Besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Woudenberg houdende regels omtrent het sociaal domein (Nadere regels Verordening Sociaal Domein (Jeugdwet en Wet maatschappelijke Ondersteuning) gemeente Woudenberg 2020)

Burgemeester en wethouders van Woudenberg;

gelet op artikelen 10, 13, 14 en 15 van de Verordening Sociaal Domein gemeente Woudenberg 2020;

overwegende dat het gewenst is nadere regels vast te stellen ter uitvoering van de Verordening Sociaal domein gemeente Woudenberg 2020;

 

besluit vast te stellen de volgende nadere regels:

 

Nadere regels Sociaal Domein gemeente Woudenberg 2020

 

1 Algemene bepalingen

Artikel 1. Begripsomschrijvingen

  • 1.

    In deze Nadere regels wordt verstaan onder:

    • a.

      Budgethouder: de cliënt en/of zijn wettelijke vertegenwoordiger die de taken verbonden aan het pgb uitvoert (declareren en verantwoorden).

    • b.

      Budgetperiode: de periode waar een pgb betrekking op heeft;

    • c.

      Instandhoudingskosten: een door het college te bepalen bedrag dat bestemd is voor onderhoud, reparatie en verzekering verband houdend met de te verstrekken maatwerkvoorziening, waaronder ook een WA-verzekering bij vervoersvoorzieningen kan worden gerekend;

    • d.

      Professionele instelling: een organisatie, die is ingeschreven in het handelsregister en/of KvK als zijnde verlener van jeugdhulp of maatschappelijke ondersteuning en die voldoet aan door het college vast te stellen kwaliteitseisen voor onder meer de medewerkers die bij de instelling in dienst zijn;

    • e.

      Zelfstandig werkend ondernemer: een ondernemer die geen personeel in dienst heeft, waarbij voor de vaststelling of er sprake is van een ondernemer in ieder geval de volgende criteria gelden:

      • -

        zelfstandigheid bij de inrichting van de eigen werkzaamheden en het uitvoeren daarvan;

      • -

        het voor eigen rekening en risico verrichten van werkzaamheden

    • f.

      Uitvoeringsbesluit: het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015;

    • g.

      Verblijf beschermd wonen: het geheel van wonen met 24-uurs toezicht en beschikbaarheid plus ondersteuning/begeleiding plus hotelmatige diensten dat door de instelling in de accommodatie wordt geboden;

    • h.

      Accommodatie voor beschermd wonen: een door de instelling bestemde ruimte voor het leveren van zorg- en/ of dienstverlening Wmo 2015, waaronder de ruimte die is bedoeld voor wonen;

    • i.

      Verordening: de integrale verordening sociaal domein gemeente Woudenberg 2020 zoals vastgesteld in de gemeenteraad van 19 december 2019

Alle begrippen die in deze Nadere regels worden gebruikt en niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de Jeugdwet en/of de Wet Maatschappelijke ondersteuning en daarop gebaseerde lagere regelgeving, Verordening Sociaal Domein gemeente Woudenberg 2020 en de Algemene Wet bestuursrecht (Awb).

2 Integrale benadering

2.1 Persoonsgebonden budget

Artikel 2. Algemene bepalingen

  • 1.

    Het tarief voor een pgb voor diensten wordt mede gebaseerd op het door de cliënt opgestelde Uitvoeringsplan pgb, waarbij deze nadere regels en het Financieel besluit bij de verordening de grondslag vormen voor het besluit.

  • 2.

    Het college verstrekt geen pgb voor het collectief aanvullend vervoer (Regiotaxi).

  • 3.

    Onverminderd de voorwaarden en/of weigeringsgronden van artikel 2.3.6 van de WMO 2015 bestaat er geen recht op een pgb indien en zolang een risico bestaat dat beslag kan worden gelegd op het pgb.

Artikel 3. Budgetperiode hulpmiddelen

  • 1.

