Gemeenteblad van Montfoort
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Montfoort | Gemeenteblad 2020, 89784 | Verordeningen |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Montfoort | Gemeenteblad 2020, 89784 | Verordeningen |
Verordening sociaal domein gemeente Montfoort 2020
De raad van de gemeente Montfoort;
gelezen het voorstel van het college van 28 januari 2020, kenmerk 773495;
gelet op de artikelen 2.1.3, 2.1.4, 2.1.5, 2.1.6, 2.1.7, 2.3.6 en 2.6.6 van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015; de artikelen 2.9, 2.10, 2.12 en 8.1.1 van de Jeugdwet en de artikelen 121, 122, 147 en 150 van de Gemeentewet;
gezien het advies van de Adviesraad Sociaal Domein van 6 januari 2020;
Hoofdstuk 1 Inleiding verordening sociaal domein
Deze verordening geeft gemeentelijke regels over de volgende onderwerpen:
· Wonen in een veilige en gezonde omgeving
In Nederland vinden we het belangrijk dat:
Het is de taak van de gemeente om haar inwoners daarbij te helpen. De wetgever heeft wetten gemaakt om dit te bereiken. Het gaat om de:
De regels in deze verordening vullen de wettelijke regels aan. Het zijn regels op hoofdlijnen die de gemeenteraad heeft vastgesteld. Soms zijn nog extra regels nodig waarin bepaalde zaken worden uitgewerkt. Ook dat is in deze verordening geregeld. De Adviesraad Sociaal Domein heeft over deze regels op 6 januari 2020 een advies gegeven. Dat advies is te vinden in de bijlage bij deze verordening.
De regels in deze verordening zijn geschreven vanuit een aantal uitgangspunten. De regels:
Daarnaast gaan we uit van de zelfredzaamheid van de inwoner. Inwoners waarbij de zelfredzaamheid geheel of gedeeltelijk ontbreekt, krijgen de hulp, die past bij hun persoonijke situatie. Samen met de inwoner en zijn sociaal netwerk (familie, vrienden en bekenden) wordt naar oplossingen op maat gezocht. Bij gebrek aan een sociaal netwerk, kan de hulp bestaan uit het opbouwen, versterken of ondersteunen van het eigen netwerk.
Wij realiseren ons dat in onze complexe samenleving iedereen kwetsbaar is of kan worden en niet iedereen zichzelf kan redden of een sociaal netwerk heeft om op terug te vallen. Daarom hebben we extra zorg voor inwoners, die al dan niet tijdelijk in een kwetsbare positie verkeren.
Bij het toepassen van de regels uit deze verordening houdt de gemeente rekening met de doelen van de genoemde wetten. De gemeente zorgt ervoor dat het effect van een besluit past bij die doelen. De gemeente gaat daarbij uit van de volgende kernwaarden:
Deze verordening is gebaseerd op de wetten die bij 1.1 zijn genoemd. Die wetten vormen de wettelijke basis voor de artikelen in deze verordening. Maar niet voor alle artikelen geldt dat in iedere wet daarover iets is terug te vinden. Dat verschilt per artikel. Daarom is per artikel aangegeven op welke wetten dat artikel is gebaseerd. Soms is een paragraaf of hoofdstuk helemaal gebaseerd op één of meer wetten. Dan is dat aangegeven bij het begin van die paragraaf of dat hoofdstuk. Waar in deze verordening ‘Gemeentewet’ als grondslag wordt genoemd, wordt daarmee de algemene regelingsbevoegdheid van de gemeenteraad bedoeld (art. 121 Gemeentewet). Bij een aantal artikelen wordt ook de ‘Awb’ (Algemene wet bestuursrecht) genoemd. Die verwijzing staat er als er in de Awb specifieke bepalingen zijn die op dat artikel van toepassing zijn. Bijvoorbeeld bij artikel 7.2 (over geld) en 10.1 t/m 10.3 (over klachten).
De begrippen die in deze verordening worden gebruikt, worden toegelicht in hoofdstuk 13.
Dit hoofdstuk gaat over de manier waarop een inwoner hulp kan vragen als het gaat om één of meer van de onderwerpen uit deze verordening. Beschreven wordt hoe en waar de inwoner een hulpvraag kan stellen, hoe de hulpverlening in zijn werk gaat en wat er van de inwoner wordt verwacht. Daarbij is het streven dat alle uitvoerende teams dezelfde werkwijze gebruiken bij het behandelen van de hulpvraag van de inwoner.
[Jeugdwet, Wmo, PW, IOAW, IOAZ, Wgs]
De inwoner die hulp nodig heeft kan zich melden bij:
· het jeugdteam voor jeugdhulp;
· het sociaal team voor maatschappelijke ondersteuning;
· Ferm Werk voor werk en inkomen.
De gemeente heeft met deze teams afspraken gemaakt voor de uitvoering van de wetten in het sociaal domein. Als het nodig is helpen het jeugdteam, sociaal team en Ferm Werk de inwoner bij het vinden van de juiste medewerker voor bespreking van de hulpvraag. De teams werken nauw samen bij het behandelen van de hulpvraag van de inwoner.
De inwoner kan de melding schriftelijk, mondeling, telefonisch of digitaal doen.
Na de melding neemt het jeugdteam, sociaal team of Ferm Werk de hulpvraag van de inwoner in behandeling. Het jeugdteam en sociaal team geven de inwoner schriftelijk (brief of e-mail) of telefonisch een bevestiging.
Het jeugdteam en sociaal team nodigen de inwoner zo snel mogelijk uit voor een gesprek met een medewerker. In die uitnodiging staat waar en wanneer het gesprek plaatsvindt en waarover het gesprek zal gaan. Ook krijgt de inwoner informatie over de mogelijkheid om gratis hulp te krijgen door een onafhankelijk deskundige (cliëntondersteuner). Daarnaast krijgt de inwoner uitleg over de mogelijkheid om zelf een plan op te stellen, het zogenaamde persoonlijk plan. In dat persoonlijk plan legt de inwoner uit hoe zijn persoonlijke situatie is en wat hij wil bereiken met zijn vraag. De procedure bij Ferm Werk verloopt anders. Ferm Werk neemt bij een melding om een aanvraag voor levensonderhoud (uitkering) contact op met de inwoner. Ferm Werk voert een gesprek met de inwoner om de situatie helder te krijgen. Als uit dit gesprek blijkt dat de inwoner in aanmerking kan komen voor een uitkering voor levensonderhoud, krijgt de inwoner een aanvraagformulier. Nadat de inwoner zijn aanvraag bij Ferm Werk heeft ingediend, gaat Ferm Werk met de inwoner hierover in gesprek.
Daarnaast is het vaak mogelijk om bij Ferm Werk direct een aanvraag in te dienen, zonder dat hiervoor eerst een melding is gedaan. Ferm Werk handelt dan de aanvraag af en neemt als dat nodig is contact op met de inwoner voor een gesprek.
