Gemeenteblad van Purmerend
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Purmerend | Gemeenteblad 2020, 88605 | Beleidsregels |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Purmerend | Gemeenteblad 2020, 88605 | Beleidsregels |
NOTA PARKEERNORMEN GEMEENTE PURMEREND 2016
1 Nota Parkeernormen Purmerend 2016 1
1.3.4 afwijken van de parkeeropgaaf 7
1.3.5 afwijken van de beleidsregels (Nota Parkeernormen) 9
Onderdeel A: Toetsingskader 12
Onderdeel B: Parkeerbehoefte 12
I Parkeernormen per functie 19
II Tabel aanwezigheidspercentages 23
III Tabel omrekenwaardes parkeervoorzieningen woningen 25
IV Tabel acceptabele loopafstanden 26
V Kaart parkeervergunninggebied 27
VI Stroomschema parkeertoets 28
VII Uitdraai rekentool parkeerbehoefte 29
VIII Voetgangersgebied binnenstad Purmerend 31
VIV Halen en brengen bij basisscholen en kinderdagverblijven 32
1. Nota Parkeernormen Purmerend 2016
Bij nieuwe ontwikkelingen dienen omwille van de leefbaarheid voldoende parkeerplekken gerealiseerd te worden. Als dat niet gebeurt, kan een ontwikkeling tot een parkeerprobleem in de buurt leiden. Om dit te voorkomen wordt voordat een omgevingsvergunning wordt verleend voor de realisatie van een bouwplan, het bouwplan o.a. getoetst aan een parkeernorm.
Met een parkeernorm wordt een objectieve berekening gemaakt van het aantal parkeerplaatsen bij een bepaalde functie van een te (ver)bouwen voorziening (woning, winkel, bedrijf, kantoor). Parkeernormen worden dan ook uitsluitend aangewend voor een nieuwe situatie en spelen dus geen rol in een bestaande situatie. Parkeernormen geven uitsluitend aan wat de theoretische parkeerbehoefte van een –nog te realiseren- bouwinitiatief zal zijn.
Onderhavige nota bespreekt welke parkeernorm en toepassingssystematiek gehanteerd worden bij de toetsing van de parkeeropgaaf van een bouwplan.
De doelstelling van deze nota is tweeledig. Allereerst is het doel van deze nota om de toepassing van de parkeernormen inzichtelijker te maken, zodat het voor burgers, bedrijven en ontwikkelaars duidelijk is welke normen gehanteerd worden bij een bouwaanvraag. Hiervoor wordt een handzaam stappenplan aangewend (zie hoofdstuk 2). Tevens is een digitale rekentool beschikbaar waarmee voorafgaand aan het indienen van een vergunningaanvraag de parkeerbehoefte van een bouwproject berekend kan worden.
Ten slotte is deze nota –rekening houdend met de nieuwe wetgeving- een juridisch noodzakelijk document omdat de Bouwverordening verdwijnt als toetsingsgrond. Het garanderen en afdwingen van voldoende parkeergelegenheid is een belangrijke stedenbouwkundige bepaling in de gemeentelijke bouwverordening, waaraan de aanvraag voor een omgevingsvergunning wordt getoetst (art.2.10 lid 1 onder b Wabo). De parkeernormen krijgen doorwerking naar concrete bouwplannen via artikel 2.5.30 in de bouwverordening. Dit artikel toetst of er bij een bouwplan op eigen terrein in voldoende parkeergelegenheid wordt voorzien.
Per 1 juli 2008 is de (nieuwe) Wet op de ruimtelijke ordening (Wro) van kracht geworden. Als gevolg van deze wet mag per 1 juli 2018 de bouwverordening geen eisen meer bevatten ten aanzien van parkeren. Een stedenbouwkundig voorschrift waaronder regels over de benodigde parkeerruimte van een bouwplan kan dan alleen opgenomen worden in het bestemmingsplan. De parkeerbehoefte van een bouwplan wordt dan uitsluitend getoetst aan het bestemmingsplan en niet meer aan de Bouwverordening.
Wanneer de parkeernormen worden opgenomen in afzonderlijke bestemmingsplannen betekent dit dat een wijziging van de parkeernormen of bij een ontheffing van deze normen dat het hele geldende bestemmingsplan gewijzigd moet worden. Dit is een langdurige procedure die vaak niet in verhouding staat tot de bouwaanvraag die aanleiding gaf tot de wijziging of ontheffing.
Logischer is om de parkeernormering en de bijbehorende toepassingssystematiek op te nemen in een aparte nota. Het per 1 november 2014 in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) opgenomen artikel 3.1.2 lid 2 onder a voorziet hierin. Het bepaalt: ‘Ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening kan een bestemmingsplan regels bevatten: a) waarvan de uitleg bij de uitoefening van een daarbij aangegeven bevoegdheid, afhankelijk wordt gesteld van beleidsregels. Het bestemmingsplan dient dan een kwalitatieve normstelling als ‘voldoende parkeergelegenheid’ te hanteren. Deze kwalitatieve normstelling wordt in de bestemmingsplanregels als ‘voorwaardelijke verplichting’ opgenomen. Wat voldoende parkeergelegenheid is staat vervolgens omschreven in een nota parkeernormen (=beleidsregels).
Op deze wijze zijn alle parkeernormen gebundeld in een document dat van toepassing is op de hele gemeente en kan deze nota in de toekomst eenvoudig en gelijktijdig geactualiseerd worden.