    Het pgb wordt geacht in ieder geval toereikend te zijn voor zover van toepassing met de economische levensduur die geldt voor de met het pgb aan te schaffen dan wel in te kopen hulpmiddel en wordt gesteld op 7 jaar. De budgethouder wordt geacht gedurende deze periode te kunnen gebruikmaken van een compenserende maatwerkvoorziening.

  • 2.

    Indien de afschrijvingstermijn van een hulpmiddel, al dan niet aangeschaft met een pgb, is verstreken kan deze door het verlenen van instandhoudingskosten nog steeds als goedkoopst passende bijdrage worden aangemerkt.

Artikel 4. Hoogte persoonsgebonden budget diensten

  • 1.

    De hoogte van het pgb voor diensten, niet zijnde beschermd wonen, is een afgeleide van het tarief waarvoor het college deze diensten heeft ingekocht.

  • 2.

    Binnen het pgb is het toegestaan dat budgethouders een vast maandloon mogen afspreken met hun zorgverlener. Dit maandloon moet voldoen aan de minimale uurlooneisen van de Wet minimumloon.

  • 3.

    Het is niet toegestaan om een vrij besteedbaar bedrag binnen het pgb te hanteren.

  • 4.

    Het college stelt de tarieven in natura jaarlijks vast in het Financieel besluit.

Artikel 5. Persoonsgebonden budget beschermd wonen

  • 1.

    De hoogte van het pgb voor beschermd wonen wordt bepaald op basis van artikel 10 vijftiende lid van de verordening. Het betreffende tarief wordt jaarlijks door het college vastgesteld in het Financieel besluit.

Artikel 6. Besteden persoonsgebonden budget buiten Woudenberg

  • 1.

    De budgethouder kan het pgb, met uitzondering voor huishoudelijke hulp, voor ten hoogste dertien weken per kalenderjaar inzetten voor betaling van ondersteuning te verlenen tijdens verblijf buiten Woudenberg.

  • 2.

    De budgethouder kan het pgb, met uitzondering voor huishoudelijke hulp, voor ten hoogste zes weken per kalenderjaar inzetten voor betaling van ondersteuning te verlenen tijdens verblijf buiten Nederland.

  • 3.

    Het college kan op aanvraag de in het eerste en tweede lid bedoelde termijn verlengen.

  • 4.

    Op de besteding buiten Woudenberg zijn alle verplichtingen met betrekking tot het pgb van toepassing.

Artikel 7. Mogelijkheden tot het kiezen voor een pgb

  • 1.

    Als een cliënt in aanmerking komt voor een maatwerkvoorziening, maar de ondersteuning zelf wenst in te kopen door middel van een door het college te verstrekken pgb, dient de cliënt daartoe een gemotiveerde aanvraag en zorg- en budgetplan in, waarbij de cliënt aangeeft:

    • a.

      Wat hij met het pgb wenst in te kopen;

    • b.

      Waarom hij de ondersteuning in de vorm van een pgb wenst te ontvangen;

    • c.

      Indien het Jeugdhulp betreft, waarom een maatwerkvoorziening door een aanbieder niet passend is;

    • d.

      Indien van toepassing: wie hij heeft gemachtigd om zijn belangen ten aanzien van het pgb te behartigen en de aan het pgb verbonden taken uit te voeren;

    • e.

      Hoe hij de ondersteuning wenst te organiseren;

    • f.

      Op welke wijze de kwaliteit van de ondersteuning is gewaarborgd;

    • g.

      Een onderbouwde begroting.

    • h.

      Indien meerdere personen uit een huishouden ondersteuning nodig hebben, dan wordt er 1 ondersteuningsplan voor het gehele huishouden gemaakt (een familiegroepsplan) en bekeken hoe bepaalde ondersteuningsvormen gecombineerd en toegedeeld kunnen worden;

  • 2.

    Een pgb is alleen mogelijk als:

    • a.

      De ondersteuning die de cliënt met het pgb wenst in te kopen naar het oordeel van het college van voldoende kwaliteit is en in voldoende mate zal bijdragen aan het bereiken van het in het ondersteuningsplan opgenomen beoogde resultaat;

    • b.