Het jeugdteam, sociaal team en Ferm Werk verzamelen gegevens over de situatie van de inwoner, die nodig zijn voor het gesprek en het daaropvolgende onderzoek. Als het gaat om gegevens, die de teams niet zelf kunnen inzien of krijgen, dan vragen ze aan de inwoner om die gegevens te leveren. In de uitnodiging voor het gesprek wordt aangegeven welke gegevens dat zijn en voor welke datum de inwoner deze gegevens moet inleveren.
[Jeugdwet, Wmo, PW, IOAW, IOAZ, Wgs]
2.2.1 Uitnodiging voor gesprek
2.2.2 Doel en procedure gesprek
De medewerker informeert de inwoner over de mogelijkheden om de persoonlijke situatie van de inwoner te verbeteren. Ook informeert de medewerker de inwoner over de mogelijkheden die er zijn om in bepaalde gevallen te kiezen voor een persoonsgebonden budget (pgb). Verder krijgt de inwoner informatie over een eventuele eigen bijdrage in de kosten. De medewerker betrekt deze zaken bij het onderzoek naar de hulpvraag.
Als het gaat om jeugdhulp of maatschappelijke ondersteuning, stuurt de medewerker het verslag van de uitkomsten van het gesprek naar de inwoner behalve als de inwoner heeft aangegeven dat niet te wensen. De inwoner ondertekent het verslag en stuurt dit terug naar het sociaal team of jeugdteam. Als de inwoner het niet eens is met het verslag, kan hij dat daarop aangeven. Als de inwoner hulp wil ontvangen, kan hij dit aangeven op het ondertekende verslag. De gemeente ziet dit verslag dan als een aanvraag.
Stap 3: Aanvraag 2.3.1 Aanvraag
[Jeugdwet, Wmo, PW, IOAW, IOAZ, Wgs, Awb]
Na de melding en het gesprek met een medewerker van het jeugdteam, sociaal team of Ferm Werk, kan de inwoner een aanvraag indienen. De aanvraag kan, afhankelijk van de soort regeling, schriftelijk of digitaal worden ingediend. Het doel van de aanvraag is te bepalen of hulp wordt verleend en welke vorm die hulp dan heeft.
De gemeente kan besluiten dat voor bepaalde andere vormen van hulp melding en aanvraag op hetzelfde moment worden gedaan. De inwoner kan dan direct een aanvraag indienen via een aanvraagformulier. Het gesprek met de inwoner vindt dan plaats nadat de aanvraag is ingediend, behalve als dit niet nodig is om de aanvraag te beoordelen.
1. Vraagt de inwoner hulp, dan gelden in ieder geval de volgende voorwaarden:
4. De hulp kan geheel of gedeeltelijk worden geweigerd als een inwoner iets (niet) heeft gedaan waardoor de hulpvraag is veroorzaakt, en hij deze hulpvraag had kunnen voorzien. Hulp kan ook worden geweigerd, als een inwoner de gevraagde hulp zelf heeft ingeroepen of gekocht, behalve als de gemeente daarvoor toestemming heeft gegeven. Als die weigering betekent dat de inwoner grote problemen zal krijgen (onevenredig nadeel ervaart), dan kan de hulp wel worden toegekend.
[Jeugdwet, Wmo, PW, IOAW, IOAZ, Wgs, Awb]
De medewerker die een melding of aanvraag behandelt, heeft de deskundigheid die nodig is om deze melding of aanvraag goed te kunnen behandelen. Als de medewerker die deskundigheid niet heeft, zorgt de medewerker ervoor dat een wel deskundige een advies uitbrengt. Dit advies (deskundig oordeel) neemt de medewerker mee in de beoordeling van de melding of aanvraag.
[Jeugdwet, Wmo, PW, IOAW, IOAZ, Wgs, Awb]
Stap 3: De medewerker bepaalt samen met de inwoner welke hulp nodig is en hoeveel.
Stap 4: De medewerker onderzoekt wat de inwoner zelf kan doen om de hulpvraag op te lossen (eigen kracht), al dan niet met gebruikelijke hulp, met hulp van anderen uit het sociale netwerk of van andere organisaties, of met andere voorzieningen.
Stap 5: De medewerker bepaalt welke aanvullende hulp nodig is om de hulpvraag op te lossen en het gewenste effect te bereiken.
[Jeugdwet, Wmo, PW, IOAW, IOAZ, Wgs, Awb]
1. De inwoner ontvangt zo snel mogelijk, maar in ieder geval binnen 8 weken nadat de aanvraag is ontvangen, een beslissing. Gaat het om een aanvraag in het kader van de Wmo, dan beslist de gemeente binnen 2 weken nadat de aanvraag is ontvangen, en in ieder geval binnen 8 weken na de melding.
De beslistermijn kan schriftelijk worden opgeschoven als de inwoner niet voldoende gegevens heeft verstrekt. Er ontbreken dan gegevens, die nodig zijn om een besluit op de aanvraag te nemen. Als de gemeente of Ferm Werk het besluit niet binnen de vastgestelde termijn kan nemen, dan noemt de gemeente of Ferm Werk een nieuwe termijn waarbinnen het besluit wordt genomen.
Stap 4. Beslissing 2.4.1 Inhoud besluit
[Jeugdwet, Wmo, PW, IOAW, IOAZ, Wgs, Awb]
De gemeente of Ferm Werk stelt een besluit per brief vast en stuurt deze brief naar de inwoner. Het doel van dit besluit is dat de inwoner weet of hij wel of geen hulp krijgt. Als de gemeente of Ferm Werk hulp geeft, staat in het besluit ook of de hulp in natura, in de vorm van een pgb, in geld of op een andere manier wordt gegeven.
Het recht op een pgb vervalt als de inwoner niet binnen zes maanden na het besluit begint met het besteden van het pgb aan de hulp, tenzij dit de inwoner niet te verwijten valt. Deze voorwaarde wordt ook in het besluit opgenomen.
2.5 Uitzonderingen2.5.1 Jeugdhulp via arts, gecertificeerde instelling of jeugdreclassering
Het is mogelijk om bij spoedeisende situaties af te wijken van de normale procedure, als dat nodig is om de inwoner zo snel mogelijk de hulp te geven die passend en nodig is. Het kan gaan om de volgende (tijdelijke) hulp in afwachting van een onderzoek door het jeugdteam, sociaal team of Ferm Werk:
Hoofdstuk 3 Werk en participatie
De gemeente vindt het belangrijk dat inwoners in hun inkomen voorzien bij voorkeur door het verrichten van betaald werk. Ferm Werk kan inwoners, die dat op eigen kracht niet lukt, helpen bij het vinden van passend werk. Welke hulp dat kan zijn wordt in dit hoofdstuk beschreven. De hulpmiddelen die worden ingezet heten voorzieningen. Deze voorzieningen moeten op een goede manier worden verdeeld over verschillende doelgroepen. Hoe de voorzieningen worden verdeeld wordt vooral bepaald door de kansen op betaald werk van de inwoners. Dit hoofdstuk gaat verder over meedoen aan activiteiten in de samenleving voor inwoners met een beperking. Het is belangrijk dat deze inwoners ook volwaardig kunnen meedoen en dat hun positie in de samenleving verbetert.