Op moment van schrijven van deze nota geldt echter een overgangstermijn. In de Reparatiewet BZK 2014 is een overgangstermijn opgenomen tot 1 juli 2018. Dat betekent dat voor bestemmingsplannen die voor 29 november 2014 zijn vastgesteld de Bouwverordening nog tot 1 juli 2018 kan worden toegepast. Voor bestemmingsplannen die na 29 november 2014 zijn vastgesteld geldt dat het bestemmingsplan concrete parkeernormen moet bevatten of een ‘voorwaardelijke verplichting’. Logischerwijs zal toetsing aan de Bouwverordening niet meer plaatsvinden wanneer onderhavige nota is vastgesteld.
Een parkeertoets wordt uitgevoerd ten behoeve van het verlenen van een omgevingsvergunning voor een bouwplan dat:
een functieverandering 1 behelst.
Een probleem kan zich voordoen als na het verlenen van een omgevingsvergunning het gebruik van het gebouw wijzigt en dit niet vergunningsplichtig is. De kans bestaat dat het nieuwe gebruik van het gebouw om andere parkeernormen vraagt. Er is dan geen juridische basis om deze nieuwe parkeernormen op te leggen.
In dergelijke situaties kan alleen het desbetreffende bestemmingsplan soelaas bieden. In een bestemmingsplan kan worden geregeld dat ook bij gebruiksverandering van bestaande gebouwen zonder dat een omgevingsvergunning nodig is sprake moet zijn van voldoende parkeergelegenheid. Hier kan dan op gehandhaafd worden2 .
De hoogte van de parkeernormen is bepaald op basis van:
Er bestaat geen landelijk voorgeschreven normering voor parkeerplaatsen. Wel zijn er richtlijnen voor het toepassen van parkeernormen, de Aanbevelingen Stedelijke Verkeers- en Vervoersvoorzieningen binnen de bebouwde kom (ASVV). Deze richtlijnen zijn ontwikkeld door het CROW (kennisplatform voor infrastructuur, verkeer, vervoer en openbare ruimte). De parkeernormen die de gemeente Purmerend toepast zijn gebaseerd op de meest recente parkeernormen van het CROW. Hierbij is de stedelijkheidsgraad van een stad en de locatie binnen de gemeente bepalend voor de vraag naar het aantal parkeerplaatsen. Op grond van het inwoneraantal wordt Purmerend door het CBS als ‘sterk stedelijk’ aangemerkt. Voorts wordt in de gemeente de volgende gebieden onderscheiden:
Afhankelijk van het gebied waar het bouwplan gerealiseerd wordt, hanteert het CROW een minimaal en maximaal kencijfer. De gemeente Purmerend gaat uit van het gemiddelde hiervan. Het gemiddelde van de CROW parkeerkencijfers is dan ook de parkeernorm die de gemeente hanteert per functie. Alle parkeerkencijfers bestaan uit een onderdeel vaste gebruikers en bezoekers3 . Deze ruimte is uitgedrukt in parkeerplaatsen per eenheid bij woning en of in een percentage van de totale parkeerbehoefte bij overige functies.
Alleen voor de categorie ‘wonen’ zijn niet de wooncategorieën met bijbehorende kencijfers van het CROW aangehouden. Het CROW past hier een aantal subcategorieën toe op basis van prijsklasse (bv koopappartement goedkoop, midden, duur). In de praktijk is dat lastig toe te passen omdat in de toetsingsfase van een project veelal de prijsklasse onbekend is. Om die reden is aan adviesbureau Goudappel gevraagd een nieuwe categorisering van woningen op basis van m2 te ontwikkelen. Dit heeft geresulteerd in een 6-tal handzame subcategorieën4 (zie bijlage I).
Naast deze parkeernormen zijn er andere aspecten en beleidsuitgangspunten die bepalend zijn voor de uiteindelijke parkeereis die aan het bouwplan toegekend worden (bv afwijkingsregelingen). Deze punten worden in de navolgende paragrafen toegelicht.
De gemeente Purmerend hanteert ten behoeve van de toetsing de volgende 10 beleidsuitgangspunten:
De parkeerbehoefte van het bouwinitiatief dient op eigen terrein gefaciliteerd te worden.
Met eigen terrein wordt bedoeld het gehele grondgebied of plangebied van het bouwinitiatief. Meestal gaat het dan om een bouwinitiatief op één perceel. Maar bij bijvoorbeeld nieuwbouwwijken wordt het hele plangebied als het ‘eigen terrein’ bedoeld. Dat betekent dat er ook in de nieuwe openbare ruimte geparkeerd mag worden. Dit mag echter geen negatief effect hebben op de bestaande openbare ruimte buiten het plangebied.
Initiatiefnemer is verantwoordelijk voor oplossen parkeerbehoefte.
Het uitgangspunt is dat een ontwikkeling geen extra druk op de parkeersituatie in de bestaande openbare ruimte legt. De initiatiefnemer is dus verantwoordelijk voor het realiseren van voldoende parkeervoorzieningen. Deze eigen parkeervoorziening geeft de ontwikkeling een toegevoegde waarde. Dit betekent ook dat alle kosten voor rekening van de ontwikkelende partij komen. Dit geldt ook voor de kosten van voorbereidende parkeeronderzoeken. In het voetgangersgebied en in het parkeervergunninggebied geldt o.a. vanwege de regulerende werking van het betaald parkeren een ander principe (zie punt 7 en de Nulvergunningenregeling).
