Gemeenteblad van Nederweert
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Nederweert | Gemeenteblad 2020, 92005 | Verordeningen |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Nederweert | Gemeenteblad 2020, 92005 | Verordeningen |
Besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Nederweert houdende regels omtrent het peuterprogramma (Subsidieregeling peuterprogramma Nederweert 2020)
BURGEMEESTER EN WETHOUDERS VAN NEDERWEERT;
Gelet op artikel 166 van de Wet op het primair onderwijs dient ons college te voorzien in voldoende voorzieningen van voorschoolse educatie, waar kinderen met een risico op een achterstand in de Nederlandse taal aan kunnen deelnemen;
gelet op de Algemene subsidieverordening 2019, met in het bijzonder de mogelijkheid van burgemeester en wethouders om bij nadere regeling vaststellen welke activiteiten in aanmerking kunnen komen voor subsidie (artikel 3, Algemene Subsidieverordening Nederweert 2019);
gelet op de Wijziging Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie met betrekking tot het aanbieden van voorschoolse educatie.
overwegende dat het wenselijk is hiervoor een afzonderlijke subsidieregeling op te stellen, omdat de subsidieverstrekking niet past binnen de subsidievormen zoals deze worden gehanteerd binnen de Algemene Subsidieverordening Nederweert 2019;
overwegende dat deelname aan een peuterprogramma een goede voorbereiding is op de basisschool, omdat het programma bijdraagt aan de ontwikkeling van de peuter op het gebied van taal, rekenen, motoriek en de sociaal-emotionele ontwikkeling;
Artikel 1 Begripsomschrijvingen
In deze subsidieregeling wordt verstaan onder:
Het bepaalde in deze subsidieregeling is enkel van toepassing op de verstrekking van subsidie door burgemeester en wethouders voor de in artikel 3 beschreven activiteiten. Voor het verstrekken van een eenmalige subsidie vormt deze subsidieregeling geen grondslag.
Om voor subsidie in aanmerking te komen:
Bedraagt de ouderbijdrage voor deelname aan het peuterprogramma door een VVE-peuter ZKT, zoals bedoeld in artikel 3, lid 2, de helft van het uurtarief voor het eerste het 1e kind behorende bij de laagste inkomenscategorie, zoals dat voor het betreffende kalenderjaar is vastgelegd in de VNG-adviestabel ouderbijdrage peuterwerk. .
Artikel 9 Vaststelling van de subsidie
Wanneer de aanvraag tot vaststelling niet (tijdig) is ingediend of niet in overeenstemming is met de daarvoor geldende voorschriften, kan het college – na een éénmalige rappel waarbij de subsidieontvanger een redelijke termijn is geboden diens verzuim te herstellen – de subsidie ambtshalve vaststellen.
Het college kan in bijzondere gevallen van een of meer bepalingen in deze regeling afwijken dan wel deze buiten toepassing laten voor zover toepassing daarvan gelet op het belang en doel van deze regeling leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard.
Geen of slechts gedeeltelijke aanspraak op subsidie ingevolge deze subsidieregeling kan worden gemaakt, wanneer een voorziening op grond van een andere wettelijke regeling of bepaling reeds geheel of gedeeltelijk in de bekostiging van de activiteiten, zoals bedoeld in artikel 3, voorziet.
Aldus vastgesteld in de collegevergadering van 10 maart 2020
Burgemeester en wethouders van Nederweert,
De secretaris,
drs. J.C.T. (Johan) Bakens
De burgemeester,
B.M.T.J. (Birgit) Op de Laak
Toelichting Subsidieregeling peuterprogramma Nederweert 2020
Een subsidieregeling voor kindercentra voor het aanbieden van een peuterprogramma
In de gemeente Nederweert zijn in 2009 de peuterspeelzalen onderdeel gaan uitmaken van de kindercentra. Daarmee zijn het peuterspeelzaalwerk en de kinderopvang geharmoniseerd, waarbij afzonderlijke kwaliteitseisen zoveel mogelijk gelijk zijn geschaald. Landelijk heeft deze harmonisatie verplicht plaatsgevonden in 2018. Het begrip peuterspeelzaalwerk is met de introductie van deze geharmoniseerde werkvorm vervallen en wordt (in Nederweert) nu peuterprogramma genoemd. Diverse kindercentra bieden daarom naast de gebruikelijke dagopvang nu ook een peuterprogramma aan voor peuters in de leeftijd van twee en drie jaar.
