Gemeenteblad van Doesburg
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Doesburg | Gemeenteblad 2020, 90806 | Beleidsregels |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Doesburg | Gemeenteblad 2020, 90806 | Beleidsregels |
Beleidsregels Bbz 2004 gemeente Doesburg
De inhoud van de beleidsregels
In deze beleidsregels wordt geregeld hoe gemeente Doesburg met ingang van 1 januari 2020 omgaat met heronderzoeken op het gebied van rechtmatigheid, doelmatigheid en debiteuren. Deze beleidsregels spitsen zich toe op de Bbz-regeling. Volgens artikel 53a Participatiewet is gemeente Doesburg vrij om te bepalen wanneer en hoe de verstrekking van bijstand op rechtmatigheid wordt gecontroleerd.
Deze beleidsregels vormen de grondslag voor te nemen besluiten.
2. Levensvatbaarheidsonderzoeken
Artikel 3. Verlening bijstand aan beginnende zelfstandigen
Voordat de periode, zoals bedoeld in het derde lid, is afgelopen wordt een heronderzoek gepland naar de levensvatbaarheid van het bedrijf. Gedurende dit heronderzoek wordt beoordeeld of de periode van algemene bijstand moet worden verlengd en of het volgende heronderzoek over 6 of 12 maanden moet plaatsvinden.
Voor alle groepen van zelfstandigen genoemd in artikel 2 lid 1 Bbz, met een vermogen onder de van toepassing zijnde vermogensgrenzen van artikel 3 Bbz, wordt de hoogte van de algemene bijstand definitief vastgesteld na afloop van het boekjaar. Deze definitieve vaststelling vindt plaats uiterlijk binnen 9 maanden na afsluiting van het boekjaar waarin algemene bijstand voor levensonderhoud is verleend.
Artikel 8. Beëindigingsonderzoeken
Beëindigingsonderzoeken waarbij de zelfstandige zijn bedrijf heeft beëindigd, vinden plaats binnen 6 maanden nadat de onderneming is beëindigd. Als er sprake is van een openstaande rentedragende geldlening wordt beoordeeld of de bedrijfsbeëindiging wel of niet verwijtbaar is.
Artikel 9. Heronderzoek debiteuren
In het geval van een lopende rentedragende geldlening geldt dat wanneer de debiteurenbewaking goed op orde is, waarbij na 2 maanden achterstand een heronderzoek wordt geagendeerd bij de consulent Bbz, er geen directe noodzaak is om ook bij vorderingen met een looptijd langer dan 5 jaar ieder jaar een heronderzoek te agenderen.
Aldus vastgesteld door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Doesburg op 25 februari 2020.
gemeentesecretaris,
P. Werkman
de burgemeester,
drs. L.W.C.M. van der Meijs
Naar aanleiding van de wijzigingen in het Bbz 2004 per 1 januari 2020 zijn deze beleidsregels opgesteld. De gemeente is vanaf 1 januari 2020 immers bevoegd om beleid te formuleren ten aanzien van de invulling van de bevoegdheid tot het instellen van een onderzoek naar de juistheid en volledigheid van de door de aanvrager verstrekte gegevens, de soorten heronderzoeken en de termijn en de periodieke herbeoordeling van de levensvatbaarheid van een bedrijf of een beroep van beginnende zelfstandigen.
Door vaststelling van deze beleidsregels beoogt het college enerzijds een slagvaardige en doelgerichte uitvoeringspraktijk mogelijk te maken, anderzijds om aan de klant rechtszekerheid te bieden voor wat betreft de wijze waarop het college aan de gegeven beleidsruimte invulling geeft.
Dit artikel behoeft geen nadere toelichting
2. Levensvatbaarheidsonderzoeken
Artikel 2. Advies van een derde partij
Per 1 januari 2020 is de declarabiliteit van de kosten van adviesrapporten van de gemeente aan het Rijk komen te vervallen. Op basis hiervan is artikel 2 opgenomen in deze beleidsregels. Artikel 2 stelt dat bij een verzoek voor algemene bijstand de consulent beslist of er een advies van een derde partij wordt ingezet. Bij een verzoek voor een bedrijfskapitaal van minimaal € 10.000,00 wordt een advies bij een derde partij opgevraagd. Ook voor verzoeken van uitstel van betaling wordt een levensvatbaarheidsonderzoek bij een derde partij opgevraagd, wanneer het dan nog openstaande bedrag minimaal € 10.000,00 bedraagt. Wanneer het gaat om een bedrag lager dan € 10.000,00 maakt de Bbz consulent een afweging of het noodzakelijk is dat er een advies van een derde partij wordt ingezet.
Artikel 3. Verlening bijstand aan beginnende zelfstandigen
In artikel 23 lid 3 onderdeel a Bbz 2004 was voor 1 januari 2020 vastgelegd dat het college onderzoekt of het bedrijf of zelfstandig beroep nog levensvatbaar is 6 maanden na aanvang van de bijstandsverlening en vervolgens na een periode van respectievelijk 6 en 12 maanden. Inrichting hiervan was mogelijk door voor de gehele periode van 36 maanden algemene bijstand toe te kennen, met hierin tussentijdse onderzoeksmomenten na 6 maanden na aanvang van de bijstandsverlening en vervolgens na een periode van respectievelijk 6 en 12 maanden, of een initiële toekenning van algemene bijstand voor de duur van 6 maanden, waarna deze met 6 maanden kon worden verlengd en vervolgens met een periode van respectievelijk 6 en 12 maanden. In artikel 3 is geregeld om aan te sluiten bij deze laatste optie. De periode van algemene bijstand is mogelijk voor de duur van maximaal 36 maanden.