In geval van sloop wordt de parkeereis voor het hele project opnieuw berekend (salderen5 wordt niet toegepast).
Wanneer een pand wordt gesloopt en hier opnieuw wordt gebouwd is er sprake van een nieuwe ruimtelijke ontwikkeling. Dat betekent dat voor de gehele (nieuwe) functie de parkeernormen uit de Nota Parkeernormen gelden.
Bezoekersparkeren openbaar toegankelijk
In de norm is ruimte voor bezoekers opgenomen. Deze ruimte is uitgedrukt in parkeerplaatsen per eenheid of percentage van het totaal. De parkeerruimte voor bezoekers moet openbaar toegankelijk zijn. In de praktijk blijkt de openbaarheid van bezoekersparkeren bij appartementencomplexen vaak een probleem. Er wordt bijvoorbeeld een private parkeergarage onder het complex gerealiseerd. Bewoners krijgen via een pasje toegang tot deze garage. Maar bezoekers kunnen niet in deze garage komen, waardoor het bezoekersparkeren een extra druk op de openbare ruimte oplevert6 . Het bezoekersparkeren moet daarom via openbaar toegankelijke parkeerplekken opgelost worden. Onder openbaar toegankelijk wordt verstaan dat een automobilist de betreffende parkeergelegenheid via de openbare weg kan bereiken zonder dat een barrière genomen moet worden (denk hierbij aan een dichte poort of een slagboom met pasjessysteem zonder receptie). Een bedrijfspand met een hekwerk erom heen met een poort die gedurende werktijden open is, of een slagboom die via de intercom te bedienen is voldoet hier wel weer aan.
Dubbel gebruik parkeerplaatsen
Er wordt rekening gehouden met dubbel gebruik van parkeerplaatsen. Onder dubbel of meervoudig gebruik wordt verstaan dat meerdere functies op verschillende momenten gebruik kunnen maken van dezelfde parkeerplaatsen. Bij woningen is de behoefte aan parkeercapaciteit bijvoorbeeld ’s avonds en ’s nachts het grootst; bij een bedrijf of kantoor zal die behoefte vooral overdag zijn. Deze functies zouden dus prima gebruik kunnen maken van dezelfde parkeerplaatsen. Ook bij uitsluitend de functie wonen wordt meervoudig gebruik toegepast tussen de bewoners (vaste deel) en het bezoek. Ter illustratie de parkeernorm van een eengezinswoning van 120 m2 ‘rest bebouwde kom’ is 1,7 Deze norm bestaat uit een bezoekersdeel (doorgaans 0,3 per woning) en een gebruikersdeel (bewoner) van 1,4 . In de tabel uit bijlage II wordt aan de hand van aanwezigheidspercentages van het CROW berekend op welke maatgevende momenten van een functie de parkeerbehoefte het grootst is.
Pand met meerdere functies is de dominante functie bepalend.
Het komt geregeld voor dat één pand meerdere functies in zich herbergt. Zo is in een tuincentrum niet zelden horeca gevestigd. Voor het bepalen van de parkeerbehoefte is de dominante functie bepalend. Alleen als de functies ongeveer gelijkwaardig zijn, dan dient de parkeerbehoefte te worden berekend naar evenredigheid van de functionaliteiten. Dit is bijvoorbeeld het geval bij een dealerbedrijf, de ‘showroom’ en ‘werkplaats’ zijn vaak even sterk aanwezig.
Indien in het bestemmingsplan is opgenomen dat een woning (deels) gebruikt mag worden als bedrijfsruimte, dan wordt de parkeernorm voor woningen gehanteerd (o.b.v. totale oppervlakte) en wordt geen extra parkeereis voor het werkgedeelte opgelegd.
In het voetgangersgebied geldt geen parkeereis.
Voor bouwplannen die gerealiseerd worden in het voetgangersgebied geldt dat zij in principe niet aan de parkeereis kunnen voldoen omdat er eenvoudigweg geen ruimte beschikbaar is om parkeren te faciliteren. Het is immers een voetgangersgebied waar motorvoertuigen niet mogen komen. Voorts ligt het voetgangersgebied in parkeergereguleerd gebied. Bewoners en bedrijven kunnen in aanmerking komen voor een parkeervergunning. Indien de parkeervraag groter wordt dan de beschikbare plekken kan een wachtlijst voor parkeervergunningen ingesteld worden. Voor bouwplannen die in het voetgangersgebied worden gerealiseerd wordt dan ook akkoord gegeven op het onderdeel parkeren. In bijlage VIV is een kaart geplaatst van het voetgangersgebied. Een pand valt binnen het voetgangersgebied wanneer dit pand met een motorvoertuig uitsluitend via het voetgangersgebied bereikt kan worden.
Uitvoeringseisen parkeervakken
Om parkeervoorzieningen goed te kunnen gebruiken dienen deze aan bepaalde maten te voldoen. De maatvoering wordt getoetst aan de hand van vigerende landelijke richtlijnen van het CROW. Parkeervoorzieningen zijn in beginsel opgebouwd uit twee elementen:
De breedte van parkeerstroken langs erftoegangswegen is minimaal 2,00 meter en langs gebiedsontsluitingswegen minimaal 2,20 meter. Beide dienen een minimale lengte te hebben van 5,50 meter. De breedte en lengte van een haaks parkeervak is minimaal 2,5 meter bij 5 meter.