Een peuterprogramma is een educatief programma waarin op gestructureerde en samenhangende wijze de ontwikkeling wordt gestimuleerd op het gebied van taal, beginnende rekenvaardigheid, motoriek en de sociaal-emotionele ontwikkeling. Deelname aan een peuterprogramma wordt gezien als een goede voorbereiding op de basisschool. Daarnaast kunnen door deelname aan het peuterprogramma (dreigende) achterstanden worden gesignaleerd en aangepakt door middel van aanvullende activiteiten van voorschoolse educatie.
De gemeente heeft de wettelijke taak (artikel 166 Wet op het primair onderwijs) te voorzien in voldoende, in aantal en spreiding, voorzieningen van voorschoolse educatie, waar kinderen met een risico op een achterstand in de Nederlandse taal aan kunnen deelnemen. De gemeente Nederweert heeft daarnaast in het Beleidsplan Onderwijsachterstanden Nederweert als een van de doelen gesteld om een voorschoolse voorziening in iedere kern te handhaven, onder de voorwaarde dat er een koppeling ligt met een basisschool in dezelfde kern. […].
Met de subsidieregeling wordt een goed kwalitatief aanbod van voorschoolse educatie bereikt, met reële en betaalbare deelnamekosten voor ouders. Ingevolge de subsidieregeling kunnen kinderopvangorganisaties, wanneer zij voldoen aan de in de subsidieregeling gestelde voorwaarden, een subsidie krijgen wanneer zij een peuterprogramma aanbieden.
In deze subsidieregeling is bij het bepalen van de hoogte van de subsidie rekening gehouden met het feit dat er ouders zijn die kinderopvangtoeslag ontvangen. Binnen de peuteropvang kunnen we namelijk vier categorieën peuters onderscheiden:
Peuters waarbij de ouders aanspraak maken op kinderopvangtoeslag
Geen afzonderlijke subsidie wordt gegeven voor de peuters zonder een geïndiceerd(e) (risico op een) taalachterstand en waarbij de ouders aanspraak kunnen maken op kinderopvangtoeslag. Deze ouders betalen zelf de kosten voor deelname aan het peuterprogramma (2x4 uur per week) en ontvangen via de Belastingdienst een vergoeding in de kosten in de vorm van kinderopvangtoeslag.
Voor peuters met een geïndiceerd(e) (risico op een) taalachterstand ontvangen de kindercentra een subsidie, voor de extra kosten die met de professionele begeleiding van deze peuters gepaard gaan. Daarnaast geldt dat het vierde dagdeel geheel wordt gesubsidieerd door de gemeente, er geldt voor het vierde dagdeel géén eigen bijdrage voor ouders. Hiermee wordt bevorderd dat peuters 16 in plaats van 12 uur per week voorschoolse educatie ontvangen. Ouders die parttime werken ontvangen namelijk een toeslag voor kinderopvang dat gerelateerd is aan de ouder die het minst aantal uren werkt. De kinderopvangtoeslag kan daarmee onvoldoende zijn om de uren die boven de 12 uitkomen te bekostigen. Door deze uren te subsidiëren is er geen financiële drempel voor de ouders om de peuter 16 uur per week te laten deelnemen aan het peuterprogramma.
Peuters waarbij de ouders geen aanspraak maken op kinderopvangtoeslag
Peuters zonder geïndiceerd(e) (risico op een) taalachterstand, waarbij de ouders geen aanspraak kunnen maken op kinderopvangtoeslag, kunnen acht uur per week (twee dagdelen van vier uur) voor 40 weken per jaar deelnemen aan het peuterprogramma. De kosten worden deels door de gemeente (subsidie) en deels door de ouders (ouderbijdrage) betaald.
