook worden gerekend geschreven of gedrukte stukken, dan wel bij het aanbieden van diensten aanvaarden van geld of goederen, indien daarbij te kennen wordt gegeven of de indruk wordt gewekt dat de opbrengst geheel of ten dele voor een liefdadig of ideëel doel is bestemd.

  • 3.

    Het verbod geldt niet voor een inzameling die in besloten kring gehouden wordt.

  • 4.

    Het college kan vrijstelling verlenen van het verbod als bedoeld in het eerste lid.

Artikel 5:13 Inzameling van geld of goederen of leden- of donateurwerving

  • 1.

    Het is verboden zonder vergunning van het college een openbare inzameling van geld of goederen te houden of daartoe een intekenlijst aan te bieden, dan wel in het openbaar leden of donateurs te werven als daarbij te kennen wordt gegeven of de indruk wordt gewekt dat de opbrengst geheel of ten dele voor een liefdadig of ideëel doel is bestemd.

  • 2.

    Onder een inzameling als bedoeld in het eerste lidwordt mede verstaan: het aanvaarden van geld of goederen bij het aanbieden van diensten of goederen, waartoe ook worden gerekend geschreven of gedrukte stukken, als daarbij te kennen wordt gegeven of de indruk wordt gewekt dat de opbrengst geheel of ten dele voor een liefdadig of ideëel doel is bestemd.

  • 3.

    Het verbod geldt niet voor een inzameling of werving die in besloten kring gehouden wordt.

  • 4.

    Het college kan vrijstelling verlenen van het verbod als bedoeld in het eerste lid.

 

AO. Artikel 5:14, tweede lid, onder b. wordt gewijzigd als volgt:

Oude tekst

Nieuwe tekst

  • b.

    het te koop aanbieden, verkopen of afleveren van goederen dan wel het aanbieden van diensten op jaarmarkten en markten als bedoeld in artikel 160, eerste lid, onder h, van de Gemeentewet of op snuffelmarkten als bedoeld in artikel 5:22;

  • b.

    het te koop aanbieden, verkopen of afleveren van goederen dan wel het aanbieden van diensten op jaarmarkten en markten als bedoeld in artikel 160, eerste lid, aanhef en onder g, van de Gemeentewet of op snuffelmarkten als bedoeld in artikel 5:22;

 

AP. Artikel 5:22, tweede lid, onder a. wordt gewijzigd als volgt:

Oude tekst

Nieuwe tekst

  • a.

    een markt of jaarmarkt als bedoeld in artikel 160, eerste lid, aanhef en onder h, van de Gemeentewet;

  • a.

    een markt of jaarmarkt als bedoeld in artikel 160, eerste lid, aanhef en onder g, van de Gemeentewet;

 

AQ. In de toelichting wordt artikel 1:8 gewijzigd als volgt:

Oude tekst

Nieuwe tekst

Tweede lid

Derde lid

Derde lid

Vierde lid

 

AR. In de toelichting wordt het opschrift van hoofdstuk 2 gewijzigd als volgt:

Oude tekst

Nieuwe tekst

Hoofdstuk 2. Openbare orde

Hoofdstuk 2. Openbare orde en veiligheid, volksgezondheid en milieu

 

AS. In de toelichting wordt het opschrift van hoofdstuk 2, afdeling 1 gewijzigd als volgt:

Oude tekst

Nieuwe tekst

Afdeling 1: Bestrijding van ongeregeldheden

Afdeling 1: Voorkomen of bestrijden van ongeregeldheden

 

AT. In de toelichting komt het opschrift van hoofdstuk 2, afdeling 2 en 3 te vervallen.

AU. In de toelichting wordt het opschrift van artikel 2:6 gewijzigd als volgt:

Oude tekst

Nieuwe tekst

Artikel 2:6 Beperking aanbieden e.d. van geschreven of gedrukte stukken of afbeeldingen

Artikel 2:6 Verspreiden geschreven of gedrukte stukken of afbeeldingen

 

AV. In de toelichting komt het opschrift van hoofdstuk 2, afdeling 4 te vervallen.

AW. In de toelichting wordt het opschrift van artikel 2:9 gewijzigd als volgt:

Oude tekst

Nieuwe tekst

Artikel 2:9 Straatartiest

Artikel 2:9 Vertoningen op openbare plaatsen

 

AX. In de toelichting wordt het opschrift van hoofdstuk 2, afdeling 5 gewijzigd als volgt:

Oude tekst

Nieuwe tekst

Afdeling 5: Bruikbaarheid en aanzien van de weg

Afdeling 2: Bruikbaarheid, uiterlijk aanzien en veilig gebruik van openbare plaatsen

 

AY. In de toelichting komt het opschrift van hoofdstuk 2, afdeling 6 te vervallen.