De ontsluiting van de parkeervakken dient te voldoen aan de richtlijnen zoals beschreven in het vigerende ASVV van het CROW. Hierin staat de minimale maatvoering van de parkeerweg beschreven die nodig is om de parkeerplaats te kunnen bereiken.
Tot slot dient rekening gehouden te worden met de eisen voor gehandicaptenparkeerplaatsen conform het vigerende ASVV van het CROW.
Halen en brengen bij basisscholen en kinderdagverblijven
De berekening van de parkeervraag rondom schoolgebouwen is complexer vergeleken met een woningbouwproject. Niet alleen moet het personeel van de school hun auto parkeren, ook voor het halen en brengen van de kinderen worden parkeervoorzieningen gerealiseerd. Het brengen en halen van de kinderen leidt tot een specifieke parkeervraag. Voor het bepalen van de parkeerbehoefte voor het personeel van de school hanteert de gemeente Purmerend de parkeernormen zoals opgenomen in bijlage I. Verder heeft het CROW een systematiek ontwikkeld om de parkeerbehoefte van het halen en brengen te berekenen. Deze systematiek is vorm gegeven in de CROW rekentool ‘halen en brengen bij basisscholen en kinderdagverblijven’ die de gemeente hanteert. Deze rekentool stelt het CROW beschikbaar via hun website. In de CROW publicatie 1827 wordt de systematiek toegelicht (zie ook bijlage VIV). Let wel de rekentool houdt rekening met meer factoren en is daarom nauwkeuriger. De uitkomst van de rekentool is dan ook leidend.
1.3.4 Afwijken van de parkeeropgaaf
Rekening houdend met parkeerkencijfers van het CROW (par. 1.3.2) en de gemeentelijke beleidsuitgangspunten (par. 1.3.3) wordt een parkeerbehoefte van een bouwplan berekend. Echter, kan in een aantal gevallen hiervan afgeweken worden. De regels rondom het afwijken verschillen per gebiedsprofiel. De gemeente Purmerend hanteert de volgende 4 afwijkingsmogelijkheden:
kleine bouwinitiatieven incl. bezoek: ≤ 3 gebruikersdeel & ≤ 10 bezoekersdeel |
Parkeergereguleerde gebieden (betaald parkeren, blauwe zone) |
|
1. Afwijken bij kleine bouwinitiatieven
Voor kleine bouwontwikkelingen in Purmerend kan, indien aan de voorwaarden wordt voldaan, worden afgeweken van de parkeereis. Bij kleine ontwikkelingen is er in de regel een marginaal effect op een toename van de parkeerdruk in de omgeving. Onder kleine bouwontwikkelingen wordt in dit kader verstaan: Ontwikkelingen met een (toename van de) parkeerbehoefte van maximaal 3,0 parkeerplaatsen8 .
Indien de toename van de parkeerbehoefte bij een bouwontwikkeling niet meer dan 3,0 parkeerplaatsen bedraagt, kan worden afgeweken van de parkeereis. Dit geldt ongeacht de locatie van de ontwikkeling.
Let wel deze afwijkingsregeling (ook afwijkingsregeling 2) is bedoeld om doorgang te verlenen aan kleine bouwinitiatieven omdat zij relatief weinig effect hebben op de parkeerdruk in de omgeving. Deze vrijstellingsregeling wordt dan ook alleen toegepast als de totale parkeerbehoefte 3 of kleiner dan 3 is.
Ter illustratie: een bouwinitiatief heeft een parkeereis van 10 parkeerplaatsen dan betekent dit niet dat hier 3 parkeerplaatsen van afgetrokken mogen worden. Voor een dergelijk bouwplan dienen 10 plekken gerealiseerd te worden en niet 7! Deze vrijstellingsregeling is dan ook niet van toepassing op dit bouwinitiatief.
2. Afwijken bij kleine bouwinitiatieven bezoekersdeel
De parkeerbehoefte is opgebouwd uit een aandeel vaste gebruikers en een aandeel bezoekers. Met de parkeerbehoefte van bezoekers is eenvoudig dubbelgebruik te realiseren (goed onderling uitwisselbaar).
Zoals hierboven aangegeven geldt voor het gebruikersdeel dat als conform de (minimum) parkeernorm de benodigde (extra) parkeercapaciteit voor de vaste gebruikers van de parkeervraag niet meer dan 3 parkeerplaatsen bedraagt, dan mag voor het vaste gebruikersdeel van de parkeerbehoefte worden afgeweken van de parkeereis.
Voor het bezoekersdeel van de parkeernorm geldt dat een beroep gedaan kan worden op de beschikbare publieke parkeergereguleerde parkeervoorzieningen (betaalde parkeerplaatsen of blauwe zone). Als conform de parkeernorm de benodigde parkeercapaciteit voor het bezoekersgedeelte van de parkeervraag niet meer dan 10 parkeerplaatsen bedraagt, dan mag voor het bezoekersdeel van de parkeerbehoefte worden afgeweken van de parkeereis.