Voor peuters met een geïndiceerd(e) (risico op een) taalachterstand kunnen de kindercentra voor het aanbieden van een peuterprogramma per peuter een subsidie ontvangen tot maximaal 16 uur per week voor maximaal 40 weken per jaar. Ook hier betalen de ouders een (verlaagde) ouderbijdrage. Daarnaast geldt dat het vierde dagdeel geheel wordt gesubsidieerd door de gemeente, er geldt voor het vierde dagdeel géén eigen bijdrage voor ouders. Hiermee wordt bevorderd dat peuters 16 in plaats van 12 uur per week voorschoolse educatie ontvangen.
Artikel 1. Begripsomschrijvingen
Degene die een kindercentrum in de gemeente Nederweert in stand houdt en staat ingeschreven in het Landelijke Register Kinderopvang (LRK). De woonplaats van de peuter is in deze regeling niet leidend, de locatie van het kindercentrum wel. Kindercentra buiten de gemeente Nederweert kunnen dus géén aanspraak maken op subsidie voor het aanbieden van een VVE-/peuterprogramma.
Een peuterprogramma is een educatieprogramma van voorschoolse educatie waarin op gestructureerde en samenhangende wijze de ontwikkeling wordt gestimuleerd op het gebied van taal, rekenen, motoriek en de sociaal-emotionele ontwikkeling.
Deze programma’s worden ook VVE-programma’s genoemd (Voor- en Vroegschoolse Educatie). Het VVE-/peuterprogramma dat het kindercentrum gebruikt dient erkend te zijn als effectieve interventie door de Erkenningscommissie Effectieve Jeugdinterventies van het Nederlands Jeugdinstituut (NJi). Deze staan opgenomen in de databank interventies van het NJi.
In de Wet kinderopvang wordt een kindercentrum omschreven als: ‘een voorziening waar kinderopvang plaatsvindt, anders dan gastouderopvang’. Kinderopvang betreft daarbij: ‘het bedrijfsmatig of anders dan om niet verzorgen, opvoeden en bijdragen aan de ontwikkeling van kinderen tot de eerste dag van de maand waarop het voortgezet onderwijs voor die kinderen begint’.
De subsidieregeling voorziet alleen in een subsidie voor deelname aan een peuterprogramma, voor zover de ouder(s)/verzorger(s) (verder: ouders) geen aanspraak kan/kunnen maken op kinderopvangtoeslag. De ouders die aanspraak kunnen maken op kinderopvangtoeslag kunnen immers via de Belastingdienst een deel van de kosten gecompenseerd krijgen.
De subsidieregeling voorziet in een subsidie voor deelname aan een peuterprogramma door een VVE-peuter.
Een VVE-peuter is een kind met een geïndiceerde achterstand of risico op achterstand in de Nederlandse taal, zoals bedoeld in artikel 167 van de Wet op het primair onderwijs. De indicatie vindt plaats door het consultatiebureau van GGD/JGZ op basis van door het college vastgestelde criteria.
ZKT staat voor Zonder KinderopvangToeslag. De ouders van de kinderen in deze categorie kunnen dus géén aanspraak maken op kinderopvangtoeslag via de Belastingdienst.
De subsidieregeling voorziet in een subsidie voor deelname aan een peuterprogramma door een VVE-peuter.
Een VVE-peuter is een kind met een geïndiceerde achterstand of risico op achterstand in de Nederlandse taal, zoals bedoeld in artikel 167 van de Wet op het primair onderwijs. De indicatie vindt plaats door het consultatiebureau van GGD/JGZ op basis van door het college vastgestelde criteria.
MKT staat voor Met KinderopvangToeslag. De ouders van de kinderen in deze categorie kunnen dus wel aanspraak maken op kinderopvangtoeslag via de Belastingdienst.
Kinderopvangtoeslag zoals bedoeld in de Wet kinderopvang. Deze toeslag is een bijdrage in de kosten van kinderopvang en kan worden aangevraagd via de Belastingdienst.
