Gemeenteblad van Boxtel
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Boxtel | Gemeenteblad 2020, 95083 | Verordeningen |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Boxtel | Gemeenteblad 2020, 95083 | Verordeningen |
Nadere regels maatschappelijke ondersteuning gemeente Boxtel 2020
De Verordening Sociaal Domein 2020 Boxtel is op 21 januari 2020 vastgesteld door de gemeenteraad. De Verordening, de Nadere regels maatschappelijke ondersteuning Boxtel 2020 en het Financieel besluit maatschappelijke ondersteuning Boxtel 2020 geven de kaders voor de uitvoering van de Wet maatschappelijke ondersteuning.
De inhoudsopgave van de Verordening Sociaal Domein 2020 Boxtel is de basis voor de indeling van deze Nadere regels. In deze Nadere regels zijn de volgende hoofdstukken van de Verordening uitgewerkt:
Status Nadere regels maatschappelijke ondersteuning Boxtel 2020
In de regio Noordoost-Brabant wordt samengewerkt met andere gemeenten voor de inkoop van specialistische hulp en maatschappelijke opvang. Vanaf 1 januari 2021 start de nieuwe inkoopcyclus. Dit betekent dat vanaf 2021 een andere manier van inkopen van toepassing is. Daarom is te verwachten dat in het laatste kwartaal van 2020 de Verordening, de Nadere regels en het Besluit aangepast moeten worden op basis van de nieuwe inkoop en werkwijze die hierbij hoort.
§ 1.1 ALGEMEEN BEOORDELINGSKADER
§ 1.1.2 Andere, algemeen gebruikelijke en algemene voorzieningen
§ 1.2 ALGEMENE TOEGANGSCRITERIA
§ 1.2.1 Langdurig noodzakelijk
§ 1.2.2 Goedkoopst passende voorziening
§ 1.2.3 Verwachten en voorkomen
§ 1.2.4 Eerder verstrekte voorziening
HOOFDSTUK 2. LEVEN EN WONEN IN EEN VEILIGE EN GEZONDE OMGEVING
§ 2.1 WOONVOORZIENINGEN EN VERPLAATSEN IN EN OM DE WONING
§ 2.1.4 Verplaatsen in en om de woning
§ 2.3 SPECIALISTISCHE HULP EN MAATSCHAPPELIJKE OPVANG
§ 2.3.4 Maatschappelijke opvang
§ 2.3.5 Begeleiding en dagbesteding
§ 2.4.4 Vorm van de voorziening
§ 2.5.3 Vorm van de voorziening
§ 3.2.2 Kwaliteit van de dienstverlenging
HOOFDSTUK 4. AFSPRAKEN TUSSEN INWONER EN GEMEENTE
§ 4.1 BEEINDIGEN, INTREKKEN EN HERZIEN
HOOFDSTUK 6. BEGRIPSBEPALINGEN
HOOFDSTUK 7. INWERKINGTREDING EN CITEERTITEL
Het uitgangspunt van de Wet is dat de inwoner met eigen mogelijkheden voldoende zelfredzaam is en mee kan doen in de samenleving. Eigen mogelijkheden zijn:
De inwoner wordt gestimuleerd om zelf de regie te voeren en de eigen mogelijkheden te gebruiken. Dit betekent dat hij zijn sociaal netwerk om hulp vraagt, voordat hij de gemeente om hulp vraagt. Het is normaal dat mensen iets doen voor hun partner, familielid of vriend als die niet op eigen kracht kan deelnemen aan de samenleving. Als de inwoner zelf een oplossing heeft gevonden, wordt geen maatwerkvoorziening gegeven.
Via algemene voorlichting kunnen inwoners geïnformeerd worden over hun eigen verantwoordelijkheid om op tijd maatregelen te nemen, die leiden tot zelfredzaamheid en participatie. De eigen verantwoordelijkheid wordt besproken in het gesprek met de inwoner.
§ 1.1.2 Andere, algemeen gebruikelijke en algemene voorzieningen
Een inwoner komt niet in aanmerking voor een maatwerkvoorziening wanneer hij gebruik kan maken van een andere, algemeen gebruikelijke en/of algemene voorziening. Individueel wordt beoordeeld of de voorziening passend en voldoende is, én of de inwoner de kosten zelf kan betalen. Is dat niet het geval, dan kan een maatwerkvoorziening toegekend worden.