Ook voor deze regeling geldt dat de totale parkeerbehoefte niet meer dan 3 (vast gebruikersdeel) en niet meer dan 10 bezoekersdeel mag zijn. Bijvoorbeeld in het centrum wordt een winkel gebouwd van 500 m2 bvo. Voor het gebruikersdeel geldt een parkeernorm van 1,52 parkeerplaats per medewerker. Voor het bezoekersdeel geldt een parkeernorm van 17,48 parkeerplaatsen. De vrijstellingsregeling is dan ook NIET van toepassing omdat dit bouwplan meer dan 10 bezoekersparkeerplaatsen vereist.
Voor ontwikkelingen in het deelgebied “rest bebouwde kom” is het mogelijk om parkeergelegenheid in de openbare ruimte te gebruiken voor het deel van de parkeereis waarvoor de oplossing niet op eigen terrein past.
Voorwaarde hierbij is dat die parkeerruimte aanwezig is op de voor de functie relevante momenten, en dat de bezettingsgraad in de nabije omgeving – inclusief de toename ten gevolge van het bouwplan - niet boven de 85% uitkomt. Dit dient onderzocht te worden door het uitzetten van een parkeeronderzoek. De indiener van het bouwplan dient dit parkeeronderzoek uit te laten voeren bij een gerenommeerd verkeersonderzoeksbureau. Bij het bepalen van de grootte van het onderzoeksgebied dient rekening gehouden te worden met de acceptabele loopafstanden, aangegeven in tabel 3 (zie bijlage IV). Voorts is het van belang dat op de juiste tijdstippen gemeten wordt. De functie(s) van het bouwplan zijn bepalend voor de tijdstippen waarop het beste gemeten kan worden. In bijlage II staan de dagdelen vermeld waarop een functie de hoogste parkeerbehoefte genereert. Omdat bij deze tabel geen concrete tijdstippen zijn gemeld kan globaal de volgende richtlijnen aangehouden worden:
Om een goed beeld te krijgen van de parkeersituatie in een gebied dienen er minimaal twee metingen op verschillende dagen uitgevoerd te worden.
De nulvergunningregeling is bedoeld voor de ontwikkeling van functies in een parkeervergunninggebied, waarbij niet (volledig) wordt voorzien in de parkeerbehoefte op eigen terrein. De regeling houdt in dat als bij een nieuwe ontwikkeling niet (volledig) in de parkeerbehoefte voor eigen gebruik wordt voorzien, er géén aanspraak kan worden gemaakt op parkeervergunningen voor straatparkeren. Hierdoor wordt de omgeving van de bouwontwikkeling beschermd tegen een extra parkeerdruk.
De ontwikkelaar heeft dan ook de informatieplicht deze voorwaarde mee te delen aan het toekomstige huurders/kopers opdat zij een degelijke beslissing kunnen nemen.
Om te voorkomen dat functies die beschikken over eigen parkeergelegenheid in geval van parkeerregulering aanspraak kunnen maken op parkeervergunningen voor op straat, houdt de gemeente een ‘nulvergunningenoverzicht’ bij. Het doel van dit overzicht is dat wordt voorkomen dat vaste gebruikers en/of bezoekers van dergelijke functies parkeren in het openbare gebied dat primair voor anderen bestemd is.
Het verlenen van parkeervergunningen aan functies die op dit nulvergunningenoverzicht staan is daarmee uitgesloten of beperkt. Het overzicht is opgenomen in het ‘Uitvoeringsbesluit Parkeerverordening’ en is te raadplegen via de website van de gemeente of overheid.nl
1.3.5 Afwijken van de beleidsregels (Nota Parkeernormen)
Als men niet voldoet aan de parkeereis en dus ook niet in aanmerking komt voor een vrijstellingsregeling dan wordt geen akkoord gegeven op het onderdeel ‘parkeren’ van het bouwplan en wordt aldus niet meegewerkt aan het verlenen van een omgevingsvergunning.
Echter, in uitzonderlijke gevallen waarbij andere belangen zwaarder wegen dan het verkeerskundig belang kan op grond van artikel 4:84 Awb afgeweken worden van de beleidsregels. Het desbetreffende artikel stelt:
Het college is bevoegd in uitzonderlijke gevallen af te wijken van de beleidsregels die in onderhavig document zijn opgenomen. In een dergelijk geval zal het college hierover een besluit moeten nemen.
Om de parkeeropgaaf van een bouwplan te berekenen is een flink aantal factoren van belang. Vooral in het geval van een functieverandering zijn er verschillende aspecten waarmee rekening gehouden moeten worden in de berekening. Om deze berekening te vereenvoudigen is de parkeertoets in een stappenplan omschreven. Dit stappenplan is weergegeven in hoofdstuk 2. In dit hoofdstuk wordt per stap uitgelegd hoe men tot de uiteindelijke parkeereis van een bouwplan komt.
Zoals aangegeven is er gelijktijdig met deze nota een rekentool ontwikkeld waarmee vrij eenvoudig de parkeereis berekend kan worden. Deze rekentool wordt na vaststelling van onderhavig document op de gemeentelijke website beschikbaar gesteld voor een ieder die een parkeereis voor een bouwplan in de gemeente Purmerend wil berekenen (zie bijlage VII voor uitdraai rekentool).