Er kan alleen aanspraak worden gemaakt op subsidie voor peuters, waarvan de ouders geen aanspraak kunnen maken op kinderopvangtoeslag. Voor VVE-peuters is de hoogte van de subsidie (en ouderbijdrage) afhankelijk van het feit of de ouders al dan niet aanspraak kunnen maken op kinderopvangtoeslag. Om te kunnen beoordelen of aanspraak kan worden gemaakt op een subsidie, dan wel voor de bepaling van de hoogte van de subsidie, alsmede de hoogte van de ouderbijdrage, vragen de houders van de kindercentra bij de aanmelding van de (VVE-)peuter voor deelname aan het peuterprogramma een inkomensverklaring aan de ouders. De verklaring dient te worden voorzien van bewijsmateriaal dat er niet voldaan wordt aan de voorwaarden voor kinderopvangtoeslag. Dit kan, bijvoorbeeld, een inkomensverklaring inkomstenbelasting van de Belastingdienst zijn,. De ouders dienen voorts in de te ondertekenen inkomensverklaring te verklaren dat zij wijzigingen in de inkomenssituatie, die er toe leiden dat alsnog aanspraak kan worden gemaakt op kinderopvangtoeslag, onmiddellijk aan de aanvrager berichten.
Ingevolge artikel 4:69 van de Algemene wet bestuursrecht dient de subsidieontvanger de op de subsidie betrekking hebbende documenten tenminste zeven jaren te bewaren, zo ook de inkomensverklaringen van de ouders.
Lid 3 Deelname netwerkbijeenkomsten en overleg GGD/JGZ
Onder netwerkbijeenkomsten worden bijeenkomsten verstaan in het kader van het peuterprogramma c.q. vroeg- en voorschoolse educatie. Dit zijn onder meer bijeenkomsten in verband met:
Ook vallen hieronder bijvoorbeeld de volgende overleggen:
Regionaal overleg Doorgaande Leerlijnen (ambtelijk overleg scholen en organisaties van kinderopvang in clusterverband), inzake de toeleiding naar voorschoolse en vroegschoolse educatie, de organisatie van een doorlopende leerlijn van vroegschoolse naar vroegschoolse educatie, de resultaten van vroegschoolse educatie.
De GGD/JGZ en de organisaties van kinderopvang hebben structureel overleg over de plaatsing van VVE-peuters en wordt nagegaan of alle VVE-peuters aan het programma deelnemen. Daar waar VVE-peuters niet deelnemen aan het peuterprogramma neemt de GGD/JGZ contact op met de ouders.
Artikel 4 Hoogte van de subsidie
Lid 1 Berekening hoogte subsidie aanbieden peuterprogramma, niet zijnde VVE-peuter
Dit lid heeft betrekking op subsidie voor het aanbieden van een peuterprogramma aan een niet VVE-geïndiceerde peuter, waarvan de ouders geen aanspraak kunnen maken op kinderopvangtoeslag. Het subsidiebedrag is een normvergoeding. Een normvergoeding wil zeggen dat het géén volledige dekking is van de gemaakte kosten door het kindercentrum, maar een tegemoetkoming. De hoogte hiervan is gebaseerd op:
Bij de verlening wordt de subsidie (=A) berekend door het gemiddeld aantal peuters (=B) te vermenigvuldigen met het bedrag genoemd onder artikel 4, lid 1 (=C). (Dus: A=B*C)
Berekening subsidiebedrag per peuter op jaarbasis (=C) in 2020:
(12 uur x 40 weken x € 8,17) minus ouderbijdrage (8 uur x 40 weken x € 0,0,82) = € 3.659,20 .
Het gemiddelde aantal peuters (=B) betreft het aantal peuters dat op de 1ste dag van de maanden januari tot en met juni en september tot en met december in het kalenderjaar voorafgaande aan het jaar van de aanvraag aan het peuterprogramma heeft deelgenomen, gedeeld door 10. Deze uitkomst wordt afgerond op één decimaal. De aantallen zijn gebaseerd op het aantal deelnemende peuters voorafgaande aan het jaar van de aanvraag, tenzij de aanvrager onderbouwd na overleg met het college een ander aantal overeenkomt.