AZ. In de toelichting wordt het opschrift van hoofdstuk 2, afdeling 7 gewijzigd als volgt:

Oude tekst

Nieuwe tekst

Afdeling 7: Evenementen

Afdeling 3: Evenementen

 

BA. In de toelichting bij artikel 2:24, eerste lid, wordt punt 4. gewijzigd als volgt:

Oude tekst

Nieuwe tekst

Daarnaast gelden de bepalingen niet voor waren- en snuffelmarkten. Indien het college op grond van artikel 160, eerste lid, aanhef en onder h, van de Gemeentewet een (waren-)markt heeft ingesteld, kan de gemeenteraad hiervoor regels vaststellen in een marktverordening. Snuffelmarkten zijn specifiek geregeld in artikel 5:22 van de APV. Uitgebreide informatie over markten is te vinden onder de toelichtingen bij artikel 5:22 en de Marktverordening Zutphen 2006.

Daarnaast gelden de bepalingen niet voor waren- en snuffelmarkten. Als het college op grond van artikel 160, eerste lid, aanhef en onder g. van de Gemeentewet een (waren-)markt heeft ingesteld, kan de gemeenteraad hiervoor regels vaststellen in een verordening. Snuffelmarkten zijn specifiek geregeld in artikel 5:22. Uitgebreide informatie over markten is te vinden onder de toelichtingen bij artikel 5:22 en de Verordening fysieke leefomgeving gemeente Zutphen.

 

BB. In de toelichting wordt het opschrift van hoofdstuk 2, afdeling 8 gewijzigd als volgt:

Oude tekst

Nieuwe tekst

Afdeling 8: Toezicht op openbare inrichtingen

Afdeling 4: Toezicht op openbare inrichtingen

 

BC. In de toelichting wordt het opschrift van hoofdstuk 2, afdeling 8A gewijzigd als volgt:

Oude tekst

Nieuwe tekst

Afdeling 8A: Bijzondere bepalingen over horecabedrijven als bedoeld in de Drank- en Horecawet

Afdeling 5: Regulering paracommerciële rechtspersonen en overige aangelegenheden uit de Drank- en Horecawet

 

BD. In de toelichting wordt vóór de tekst “Afdeling 9: Toezicht op inrichtingen tot het verschaffen van nachtverblijf” de volgende tekst ingevoegd:

Nieuwe tekst

Afdeling 5: Regulering paracommerciële rechtspersonen en overige aangelegenheden uit de Drank- en Horecawet

 

Oneerlijke mededinging

De op basis van artikel 4 van de DHW door gemeenten te stellen regels met betrekking tot de paracommerciële horecabedrijven dienen ter voorkoming van oneerlijke mededinging. Uit de MvT (Kamerstukken II 2008/09, 32 022, nr. 3, p. 10) blijkt dat de regering ervan uitgaat dat de gemeenten de belangrijke maatschappelijke functie van de verschillende paracommerciële instellingen in acht zullen nemen en geen onnodige beperkingen zullen opleggen daar waar de mededinging niet in het geding is en er geen sprake is van onverantwoorde verstrekking van alcohol, met name aan jongeren.

Concreet komt het er op neer dat de gemeentelijke uitwerking moet leiden tot regels die op z’n minst in enige mate bijdragen aan het voorkomen van oneerlijke mededinging. Of in bepaalde gevallen sprake zal zijn van oneerlijke mededinging is sterk afhankelijk van de lokale situatie. Bij de aanzienlijke ruimte die dit uitgangspunt biedt zal de gemeentelijke uitwerking verder overeenkomstig de algemene beginselen van behoorlijk bestuur plaats moeten vinden. Er is dus aanzienlijke ruimte voor een afweging van belangen, die enerzijds niet tot het volledig uitbannen van oneerlijke mededinging hoeft te leiden en anderzijds niet tot het volledig ongemoeid laten van oneerlijke mededinging mag leiden.

 

Artikel 2:34a Begripsbepaling

 

De definities uit de DHW werken door in de op de DHW gebaseerde regelgeving. Ter verduidelijking is een uitdrukkelijke verwijzing opgenomen, waaruit tevens blijkt dat deze definities enkel voor afdeling 5 gelden. Het gaat om de volgende definities.

alcoholhoudende drank: de drank die bij een temperatuur van twintig graden Celsius voor meer dan een half volumeprocent uit alcohol bestaat;

horecabedrijf: de activiteit in ieder geval bestaande uit het bedrijfsmatig of anders dan om niet verstrekken van alcoholhoudende drank voor gebruik ter plaatse.