Voorts zijn in de bijlagen verschillende naslagwerken geplaatst. Zo zijn in bijlage I de parkeernormen per functie weergegeven. Bijlage II bevat een tabel met aanwezigheidspercentages die relevant is voor stap 6 (bouwinitiatief met meerdere functies) uit het stappenplan. Bijlage III bevat een tabel met omrekenwaardes voor parkeervoorzieningen bij woningen die relevant is voor de berekening in stap 8 en stap 12. Verder is in bijlage IV een tabel met acceptabele loopafstanden weergegeven die relevant is voor stap 12. Deze drie tabellen zijn overgenomen uit de CROW publicatie 317.
In bijlage V is een kaart van het parkeervergunninggebied geplaatst wat relevant is voor de beantwoording van stap 11 en stap 13 uit het stappenplan. Let wel dit is de situatie per 2016. Indien in het parkeervergunninggebied in de toekomst uitgebreid te worden, dient logischerwijs van die situatie bij de toetsing uitgegaan te worden. De toetsing van de parkeeropgaaf is in bijlage VI in een stroomschema gevisualiseerd. Ter illustratie is vervolgens in bijlage VII een uitdraai geplaatst van de uitkomst van de parkeertoets met behulp van de rekentool. Bijlage VIII visualiseert het voetgangersgebied van de binnenstad van Purmerend. Tot slot is in bijlage VIV een tekstdeel van de CROWpublicatie 182 inzake het halen en brengen van kinderen bij basisscholen en kinderdagverblijven geplaatst.
Met behulp van het stappenplan in dit hoofdstuk kan de parkeeropgaaf van een bouwplan worden berekend. Hierdoor is rekening gehouden met de behoefte van de vergunningaanvrager om zelf –eventueel voorafgaand aan de officiële aanvraag- de parkeerbehoefte van zijn bouwplan te berekenen. In bijlage VI is een stroomschema geplaatst waarin het gehele proces gevisualiseerd wordt.
Om tot de parkeerbehoefte van een bouwinitiatief te komen dienen de volgende onderdelen met bijbehorend stappen doorlopen te worden:
Per stap wordt nauwgezet uitgelegd wat gedaan moet worden om tot de uiteindelijke parkeereis te komen. Een eventuele toelichting is onderaan de stap geplaatst. Voorts zijn in de bijlagen vier tabellen geplaatst die als hulpmiddel dienen voor een aantal berekeningen.
Wanneer een bouwplan wordt ingediend wordt allereerst gekeken of het bestemmingsplan parkeernormen hanteert voor de desbetreffende locatie. Deze parkeernormen zijn leidend. Indien het bestemmingsplan geen concrete parkeernormen noemt zijn onderhavige beleidsregels van toepassing.
toetsingskader voor het bouwplan is het bestemmingsplan. Raadpleeg het vigerende bestemmingsplan. |
|
toetsingskader voor het bouwplan is onderhavig beleidsdocument (Nota Parkeernormen). Ga naar stap 2. |
De parkeerbehoefte wordt bepaald met behulp van geldende parkeernormen. Voor bouwplannen waarvan het toetsingskader onderhavig document is, gelden de normen die in bijlage I zijn aangegeven. Voor bouwplannen waarvan het toetsingskader het bestemmingsplan is, wordt verwezen naar de norm die in dat desbetreffende bestemmingsplan staat vermeld. Het vigerende bestemmingsplan kan geraadpleegd worden op de gemeentelijke website.
De gebieden staan in onderstaand kaartje afgebeeld.
Kaart 1: gebieden parkeernormen
De functies zijn onderverdeeld in de volgende categorieën:
In bijlage I staan alle functies met bijhorende normen weergegeven
Stap 5: Bepaal de parkeerbehoefte door de parkeernorm behorende tot de functie te vermenigvuldigen met de omvang van de functie(s). |
Bijvoorbeeld de eenheid waarmee gerekend wordt om de parkeerbehoefte voor de functie ‘gezondheidscentrum’ te berekenen is ‘behandelkamer’. Indien in het gebied ‘rest bebouwde kom’ een gezondheidscentrum gerealiseerd wordt bestaande uit 5 behandelkamers, zal de volgende berekening worden gemaakt:
5 (aantal behandelkamers) X 2,15 (parkeernorm): 11 (afgerond) benodigde parkeerplaatsen voor dit gezondheidscentrum.
Bereken voor de ‘oude’ functie de parkeernorm en trekt dit aantal af van de parkeerbehoefte van de nieuwe functie (zogeheten ‘salderen’). |
|
Een functiewijziging is als een bestaand gebouw een andere functie krijgt. Bijvoorbeeld een voormalig schoolgebouw (functie: school) wordt verbouwd tot een appartementencomplex (functiewijziging: school » woningen)
Bij een verandering van functie hoeft alleen de extra parkeerbehoefte opgevangen te worden. Hiervoor geldt de volgende berekeningswijze:
Aantal te realiseren parkeerplaatsen = (parkeerbehoefte op basis van nieuwe functie) minus (parkeerbehoefte van oude functie). |
Omdat het berekende (theoretische) saldo wordt bepaald, wordt dit ook wel ‘salderen’ genoemd. Let wel: het gaat hier om de parkeerbehoefte berekend op basis van de vigerende parkeernormen, ook voor wat betreft de parkeerbehoefte van de oude functie.
Wanneer een pand wordt gesloopt en opnieuw wordt opgebouwd is er sprake van een nieuwe ruimtelijke ontwikkeling. Dit betekent dat voor de gehele (nieuwe) functie de parkeernormen uit deze nota gelden.