De gemeente hoeft geen maatwerkvoorziening toe te kennen, omdat de inwoner een andere, algemeen gebruikelijke, of algemene voorziening niet wil gebruiken.
Andere voorzieningen zijn voorzieningen op grond van een andere wet die voor gaan op de verstrekking van een maatwerkvoorziening.
1.1.2.2 Algemeen gebruikelijke voorzieningen
Een algemeen gebruikelijke voorziening is een voorziening die:
Individueel wordt beoordeeld of een voorziening voor de inwoner algemeen gebruikelijk is.
1.1.2.3 Algemene voorzieningen
De inwoner kan, na het onderzoek dat volgt op een melding, verwezen worden naar een algemene voorziening.
§ 1.2.1 Langdurig noodzakelijk
In de Verordening staat dat een maatwerkvoorziening alleen wordt verstrekt wanneer de hulp langdurig noodzakelijk is.
Wat langdurig noodzakelijk is, is afhankelijk van de concrete situatie. De grens wordt bepaald door de vragen:
Kenmerkend voor een blijvend probleem is dat er volgens medici geen verbetering te verwachten is. De prognose is hierbij belangrijk. Zegt de prognose dat de inwoner na enige tijd zonder maatwerkvoorziening kan functioneren, dan is er een kortdurende noodzaak. Bij een wisselend beeld, waarbij periodes van verbetering en terugval elkaar opvolgen, is er een langdurige noodzaak.
Een maatwerkvoorziening wordt alleen toegekend wanneer deze noodzakelijk is en niet wanneer het een gewenste of makkelijke verstrekking is.
Wanneer de inwoner van een geschikte naar een ongeschikte woning verhuist, dan komt hij niet in aanmerking voor een maatwerkvoorziening. Dit is anders wanneer er een belangrijke reden voor de verhuizing is. Bij de vraag of het een belangrijke verhuizing is, worden alle relevante feiten en omstandigheden afgewogen. De inwoner moet voor de verhuizing contact opnemen met de gemeente, zodat de gemeente kan bepalen wat de goedkoopst passende oplossing is. Van de inwoner wordt ook verwacht dat hij zijn eigen mogelijkheden gebruikt om voor een passende oplossing te zorgen.
§ 1.2.2 Goedkoopst passende voorziening
De maatwerkvoorziening die wordt toegekend moet objectief gezien passend zijn voor de inwoner en het goedkoopst zijn. Wanneer er meer maatwerkvoorzieningen passend zijn, dan wordt gekozen voor de goedkoopste maatwerkvoorziening.
Wanneer de inwoner een duurdere voorziening wil die ook passend is, dan zal de inwoner de meerkosten van die duurdere voorziening zelf moeten betalen. De voorziening zal dan verstrekt worden in de vorm van een persoonsgebonden budget. Een voorwaarde is dat de inwoner met een persoonsgebonden budget om kan gaan. De hoogte van het persoonsgebonden budget wordt vastgesteld op basis van de goedkoopst passende voorziening.
§ 1.2.3 Verwachten en voorkomen
De inwoner kan alleen voor een maatwerkvoorziening in aanmerking komen als hij de noodzaak voor hulp niet had kunnen verwachten en voorkomen. Het uitgangspunt is dat inwoners zich op tijd voorbereiden op hulpvragen die zij verwachten te krijgen. Inwoners kunnen hier dan zelf al iets aan doen, waardoor zij de hulpvraag kunnen voorkomen. Dit is de eigen verantwoordelijkheid van de inwoner. Het is belangrijk om goed te onderzoeken of een inwoner een hulpvraag had kunnen verwachten. Hierbij is de vraag wanneer en wat de inwoner had kunnen weten.
§ 1.2.4 Eerder verstrekte voorziening
De inwoner krijgt geen maatwerkvoorziening als:
Een uitzondering kan worden gemaakt als de eerder verstrekte voorziening verloren is gegaan als gevolg van omstandigheden waaraan de inwoner geen schuld heeft. Wanneer de schade door iemand anders is veroorzaakt, moet de inwoner diegene aansprakelijk stellen.
