Verordening tot wijziging van de Algemene plaatselijke verordening Utrecht 2010, Gemeente Utrecht, tegengaan onveilig, niet leefbaar en malafide ondernemersklimaat

De raad van de gemeente Utrecht;

 

Gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 3 september 2019.

Gelet op artikel 149 Gemeentewet;

Besluit vast te stellen de Verordening tot wijziging van de Algemene plaatselijke verordening Utrecht 2010:

 

 

 

 

Artikel I

De Algemene plaatselijke verordening Utrecht 2010 wordt als volgt gewijzigd:

A. Na artikel 2:46 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 2:47 Tegengaan onveilig, niet leefbaar en malafide ondernemersklimaat

1. In dit artikel wordt verstaan onder:

  • a.

    exploitant: natuurlijke persoon of personen of de bestuurder(s) van een rechtspersoon of, indien van toepassing, de tot vertegenwoordiging van die rechtspersoon bevoegde natuurlijke persoon, voor wiens rekening en risico de bedrijfsmatige activiteiten worden uitgeoefend;

  • b.

    beheerder: de exploitant en iedere andere natuurlijke persoon die algemene of onmiddellijke leiding geeft aan de bedrijfsmatige activiteiten;

  • c.

    bedrijf: de bedrijfsmatige activiteit die plaatsvindt in een voor het publiek toegankelijk gebouw of een daarbij behorend perceel, niet zijnde:

    • een seksinrichting of escortbedrijf waarvoor een vergunningplicht op grond van deze verordening geldt;

    • een horecabedrijf waarvoor een vergunningplicht op grond van de Drank- en Horecawet of de geldende Horecaverordening geldt;

    • een coffeeshop of

    • een woning die als zodanig in gebruik is.

2. De burgemeester kan gebouwen, gebieden of bedrijfsmatige activiteiten aanwijzen waarop het verbod uit het derde lid van toepassing is.

Een gebouw of gebied wordt uitsluitend aangewezen als in of rondom dat gebouw, dan wel in dat gebied de leefbaarheid of de openbare orde en veiligheid onder druk staat of ernstige vrees hiertoe bestaat. Een aanwijzing van een gebouw of gebied kan zich tot één of meer bedrijfsmatige activiteiten beperken.

Een bedrijfsmatige activiteit wordt uitsluitend voor de gehele gemeente aangewezen als de leefbaarheid of de openbare orde en veiligheid door de bedrijfsmatige activiteit onder druk staat.

Bij een aanwijzingsbesluit (en bij een verlenging hiervan) wordt een maximale termijn van 3 jaar gehanteerd waarbij verlenging van deze termijn alleen aan de orde is als uit een zorgvuldige evaluatie blijkt dat de aanwijzing nog nodig is. De gemeenteraad wordt hierbij – voordat het besluit wordt genomen om de aanwijzing te verlengen – geïnformeerd en in de gelegenheid gesteld om haar zienswijze over de resultaten van de evaluatie te delen.

3. Het is verboden om zonder vergunning van de burgemeester een bedrijf uit te oefenen of te wijzigen:

  • a.

    in een door de burgemeester op grond van het tweede lid aangewezen gebouw of gebied voor door de burgemeester benoemde bedrijfsmatige activiteiten, of

  • b.

    indien de uitoefening van het bedrijf een door de burgemeester op grond van het tweede lid aangewezen bedrijfsmatige activiteit betreft.

4. Onverminderd het bepaalde in artikel 1:8 kan de burgemeester een vergunning als bedoeld in het derde lid weigeren:

  • a.

    in het belang van het voorkomen van strafbare feiten;

  • b.

    indien de leefbaarheid in het gebied nadelig wordt beïnvloed of dreigt te worden beïnvloed;

  • c.

    indien de exploitant of beheerder in enig opzicht van slecht levensgedrag is, of

  • d.

    indien redelijkerwijs moet worden aangenomen dat de feitelijke toestand niet met het in de aanvraag vermelde in overeenstemming zal zijn.

5. Onverminderd het bepaalde in artikel 1:8 weigert de burgemeester een vergunning als bedoeld in het derde lid indien de vestiging of de exploitatie in strijd is met een geldend bestemmingsplan een ter inzage gelegd bestemmingsplan, een voorbereidingsbesluit, een beheersverordening, een exploitatieplan of daarmee gelijk te stellen regelingen.