Een gebouw met functie X krijgt functie Y. Op basis van de vigerende parkeernormen zou het gebouw met functie X moeten beschikken over 10 parkeerplaatsen en met functie Y over 20. De functieverandering leidt ertoe dat er 20 – 10 = 10 extra parkeerplaatsen moeten worden gerealiseerd.
Ga uit van berekeningsaantallen genoemd in tabel 2 ‘omrekenwaardes parkeervoorzieningen bij woningen’ (bijlage III). |
|
Bijvoorbeeld voor een huisartsenpraktijk met 5 behandelkamers in ‘rest binnenstad’ geldt de volgende norm: 2,05. Hier volgt de volgende rekensom uit: 5 behandelkamers X 2,05: 10,25 parkeerplaatsen. De totale parkeerbehoefte is dan ook 11 parkeerplaatsen.
Er hoeven geen parkeerplaatsen gerealiseerd te worden ten behoeve van dit bouwplan. Er kan akkoord gegeven worden op het onderdeel ‘parkeren’ van het bouwplan. |
|
Bij een positieve beantwoording kan de vrijstellingsregeling ‘kleine bouwinitiatieven’ toegepast worden. De toepassingsgebieden voor deze regeling zijn: ‘Rest binnenstad’, ‘schil’ en ‘rest bebouwde kom’.
Er hoeven geen parkeerplaatsen gerealiseerd te worden ten behoeve van dit bouwplan. Er kan akkoord gegeven worden op het onderdeel ‘parkeren’ van het bouwplan. |
|
Bij een positieve beantwoording kan de vrijstellingsregeling ‘kleine bouwinitiatieven incl. bezoek’ toegepast worden. Het toepassingsgebied voor deze regeling is uitsluitend de gebieden waar parkeerregulering geldt (betaalde parkeerplaatsen en blauwe zone).
Twee rekenvoorbeelden bezoekersdeel parkeernorm:
De parkeernorm voor een buurtsupermarkt in gebied ‘rest binnenstad’ is 1.9 per 100m2 bvo . Voor een buurtsupermarkt van 500 m2 bvo geldt: 1,9 X 5= 9.5 parkeerplaatsen. Van die 9,5 geldt dat 89% het aandeel bezoek is. Dat wil zeggen 8,5 parkeerplaats voor bezoek en 1 parkeerplaats voor vast gebruik.
Voor de functie ‘woning>150m2 niet gestapeld/woning >120m2 gestapeld’ geldt in het gebied ’schil’ een parkeernorm van 1.6 parkeerplaats per woning. Deze norm bestaat uit een aandeel bezoek en een aandeel vast gebruik. In dit voorbeeld geldt voor de parkeernorm van 1,6 dat 1,3 parkeerplaats door de bewoner zelf wordt gebruikt (=vast gebruik) en 0,3 parkeerplaats door zijn bezoek (zie bijlage I).
Het uitgangspunt is dat de initiatiefnemer de parkeereis (op eigen terrein) realiseert. Afwijken van de parkeereis kan alleen indien de initiatiefnemer aantoont dat de parkeereis niet (volledig) op eigen terrein kan worden opgelost. Indien realisatie van de benodigde parkeerplaatsen op eigen terrein niet mogelijk is, wordt beoordeeld of een aanpassing van het bouwplan of mogelijk andere oplossingen kunnen leiden tot het wel voldoen aan de parkeereis. Indien bij een bouwontwikkeling wordt afgeweken van de parkeereis dan kan geen exclusief gebruikersrecht op openbare parkeerplaatsen worden gevestigd.
Stap 12: Wordt de parkeerbehoefte -volgens de richtlijnen-op eigen terrein gefaciliteerd? 9 |
Er kan akkoord gegeven worden op het onderdeel ‘parkeren’ van het bouwplan. |
|
Houd bij parkeren op eigen terrein rekening met de volgende punten: |
Stap 13: Bevindt het bouwplan zich in een parkeergereguleerd gebied waarvoor parkeervergunningen worden verstrekt? |
Bij een positieve beantwoording kan de nulvergunningenregeling toegepast worden. Deze regeling kan alleen toegepast worden in parkeergereguleerd gebied waar bewoners/bedrijven parkeervergunningen krijgen. Zie in bijlage V een kaart van de parkeervergunninggebieden.
Bij een positieve beantwoording kan de restcapaciteitsregeling toegepast worden. Deze regeling geldt alleen in het deelgebied ‘rest bebouwde kom’. Hiervoor dient de ontwikkelaar een parkeerdrukonderzoek te laten uitvoeren door een gerenommeerd onderzoeksbureau. Indien de bezettingsgraad in de nabije omgeving – inclusief de toename ten gevolge van het bouwplan - niet boven de 85% uitkomt, kan afgeweken worden van de parkeereis.
Uitgangspunten voor het parkeeronderzoek zijn:
Stap 15: Wordt de parkeerbehoefte op een alternatieve parkeervoorziening op loopafstand gefaciliteerd? |
Een alternatieve parkeervoorziening is bijvoorbeeld het huren of kopen van parkeerruimte elders of het realiseren hiervan. Parkeerplaatsen in de openbare ruimte worden niet beschouwd als alternatieve parkeervoorziening. Met de openbare ruimte wordt de ruimte op openbare parkeerterreinen, in openbare parkeergarages zonder abonnement en op straat bedoeld. De alternatieve parkeerruimte moet zich wel op acceptabele loopafstand bevinden. Voor het bepalen van een acceptabele loopafstand wordt uitgegaan van tabel 3 (zie bijlage IV).