Voor een aanvrager aan wie voor het eerst subsidie wordt verleend, wordt voor het eerste kalenderjaar de subsidie verleend op basis van een raming van het gemiddelde aantal peuters en voor het tweede jaar op basis van het gemiddelde aantal peuters over de periode januari tot en met juni.
Wanneer de aanvrager gedurende het kalenderjaar waarvoor een subsidie is verleend heeft opgehouden uitvoering te geven aan de activiteiten, zoals bedoeld in artikel 3, vindt de vaststelling van de subsidie naar rato plaats, dat wil zeggen rekening houdende met het aantal maanden dat de activiteit is uitgevoerd.
Rekenvoorbeeld bij beëindiging activiteiten per 1 april van het kalenderjaar:
Lid 2 Berekening hoogte subsidie aanbieden peuterprogramma VVE-peuter ZKT
Dit lid heeft betrekking op subsidie voor het aanbieden van een peuterprogramma aan een VVE-geïndiceerde peuter, waarvan de ouders geen aanspraak kunnen maken op kinderopvangtoeslag. Het subsidiebedrag is een normvergoeding. Een normvergoeding wil zeggen dat het géén volledige dekking van de gemaakte kosten is, maar een tegemoetkoming. De hoogte hiervan is gebaseerd op:
Bij de verlening wordt de subsidie (=D) berekend door het gemiddeld aantal VVE-peuters ZKT (=E) te vermenigvuldigen met het bedrag genoemd onder artikel 4, lid 2 (=F). (Dus D=E*F)
Berekening subsidiebedrag per VVE-peuter ZKT op jaarbasis (=F) in 2020:
(26 uur x 40 weken x € 8,17) minus ouderbijdrage (12 uur x 40 weken x € 0,17) = € 8.415,20.
Het gemiddelde aantal VVE-peuters ZKT (=E) betreft het aantal VVE-peuters ZKT dat op de 1ste dag van de maanden januari t/m juni en september t/m december in het kalenderjaar voorafgaande aan het jaar van de aanvraag aan het peuterprogramma heeft deelgenomen, gedeeld door 10. Deze uitkomst wordt afgerond op één decimaal. De aantallen zijn gebaseerd op het aantal deelnemende peuters voorafgaande aan het jaar van de aanvraag, tenzij de aanvrager met het college een ander aantal overeenkomt.
Voor een aanvrager aan wie voor het eerst subsidie wordt verleend, wordt voor het eerste kalenderjaar de subsidie verleend op basis van een raming van het gemiddelde aantal peuters en voor het tweede jaar op basis van het gemiddelde aantal peuters over de periode januari tot en met juni.
Wanneer de aanvrager gedurende het kalenderjaar waarvoor een subsidie is verleend heeft opgehouden uitvoering te geven aan de activiteiten, zoals bedoeld in artikel 3, vindt de vaststelling van de subsidie naar rato plaats, dat wil zeggen rekening houdende met het aantal maanden dat de activiteit is uitgevoerd.
Rekenvoorbeeld bij beëindiging activiteiten per 1 april van het kalenderjaar:
Lid 3 Berekening hoogte subsidie aanbieden peuterprogramma VVE-peuter MKT
Het subsidiebedrag is een normvergoeding. Een normvergoeding wil zeggen dat het géén volledige dekking is van de gemaakte kosten door het kindercentrum, maar een tegemoetkoming. De hoogte hiervan is gebaseerd op:
Bij de verlening wordt de subsidie (=G) berekend door het gemiddeld aantal VVE-peuters MKT (=H) te vermenigvuldigen met het bedrag genoemd onder artikel 4, lid 2 (=I). (Dus G=H*I)
Berekening subsidiebedrag per VVE-peuter MKT op jaarbasis (=I):
(26 uur x 40 weken x € 8,17)-(12 uur * 40 weken * € 8,17) = € 4.575,20.