Ferm Werk helpt de volgende inwoners op weg naar werk:
Voorzieningen die in ieder geval kunnen worden ingezet voor mensen met een kleine kans op betaald werk zijn:
Ferm Werk beoordeelt per persoon of het zinvol is om een voorziening in te zetten. Als dit het geval is beoordeelt Ferm Werk welke voorziening zij inzet en voor hoe lang. Daarbij kijkt Ferm Werk naar een aantal factoren, zoals de omstandigheden van de inwoner, zijn eventuele beperkingen, de zorg voor kinderen, mantelzorg, wettelijke verplichtingen en de beschikbaarheid van voldoende budget.
Inwoners die vanwege een beperking of een psychisch/psychosociaal probleem hulp nodig hebben om mee te doen in de samenleving (participatie), kunnen op aanvraag hulp krijgen. Zij moeten wel aan de voorwaarden van artikel 2.3.2 en artikel 5.1 voldoen. Ook moet de hulp langdurig nodig zijn en een passende bijdrage leveren voor de inwoners, zodat zij in staat zijn om mee te doen in de samenleving en zo lang mogelijk in de eigen leefomgeving kunnen blijven wonen. Hieronder staan de vormen van hulp, die daarvoor worden ingezet.
Inwoners die niet in staat zijn de dag goed in te vullen kunnen hulp krijgen. De hulp houdt in dat inwoners voor één of meer dagdelen per week onder begeleiding mee kunnen doen aan arbeidsmatige, recreatieve of andere groepsactiviteiten. We noemen dat dagbesteding.
3.4.2 Persoonlijke begeleiding
Inwoners die niet in staat zijn de normale dagelijkse activiteiten te doen, kunnen hulp krijgen. De hulp houdt in dat inwoners begeleid worden bij deze activiteiten. We noemen dit persoonlijke begeleiding. Het betekent, dat de begeleider helpt bij de dagelijkse gang van zaken en de inwoner helpt om op een goede manier met zijn omgeving om te gaan. De begeleider kan ook helpen bij vaak terugkerende activiteiten, zoals het structureren van de dag, het doen van de administratie en het beheren van de financiën. De begeleider neemt deze activiteiten niet volledig over.
Inwoners die vanwege een beperking in hun mobiliteit onvoldoende mogelijkheden hebben om binnen redelijke grenzen contact met anderen te hebben, kunnen hulp krijgen. De hulp houdt in dat inwoners geholpen worden bij het vervoer dicht bij huis zodat ze mee kunnen doen met recreatieve en maatschappelijke activiteiten en zelf de dagelijkse boodschappen kunnen doen. Die hulp kan bestaan in het aanbieden van de mogelijkheid om te reizen met collectief taxivervoer of het gebruikmaken van een vervoermiddel.
3.4.4 Verplaatsen in en om de woning
Inwoners die vanwege een beperking zich niet kunnen verplaatsen in en om de woning kunnen hulp krijgen. De hulp houdt in dat de inwoner een rolstoel kan krijgen die bedoeld is voor dagelijks zittend gebruik door de inwoner.
3.4.5 Vervanging vervoermiddel en rolstoel
Als de inwoner hulp wil en het gaat om vervanging van een eerder door de gemeente verstrekte rolstoel of vervoermiddel, dan kan dit alleen, als het vervoermiddel of de rolstoel:
Hoofdstuk 4 Gezond en veilig opgroeien
Jeugdigen in Nederland moeten zo gezond en veilig mogelijk kunnen opgroeien. Dat is in de eerste plaats de verantwoordelijkheid van jeugdigen, hun ouders en hun netwerk. Als zij daarbij hulp nodig hebben, dan kunnen zij een beroep doen op hulp van de gemeente. Deze hulp wordt zo vroeg mogelijk aangeboden, om het beroep op dure, gespecialiseerde hulp te verminderen. Daarbij staan het versterken van de eigen kracht van de jeugdige en van het zorgend en probleemoplossend vermogen van het gezin en de sociale omgeving voorop.
Met jeugdigen bedoelen we in deze verordening kinderen en jongeren tot 18 jaar en jongvolwassenen van 18 tot 23 jaar die al jeugdhulp ontvingen toen zij 18 jaar waren en die deze hulp vanaf hun 18e jaar nog nodig hebben. Dit zijn de jeugdigen zoals beschreven in artikel 1.1 van de Jeugdwet.
4.1 Uitgangspunten bij het bieden van hulp
Als het gewenste effect van de jeugdhulp niet op eigen kracht of met het sociale netwerk bereikt kan worden, maar wel met hulp die vrij toegankelijk is, dan wordt die hulp ingezet. Het gaat dan bijvoorbeeld om hulp door het jeugdteam of door een welzijnsorganisatie. Kan het gewenste effect niet bereikt worden met die hulp, dan wordt andere hulp ingezet.
Deze hulp is vrij toegankelijk. De inwoner heeft hiervoor geen verwijzing van een huisarts, medisch specialist of jeugdarts nodig, en ook geen besluit van de gemeente.
Deze hulp is niet vrij toegankelijk. De inwoner heeft daarvoor een verwijzing van een huisarts, medisch specialist of jeugdarts nodig, of een besluit van de gemeente.
4.5 Afstemming met andere vormen van hulp
De gemeente zorgt ervoor dat de hulp aansluit bij andere vormen van hulp die aan de jeugdige of zijn ouders wordt gegeven. Om dat te bereiken maakt de gemeente afspraken met hulpverleners, instellingen, zorgverzekeraars en andere personen of organisaties. Die afspraken gaan over:
De afspraken worden vastgelegd in een protocol of in een andere geschikte vorm.
Hoofdstuk 5 Wonen in een veilige en gezonde omgeving
Inwoners met een beperking en/of met langdurige psycho-sociale problemen hebben soms hulp nodig om zo lang en zelfstandig mogelijk in hun eigen leefomgeving te kunnen blijven wonen. De gemeente heeft de taak om inwoners te helpen als ze niet in staat zijn om zelf oplossingen te vinden voor knelpunten in hun woning, bij normale dagelijkse activiteiten en in de huishouding. De gemeente moet ook maatregelen nemen om ervoor te zorgen dat inwoners met een beperking zo lang mogelijk voor zichzelf kunnen zorgen (zelfredzaamheid). De gemeente kijkt hierbij niet alleen naar de korte termijn, maar ook naar de te verwachten ontwikkelingen. In dit hoofdstuk zijn regels opgenomen over de hulp die de gemeente aan deze inwoners kan geven.