1.2.4.1 Normale afschrijvingsduur
De normale afschrijvingsduur is de technische afschrijvingsduur en niet de economische afschrijvingsduur. Dit betekent dat er geen nieuwe voorziening aan een inwoner verstrekt wordt, wanneer de voorziening economisch afgeschreven is, maar nog wel in goede staat verkeerd en passend is voor de inwoner.
HOOFDSTUK 2. Leven en wonen in een veilige en gezonde omgeving
Het resultaat is het compenseren van de beperkingen die een persoon bij het normale gebruik van zijn woning ondervindt. Het normale gebruik van de woning is het kunnen bereiken en gebruiken van de woning en het zich kunnen verplaatsen in en om de woning. De persoon moet de activiteiten kunnen doen die de gemiddelde persoon in en om zijn woning doet. Het gaat daarbij om slapen, douchen/wassen, naar het toilet gaan, (klaarmaken van) eten en het zich verplaatsen in en om de woning.
Een maatwerkvoorziening voor het normale gebruik van de woning kan bestaan uit een woonvoorziening of een rolstoel.
Bij de beoordeling of een inwoner in aanmerking komt voor een maatwerkvoorziening wordt gekeken naar het beoordelingskader en de toetsingscriteria in hoofdstuk 1 van de Nadere regels. Daarnaast wordt beoordeeld of de inwoner voldoet aan de volgende criteria.
2.1.2.1 Verhuizen of aanpassen
De eerste vraag is of het resultaat ‘normale gebruik van de woning’ ook bereikt kan worden door een verhuizing. Dit noemen we “het primaat van verhuizen”. Bij de afweging van het primaat van verhuizen kunnen verschillende factoren een rol spelen. Factoren die vaak een rol spelen zijn:
2.1.2.2 Renovatie of aanpassing aan de eisen van de tijd
De inwoner krijgt geen maatwerkvoorziening in de vorm van een woningaanpassing, wanneer het doel van de woningaanpassing is om de woning te renoveren of aan te passen aan de eisen van de tijd (moderniseren).
Een woningaanpassing is een bouwkundige woonvoorziening. Bij grotere woningaanpassingen wordt een programma van eisen opgesteld, waarmee meerdere offertes opgevraagd kunnen worden.
Er wordt geen maatwerkvoorziening verstrekt, wanneer verwacht mag worden dat een gebouw deze voorziening heeft, gezien de bestemming die het gebouw heeft.
Het uitgangspunt is dat gemeenschappelijke ruimten niet aangepast worden. Een Vereniging van Eigenaren en een woningbouwvereniging zijn ook verantwoordelijk voor het geschikt maken van de gemeenschappelijke ruimten. Wanneer een gemeenschappelijke ruimte wel aangepast wordt, kan een bijdrage in de kosten gevraagd worden van de Vereniging van Eigenaren of woningbouwvereniging.
Het plaatsen van een herbruikbare losse woonunit gaat voor op het plaatsen van een aanbouw, omdat dit vaak als de meest goedkope en passende oplossing beschouwd kan worden. Ook een inpandige aanpassing van een woning gaat voor op het plaatsen van een aanbouw.
Bij hoofdverblijf in een instelling op grond van de Wet langdurige zorg, kan maar één woning in de gemeente bezoekbaar gemaakt worden. Bezoekbaar maken wil zeggen dat de woonruimte, woonkamer en toilet bereikt kunnen worden.
2.1.3.2 Verhuiskostenvergoeding
Het uitgangspunt is dat de kosten van een verhuizing algemeen gebruikelijk zijn. Het verhuizen behoort tot het normale leven en iedereen heeft enkele malen in het leven te maken met verhuiskosten.
§ 2.1.4 Verplaatsen in en om de woning
Een rolstoel is een voorziening waarmee een inwoner zich in en om de woning kan verplaatsen. Het gaat om verplaatsingen die in of direct vanuit de woning worden gedaan. Verplaatsen is vervoer over kleine afstanden (van enkele tientallen tot maximaal enkele honderden meters). Het resultaat is dat de inwoner zich (met hulp van anderen) kan verplaatsen.
De inwoner die zich door een beperking alleen met een rolstoel kan verplaatsen, kan een rolstoel als maatwerkvoorziening krijgen. De eis is dat de inwoner zich dagelijks zittend moet verplaatsen in en om de woning.