      De cliënt naar het oordeel van het college in staat is de aan het pgb verbonden taken op verantwoorde wijze uit te voeren of hij daarvoor iemand heeft gemachtigd die:

      • 1)

        Is verbonden aan een organisatie die beschikt over het keurmerk van Per Saldo; of

      • 2)

        Een persoon is die niet tevens uitvoerder is van de ondersteuning die met het pgb wordt ingekocht, tenzij dit, gezien de situatie van de cliënt, de aard van de ingekochte ondersteuning en de waarborgen waarmee een verantwoorde besteding van het pgb is omgeven, naar het oordeel van het college passend wordt bevonden.

  • 3.

    Een pgb is niet mogelijk als er sprake is van ondersteuning in een spoedeisende situatie, als bedoeld in artikel 2.3.3 van de WMO;

  • 4.

    Indien het Jeugdhulp betreft, beschouwt het College een in het budgetplan pgb beschreven hulpverleningsaanbod dat volledig overeenkomt met het aanbod van een zorgaanbieder die een contracts- of subsidierelatie heeft met de gemeente als een passend aanbod als bedoeld in lid 1 sub c.

  • 5.

    De persoon aan wie een pgb wordt verstrekt, kan de ondersteuning onder de volgende voorwaarden, naast de in artikel 4 lid 4 genoemde voorwaarde voor het tarief, betrekken van een persoon die behoort tot het sociale netwerk:

    • a.

      dat deze persoon heeft aangegeven dat de zorg aan de belanghebbende niet tot overbelasting leidt, en

    • b.

      dat tussenpersonen of belangenbehartigers niet uit dit pgb mogen worden betaald.

Artikel 8: Professionele ondersteuning

  • 1.

    Er is sprake van professionele ondersteuning als er sprake is van één van de in dit artikel genoemde situaties en de hulpverlener/zorgverlener beschikt over een VOG die na of maximaal 2 maanden voor indiensttreding bij zijn werkgever of de start van de zorg/ondersteuning is afgegeven:

    • a.

      De organisatie die de ondersteuning levert is door de gemeente voor een maatwerkvoorziening gecontracteerd voor het betreffende segment;

    • b.

      De organisatie die de ondersteuning levert voldoet aan alle volgende, cumulatieve criteria:

      • 1)

        staat ingeschreven bij de Kamer van Koophandel en de activiteiten bestaan blijkens deze inschrijving uit het verlenen van de ondersteuning die past binnen de kaders van de benodigde ondersteuning/zorg die is opgenomen in het ondersteuningsplan;

      • 2)

        biedt een dienstverband aan minimaal twee medewerkers;

      • 3)

        de organisatie en de medewerkers voldoen aan de wettelijke kwaliteitseisen die voor de betreffende ondersteuning worden gesteld aan aanbieders en ontvangen een salaris dat daarmee overeenkomstig is;

      • 4)

        de eigenaar en medewerkers zijn geen eerste- of tweedegraads bloed- of aanverwant van de degene aan wie ze de ondersteuning of hulpverlening bieden;

      • 5)

        indien het gaat om zorg of ondersteuning die op de locatie van de zorgverlener plaatsvindt moet deze locatie voldoen aan de eisen die aan de locatie van de gecontracteerde aanbieders van vergelijkbare zorg worden gesteld.

    • c.

      Een zelfstandig werkende hulpverlener/ondersteuner voldoet aan alle volgende, cumulatieve, criteria:

      • 1)

        staat ingeschreven bij de Kamer van Koophandel en de activiteiten bestaan blijkens deze inschrijving uit het verlenen van de ondersteuning die past binnen de kaders van de benodigde ondersteuning/zorg die is opgenomen in het ondersteuningsplan;

      • 2)

        de belastingdienst beschouwt de hulpverlener/ondersteuner in het kader van de hulpverlening/ondersteuning aan de cliënt als ondernemer;

      • 3)

        de medewerker voldoet aan de wettelijke kwaliteitseisen die aan een hulpverlener van een aanbieder worden gesteld en berekent een tarief dat marktconform is;

      • 4)

        de hulpverlener is geen eerste- of tweedegraads bloed- of aanverwant van degene aan wie hij ondersteuning/ hulpverlening biedt;

      • 5)

        indien het gaat om zorg of ondersteuning die op de locatie van de zorgverlener plaatsvindt moet deze locatie voldoen aan de eisen die aan de locatie van de gecontracteerde aanbieders van vergelijkbare zorg worden gesteld.