5.2 Zelfstandig en veilig wonen5.2.1 Geschikte woning
a. De belemmering die de inwoner in zijn woning ervaart, is het gevolg van de materialen die in de woning zijn gebruikt.
b. De inwoner woont in een woning die specifiek gericht is op een bepaalde groep mensen waartoe de inwoner behoort, bijvoorbeeld een complex voor ouderen, en de voorziening is bedoeld voor in een gemeenschappelijke ruimte, zoals elektrische deuropeners, trapliften, hellingbanen, het verbreden van gemeenschappelijke toegangsdeuren, het aanbrengen van drempelhulpen of vlonders of het aanbrengen van een opstelplaats bij de toegangsdeur van de gemeenschappelijke ruimte.
c. Het gaat om voorzieningen die bij nieuwbouw of renovatie zonder veel meerkosten meegenomen kunnen worden.
d. De inwoner is, zonder dringende reden, verhuisd vanuit een woonruimte waar de inwoner geen problemen had bij het normale gebruik van de woning.
e. De inwoner heeft een indicatie voor verhuizing naar een zorginstelling op grond van de Wet langdurige zorg maar weigert deze te verzilveren.
f. De inwoner is verhuisd naar een woning die niet de meest geschikte woning is om de belemmering van de inwoner te verminderen of weg te nemen, tenzij de gemeente daar toestemming voor heeft gegeven.
a. de eerder verstrekte woonvoorziening technisch is afgeschreven
b. de eerder verstrekte woonvoorziening verloren is gegaan buiten de schuld van de inwoner om
c. de woonvoorziening geen oplossing meer is voor de woonproblemen van de inwoner
5.2.2 Een schone en leefbare woning
De inwoner kan hulp krijgen in de vorm van tijdelijke (maatschappelijke) opvang. Deze opvang is bedoeld voor de inwoner die de thuissituatie heeft verlaten en de opvang nodig heeft omdat de inwoner zich niet op eigen kracht kan handhaven in de samenleving door psychische of psychosociale problemen of de dreiging van huiselijk geweld.
5.3 Mantelzorg 5.3.1 Ondersteuning mantelzorger
5.3.3 Voorwaarden mantelzorgwaardering
Hoofdstuk 6 Inkomen en schulden
Voor inwoners die de dagelijkse kosten niet kunnen betalen is er een financieel vangnet: een maandelijkse uitkering. Daarnaast kunnen alle inwoners met een laag inkomen bij Ferm Werk terecht voor een aantal aanvullende uitkeringen en toeslagen. In dit hoofdstuk worden de belangrijkste extra’s geregeld. Ook worden er enkele basisregels gegeven voor de hulp die de gemeente kan bieden bij een schuldenprobleem.
In deze paragraaf wordt beschreven waar de gemeente rekening mee houdt bij het maken van beleid om financiële problemen en problematische schulden bij inwoners te voorkomen en tegen te gaan.
Bijzondere bijstand is een belangrijk hulpmiddel voor de gemeente om inwoners financieel te helpen. Hier worden de uitgangspunten beschreven waarmee Ferm Werk rekening houdt bij het toepassen van de regels over bijzondere bijstand uit de Participatiewet.
Studenten met een beperking hebben soms extra hulp nodig om een opleiding te volgen. Dat is belangrijk omdat de kans op werk met een afgeronde opleiding groter is. Met een studietoeslag krijgt de student een zetje in de rug omdat het inkomen wordt aangevuld. In deze paragraaf staat voor welke studenten de studietoeslag is bedoeld, welk bedrag toegekend kan worden en hoe dat wordt uitbetaald.
1. De studietoeslag is bedoeld voor de student die:
a. een MBO- HBO- of WO-opleiding volgt;
b. een tegemoetkoming in de schoolkosten of studiefinanciering van DUO krijgt of kan krijgen;
d. door een medische beperking naast de studie langdurig niets kan bijverdienen.
2. De student moet 18 jaar of ouder zijn en mag geen goede financiële buffer hebben.
Nadat de student een aanvraag heeft ingediend, onderzoekt Ferm Werk of de beperking van de student zo groot is dat hij blijvend niets kan bijverdienen. Ferm Werk doet dat aan de hand van gegevens die zij van de student of van andere instanties heeft gekregen. Als die gegevens niet duidelijk genoeg zijn, vraagt Ferm Werk aan een deskundige om een advies te geven.
De inkomenstoeslag is bedoeld voor inwoners die al jaren moeten rondkomen van een laag inkomen en geen uitzicht hebben op verbetering van hun inkomen. Het is een extraatje dat jaarlijks kan worden aangevraagd en waarmee het inkomen wordt aangevuld. Hier is beschreven voor welke inwoners de inkomenstoeslag is bedoeld en welke aanvullende voorwaarden er gelden.
1. De inkomenstoeslag is bedoeld voor een inwoner die:
2. De kostendelersnorm wordt niet toegepast.
6.5 Jeugdfonds sport en cultuur
Kinderen vormen een belangrijke groep waar de gemeente verantwoordelijk voor is. De gemeente heeft maatregelen genomen om armoede onder kinderen tegen te gaan en kinderen te helpen mee te doen aan maatschappelijke activiteiten. Hiervoor is er het jeugdfonds sport en cultuur.
Daarnaast is er de declaratieregeling voor gezinnen. Deze regeling draagt bij aan het kunnen meedoen in de samenleving. Hier zijn de uitgangspunten benoemd die voor de regelingen gelden.
Het jeugdfonds sport en cultuur is bedoeld voor sportactiviteiten en culturele activiteiten van kinderen in de leeftijd tot 18 jaar.
Het inkomen van de ouders van de kinderen moet lager zijn dan 120% van de bijstandsnorm.
6.5.2 Inhoud jeugdfonds sport en cultuur
De inwoner kan zich aanmelden voor het jeugdfonds via een digitaal aanmeldingsformulier op www.allekinderendoenmee.nl.
Om actief deel te kunnen nemen aan de samenleving is het belangrijk dat inwoners meedoen aan maatschappelijke activiteiten. Hieraan zijn meestal kosten verbonden. Inwoners met een laag inkomen kunnen een vergoeding krijgen om te sporten en om mee te doen aan bijvoorbeeld culturele en andere maatschappelijke activiteiten. Ook abonnementen op kranten, tijdschriften of internet kunnen worden vergoed maar ook schoolbijdragen.
De inwoner die geen goede financiële buffer heeft en een inkomen dat lager is dan 120% van de bijstandsnorm
kan via Ferm Werk een bijdrage krijgen voor de kosten van maatschappelijke activiteiten.
6.6.2 Maatschappelijke activiteiten
Voor inwoners met een laag inkomen heeft de gemeente de volgende voorzieningen:
6.7.1 Collectieve zorgverzekering
6.7.2 Bijdrage voor mensen met een chronische ziekte of beperking
De gemeente bekijkt elk jaar de hoogte van de bijdrage. Een eventuele aanpassing van de bijdrage gaat dan in per 1 januari van het jaar erna.
De gemeente heeft de taak om inwoners met schulden te helpen. Inwoners kunnen daarom de gemeente om hulp vragen bij het vinden van een oplossing voor hun schulden. Hieronder staan de belangrijkste uitgangspunten van de gemeente als inwoners om hulp vragen.
6.8.2 Aanbod schulddienstverlening
6.8.4 Beëindiging schulddienstverlening
De schulddienstverlening kan worden beëindigd als:
Hoofdstuk 7 De vorm van de hulp
De hulp die de inwoner krijgt is in principe ‘in natura’: de gemeente zorgt ervoor dat er hulp wordt ingezet en stemt de vorm ervan af op het doel van de hulp. Dat kan in de vorm van een dienst zijn (bijvoorbeeld hulp in de huishouding), maar het is ook mogelijk dat er een product wordt gegeven (bijvoorbeeld een rolstoel). In bepaalde gevallen kan de hulp in de vorm van geld worden gegeven (bijvoorbeeld een inkomenstoeslag) of als een persoonsgebonden budget (pgb). In dit hoofdstuk is geregeld op welke manier de inwoner de hulp krijgt en wanneer de inwoner een financiële bijdrage moet betalen voor Wmo-hulp.