In afdeling 4 (Toezicht op openbare inrichtingen) wordt de term horecabedrijf niet gebruikt, maar de term openbare inrichting. Uit de definitie in artikel 2:27 blijkt dat onder openbare inrichtingen niet alleen horecabedrijven als bedoeld in de DHW vallen, maar ook bedrijven waar alleen alcoholvrije drank wordt geschonken, of rookwaar voor gebruik ter plaatse wordt versterkt (coffeeshops), of zwak-alcoholhoudende drank om mee te nemen wordt verkocht (snackbars en dergelijke). Op de horecabedrijven in de zin van de DHW is dus zowel afdeling 4 als afdeling 5 van toepassing.

horecalokaliteit: een van een afsluitbare toegang voorziene lokaliteit, onderdeel uitmakend van een inrichting waarin het horecabedrijf wordt uitgeoefend, in ieder geval bestemd voor het verstrekken van alcoholhoudende drank voor gebruik ter plaatse.

inrichting: de lokaliteiten waarin het slijtersbedrijf of het horecabedrijf wordt uitgeoefend, met de daarbij behorende terrassen voor zover die terrassen in ieder geval bestemd zijn voor het verstrekken van alcoholhoudende drank voor gebruik ter plaatse, welke lokaliteiten al dan niet onderdeel uitmaken van een andere besloten ruimte.

paracommerciële rechtspersoon: een rechtspersoon niet zijnde een naamloze vennootschap of besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid, die zich naast activiteiten van recreatieve, sportieve, sociaal-culturele, educatieve, levensbeschouwelijke of godsdienstige aard richt op de exploitatie in eigen beheer van een horecabedrijf.

sterke drank: de drank, die bij een temperatuur van twintig graden Celsius voor vijftien of meer volumenprocenten uit alcohol bestaat, met uitzondering van wijn.

slijtersbedrijf: de activiteit bestaande uit het bedrijfsmatig of anders dan om niet aan particulieren verstrekken van sterke drank voor gebruik elders dan ter plaatse, al dan niet gepaard gaande met het bedrijfsmatig of anders dan om niet aan particulieren verstrekken van zwak-alcoholhoudende en alcoholvrije drank voor gebruik elders dan ter plaatse of met het bedrijfsmatig verrichten van bij algemene maatregel van bestuur aangewezen andere handelingen.

zwak-alcoholhoudende drank: alcoholhoudende drank, met uitzondering van sterke drank.

Artikel 2:34b Regulering paracommerciële rechtspersonen

 

Artikel 4 van de DHW verplicht gemeenten ter voorkoming van oneerlijke mededinging regels te stellen waaraan paracommerciële rechtspersonen zich te houden hebben wanneer zij alcoholhoudende drank verstrekken. Op grond van artikel 4, eerste lid en derde lid, onder a, van de DHW moet geregeld worden gedurende welke tijden in de betrokken inrichting alcoholhoudende drank mag worden verstrekt. Met andere woorden, de schenktijden voor alcoholhoudende dranken moeten geregeld worden. Op grond van artikel 4, eerste lid en derde lid, onder b en c, van de DHW moeten regels gesteld worden met betrekking tot door paracommerciële rechtspersonen in de inrichting te houden bijeenkomsten van persoonlijke aard en bijeenkomsten die gericht zijn op personen welke niet of niet rechtstreeks bij de activiteiten van de desbetreffende rechtspersoon betrokken zijn. Uiteraard alleen voor zover er tijdens deze bijeenkomsten alcoholhoudende drank wordt verstrekt door de paracommerciële rechtspersoon. Zoals in het algemeen deel van deze toelichting al is aangegeven betekent dit dat de gemeentelijke uitwerking moet leiden tot regels die op z’n minst in enige mate bijdragen aan het voorkomen van oneerlijke mededinging.

 

Op grond van artikel 4, vierde lid, van de DHW heeft de burgemeester de bevoegdheid om voor ten hoogste twaalf aaneengesloten dagen ontheffing te verlenen van de hier door de raad gestelde regels voor schenktijden en voor de verschillende soorten bijeenkomsten. Het gaat om bijzondere gelegenheden van zeer tijdelijke aard. Uit deze bewoordingen van de wet blijkt dat hier zeer terughoudend mee moet worden omgegaan. Te denken valt aan kampioenschappen en dergelijke grotendeels onvoorziene gebeurtenissen, maar het kan ook gaan om feestelijkheden die wel te voorzien zijn, zoals carnaval en Koningsdag.

Omdat de burgemeester deze bevoegdheid rechtstreeks aan de wet ontleent, kan de raad hier verder geen beperkingen aan stellen. De burgemeester kan hiervoor zelf uiteraard wel beleidsregels opstellen (artikel 4:81 van de Awb).