6. De vergunning wordt aangevraagd door de exploitant. Een aanvraag om vergunning wordt ingediend door gebruikmaking van een door de burgemeester vastgesteld formulier. Bij de aanvraag om een vergunning wordt vermeld voor welke bedrijfsmatige activiteit(en) de vergunning wordt gevraagd en worden in ieder geval de volgende gegevens en bescheiden overgelegd:

  • a.

    de persoonsgegevens en het burger servicenummer van iedere exploitant en beheerder;

  • b.

    het adres waar de bedrijfsmatige activiteiten worden uitgeoefend of zullen worden uitgeoefend;

  • c.

    het nummer waaronder het bedrijf is ingeschreven in het handelsregister van de Kamer van Koophandel.

7. Bij aanvragen voor vergunningen maakt de burgemeester concreet en ondubbelzinnig openbaar welke gedragingen en feiten bij de beoordeling van het levensgedrag in relatie tot de bedrijfsmatige activiteiten kunnen worden betrokken.

8. Indien de burgemeester dat nodig acht voor de beoordeling van een aanvraag kan hij verlangen dat aanvullende gegevens worden overgelegd.

9. Onverminderd het bepaalde in artikel 1:6 kan de burgemeester een vergunning als bedoeld in het derde lid intrekken of wijzigen indien:

  • a.

    door het bedrijf de openbare orde wordt aangetast of dreigt te worden aangetast;

  • b.

    door het bedrijf de leefbaarheid in het gebied nadelig wordt beïnvloed of dreigt te worden beïnvloed;

  • c.

    gehandeld wordt in strijd met het bij of krachtens dit artikel bepaalde;

  • d.

    de exploitant of beheerder in enig opzicht van slecht levensgedrag is;

  • e.

    de exploitant of beheerder betrokken is of ernstige nalatigheid kan worden verweten bij activiteiten of strafbare feiten in of vanuit het bedrijf danwel toestaat of gedoogt dat strafbare feiten of activiteiten worden gepleegd waarmee de openbare orde nadelig wordt beïnvloed;

  • f.

    er strafbare feiten in het bedrijf hebben plaatsgevonden of plaatsvinden, of

  • g.

    redelijkerwijs moet worden aangenomen dat de feitelijke toestand niet met het in de vergunning vermelde in overeenstemming is.

10. Indien het bedrijf in strijd met het verbod uit het derde lid wordt geëxploiteerd of indien één van de situaties als bedoeld in het achtste lid van toepassing is, kan de burgemeester het bedrijf geheel of gedeeltelijk sluiten.

11. Het is een ieder zonder schriftelijke toestemming van de burgemeester verboden een overeenkomstig het negende lid gesloten bedrijf te betreden of daarin te verblijven.

12. De vergunning vervalt wanneer:

  • a.

    de exploitatie van het bedrijf feitelijk is beëindigd of overgedragen;

  • b.

    zes maanden zijn verlopen na het onherroepelijk worden van de vergunning, zonder dat van deze vergunning gebruik is gemaakt;

  • c.

    gedurende een jaar anders dan wegens overmacht geen gebruik is gemaakt van de vergunning.

13. Het is verboden een bedrijf voor bezoekers geopend te hebben zonder dat een op de vergunning vermelde beheerder aanwezig is.

14. De exploitant en de beheerder zien erop toe dat in het bedrijf geen strafbare feiten plaatsvinden.

15. In afwijking van het derde lid geldt dit verbod voor de exploitant die op het moment van inwerkingtreding van het aanwijzingsbesluit reeds onder het aanwijzingsbesluit vallende bedrijfsmatige activiteiten verricht, voor die bestaande activiteiten op bestaande locaties eerst drie maanden na inwerkingtreding van het aanwijzingsbesluit of met ingang van de inwerkingtreding van het besluit tot weigering of intrekking van een door hem aangevraagde vergunning, voor zover dat eerder is.

16. Op de vergunning als bedoeld in het derde lid is paragraaf 4.1.3.3. van de Algemene wet bestuursrecht niet van toepassing.

 

Artikel II Wijzigingen Index

De index bij de Algemene plaatselijke verordening Utrecht 2010 wordt als volgt gewijzigd:

A. Na ‘Artikel 2:46 Sluiting van voor het publiek openstaande gebouwen’ wordt ingevoegd: ‘Artikel 2:47 Tegengaan onveilig, niet leefbaar en malafide ondernemersklimaat’

 

Artikel III Citeertitel

Deze verordening kan aangehaald worden als: ‘Verordening tot wijziging van de Algemene plaatselijke verordening Utrecht 2010, Gemeente Utrecht, tegengaan onveilig, niet leefbaar en malafide ondernemersklimaat’.

 

Artikel IV Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking vijf weken na de dag van bekendmaking.

 

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 20 februari 2020.

 

 

De voorzitter,

 

 

 

De griffier,

Naar boven