2.1.4.1 Algemene voorzieningen
De inwoner die de rolstoel incidenteel nodig heeft, krijgt geen rolstoel als maatwerkvoorziening. Het gaat om inwoners die de rolstoel alleen nodig hebben voor bijvoorbeeld een dagje uit, omdat de afstanden die dan afgelegd worden te groot zijn om te lopen. Een algemene rolstoelvoorziening zoals een rolstoelpool kan dan een uitkomst bieden.
Een rolstoel kan verstrekt worden in natura of in de vorm van een persoonsgebonden budget. Bij verstrekking in natura zijn de kosten van onderhoud en verzekering inbegrepen. Bij een verstrekking als persoonsgebonden budget wordt de rolstoel die de inwoner zou hebben gekregen als voorziening in natura als uitgangspunt genomen.
Het kunnen voeren van een huishouden maakt langer zelfstandig wonen in de eigen omgeving mogelijk. Een huishouden voeren is een vage omschrijving, waaraan iedereen een eigen invulling kan geven. Om te bepalen welke en hoeveel hulp er nodig is, wordt gebruik gemaakt van het Normenkader hulp bij het huishouden (zie bijlage 1). Het resultaat van de hulp is om de woning schoon en leefbaar te houden. Op basis van maatwerk kan afgeweken worden van het normenkader. Maatwerk is ook nodig, wanneer de hulp die nodig is meer gaat over de structuur en organisatie van het huishouden.
Een huis is schoon en leefbaar, als het normaal bewoond en gebruikt kan worden en voldoet aan de belangrijkste hygiëne-eisen. Schoon staat voor: een basishygiëne borgen, waarbij vervuiling van het huis en gezondheidsrisico’s voor bewoners worden voorkomen. Leefbaar staat voor: opgeruimd en functioneel, bijvoorbeeld om vallen te voorkomen.
Hulp bij het huishouden wordt alleen toegekend voor de volgende ruimtes: woonkamer, slaapvertrek(ken), de keuken, sanitaire ruimte(s) en gang/trap. Het schoonmaken van de buitenruimte bij het huis (ramen, tuin, balkon, etc.) maken in ieder geval geen onderdeel uit van hulp bij het huishouden.
In het normenkader is er rekening mee gehouden dat inwoners voor eenmalige extra taken gebruik kunnen maken van de zogeheten extra inzet (zie paragraaf 2.2.2).
Er zijn diverse activiteiten die kunnen bijdragen aan een schoon en leefbaar huis:
In de toelichting op het normenkader zijn maximale tijden opgenomen voor taken die minder vaak voorkomen.
Iedere inwoner die een voorziening krijgt in het kader van hulp bij het huishouden kan gebruik maken van extra inzet. De extra inzet is acht uur per jaar. De inwoner kan voor eenmalige extra taken gebruik maken van de extra inzet. Extra inzet kan ingezet worden in overleg met de aanbieder en de inwoner.
Van gebruikelijke hulp is sprake als er een huisgenoot aanwezig is, die huishoudelijk werk over kan nemen. Bij gebruikelijke hulp wordt rekening gehouden met de leeftijd van de huisgenoot:
Bij gebruikelijke hulp wordt uitgegaan van de mogelijkheid om naast een volledige baan een huishouden te kunnen voeren.
Bij de beoordeling of een inwoner in aanmerking komt voor specialistische hulp, wordt gekeken naar het beoordelingskader en de toetsingscriteria in hoofdstuk 1 van de Nadere regels. Daarnaast wordt beoordeeld of de inwoner voldoet aan de volgende criteria.
Een kortdurende situatie is een periode van maximaal drie maanden. De hulp die in deze periode gegeven wordt is gebruikelijk. De inwoner heeft dat geen recht op een maatwerkvoorziening in de vorm van specialistische hulp. Er moet wel sprake zijn van uitzicht op een herstel van het gezondheidsprobleem en de daarmee samenhangende zelfredzaamheid.
Bij chronische situaties is de begeleiding van een volwassen inwoner gebruikelijke hulp als redelijk is dat de begeleiding door huisgenoten onderling geboden kan worden. Het gaat hierbij in ieder geval om de volgende vormen van begeleiding aan een inwoner:
Het resultaat is het realiseren van een situatie waarin de inwoner in staat is om zich zo snel mogelijk weer op eigen kracht te handhaven. Dit door het bieden van een veilige en afgeschermde woonomgeving waar samenhangende zorg wordt geboden aan inwoners die door hun beperkingen:
In de regio Meierij en Bommelerwaard wordt gewerkt met een centrale toegang voor beschermd wonen die sociale (wijk)teams ondersteunt bij het verlenen van deze toegang. Toegang kan alleen verleend worden via de casusbespreking met de voorzitter.