 

Artikel 2:34c Beperking verstrekking drank

 

Deze bepaling is een uitwerking van artikel 25a van de DHW. Het verbiedt de verstrekking van sterke of alcoholhoudende drank in inrichtingen van een bepaalde aard.

 

BE. In de toelichting wordt het opschrift van hoofdstuk 2, afdeling 9 gewijzigd als volgt:

Oude tekst

Nieuwe tekst

Afdeling 9: Toezicht op inrichtingen tot het verschaffen van nachtverblijf

Afdeling 6: Toezicht op inrichtingen tot het verschaffen van nachtverblijf

 

 

BF. In de toelichting wordt het opschrift van hoofdstuk 2, afdeling 10 gewijzigd als volgt:

Oude tekst

Nieuwe tekst

Afdeling 10: Toezicht op speelgelegenheden

Afdeling 7: Toezicht op speelgelegenheden

 

BG. In de toelichting wordt het opschrift van hoofdstuk 2, afdeling 10A gewijzigd als volgt:

Oude tekst

Nieuwe tekst

Afdeling 10A: Tegengaan onveilig, niet leefbaar en malafide ondernemersklimaat

Afdeling 7A: Tegengaan onveilig, niet leefbaar en malafide ondernemersklimaat

 

BH. In de toelichting wordt het opschrift van hoofdstuk 2, afdeling 11 gewijzigd als volgt:

Oude tekst

Nieuwe tekst

Afdeling 11: Maatregelen tegen overlast en baldadigheid

Afdeling 8: Maatregelen ter voorkoming van overlast, gevaar of schade

 

BI. In de toelichting wordt vóór de tekst “Artikel 2:60 Houden van hinderlijke of schadelijke dieren” de volgende tekst ingevoegd:

Nieuwe tekst

Artikel 2:59a Gevaarlijke honden op eigen terrein

 

Het aanlijn- en/of muilkorfgebod dat de burgemeester kan opleggen voor het laten verblijven of laten lopen van een gevaarlijke hond op een openbare plaats of op het terrein van een ander (artikel 2:59), is niet in alle gevallen voldoende om bijtincidenten te voorkomen. Deze maatregel voorkomt niet dat mensen geconfronteerd worden met bijtincidenten op privéterrein. Hierbij kan bijvoorbeeld gedacht worden aan postbezorgers en koeriers, maar ook aan bijtincidenten die plaatsvinden binnen een huishouden. Om hier enigszins aan tegemoet te komen is artikel 2:59a opgenomen. Artikel 2:59a bepaalt dat het de eigenaar of houder van een gevaarlijke hond verboden is die hond zonder muilkorf op zijn terrein los te laten lopen. Het verbod geldt niet als er drie, cumulatieve, voorzieningen zijn getroffen waardoor gevaar voor derden in de openbare en vrij toegankelijke privéruimte niet aanwezig is.

Deze bepaling is gericht op de veiligheid in de openbare ruimte en voorkomt dat gevaarlijke honden op de openbare weg komen doordat ze van het terrein ontsnappen. Het verplicht plaatsen van een waarschuwingsbord zorgt ervoor dat mensen die een terrein willen betreden gewaarschuwd worden.

 

BJ. In de toelichting wordt het opschrift van hoofdstuk 2, afdeling 12 gewijzigd als volgt:

Oude tekst

Nieuwe tekst

Afdeling 12: Bepalingen ter bestrijding van heling van goederen

Afdeling 9: Bestrijding van heling van goederen

 

BK. In de toelichting wordt het opschrift van hoofdstuk 2, afdeling 13 gewijzigd als volgt:

Oude tekst

Nieuwe tekst

Afdeling 13: Vuurwerk

Afdeling 10: Consumentenvuurwerk en carbidschieten

 

BL. In de toelichting wordt het opschrift van hoofdstuk 2, afdeling 14 gewijzigd als volgt:

Oude tekst

Nieuwe tekst

Afdeling 14: Drugsoverlast

Afdeling 11: Drugsoverlast

 

BM. In de toelichting bij artikel 2:74 wordt de tekst gewijzigd als volgt:

Oude tekst

Nieuwe tekst

Artikel 2:74 Drugshandel op straat

 