[Jeugdwet, Wmo, PW, IOAW, IOAZ, Wgs, Gemeentewet]
[Jeugdwet, Wmo, PW, IOAW, IOAZ, Awb]
De inwoner die hulp krijgt, ontvangt de hulp in de vorm van geld, als dat in de wet of in deze verordening zo is bepaald. Hulp in de vorm van geld hoeft meestal niet terugbetaald te worden. Alleen als in de wet of in deze verordening anders is bepaald en dit aansluit bij de persoonlijke situatie van de inwoner, moet het geld wel worden terugbetaald.
De betaling wordt gedaan op het bankrekeningnummer dat de inwoner heeft doorgegeven, behalve als het doel van de betaling alleen maar op een andere manier kan worden bereikt. Dan kan het geld op een andere manier, in een andere vorm of aan een andere persoon worden betaald. Het kan bijvoorbeeld gaan om een betaling aan een aanbieder of een betaling in contant geld, als de inwoner geen bankrekening heeft.
1. De inwoner maakt een plan voor de besteding van het pgb. Dit is het pgb-plan. Hierin staat welke hulp de inwoner met het pgb wil betalen en door wie de hulp wordt gegeven. De gemeente moet het plan goedkeuren
en zal daarna het pgb vaststellen.
2. De gemeente baseert de maximale hoogte van het pgb op de kostprijs, waarvoor de gemeente de dienst of het product heeft ingekocht. Met deze kostprijs kan de inwoner veilige, doeltreffende en kwalitatief goede hulp inkopen.
3. De kostprijs mag niet hoger zijn dan wat gebruikelijk is voor die dienst of dat product. Er geldt wel een maximumbedrag. Dat is het laagste inkoopbedrag dat de gemeente zou betalen voor de hulp die nodig is (hulp in natura-tarief). Wanneer de offerte hoger is dan dit maximumbedrag, vergoedt de gemeente de meerprijs niet. Wil de inwoner luxere hulp inkopen dan nodig, vergoedt de gemeente niet meer dan het bedrag voor de goedkoopst passende beschikbare hulp in natura.
4. Gaat het om een product, dan houdt de gemeente bij de hoogte van het pgb rekening met een reële termijn voor de technische afschrijving en met de onderhouds- en verzekeringskosten.
5. Als hulp wordt gegeven door iemand uit het sociale netwerk of door een niet-professionele hulpverlener, dan is het pgb minimaal het wettelijk minimumuurloon, inclusief vakantietoeslag voor een persoon van 22 jaar of ouder met een 36-urige werkweek en maximaal het op basis van de Wlz geldende pgb tarief voor informele hulp. De gemeente betrekt bij de hoogte van het pgb de persoonlijke situatie van de inwoner en de werkervaring en deskundigheid van de hulpverlener.
6. Als hulp wordt gegeven door een professionele hulpverlener, die in dienst is van een aanbieder, die geen contract heeft met de gemeente, dan is het pgb maximaal het laagste inkoopbedrag dat de gemeente zou betalen aan een gecontracteerde aanbieder (hulp-in-natura tarief).
7. Als hulp wordt gegeven door een professionele hulpverlener, die geen personeel in dienst heeft, dan is het pgb maximaal 83% van het laatste inkoopbedrag dat de gemeente zou betalen aan een gecontracteerde aanbieder (hulp-in-natura).
7.3.3 Pgb bij hulp door personen uit het sociale netwerk
De gemeente kan aan de SVB vragen om de uitbetaling uit het pgb helemaal of gedeeltelijk uit te stellen totdat een besluit is genomen om het pgb weer voort te zetten of in te trekken. Dit kan de gemeente doen als er een vermoeden is dat:
1. De inwoner betaalt een bijdrage in de kosten van Wmo-hulp voor de volgende algemene voorzieningen:
a. Maaltijdvoorziening. De bijdrage is gelijk aan de prijs, die de leverancier van de maaltijdvoorziening aanhoudt.
b. Collectief vervoer via de regiotaxi. De bijdrage bestaat uit een opstaptarief en een tarief per zone. Dit tarief is gelijk aan het openbaar vervoer tarief.
c. Sociale alarmering. De bijdrage bestaat uit aansluitkosten en abonnementskosten. De bijdrage is gelijk aan het tarief, dat de leverancier hiervoor aanhoudt.
d. SWOM-auto. De bijdrage bestaat uit maandelijkse abonnementskosten en de ritbijdrage. Voor ritten binnen Montfoort of ritten naar het ziekenhuis geldt een vast tarief en voor ritten buiten Montfoort een tarief per kilometer.
Deze algemene voorzieningen vallen niet onder het abonnementstarief omdat er geen sprake is van een duurzame hulpverleningsrelatie.
De SWOM zorgt voor de inning van de bijdrage voor de algemene voorzieningen met uitzondering van de bijdrage voor het collectief vervoer via de regiotaxi. De taxivervoerder zorgt voor het innen van de bijdrage voor de regiotaxi.
2. De inwoner betaalt een bijdrage in de kosten, het abonnementstarief, voor Wmo-hulp, zolang de inwoner gebruik maakt van die hulp of voor de periode waarvoor een pgb is verstrekt. Gaat het om een product, dan betaalt de inwoner het abonnementstarief totdat de kostprijs is betaald. De inwoner betaalt het abonnementstarief per maand aan het Centraal Administratiekantoor (CAK). De hoogte van deze periodieke bijdrage is gelijk aan het bedrag dat maximaal betaald moet worden op grond van het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015.
3. De kostprijs van hulp in natura wordt bepaald door een aanbesteding, na consultatie in de markt of na overleg met de aanbieder.
4. De kostprijs van een pgb is gelijk aan het verstrekte bedrag.
5. Gaat het om de kosten van een woningaanpassing voor een minderjarige inwoner, dan betalen
a. de onderhoudsplichtige ouders, en
b. degene, die anders dan als ouder, samen met de ouder het gezag uitoefent over de minderjarige inwoner, het abonnementstarief.
6. De gemeente vraagt geen bijdrage voor een rolstoel.
Hoofdstuk 8 Afspraken tussen inwoner en gemeente
Dit hoofdstuk gaat over de manier waarop de gemeente en de inwoner met elkaar omgaan. Het gaat over de manier waarop de gemeente zich moet gedragen en wat er van de inwoner wordt verwacht. Als de inwoner rechten heeft, dan staan daar vaak plichten tegenover. Houdt de inwoner daar onvoldoende rekening mee, dan kan de gemeente de uitkering of voorziening beëindigen, terugvorderen of verlagen.