Beschermd wonen kan in natura of in de vorm van een persoonsgebonden budget verstrekt worden:
§ 2.3.4 Maatschappelijke opvang
Binnen de maatschappelijke opvang bestaat er een verschil tussen de volgende maatwerkvoorzieningen:
De dag- en nachtopvang is een inloopvoorziening die als algemene voorziening wordt aangemerkt. Hiervan kunnen verslaafden en dak- of thuislozen gebruik maken.
In de regio de Meierij en Bommelerwaard wordt gewerkt met een centrale toegang voor opvang die sociale (wijk)teams ondersteunt bij het verlenen van deze toegang. Toegang kan alleen verleend worden via de casusbespreking met de voorzitter.
§ 2.3.5 Begeleiding en dagbesteding
Of een inwoner is aangewezen op begeleiding of dagbesteding, wordt bepaald door wat inhoudelijk het meest doelmatig is. Dagbesteding is voorliggend op begeleiding als hetzelfde resultaat wordt beoogd. Wanneer het gaat om het bieden van een dagstructuur is dagbesteding de geschikte vorm van ondersteuning. Wanneer het gaat om het doornemen van de dag- of weekstructuur dan is begeleiding meer geschikt. Ook als er contra-indicaties zijn voor dagbesteding, kan begeleiding worden verstrekt. Wanneer de inwoner tijdens de begeleiding of dagbesteding hulp nodig heeft bij de persoonlijke verzorging, dan moet de begeleider deze geven.
Begeleiding kan worden ingezet om:
Een reguliere dagstructuur die in de woon-/verblijfssituatie wordt geboden en welzijnsactiviteiten zijn niet de dagbesteding die hier bedoeld wordt.
Om in aanmerking te komen voor begeleiding of dagbesteding moet vastgesteld zijn dat de inwoner (een) matige tot zware beperking(en) hebben op een of meer van de volgende vier gebieden:
Specialistische hulp kan in natura of in de vorm van een persoonsgebonden budget verstrekt worden:
De omvang en aard van de specialistische hulp wordt afgestemd op de situatie van de inwoner.
De omvang is de optelsom van de duur van de betreffende activiteiten. Het aantal uren varieert voor begeleiding van 1 tot en met 24,9 uur per week. De omvang van dagbesteding wordt uitgedrukt in dagdelen. Een dagdeel is 4 uur.
Kortdurend verblijf is bedoeld ter ontlasting van de mantelzorger of huisgenoot die gebruikelijke hulp geeft. Het is elders logeren ter aanvulling op het wonen in de thuissituatie. Het is preventief bedoeld. Het doel is het overnemen van het permanent toezicht op de inwoner en het voorkomen van overbelasting bij mantelzorger of huisgenoot.
De inwoner komt in aanmerking voor kortdurend verblijf indien hij voldoet aan de volgende voorwaarden:
de inwoner is gedurende maximaal drie dagen per week op kortdurend verblijf aangewezen. Het is mogelijk om dagen te sparen, zodat bijvoorbeeld in verband met vakantie meer dagen per week kunnen worden afgenomen. Wel geldt dat het maximum aantal dagen per jaar 156 (52 x 3) bedraagt en dat dagen niet mogen worden meegenomen naar een volgend kalenderjaar;
Kortdurend verblijf kan in natura of in de vorm van een persoonsgebonden budget verstrekt worden:
Het (gemiddeld) aantal etmalen kortdurend verblijf wordt bepaald aan de hand van het aantal etmalen dat de mantelzorger of de huisgenoot die gebruikelijke hulp verleent, moet worden ontlast. Het aantal dagen dat de aanbieder registreert dient gelijk te zijn aan het aantal nachten dat de inwoner in de instelling verblijft.
Een vervoersvoorziening compenseert de beperkingen bij het zich lokaal verplaatsen in de directe woon- en leefomgeving.