Om niet in de sfeer van de Opiumwet te treden is de passage “onverminderd het bepaalde in de Opiumwet” opgenomen. De Opiumwet is een strafrechtelijk instrument waarin onder meer de verbodsbepalingen staan van middelen die worden genoemd op lijst I (“harddrugs”) en II (“softdrugs”) die behoren bij deze wet. Zo wordt verboden deze middelen te bereiden, te bewerken, te verwerken, te verkopen, af te leveren, te verstrekken, te vervoeren en aanwezig te hebben. In de Opiumwet wordt geen aandacht besteed aan overlast ten gevolge van drugshandel op straat. Om hiertegen te kunnen optreden is het noodzakelijk in de APV een artikel op te nemen dat het voorkomen van de aantasting van de openbare orde en van strafbare feiten tot doel heeft. Artikel 2:74 is opgenomen om de overlast op straat tegen te gaan. De straathandel in drugs kan leiden tot een verstoring van de openbare orde. Om daartegen op te treden is het noodzakelijk in de APV een bepaling op te nemen, die tot doel heeft het voorkomen van de aantasting van de openbare orde en van strafbare feiten. In praktijk gaat het met name om harddrugs.In dit artikel zijn zowel de aanbieders als ontvangers en bemiddelaars (“drugsrunners”) strafbaar gesteld. Het “kennelijk doel” kan blijken uit ervaringsfeiten en concrete omstandigheden zoals het aanspreken van voorbijgangers, het waarnemen van transacties enz.

 

In het tweede lid wordt het gebruik van harddrugs op straat verboden gesteld. Omdat dit voor overlast kan zorgen en het gebruik niet strafbaar is op grond van de Opiumwet is dit tweede lid toegevoegd, zodat tegen openlijkharddrugsgebruik kan worden opgetreden.

Artikel 2:74 Handel in en gebruik van verdovende middelen

 

Afbakening met de Opiumwet

Om niet in de sfeer van de Opiumwet te treden is de passage “onverminderd het bepaalde in de Opiumwet” opgenomen. De Opiumwet is een strafrechtelijk instrument waarin onder meer de verbodsbepalingen staan van middelen die worden genoemd op lijst I (“harddrugs”) en II (“softdrugs”) die behoren bij deze wet. Zo wordt verboden deze middelen te bereiden, te bewerken, te verwerken, te verkopen, af te leveren, te verstrekken, te vervoeren en aanwezig te hebben. In de Opiumwet wordt geen aandacht besteed aan overlast ten gevolge van drugshandel op straat. Om hiertegen te kunnen optreden is het noodzakelijk in de APV een artikel op te nemen dat het voorkomen van de aantasting van de openbare orde en van strafbare feiten tot doel heeft.

 

Drugshandel op straat en coffeeshopbeleid

Artikel 2:74 is opgenomen om de overlast op straat tegen te gaan. De straathandel in drugs kan leiden tot een verstoring van de openbare orde. Om daartegen op te treden is het noodzakelijk in de APV een bepaling op te nemen, die tot doel heeft het voorkomen van de aantasting van de openbare orde en van strafbare feiten. In praktijk gaat het met name om harddrugs. In dit artikel wordt gesproken over middelen uit lijst 2 en 3 van de Opiumwet, dus zowel hard- als softdrugs en “daarop gelijkende waar”. Bij “daarop gelijkende waar” kan bijvoorbeeld worden gedacht aan nieuwe middelen die al wel worden gebruikt, maar nog niet op de lijst voorkomen en waartegen wel moet worden opgetreden. Het is dan van belang dit goed te motiveren. In dit artikel zijn zowel de aanbieders als ontvangers en bemiddelaars (“drugsrunners”) strafbaar gesteld. Het “kennelijk doel” kan blijken uit ervaringsfeiten en concrete omstandigheden zoals het aanspreken van voorbijgangers, het waarnemen van transacties enz.

Het “z ich ophouden op een openbare plaats ’ moet ruim worden uitgelegd. Hie ronder kan bijvoorbeeld worden begrepen het postvatten op een openbare plaats of zich daar heen en weer bewegen , zich op of aan wegen in of op een voertuig bevinden of daarmee heen en weer of rond rijden.

 

In het tweede lid wordt het gebruik van drugs op een openbare plaats verboden gesteld. Omdat dit voor overlast kan zorgen en het gebruik niet strafbaar is op grond van de Opiumwet is dit tweede lid toegevoegd, zodat tegen drugsgebruik kan worden opgetreden.