8.1 Hoe gaan we met elkaar om?
[Jeugdwet, Wmo, PW, IOAW, IOAZ, Wgs, Gemeentewet, Awb]
8.1.1 De rol van de gemeente/jeugdteam/sociaal team/Ferm Werk
De gemeente, Ferm Werk, het jeugdteam en het sociaal team sturen de inwoner een brief met daarin duidelijk vermeld wat zij gaan doen als reactie op het gedrag, wat dit precies betekent voor de inwoner en wat de inwoner daartegen kan doen. Ze maken de inwoner ook duidelijk op welke manier hij het gedrag kan aanpassen, zodat de relatie hersteld wordt en de gemeente, Ferm Werk, het jeugdteam en het sociaal team eventueel de hulp zal voortzetten (als die is stopgezet).
8.2 Afspraken en verplichtingen over uitkeringen 8.2.1 Afstemming op houding en gedrag van de inwoner
Ferm Werk verlaagt de uitkering van een inwoner die zich onacceptabel gedraagt tegenover personen en instanties die de Participatiewet, de IOAW en IOAZ uitvoeren.
8.3 Terugvorderen uitkering8.3.1 Terugvordering en incasso
8.4 Beëindigen en terugvorderen 8.4.1 Beëindiging hulp
[Jeugdwet, Wmo, PW, IOAW, IOAZ, Wgs, Gemeentewet]
[Jeugdwet, Wmo, PW, IOAW, IOAZ, Wgs, Gemeentewet]
De waarde van de hulp kan van de inwoner worden teruggevorderd vanaf het moment waarop is voldaan aan één of meer van de punten die genoemd worden in artikel 8.4.1.
Wmo-hulp kan alleen worden teruggevorderd als die hulp is beëindigd omdat de inwoner met opzet onjuiste of onvolledige gegevens aan de gemeente heeft verstrekt.
8.5 Hoe is de controle op het nakomen van afspraken?8.5.1 Controle
[Jeugdwet, Wmo, PW, IOAW, IOAZ]
[Jeugdwet, Wmo, PW, IOAW, IOAZ]
De gemeente en Ferm Werk stellen alles in het werk om fraude te voorkomen (preventie). Daarom informeren de gemeente en Ferm Werk de inwoner op een gepaste manier over rechten en plichten en over de gevolgen van misbruik en oneigenlijk gebruik van uitkeringen en hulp.
[Jeugdwet, Wmo, PW, IOAW, IOAZ, Awb]
De gemeente kan een of meer ambtenaren aanwijzen die de taak hebben erop toe te zien dat de wetten en de bijbehorende regels worden nageleefd.
Hoofdstuk 9 Inspraak en inwonerparticipatie
Het beleid dat de gemeente maakt en uitvoert is bedoeld voor de inwoners. Met de ervaringen van de inwoners kan de gemeente haar beleid als het nodig is aanpassen en verbeteren. In dit hoofdstuk is vastgelegd hoe inwoners hun invloed kunnen uitoefenen. Ook is geregeld dat er een cliëntenadviesraad is en is de taak van deze raad beschreven. Ten slotte is hier ook geregeld op welke manier inwoners met aanbieders kunnen overleggen over diensten en producten die bedoeld zijn voor de inwoners met een beperking.
[Jeugdwet, Wmo, PW, IOAW, IOAZ, Gemeentewet]
De gemeente kiest ervoor om inwoners inspraak te geven in de onderwerpen die in deze verordening worden geregeld. De regels van de Inspraakverordening gemeente Montfoort zijn daarop van toepassing, maar worden aangevuld met de regels in dit hoofdstuk. Inwoners kunnen inspraak hebben bij:
9.2 Hulp van de gemeente bij inspraak
[Jeugdwet, Wmo, PW, IOAW, IOAZ, Gemeentewet]
De gemeente zorgt voor goede inspraak en doet dat op de volgende manier:
[Jeugdwet, Wmo, PW, IOAW, IOAZ, Gemeentewet]
een afspiegeling vormen van de Montfoortse samenleving. In de themagroepen nemen ervaringsdeskundigen, voor wie deze verordening iets regelt, deel naast netwerkpartners met specifieke expertise en betrokkenheid. Het doel van de Adviesraad Sociaal Domein is dat inwoners en/of hun vertegenwoordigers, door het kenbaar maken van ervaringen, meningen en inzichten, in openheid en op basis van gelijkwaardigheid, vroegtijdig invloed uitoefenen op het beleid en de uitvoering hiervan door of namens de gemeente.
2. De Adviesraad Sociaal Domein bestaat uit 7 leden, waarbij het de voorkeur heeft dat deze leden in de gemeente Montfoort wonen.
9.4 Taken en bevoegdheden Adviesraad Sociaal Domein
[Jeugdwet, Wmo, PW, IOAW, IOAZ, Gemeentewet]
De gemeente betrekt de Adviesraad Sociaal Domein in een zo vroeg mogelijk stadium bij de ontwikkeling van nieuw beleid. De Adviesraad Sociaal Domein adviseert de gemeente uiterlijk 4 weken nadat de gemeente een adviesaanvraag bij de Adviesraad Sociaal Domein heeft ingediend. Deze termijn kan met maximaal 2 weken worden verlengd.
9.5 Budget, vergoeding en voorzieningen
[Jeugdwet, Wmo, PW, IOAW, IOAZ, Gemeentewet]
Hoofdstuk 10 Kritiek op de uitvoering
De gemeente probeert het beleid en de regels zo goed mogelijk uit te voeren. Toch is het mogelijk dat inwoners het niet eens zijn met de aanpak van de gemeente. In dit hoofdstuk staan enkele regels over de mogelijkheid om een klacht in te dienen, een vertrouwenspersoon te spreken of bezwaar te maken. Dit hoofdstuk sluit aan op de visie op klachtbehandeling van de Nationale ombudsman.
10.1 Doelen klacht- en bezwaarprocedure
10.2 Klachtenfunctionaris gemeente
10.3 Klachten over andere personen of organisaties
De inwoner die een klacht heeft over het gedrag van een persoon of organisatie die door de gemeente is gecontracteerd om namens de gemeente hulp te verlenen, moet zijn klacht eerst indienen bij die persoon of organisatie. Die persoon of organisatie moet een klachtenregeling hebben en deze met de gemeente hebben gedeeld.
De vertrouwenspersoon kan de jeugdige en/of zijn ouders op verzoek ondersteunen bij problemen, klachten en vragen in verband met de hulpverlening door het jeugdteam, de jeugdhulpaanbieder, de gecertificeerde instelling jeugdbescherming en jeugdreclassering en het advies- en meldpunt huiselijk geweld en kindermishandeling (Veilig Thuis).
Nadat de gemeente of Ferm Werk een bezwaarschrift heeft ontvangen, neemt een medewerker telefonisch contact op met de inwoner om het bezwaar te bespreken. De medewerker geeft uitleg over het besluit en informeert bij de inwoner naar argumenten, feiten en omstandigheden die van belang zijn voor de beoordeling van het bezwaar. Dit gesprek is gericht op verbetering van de besluitvorming door de gemeente of Ferm Werk en kan leiden tot een aanpassing van het besluit.