De voorziening is in beginsel gericht op sociaal vervoer, ook wel het “vervoer in het kader van het leven van alledag in de directe woon- of leefomgeving” genoemd. Bij het opstellen van een programma van eisen moet rekening gehouden worden met de vervoersbehoefte en de sociale en medische omstandigheden. Wanneer het gaat om een individuele maatwerkvoorziening, moet de inwoner voldoende verkeersinzicht hebben om veilig aan het verkeer deel te kunnen nemen.
De directe woon- en leefomgeving wordt beschreven in te bereiken bestemmingen. Het uitgangspunt is dat de inwoner een afstand van 1.500 tot 2.000 kilometer op jaarbasis kan afleggen. Daarbij mag rekening gehouden worden met de combinatie van de beschikbare voorzieningen.
Bij de beoordeling of de inwoner in aanmerking komt voor een vervoersvoorziening wordt gekeken naar het beoordelingskader en de toetsingscriteria in hoofdstuk 1 van de Nadere regels. Daarnaast wordt beoordeeld of de inwoner voldoet aan de volgende criteria.
2.4.2.1 Bereiken van het openbaar vervoer
De inwoner komt in aanmerking voor een vervoersvoorziening wanneer hij het openbaar vervoer niet kan bereiken of gebruiken. Volgens de Centrale Raad van Beroep is het openbaar vervoer bereikbaar als de loopafstand naar het openbaar vervoer maximaal 800 meter is.
De inwoner kan het openbaar vervoer bereiken, wanneer hij 800 meter zelfstandig (met hulpmiddelen) in een redelijk tempo kan lopen. Wanneer de inwoner het openbaar vervoer wel kan bereiken, maar kan niet gebruiken, doordat hij bijvoorbeeld niet in het openbaar vervoer kan komen, dan kan dat aanleiding zijn om een vervoersvoorziening te verstrekken.
Er vindt altijd een individuele beoordeling plaats, waarbij wordt gekeken naar de vervoersbehoefte van de inwoner en de afstand tot het openbaar vervoer.
2.4.3.1 Primaat collectief vervoer
Bij vervoersvoorzieningen geldt dat het collectief vervoer het uitgangspunt is. Dit noemen we: “het primaat van het collectief vervoer”. De inwoner komt alleen in aanmerking voor een andere vervoersvoorziening, wanneer hij geen gebruik kan maken van het collectief vervoer of wanneer het collectief vervoer niet passend is. De vraag of het collectief vervoer passend is, wordt beantwoord op grond van een onderzoek naar de beperkingen, persoonskenmerken en vervoersbehoeften van de inwoner. Hierbij is belangrijk hoe het behoud of bevorderen van de zelfredzaamheid of deelname aan het maatschappelijk verkeer bereikt wordt.
2.4.3.2 Aanvullende vervoersvoorziening
Wanneer een inwoner minder dan 100 meter kan lopen, kan worden beoordeeld of naast een voorziening als het collectief vervoer een voorziening nodig is voor de zeer korte afstand.
In het algemeen hebben kinderen tot 12 jaar geen zelfstandige vervoersbehoefte. Zij kunnen met hun ouders mee, al dan niet met het openbaar vervoer, zonder dat een voorziening wordt verstrekt.
§ 2.4.4 Vorm van de voorziening
Bij de verstrekking van vervoersvoorzieningen kan onderscheid gemaakt worden tussen:
De inwoner kan voor een sportvoorziening in aanmerking komen als:
De inwoner wordt erop gewezen dat bij veel sportverenigingen de mogelijkheid bestaat om een sportvoorziening te lenen om eerst uit te proberen of de sport daadwerkelijk bij de inwoner past. Dit zorgt ervoor dat de aangeschafte sportvoorziening uiteindelijk niet of nauwelijks gebruikt wordt.
Sporten is een algemeen gebruikelijke bezigheid en de daarmee samenhangende kosten ook. De kosten die iedereen heeft die een sport beoefent, zijn algemeen gebruikelijk en komen daarom niet voor vergoeding in aanmerking, zoals de kosten voor uitrusting en materiaal. De kosten voor bijvoorbeeld een sportrolstoel heeft niet iedereen die een sport beoefent en kunnen daarom wel voor vergoeding in aanmerking komen.
Topsport vraagt net als bij iemand die geen beperking heeft vaak hoge uitgaven voor sporthulpmiddelen. Deze komen ook niet voor vergoeding in aanmerking.