 

BN. In de toelichting wordt het opschrift van hoofdstuk 2, afdeling 15 gewijzigd als volgt:

Oude tekst

Nieuwe tekst

Afdeling 15: Bestuurlijke ophouding en veiligheidsrisicogebieden

Afdeling 12: Bijzondere bevoegdheden van de burgemeester

 

BO. In de toelichting bij artikel 2:75 wordt de derde alinea gewijzigd als volgt:

Oude tekst

Nieuwe tekst

 

 

De bepaling vereist een nadere invulling van specifieke voorschriften die zich bij groepsgewijze niet-naleving voor het overgaan tot bestuurlijke ophouding lenen. Dit zijn de volgende bepalingen::

artikel 2:1 (samenscholingsverbod);

artikel 2:10 (voorwerpen of stoffen op, aan of boven de weg);

artikel 2:11 (aanleggen, beschadigen en veranderen van een weg);

artikel 2:16 (openen straatkolken en dergelijke);

artikel 2:19 (gevaarlijk of hinderlijk voorwerp);

artikel 2:20a (gevaarlijke voorwerpen);

artikel 2:26a (gedrag bij evenementen);

artikel 2:47 (hinderlijk gedrag op of aan de weg);

artikel 2:47a (verplichte route)

artikel 2:48 (hinderlijk drankgebruik);

artikel 2:49 (hinderlijk gedrag in of bij gebouwen);

artikel 2:50 (gedrag in voor publiek toegankelijke ruimten);

artikel 2:73 (bezigen van vuurwerk).

De bepaling spreekt overeenkomstig de wet van “door hem (de burgemeester) aangewezen groepen”. Dit verplicht de burgemeester concreet de groep te benoemen waarop bestuurlijke ophouding wordt toegepast. Dit kan bijvoorbeeld gebeuren door de formulering “degenen die zich door kleding, uitrusting of gedraging manifesteren als supporter van ... of deelnemer aan de actie tegen ...”. Verder kan de groep nader worden aangeduid door de plaats aan te geven waar de groep zich bevond op het moment dat het besluit tot ophouding werd genomen, de handelingen die de leden van de groep op dat moment verrichtten, de grootte van de groep of door vermelding van de taal, herkomst of nationaliteit van de leden van de groep.

De bepaling vereist een nadere invulling van specifieke voorschriften die zich bij groepsgewijze niet-naleving voor het overgaan tot bestuurlijke ophouding lenen. Dit zijn de volgende bepalingen:

artikel 2:1 (samenscholingsverbod);

artikel 2:16 (openen straatkolken en dergelijke);

artikel 2:19 (gevaarlijk of hinderlijk voorwerp);

artikel 2:20a (gevaarlijke voorwerpen);

artikel 2:26a (gedrag bij evenementen);

artikel 2:47 (hinderlijk gedrag op of aan de weg);

artikel 2:47a (verplichte route)

artikel 2:48 (hinderlijk drankgebruik);

artikel 2:49 (hinderlijk gedrag in of bij gebouwen);

artikel 2:50 (gedrag in voor publiek toegankelijke ruimten);

artikel 2:73 (bezigen van vuurwerk);

artikel 10: 1 (voorwerpen op of aan een openbare plaats) van de Verordening fysieke leefomgeving gemeente Zutphen;

artikel 10: 2 ( het aanleggen, beschadigen en veranderen van een weg) van de Verordening fysieke leefomgeving gemeente Zutphen.

 

BP. In de toelichting wordt vóór de tekst “Hoofdstuk 3. Seksinrichtingen, sekswinkels, straatprostitutie e.d” de volgende tekst ingevoegd:

Nieuwe tekst

Artikel 2:77 Cameratoezicht

(gereserveerd)

Artikel 2:78

(gereserveerd)

 

Artikel 2:79 Aanpak woonoverlast

 

Artikel 151d van de Gemeentewet regelt dat de raad bij verordening kan bepalen dat degene die een woning of een bij die woning behorend erf gebruikt of tegen betaling in gebruik geeft, er zorg voor draagt dat door gedragingen in of vanuit die woning of dat erf of in de onmiddellijke nabijheid van die woning of dat erf geen ernstige en herhaaldelijke hinder voor omwonenden wordt veroorzaakt. De burgemeester is bevoegd tot oplegging van een last onder bestuursdwang als bedoeld in artikel 125, eerste lid, van de Gemeentewet ter zake van overtreding van het door de raad bij verordening gestelde voorschrift.

 

Ultimum remedium

Uit de wet volgt dat dit instrument is bedoeld als een ultimum remedium. Artikel 151d, tweede lid, van de Gemeentewet regelt dat het instrument van de last onder bestuursdwang (wat impliceert dat de burgemeester ook een last onder dwangsom kan opleggen) alleen wordt ingezet als er geen andere geschikte manier voorhanden is om de overlast aan te pakken. Bij een besluit om op grond van deze bepaling een last onder bestuursdwang of een last onder dwangsom op te leggen moet de burgemeester dus motiveren dat er geen andere geschikte instrumenten waren om de woonoverlast tegen te gaan. Alleen al daarom moet er aan zo’n besluit een stevig dossier ten grondslag liggen. Het meest overtuigend is als uit het dossier blijkt dat andere instrumenten als buurtbemiddeling al zijn geprobeerd zonder het gewenste resultaat.