Artikel 4. Verlening bijstand aan beginnende zelfstandigen om redenen van medische of sociale aard
Bijstand aan starters is beperkt tot maximaal 36 maanden. Om redenen van medische of sociale aard kan dit verlengd worden. Artikel 4 van deze regeling regelt dat in deze gevallen de periode van 36 maanden verlengd kan worden met een periode van in eerste instantie 12 maanden. Na deze 12 maanden vindt iedere keer een heronderzoek plaats.
Artikel 5. Begeleiding (pré)starter
Voor de begeleiding van (pré)starters heeft de gemeente met ingang van 1 januari 2020 de keuze om dit zelf te doen of dit door een derde te laten doen. In deze regeling is opgenomen dat de consulent kiest of de gemeente zelf de begeleiding op zich neemt of dat zij dit uit wil besteden aan een derde partij. Wanneer er gekozen wordt voor uitbesteding kan de consulent criteria opnemen voor eventuele begeleiding van de starter of de gevestigde zelfstandige.
Dit artikel regelt dat voor alle groepen van zelfstandigen genoemd in artikel 2 lid 1 Bbz, met een vermogen onder de van toepassing zijnde vermogensgrenzen van artikel 3 Bbz, de hoogte van de algemene bijstand definitief vastgesteld wordt na afloop van het boekjaar. De definitieve vaststelling vindt plaats uiterlijk binnen 9 maanden na afsluiting van het boekjaar waarin algemene bijstand voor levensonderhoud is verleend. Het tweede lid regelt dat voor alle groepen van zelfstandigen genoemd in artikel 2 lid 1 Bbz, met een vermogen boven de vermogensgrenzen van artikel 3 Bbz, een besluit wordt genomen over de terugbetaling van de renteloze geldlening volgens artikel 13 Bbz. Tenslotte regelt het laatste lid dat voor de groep oudere zelfstandigen naast de definitieve vaststelling levensonderhoud in hetzelfde onderzoek het winstcriterium wordt beoordeeld. Zo kan worden vastgesteld of de algemene bijstand kan worden gecontinueerd volgens artikel 25 Bbz.
Artikel 7. Bedrijfskapitaal voor de groep gevestigde zelfstandigen
Het aantal verplichte (her)onderzoeken is afhankelijk van wanneer het bedrijfskapitaal is aangevraagd. Is het bedrijfskapitaal aangevraagd voor 1 januari 2020, dan zijn de overgangsbepalingen van artikel 60a Bbz 2004 van toepassing. Dat betekent dat voor deze zelfstandigen de oude wetgeving van artikel 21 Bbz van toepassing is. Wanneer het bedrijfskapitaal is aangevraagd na 1 januari 2020 stelt het college de berekening van de rentereductie ambtshalve vast binnen 9 maanden na afsluiting van boekjaar t+1 en boekjaar t+2. Hierbij staat t voor het jaar van aanvraag. Hierop geldt 1 uitzondering: als in een jaar waarin de rentereductie moet worden vastgesteld algemene bijstand is verleend voor levensonderhoud, komt betrokkene voor dat jaar niet in aanmerking voor rentereductie.
Artikel 8. Beëindigingsonderzoeken
Beëindigingsonderzoeken waarbij de zelfstandige zijn bedrijf heeft beëindigd, vinden plaats binnen 6 maanden nadat de onderneming is beëindigd. Als er sprake is van een openstaande rentedragende geldlening, dan wordt beoordeeld of de bedrijfsbeëindiging wel of niet verwijtbaar is.
Artikel 9. Heronderzoek debiteuren
De Participatiewet kent geen bepalingen over heronderzoeken bij debiteuren. De gemeente is vrij om te bepalen hoe zij hier mee omgaat. Voor de Bbz-debiteuren waren er bepalingen over heronderzoeken opgenomen in de regeling administratieve uitvoeringsvoorschriften (Rau). Zo bepaalt artikel 4 van de Rau dat een heronderzoek moet plaatsvinden binnen 12 maanden na de datum waarop de vordering is ontstaan of na een laatste heronderzoek. Er is besloten om in deze regeling aan te sluiten bij de eerdere Rau.
7. Signalen inlichtingenbureau
Artikel 10. Signalen inlichtingenbureau
Het Inlichtingenbureau genereert maandelijks gegevensoverzichten vanuit de door de ketenpartners aangeleverde gegevens. Het gaat hierbij om het UWV, gemeenten, Belastingdienst, RDW en DUO. Hierdoor worden eventuele onrechtmatigheden gesignaleerd. Het doel hiervan is een gerichte en efficiënte handhaving. Deze meldingen worden vervolgens onderzocht en waar nodig wordt het recht op uitkering aangepast, beëindigd of teruggevorderd. Deze taak ligt (in eerste instantie) bij de consulent Bbz.
Indien de toepassing van deze beleidsregels tot onbillijkheden leiden, kan het college ten gunste van de klant afwijken van de bepalingen. Van deze mogelijkheid dient terughoudend gebruik te worden gemaakt.
Artikel 12. Inwerkingtreding en overgangsrecht
Deze beleidsregels treden in werking met ingang van de dag na bekendmaking.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/gmb-2020-90806.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.