§ 2.5.3 Vorm van de voorziening
De sportvoorziening wordt toegekend in natura of in de vorm van een persoonsgebonden budget. Het persoonsgebonden budget is een bedrag waarmee voor een periode van drie jaar een sportvoorziening aangeschaft en onderhouden kan worden. Na drie jaar volgt er geen automatische vervanging van de sportvoorziening. Bij een verzoek tot vervanging wordt de technische staat van de sportvoorziening beoordeeld. Afhankelijk daarvan wordt een nieuwe vergoeding verstrekt.
De inwoner moet op eigen kracht of met hulp van iemand uit het sociaal netwerk of een vertegenwoordiger verantwoord om kunnen gaan met het persoonsgebonden budget. Deze bekwaamheid wordt vooraf beoordeeld door de gemeente. De beoordelingscriteria zijn:
3.2.1.1 Geen persoonsgebonden budget
Een inwoner krijgt geen persoonsgebonden budget wanneer er een ernstig vermoeden is dat de inwoner, ook met hulp uit zijn sociaal netwerk of een vertegenwoordiger, problemen heeft met het omgaan daarmee. Dit komt voor in de volgende situaties:
De inwoner heeft schulden. De vraag is of de inwoner dusdanige financiële problemen heeft dat, bij de verstrekking van een persoonsgebonden budget, de verwachting bestaat dat deze verkeerd gebruikt wordt. De verstrekking van een persoonsgebonden budget zal dan tot vergroting van het probleem leiden.
Deze opsomming is niet limitatief. Er kunnen andere situaties zijn waarin het verstrekken van een persoonsgebonden budget niet gewenst is.
§ 3.2.2 Kwaliteit van de dienstverlenging
Er worden eisen gesteld aan de kwaliteit van de hulp en ondersteuning die wordt betaald uit persoonsgebonden budget. Aanvullend op de eisen genoemd in de Verordening zijn de volgende kwaliteitseisen van toepassing:
De zorgverlener neemt bij zijn werkzaamheden de zorg voor een goede hulpverlening in acht en handelt daarbij in overeenstemming met de op hem rustende verantwoordelijkheid die voortvloeit uit de voor die hulpverlener geldende professionele standaard, uiteraard voor zover de hulpverlener een professional is.
De gemeente toetst periodiek de voortgang en de mate waarin de resultaten worden bereikt.
HOOFDSTUK 4. Afspraken tussen inwoner en gemeente
§ 4.1 BEEINDIGEN, INTREKKEN EN HERZIEN
De Wet maakt geen duidelijk verschil tussen beëindigen, intrekken en herzien. De gemeente verstaat hieronder:
Beëindiging heeft in tegenstelling tot intrekken en herzien geen terugwerkende kracht. Voordat het besluit tot intrekken of herzien wordt genomen, moet een afweging gemaakt worden tussen alle betrokken belangen. Daarbij weegt het belang van de inwoner om te participeren zwaar.
De gemeente heeft geen verplichting tot terugvordering (discretionaire bevoegdheid). Het besluit om terug te vorderen is aan de gemeente. Dit vraagt een belangenafweging op grond van artikel 3:4 van de Algemene wet bestuursrecht. Welke belangen een rol spelen en hoe deze afgewogen moeten worden tegen het algemene belang van een rechtmatige besteding van gemeenschapsgelden is afhankelijk van de situatie.
Een besluit tot herziening en de daaraan gekoppelde terugvordering geeft geen executoriale titel. Een uitzondering hierop is een terugvordering op grond van de Wet, omdat de inwoner opzettelijk onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt. Dan is er sprake van een civielrechtelijke vordering op grond van onverschuldigde betaling als bedoeld in artikel 6:203 en verder van het Burgerlijk Wetboek.
Aldus vastgesteld in de vergadering van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Boxtel op 24 maart 2020.
De burgemeester,
Ronald van Meygaarden
De secretaris,
Astrid Kraal
Bijlage 1: Normenkader hulp bij het huishouden
Normenkader Huishoudelijke hulp per 1-1-2020 1
Een huis is schoon en leefbaar indien het normaal bewoond en gebruikt kan worden en voldoet aan basale hygiëne-eisen. Schoon staat voor: een basishygiëne borgen, waarbij vervuiling van het huis en gezondheidsrisico’s voor bewoners worden voorkomen. Leefbaar staat voor: opgeruimd en functioneel, bijvoorbeeld om vallen te voorkomen.