Het gemiddelde aantal VVE-peuters MKT (=H) betreft het aantal VVE-peuters MKT dat op de 1ste dag van de maanden januari t/m juni en september t/m december in het kalenderjaar voorafgaande aan het jaar van de aanvraag aan het peuterprogramma heeft deelgenomen, gedeeld door 10. Deze uitkomst wordt afgerond op één decimaal. De aantallen zijn gebaseerd op het aantal deelnemende peuters voorafgaande aan het jaar van de aanvraag, tenzij de aanvrager met het college een ander aantal overeenkomt.
Voor een aanvrager aan wie voor het eerst subsidie wordt verleend, wordt voor het eerste kalenderjaar de subsidie verleend op basis van een raming van het gemiddelde aantal peuters en voor het tweede jaar op basis van het gemiddelde aantal peuters over de periode januari tot en met juni.
Wanneer de aanvrager gedurende het kalenderjaar waarvoor een subsidie is verleend heeft opgehouden uitvoering te geven aan de activiteiten, zoals bedoeld in artikel 3, vindt de vaststelling van de subsidie naar rato plaats, dat wil zeggen rekening houdende met het aantal maanden dat de activiteit is uitgevoerd.
Rekenvoorbeeld bij beëindiging activiteiten per 1 april van het kalenderjaar:
Lid 4 Subsidiebedrag voor deelname aan netwerkbijeenkomsten en voeren overleg GGD/JGZ
Het subsidiebedrag betreft een normvergoeding, een tegemoetkoming in de kosten. Het bedrag op jaarbasis ad.
Twee bijeenkomsten clusteroverleg (ambtelijk overleg scholen en organisaties van kinderopvang in clusterverband), inzake de toeleiding naar voorschoolse en vroegschoolse educatie, de organisatie van een doorlopende leerlijn van vroegschoolse naar vroegschoolse educatie, de resultaten van vroegschoolse educatie: 2 bijeenkomsten x 2 uur x € 38,00 = € 152,00;
Wanneer de aanvrager gedurende het kalenderjaar waarvoor een subsidie is verleend heeft opgehouden uitvoering te geven aan de activiteiten, zoals bedoeld in artikel 3, vindt de vaststelling van de subsidie naar rato plaats, dat wil zeggen rekening houdende met het aantal maanden dat de activiteit is uitgevoerd.
Rekenvoorbeeld bij beëindiging activiteiten per 1 april van het kalenderjaar:
€ 944,00 / 10 mnd. x 3 mnd. = € 283,20
Lid 5 Subsidiebedrag voor deelname aan netwerkbijeenkomsten en voeren overleg GGD/JGZ bij vertegenwoordiger meerdere kindercentra
Indien een houder structureel meerdere kindercentra vertegenwoordigd bij activiteiten als bedoeld in artikel 3, lid 3, dan wordt het subsidiebedrag van de betreffende kindercentra voor deze activiteiten naar rato bepaald.
Er wordt daarbij uitgegaan van een evenredige verdeling van tijd voor de betreffende kindercentra bij de diverse activiteiten.
Rekenvoorbeeld bij één vertegenwoordiger voor twee kindercentra:
Twee bijeenkomsten clusteroverleg (ambtelijk overleg scholen en organisaties van kinderopvang in clusterverband), inzake de toeleiding naar voorschoolse en vroegschoolse educatie, de organisatie van een doorlopende leerlijn van vroegschoolse naar vroegschoolse educatie, de resultaten van vroegschoolse educatie: 0,5 x 2 bijeenkomsten x 2 uur x € 38,00 = € 76,00;
Het subsidiebedrag voor de twee kindercentra voor deelname aan netwerkbijeenkomsten en voeren overleg GGD/JGZ (artikel 3, lid 3) wordt dan € 92,00 + € 228,00 + € 76,00 + € 152,00 = € 548,00 per kalenderjaar per aanvraag.