Wat een goed alternatief is wordt beslist door de gemeente. Hierbij kijkt de gemeente onder meer naar de bedrijfszekerheid van de aanvrager en naar de periode waarvoor de alternatieve parkeerruimte beschikbaar is (contractvormen).
Aldus vastgesteld in de openbare vergadering d.d. 26 mei 2016
de griffier,
J.F.Kamminga
de voorzitter,
D.Bijl
BIJLAGE II: Tabel aanwezigheidspercentages per functie en tijdsperiode
Indien er meerdere functies gerealiseerd worden, kan rekening worden gehouden met dubbelgebruik, waardoor een realistisch beeld van de parkeerbehoefte op de verschillende tijdstippen ontstaat. Een parkeerplaats bij woningen kan bijvoorbeeld overdag gebruikt worden door werknemers van een nabij gelegen kantoor. Hiervoor wordt gebruik gemaakt van de aanwezigheidspercentages zoals opgenomen in onderstaande tabel 1. Deze gegevens zijn overgenomen uit de CROW publicatie 317.
Van dubbelgebruik van parkeerplaatsen is alleen sprake als de parkeerplaatsen toegankelijk zijn voor de beoogde functies. Ter verduidelijking, een oprit bij een woning wordt niet meegeteld bij de bepaling van het dubbelgebruik. Wanneer parkeerplaatsen op bepaalde tijden worden afgesloten dient dit eveneens in de berekening te worden meegenomen.
Tabel 1 : aanwezigheidspercentage per functie en tijdsperiode (BRON: CROW- publicatie 317 ‘Kencijfers parkeren en verkeersgeneratie’ (2012))
In stap 5 is de parkeerbehoefte berekend per functie. Vervolgens dient voor iedere functie en alle periodes (overdag, middag etc.) het noodzakelijk aantal parkeerplaatsen berekend te worden. De periode waarop de gezamenlijke vraag het hoogst is, is de maatgevende periode. Denk hierbij aan de koopavond waarbij èn de winkels open zijn èn de bewoners voor een belangrijk deel thuis zijn.
Rekenvoorbeeld met aanwezigheidspercentages:
Een ontwikkelaar wil een nieuw kantoor realiseren met 50 parkeerplaatsen. Voor woningen in de directe nabijheid van het kantoor heeft de ontwikkelaar ook 50 parkeerplaatsen nodig. Na de aanleg van de 50 parkeerplaatsen voor het kantoor, kan de projectontwikkelaar voor de woningen volstaan met 60% (werkdag middag) van 50 parkeerplaatsen, oftewel 30 parkeerplaatsen. In totaal hoeft de ontwikkelaar niet 100 parkeerplaatsen, maar 80 parkeerplaatsen te realiseren.
BIJLAGE III: Tabel omrekenwaardes parkeervoorzieningen woningen
Bij woningprojecten worden parkeerplaatsen vaak in de vorm van een oprit of garage gerealiseerd. In de praktijk blijkt echter dat deze voorzieningen niet altijd worden gebruikt voor het parkeren van het voertuig. Bij de toetsing wordt dit meegenomen. Hiervoor hanteert de gemeente Purmerend enkele rekenwaardes conform landelijke richtlijnen van het CROW. Deze zijn opgenomen in onderstaande tabel 2. Deze rekenregels gaan niet op als de omgeving gereguleerd (bv betaald parkeren) is. Immers middels de vergunninguitgifte kan parkeren op eigen terrein afgedwongen worden. Het is hierbij van belang dat de ontwikkelaar aan de gemeente kenbaar maakt welke parkeervoorzieningen op basis van onderstaande categorisering er bij de woningen worden gerealiseerd.
Tabel 2: Omrekenwaardes parkeervoorzieningen bij woningen (BRON: CROW- publicatie 317 ‘Kencijfers parkeren en verkeersgeneratie’ (2012))
BIJLAGE IV: Tabel acceptabele loopafstanden
Als maat voor situering van de parkeerplaatsen ten opzichte van de functies kan de acceptabele loopafstand tussen parkeerplaats en het bestemmingsadres dienen. Acceptabele loopafstanden per hoofdfunctie staan vermeld in onderstaande tabel 3.
Tabel 3: acceptabele loopafstanden ( BRON: CROW- publicatie 317 ‘Kencijfers parkeren en verkeersgeneratie’ (2012))
Bovenstaande gegevens zijn overgenomen uit CROW publicatie 317. De loopafstand wordt gemeten vanaf de eerste deur van een complex. Bij een woning is dat de voordeur, bij een kantorenpand de hoofdingang etc.
BIJLAGE VII: Uitdraai rekentool parkeeropgaaf
Voorbeeld: In gebied ‘rest bebouwde kom’ wordt een verzorgingstehuis bestaande uit 20 wooneenheden verbouwd tot een gezondheidscentrum (5 behandelkamers) met huisartsenpraktijk (5 behandelkamers) en fysiotherapiepraktijk (3 behandelkamers). In het bouwplan worden 20 parkeerplaatsen aangelegd. Aangezien de parkeereis 19 parkeerplaatsen is, kan akkoord worden gegeven op het onderdeel parkeren van dit bouwplan.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/gmb-2020-88605.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.