De afbakening van de ruimtes waarop de voorziening betrekking heeft: de inwoner moet gebruik kunnen maken van een schone woonkamer, slaapvertrek(ken), de keuken, sanitaire ruimte(s) en gang/trap. Het schoonmaken van de buitenruimte bij het huis (ramen, tuin, balkon, etc.) maken in ieder geval geen onderdeel uit van hulp bij het huishouden.
In dit normenkader is er rekening mee gehouden dat inwoners voor eenmalige extra taken gebruik kunnen maken van de extra inzet. Extra inzet is acht uur per jaar en kan ingezet worden in overleg met de aanbieder en de inwoner.
Dit normenkader is een richtlijn. Op basis van persoonlijke omstandigheden is maatwerk altijd mogelijk. Bij alle taken worden ook de eigen mogelijkheden besproken.
De normen zijn gesteld in minuten per week. Dit betekent niet dat deze taken ook daadwerkelijk elke week uitgevoerd moeten worden. Tijd mag ook opgespaard worden.
In directe tijd en randvoorwaarden : 10 minuten
Per schoonmaakmoment is indirecte tijd nodig voor het opstarten aan het begin, het opruimen aan het eind, het invullen van de werkzaamheden in de map en voor sociaal contact.
Licht huishoudelijk werk (totaal max. 25 min)
Afnemen nat en droog: 20 minuten
Zwaar huishoudelijk werk (totaal max. 85 min)
Stofzuigen en dweilen: 25 minuten
Ramen (binnenzijde): 5 minuten
Keuken schoonmaken: 30 minuten
Sanitair schoonmaken: 20 minuten
Licht (kleding): 15 minuten (voor 1 persoon)
Zwaar (linnengoed): 20 minuten (voor 1 persoon)
Extra personen in het huishouden: +10 minuten per persoon
Extra bewassing nodig: +15 minuten per persoon
Strijken (geen linnengoed): +20 minuten per persoon
1 Dit normenkader is ontwikkeld op basis van de normenkaders van Triviumplus, HHM en het oude normenkader van de gemeente om te komen tot een plaatselijk normenkader waarbij we tegemoet kunnen komen aan het nieuwe contract Hulp bij het Huishouden dat ingaat per 01-01-2020.
Toelichting Normenkader Huishoudelijke hulp per 1-1-2020
In het normenkader is rekening gehouden met de meest voorkomende taken. Voor andere taken kan op basis van individuele omstandigheden maatwerk worden geleverd. Hieronder staat voor een aantal taken de maximale tijd die toegekend kan worden.
Boodschappen doen: 60 minuten per week
(Brood)maaltijd bereiden: 15 minuten per keer
Afwas: 15 minuten per keer, maximaal 2 keer per week
Verzorging en/of tijdelijke opvang kinderen: 40 uur per week, maximaal 3 maanden
In principe wordt hiervoor geen indicatie afgegeven. Er wordt vanuit gegaan dat een boodschappendienst, bezorgservice en/of vrijwilligers voorliggend zijn. De normtijd is 60 minuten, waarbij meer tijd geïndiceerd kan worden als het gaat om een gezin van meer dan vier personen of als de afstand naar de dichtstbijzijnde winkel meer is dan vijf kilometer.
In principe wordt hiervoor geen indicatie afgegeven. Het gaat hierbij om het smeren van brood, het opwarmen van een maaltijd, de maaltijd en het drinken klaar zetten en het afwassen en het in- of uitruimen van de afwasmachine.
Een afwasmachine is voorliggend. Wanneer iemand kortdurend niet kan afwassen, kun je niet verwachten dat een afwasmachine wordt aangeschaft. In dat geval kan bij uitzondering afwassen geïndiceerd worden.
Verzorging en/of tijdelijke opvang kinderen
Het gaat hierbij om een ouder die tijdelijk niet in staat is de verzorging en/of opvang van gezonde kinderen uit te voeren. Denk hierbij aan persoonlijke verzorging, begeleiding en opvoedingsactiviteiten en het bereiden van maaltijden. Eerst wordt gekeken naar voorliggende voorzieningen, zoals zorgverlof, crèche, kinderopvang of een gastouder. De maximale duur voor de opvang is drie maanden.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/gmb-2020-95083.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.