Hoofdstuk 11 Kwaliteit, inkoop en aanbesteding
De diensten en producten die de gemeente levert, moeten van goede kwaliteit zijn. Diensten moeten aansluiten bij de behoefte van de inwoner. Producten moeten degelijk zijn en goed bruikbaar voor de inwoner. De gemeente moet zich bij de inkoop van diensten en producten aan bepaalde regels houden. Dit hoofdstuk gaat over de kwaliteit, de inkoop en de aanbesteding van diensten en producten.
Hoofdstuk 12 Van oud naar nieuw
In dit hoofdstuk zijn de laatste bepalingen opgenomen. Hier wordt geregeld welke verordeningen vervangen worden door deze verordening en wanneer deze verordening ingaat. Hier is ook opgenomen dat de gemeente bepalingen uit deze verordening kan uitwerken of verder invullen, dat met regelmaat de werking van de verordening beoordeeld wordt, wat de officiële naam is van deze verordening en dat de gemeente van deze verordening kan afwijken als dit echt nodig is.
12.1 Werking van de verordening
De gemeente en Ferm Werk kunnen uitvoeringsregels maken over de onderwerpen die in deze verordening zijn geregeld. Deze uitvoeringsregels kunnen de vorm hebben van beleidsregels of van een nadere regeling. Beleidsregels geven aan hoe de gemeente of Ferm Werk met een bepaalde bevoegdheid omgaat. Met een nadere regeling worden bepaalde regels van de verordening verder uitgewerkt. Er staan in deze verordening geen bedragen maar wel een omschrijving van de totstandkoming van de bedragen. Op basis hiervan zijn de exacte bedragen opgenomen in een nadere regeling. De mogelijkheid om uitvoeringsregels te maken wordt begrensd door de wet.
12.3 Afwijken van de verordening (hardheidsclausule)
De gemeente kan afwijken van een bepaling uit deze verordening. Dit kan als toepassing van die bepaling volgens de gemeente een onredelijke uitkomst heeft voor de inwoner of voor een ander die direct bij het besluit betrokken is. Een uitkomst is in ieder geval onredelijk als de doelen van de in paragraaf 1.1 genoemde wetten of de doelen van deze verordening door het toepassen van de regels juist niet worden gehaald.
12.4 Intrekken oude verordeningen
De volgende verordeningen worden ingetrokken op de datum dat deze verordening ingaat:
Aldus besloten in de openbare vergadering van de raad, gehouden op 9 maart 2020
In deze verordening worden allerlei begrippen gebruikt. Deze begrippen hebben dezelfde betekenis als in de wetten waarop deze verordening is gebaseerd. Waarom deze begrippenlijst?
Aanbieder: de natuurlijke persoon of rechtspersoon die goederen of diensten levert op grond van een besluit van de gemeente.
Abonnementstarief: een vast tarief per maand dat betaald moet worden voor hulp die op grond van de Wmo wordt verstrekt.
Andere voorziening: een voorziening waarop de inwoner een beroep kan doen voor de hulp die hij nodig heeft. Het gaat om voorzieningen die buiten de regeling liggen van de aangevraagde voorziening of om voorzieningen die binnen het bereik van die regeling liggen, maar vrij toegankelijk zijn voor de inwoner. Dat kan bijvoorbeeld een andere uitkering zijn, een algemeen gebruikelijke, algemene of collectieve voorziening, of voorzieningen als alimentatie en toeslagen.
AOW-leeftijd: leeftijd waarop de AOW-uitkering ingaat.
Arbeidsinschakeling: aan het werk (kunnen) gaan.
Arbeidsverplichting: de verplichting om mee te werken aan de arbeidsinschakeling of het leveren van een tegenprestatie, als bedoeld in artikel 9 van de Participatiewet, artikel 37 van de IOAW en artikel 37 van de IOAZ.
Armoedeval: achteruitgang in inkomen als een uitkeringsgerechtigde een baan aanneemt op of rond het minimumloon. Dit komt door het wegvallen van tegemoetkomingen van de gemeente of van toeslagen zoals huurtoeslag en zorgtoeslag.
Beperking: de vermindering van mogelijkheden door een lichamelijke, verstandelijke, zintuiglijke, psychische of psychosociale handicap, waardoor een belemmering ontstaat in het sociaal-maatschappelijk functioneren.
Bijstandsnorm: de maximale hoogte van de bijstandsuitkering bedoeld in artikel 5, onderdeel c van de Participatiewet. De hoogte hangt af van de woon- en leefsituatie en de leeftijd van de inwoner.
Collectief taxivervoer: vervoer van deur tot deur, op afroep en met een deeltaxi (ook wel collectief vraagafhankelijk vervoer genoemd).
Declaratieregeling: regeling die is bedoeld om kosten van maatschappelijke activiteiten te vergoeden zodat inwoners met een laag inkomen hieraan kunnen deelnemen. Het gaat dan om kosten om te sporten en om mee te doen aan culturele en andere maatschappelijke activiteiten.
Duurzame hulpverleningsrelatie: er is sprake van een duurzame hulpverleningsrelatie als aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
- de inwoner ontvangt persoonlijke hulp van een hulpverlener; en
- de band tussen de inwoner en de hulpverlener moet blijven bestaan voor goede hulpverlening; en
- de inwoner maakt langdurig gebruik van de hulpverlening.
Effect: het resultaat of het doel.
Ferm Werk: organisatie die namens de gemeente Montfoort de gemeentelijke taken op het gebied van participatie, werk en inkomen uitvoert.
Financiële buffer: vermogen. Een goede financiële buffer is een vermogen op of boven de vermogensgrens bedoeld in artikel 34, lid 3 van de Participatiewet.
Fraude: het verstrekken van onjuiste en/of onvolledige gegevens, of het verzwijgen of niet (op tijd) verstrekken van gegevens. Het gaat om gegevens die nodig zijn om te bepalen of er recht op een uitkering of een voorziening is, en om de duur en hoogte van die uitkering of voorziening vast te stellen. Door fraude wordt een uitkering of voorziening helemaal of gedeeltelijk ten onrechte verstrekt.
Gebruikelijke hulp: de hulp die over het algemeen mag worden verwacht van de echtgenoot, ouders, inwonende kinderen of andere huisgenoten. Voor de Jeugdwet worden met ouders ook andere opvoeders en verzorgers bedoeld.
Gemeente: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Montfoort.
Gesprek: gesprek waarin de inwoner zijn hulpvraag, zijn persoonlijke situatie en het effect dat hij wil bereiken bespreekt.
Grote afstand tot de arbeidsmarkt: deelname aan de arbeidsmarkt is redelijkerwijs niet mogelijk binnen één jaar.
Hulp: ondersteuning bij de arbeidsinschakeling als bedoeld in artikel 7 van de Participatiewet, artikel 36 van de IOAW en artikel 36 van de IOAZ, bijstand als bedoeld in artikel 7 Participatiewet, een uitkering als bedoeld in artikel 5 IOAW en artikel 5 IOAZ, inkomensondersteuning op grond van artikel 147 Gemeentewet, maatschappelijke ondersteuning als bedoeld in artikel 1.1.1 van de Wmo, jeugdhulp als bedoeld in artikel 1.1 van de Jeugdwet, schulddienstverlening als bedoeld in artikel 1 van de Wgs.