Voor het indienen van de aanvraag wordt gebruik gemaakt van het daarvoor opgestelde aanvraagformulier. Deze wordt schriftelijk ingediend.
Daarnaast zijn de specifieke eisen aan de kwaliteit van voorschoolse educatie, alsmede de eis voor een opleidingsplan, vastgelegd in de algemene maatregel van bestuur (artikel 1.50b Wet kinderopvang).
Het VVE-/peuterprogramma dat het kindercentrum gebruikt dient erkend te zijn als effectieve interventie door de Erkenningscommissie Effectieve Jeugdinterventies van het Nederlands Jeugdinstituut (NJi). Deze staan opgenomen in de databank interventies van het NJi. Alleen erkende VVE-programma’s komen voor subsidie in aanmerking.
Om voor subsidie in aanmerking te komen dienen, naast de reguliere opleidingseisen, de pedagogisch medewerkers te beschikken over een bewijs van deelname aan specifieke scholing in het kader van de VVE en dient het kindercentrum te beschikken over een opleidingsplan. Zie hiervoor de toelichting bij artikel 5, sub c. een werkplan, onder opleiding personeel en opleidingsplan.
Jaarlijks bepaalt de Belastingdienst het maximaal uurtarief voor dagopvang bij een kindercentrum. De is ook opgenomen in de VNG Adviestabel ouderbijdrage peuterwerk welke de VNG jaarlijks publiceert.
Ingevolge het VNG Adviestabel ouderbijdrage peuterwerk 2020’ bedraagt het laagste uurtarief bij het 1ste kind € 0,33. Om de drempels te verlagen voor VVE-doelgroepen heeft de gemeente Nederweert de ouderbijdrage voor VVE-peuters gehalveerd. De ouderbijdrage bedraagt dan € 0,17 per uur.
Artikel 7 Beschikken, bevoorschotting en betaling
De aanvraag dient volledig te worden ingediend. Een onvolledige aanvraag wordt niet in behandeling genomen. Het college biedt dan éénmalig een redelijke termijn om de aanvraag aan te vullen. Zodra de aanvraag dan volledig is, begint de termijn van acht weken voor het besluit op de aanvraag te lopen.
Artikel 8 Verzoek tot vaststelling
Voor het indienen van het verzoek tot vaststelling wordt gebruik gemaakt van het daarvoor opgestelde formulier. Deze wordt vervolgens schriftelijk ingediend.
Lid 3, sub d. een jaarverslag … en de behaalde resultaten.
Bij de subsidieaanvraag dient een werkplan te worden overlegd. Bij de subsidievaststelling vindt de verantwoording daarvan plaats, waarbij ook de resultaten worden beschreven en de getroffen maatregelen om dit te bereiken. Bij de verantwoording dienen de elementen terug te komen die te vinden zijn in het vigerende VVE-toezichtkader van de Inspectie van het onderwijs.
Lid 3, sub e. een ondertekende bestuursverklaring … .
In de vorige subsidieregeling was bepaald dat bij de aanvraag ook de onderliggende documenten (zoals de ouderverklaringen géén recht op KOT, de inkomensverklaringen van ouders en/of de VVE-indicaties) bij de aanvraag tot vaststelling moesten worden bijgevoegd. Dit is in deze subsidieregeling komen te vervallen. De opgave van het aantal peuters (per categorie) met de genoemde gegevens is toereikend. De aanvrager is verantwoordelijk voor de juistheid van de verstrekte gegevens. De bedingsverklaring is bevestiging van deze verantwoordelijkheid en is tevens de verantwoording dat de ontvangen subsidiegelden zijn besteed aan hetgeen is bepaald in deze subsidieregeling.
In dit artikel is de hardheidsclausule opgenomen. Het college kan in bijzondere gevallen afwijken van een of meer bepalingen van deze regeling, indien toepassing van bepalingen van de regeling tot onbillijkheden van overwegende aard leidt. Van deze mogelijkheid dient zeer terughoudend gebruik gemaakt te worden, om precedentwerking tegen te gaan.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/gmb-2020-92005.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.