Het ultimum remedium karakter geldt in nog sterkere mate als sprake is van een huisverbod als bedoeld in het derde lid van artikel 151d van de Gemeentewet. Een zo zware maatregel, die een inbreuk betekent op het grondwettelijk beschermde woonrecht, is alleen mogelijk wanneer de ernst van de situatie dat eist en er werkelijk geen andere optie meer open staat.

 

Eerste lid

Dit lid is geformuleerd als een zorgplichtbepaling. Een bewoner hoort zich zo te gedragen dat zijn of haar buren daar geen ernstige hinder van ondervinden. Bij ernstige en herhaaldelijke hinder kan ook de verhuurder worden aangesproken.

 

Derde lid

In het derde lid regelt de raad in welke gevallen de burgemeester in ieder geval toepassing kan geven aan de bevoegdheid tot het opleggen van een last onder bestuursdwang of last onder dwangsom. In het artikel is niet expliciet bepaald dat de burgemeester een last onder dwangsom kan opleggen, omdat dit reeds volgt uit de artikel 5:32 van de Awb juncto artikel 125 van de Gemeentewet. Welke herstelsanctie het meest geëigend is in een specifieke situatie moet steeds door de burgemeester worden afgewogen. De burgemeester kan in beleidsregels vastleggen hoe hij invulling geeft aan deze bevoegdheid. Eén van de vermelde gevallen is “ernstige vervuiling of verwaarlozing van een woning of een erf”. Artikel 7.21 van het Bouwbesluit 2012 regelt de facto hetzelfde, ook met het tegengaan van overlast als motief. Dit artikel zal naar verwachting met de inwerkingtreding van de Omgevingswet vervallen. De last onder bestuursdwang of dwangsom die de burgemeester kan opleggen kan bestaan uit gedragsaanwijzingen waaraan de overtreder zich te houden heeft (tweede lid).

 

BQ. In de toelichting bij artikel 3:5 wordt de laatste alinea gewijzigd als volgt:

Oude tekst

Nieuwe tekst

Net als in de Drank- en Horecawet kan de aanduiding “in enig opzicht slecht levensgedrag” in het eerste lid onder b. méér omvatten dan wat gesteld is in de navolgende leden. Anders gezegd: lid 2 tot en met 5 geven aan wanneer in elk geval sprake is van “in enig opzicht slecht levensgedrag”. Dat het niet als een limitatieve opsomming dient te worden opgevat blijkt uit het gebruik van het woord “naast” aan het begin van het tweede lid.

Net als in de Drank- en Horecawet kan de aanduiding “in enig opzicht van slecht levensgedrag” in het eerste lid onder b. méér omvatten dan wat gesteld is in de navolgende leden. Anders gezegd: het tweede lid tot en met het zesde lid geven aan wanneer in elk geval sprake is van “in enig opzicht slecht levensgedrag”. Dat het niet als een limitatieve opsomming moet worden opgevat blijkt uit het gebruik van het woord “onverminderd” aan het begin van het tweede lid.

 

BR. In de toelichting bij artikel 5:1 worden het opschrift, de alinea “Onder a”, de tweede zin, en de alinea “Onder b”, de eerste zin, gewijzigd als volgt:

Oude tekst

Nieuwe tekst

Artikel 5:1 Begripsbepalingen

Artikel 5:1 Begripsomschrijvingen

Onder a

Tot uitgangspunt is genomen de definitie van “voertuigen” die in artikel 1, onder al, van het RVV 1990 wordt gegeven.

Onder a

Tot uitgangspunt is genomen de definitie van “voertuigen” die in artikel 1 van het RVV 1990 wordt gegeven.

Onder b

De omschrijving van het begrip “parkeren” is dezelfde als de omschrijving in artikel 1, onder ac, van het RVV 1990.

Onder b

De omschrijving van het begrip “parkeren” is dezelfde als de omschrijving in artikel 1 van het RVV 1990.

 

BS. In de toelichting bij artikel 5:13 wordt vóór “Eerste lid.” de volgende tekst ingevoegd:

Nieuwe tekst

Artikel 5:13 Inzameling van geld of goederen of leden- of donateurwerving

 

Leden- of donateurwerving (direct dialogue)

Naast de klassieke inzamelingsacties (de collectes) worden tegenwoordig ook activiteiten verricht ter werving van donateurs of leden (‘direct dialogue’), waarbij te kennen wordt gegeven of de indruk wordt gewekt dat de uiteindelijke opbrengst geheel of ten dele bestemd is voor een liefdadig of een ideëel doel. Het publiek wordt door een bepaalde instelling (doorgaans in opdracht van een andere organisatie of goed doel) aangesproken met de vraag om lid of donateur te worden van de opdrachtgevende organisatie.