De hulp bestaat uit een op de inwoner afgestemde voorziening.
Hulpvraag: de behoefte aan ondersteuning die de inwoner bij de melding heeft.
Inkomen: het inkomen, bedoeld in artikel 32, lid 1 van de Participatiewet.
Inkomensondersteuning: financiële ondersteuning die kan bestaan uit bijzondere bijstand, studietoeslag, individuele inkomenstoeslag of een vergoeding op basis van de declaratieregeling.
Inspraak: inspraak als bedoeld in artikel 150 van de Gemeentewet. Met inspraak wordt in artikel 10.1 van deze verordening ook bedoeld het recht om invloed uit te oefenen en over iets mee te beslissen.
Inwoner: de persoon die in de gemeente woont volgens de regels van het Burgerlijk Wetboek (titel 3, Boek 1 BW) en die daar rechtmatig verblijft. Gaat het om Wmo-hulp, dan betreft het de ingezetene van de gemeente als bedoeld in artikel 1.2.1 Wmo en de ingezetene van Nederland die zich bij de gemeente meldt voor maatschappelijke opvang of beschermd wonen. Gaat het om jeugdhulp, dan betreft het de jeugdige die zijn woonplaats heeft in de gemeente Montfoort en de ouder(s) van de jeugdige. Gaat het om schulddienstverlening, dan betreft het degene die in de basisregistratie personen van de gemeente als ingezetene is ingeschreven. Voor de toepassing van de hoofdstukken 9 en 11 wordt onder inwoner ook verstaan: de persoon die hulp van de gemeente heeft gehad maar zijn woonplaats niet meer daar heeft. Onder rechtmatig verblijf wordt verstaan: verblijf dat geen wettelijke belemmering oplevert voor hulp door de gemeente.
IOAW: Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers.
IOAZ: Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen.
Jeugdhulp: hulp als bedoeld in artikel 1.1 van de Jeugdwet.
Jeugdige: de minderjarige. Als het gaat om de Jeugdwet: de jeugdige, bedoeld in artikel 1.1 van de Jeugdwet.
Jeugdteam: het team dat namens de gemeente Montfoort uitvoering geeft aan het onderzoeken van meldingen van inwoners en het toeleiden naar passende jeugdhulp op grond van de Jeugdwet.
Kostendelersnorm: norm voor de hoogte van een uitkering volgens artikel 22a van de Participatiewet. Naarmate meer mensen in een huis wonen, ontvangt iedere afzonderlijke uitkeringsgerechtigde een lagere uitkering omdat meer mensen de kosten kunnen delen.
Levensonderhoud: de dagelijkse bestaanskosten, zoals kosten voor voeding, kleding, huur, energie, water en (zorg)verzekeringen.
Medewerker: de persoon die namens het college van burgemeester en wethouders of namens het dagelijks bestuur van Ferm Werk optreedt.
Ondersteuningsplan: een plan van aanpak dat de gemeente samen met de inwoner opstelt. Hierin staan de knelpunten die de inwoner in het maatschappelijk leven ervaart, de gewenste hulp en mogelijke oplossingen die de gemeente ziet.
Ouders: ouders, pleegouders, voogden of verzorgers van de jongere.
Persoonlijk plan: een plan van aanpak dat de inwoner opstelt, waarin de knelpunten staan die de inwoner ervaart en de gewenste hulp. Gaat het om jeugdhulp, dan wordt hieronder verstaan: een familiegroepsplan.
Persoonlijke situatie: alle omstandigheden, mogelijkheden en persoonskenmerken van de inwoner die van belang zijn, inclusief de behoefte van de inwoner en de godsdienstige en levensbeschouwelijke overtuiging.
Pgb-plan: een plan van aanpak dat de inwoner opstelt over de hulp die hij nodig heeft en die hij met het pgb wil inkopen. In het plan geeft de inwoner onder andere aan welke hulpverlener op welke manier en op welke momenten de noodzakelijke hulp gaat geven en hoe de kwaliteit en de voortgang van die hulp gewaarborgd worden.
Professionele hulpverlener: iemand die beroepsmatig hulp verleent en voldoet aan de eisen die daaraan gesteld zijn.
Programmabegroting: in de programmabegroting legt de gemeenteraad vast wat ze wil bereiken, hoe ze dit gaat realiseren en wat het gaat kosten. Het is een belangrijk sturingsinstrument van de gemeenteraad. Per programma worden de doelstellingen, beoogde effecten, activiteiten en prestaties en een overzicht van de baten en lasten weergegeven. De gemeenteraad stelt jaarlijks in november de programmabegroting voor het volgende jaar vast.
Samenwonen: een gezamenlijke huishouding voeren als bedoeld in artikel 3 van de Participatiewet.
Sociaal netwerk: huisgenoten of andere personen met wie de inwoner een sociale relatie onderhoudt (inclusief mantelzorgers).
Sociaal team: het team dat namens de gemeente Montfoort uitvoering geeft aan het onderzoeken van meldingen van inwoners en het toeleiden naar passende ondersteuning op grond van de Wmo.
Startkwalificatie: een startkwalificatie is een diploma van de havo, het vwo of het mbo niveau 2 of hoger.
Uitkering: de bijstandsuitkering, de IOAW- of de IOAZ-uitkering.
De bijstandsuitkering is de algemene bijstand voor levensonderhoud, bedoeld in artikel 5, onderdeel b van de Participatiewet. Gaat het om een jongere van 18 tot 21 jaar, dan wordt met bijstandsuitkering bedoeld: de algemene bijstand plus de aanvullende bijzondere bijstand op grond van artikel 12 van de Participatiewet.
Uitkeringsnorm: de maximale hoogte van een uitkering; dit is de bijstandsnorm uit de Participatiewet of de grondslag bedoeld in de IOAW of IOAZ. Gaat het om een jongere van 18 tot 21 jaar, dan wordt met uitkeringsnorm bedoeld: de bijstandsnorm plus de aanvullende bijzondere bijstand op grond van artikel 12 van de Participatiewet.
Vervoermiddel: een middel dat de inwoner kan gebruiken om zich te kunnen verplaatsen bijvoorbeeld een auto, (elektrische) fiets, scootmobiel.
Vrij toegankelijke hulp: hulp die beschikbaar is zonder verwijzing van een huisarts, medisch specialist, jeugdarts of besluit van de gemeente.
Wet: de Participatiewet, de IOAW, de IOAZ, de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening, de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015, de Jeugdwet, de Algemene wet bestuursrecht, de Gemeentewet.
Wgs: Wet gemeentelijke schuldhulpverlening.
Wmo: Wet maatschappelijke ondersteuning 2015.
Wmo-hulp: de maatschappelijke ondersteuning, bedoeld in artikel 1.1.1 van de Wmo.
WSNP-traject: WSNP staat voor de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen. De rechter bepaalt de toegang tot een WSNP-traject. Aan dit traject zijn strenge voorwaarden verbonden en er wordt een bewindvoerder toegewezen. Na afloop van het traject worden de schulden gesaneerd: er zijn dan geen schulden meer.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/gmb-2020-89784.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.