Naast het werven van donateurs of leden op plaatsen waar veel publiek komt, bijvoorbeeld winkelgebieden of stations, wordt deze vorm ook huis-aan-huis toegepast. Het publiek geeft hierbij een machtiging af, waardoor een overeenkomst tussen de persoon en de opdrachtgevende organisatie tot stand komt. Deze wervingsactiviteiten onderscheiden zich dus van inzamelingsactiviteiten door het feit dat er geen geld of goederen worden ingezameld en geen intekenlijsten worden ingevuld. In plaats daarvan werft de betreffende instelling (in opdracht van andere organisaties) leden of donateurs. In de praktijk bestaat onduidelijkheid over de vraag of voor deze wervingsactiviteiten nu wel of geen vergunning moet worden aangevraagd en zo ja wat voor soort vergunning daarvoor precies benodigd is. Deze onduidelijkheid wordt door zowel de gemeenten als de betrokken organisaties als onwenselijk ervaren. Om die reden worden wervingsacties thans expliciet geregeld in dit artikel.

Dit geldt ook voor de goede-doelenloterijen die langs de deuren gaan om loten te verkopen. Een deel van de opbrengst van het meespelen in een dergelijke loterij gaat naar goede doelen. Dat is de reden dat de huis-aan-huiswerving van de goede-doelenloterijen onder de collecteregels valt.

 

BT. In de toelichting bij artikel 5:13 wordt in de alinea “Eerste lid.” de eerste zin gewijzigd als volgt:

Oude tekst

Nieuwe tekst

Eerste lid.

Voor het houden van een openbare inzameling is een vergunning van het college nodig.

Eerste lid.

Voor het houden van een openbare inzameling of werving is een vergunning van het college nodig.

 

BU. In de toelichting bij artikel 5:22 worden de eerste alinea en de derde alinea, eerste en tweede bullet, gewijzigd als volgt:

Oude tekst

Nieuwe tekst

Evenals bij venten (artikel 5:14 e.v.) en standplaatsen (artikel 5:17 e.v.) wordt in deze afdeling begonnen met een begripsbepaling van de snuffelmarkt in artikel 5:22.

Evenals bij venten (artikel 5:14 e.v.) wordt in deze afdeling begonnen met een begripsbepaling van de snuffelmarkt in artikel 5:22.

Van de snuffelmarkt te onderscheiden zijn:

de weekmarkt in de zin van artikel 160, eerste lid, aanhef en onder h, van de Gemeentewet;

Het begrip “markt” is niet nader omschreven in de Gemeentewet. In de regel worden op een weekmarkt “geregelde” waren verkocht, dat wil zeggen: geen tweedehands goederen. Indien de te verwachten concentratie van een aantal standplaatsen zo hoog is, dat het uiterlijk de karakteristieken van een markt krijgt, mag niet meer worden volstaan met het verlenen van standplaatsvergunningen, maar dient het college een besluit te nemen over het instellen van een markt. De weekmarkt wordt in Zutphen gereguleerd door de Marktverordening Zutphen 2006.

Van de snuffelmarkt te onderscheiden zijn:

de weekmarkt in de zin van artikel 160, eerste lid, aanhef en onder g. van de Gemeentewet;

het begrip “markt” is niet nader omschreven in de Gemeentewet. In de regel worden op een weekmarkt “geregelde” waren verkocht, dat wil zeggen: geen tweedehands goederen. Als de te verwachten concentratie van een aantal standplaatsen zo hoog is, dat het uiterlijk de karakteristieken van een markt krijgt, mag niet meer worden volstaan met het verlenen van standplaatsvergunningen, maar moet het college een besluit nemen over het instellen van een markt. De weekmarkt wordt in Zutphen gereguleerd in de Verordening fysieke leefomgeving gemeente Zutphen.

 

Artikel II Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de dag na de datum van bekendmaking met uitzondering van de wijziging van artikel 2:75 en de artikelsgewijze toelichting op de artikelen 2:24, 2:75 en 5:22. Deze wijzigingen treden tegelijk met de Verordening fysieke leefomgeving gemeente Zutphen 2021 in werking.

 

Artikel III Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening tot wijziging van de Algemene Plaatselijke Verordening gemeente Zutphen 2011 (8e wijziging).

 

 

Aldus besloten in de openbare vergadering van

de raad van de gemeente Zutphen,

gehouden op: 30 maart 2021

De voorzitter, de griffier,

Naar boven