    • d.

      Een hulpverlener/zorgverlener die een arbeidsovereenkomst heeft met de cliënt voor het leveren van ondersteuning die past binnen de kaders van de benodigde zorg/ondersteuning die is opgenomen in het ondersteuningsplan, indien en voor zover de hulpverlener:

      • 1)

        voldoet aan de wettelijke kwaliteitseisen die aan een hulpverlener van een aanbieder worden gesteld;

      • 2)

        indien het Jeugdhulp betreft beschikt over een Inschrijving in het kwaliteitsregister jeugd of het BIG-register;

      • 3)

        de ondersteuning levert zoals opgenomen in het ondersteuningsplan;

      • 4)

        geen eerste- of tweedegraads bloed- of aanverwant is degene aan wie hij ondersteuning biedt.

Artikel 9. Behandeling Jeugdhulp

  • 1.

    Het is niet toegestaan om via een pgb behandeling in te kopen uit het informele netwerk.

  • 2.

    Het inkopen van behandeling via een pgb is alleen mogelijk indien de behandelaar voldoet aan de kwaliteitseisen die de gemeente stelt aan gecontracteerde aanbieders van behandeling.

3 Voorzieningen

3.1 Algemene voorzieningen

Artikel 10. Algemeen gebruikelijke voorzieningen

Een algemeen gebruikelijke voorziening is een voorziening die voldoet aan de volgende criteria:

  • Niet speciaal bedoeld voor personen met een beperking, en;

  • Verkrijgbaar in de reguliere handel, en;

  • Behoort voor een persoon zonder beperkingen in een financieel vergelijkbare positie tot het normale aanschaffingspatroon.

In individuele gevallen kan een voorziening die op zichzelf als algemeen gebruikelijk kan worden beschouwd, vanwege omstandigheden van de persoon toch niet algemeen gebruikelijk zijn. Het gaat dan bijvoorbeeld om een plotseling optredende beperking waardoor algemeen gebruikelijke voorzieningen eerder dan normaal moeten worden vervangen. Ook wanneer de persoon een inkomen heeft dat door aantoonbare kosten als gevolg van de beperking onder de van toepassing zijn de bijstandsnorm dreigt te komen, kan een algemeen gebruikelijke voorziening voor vergoeding in aanmerking komen.

Artikel 11. Algemene voorzieningen jeugdhulp

De volgende algemene voorzieningen zijn beschikbaar:

  • a.

    Informatie en opvoedadvies;

  • b.

    Preventie opvoed- en opgroeiondersteuning individueel;

  • c.

    Preventie opvoed- en opgroeiondersteuning groepsgewijs;

  • d.

    Ondersteuning via Coöperatie de Kleine Schans.

Artikel 12. Algemene voorziening collectief vervoer

Voor regionaal vervoer gericht op participatie kan gebruik worden gemaakt van het collectief vraagafhankelijk vervoer ‘Regiotaxi’.

3.2 Maatwerkvoorzieningen Jeugd

Artikel 13. Vormen van jeugdhulp

De volgende maatwerkvoorzieningen zijn beschikbaar:

  • a.

    Ambulante begeleiding

  • b.

    Ambulante behandeling

  • c.

    Ambulante dagbehandeling

  • d.

    Dagactiviteit

  • e.

    Begeleid wonen met toezicht jeugd

  • f.

    Logeren jeugd

  • g.

    Pleegzorg

  • h.

    Wonen in gezinsvormen

  • i.

    Opname met behandeling, besloten

  • j.

    Opname met behandeling. gesloten

  • k.

    Opname met behandeling, psychiatrie

  • l.

    ADHD ziekenhuiszorg

  • m.

    Dyslexie

  • n.

    Hulpverlening dwang en drang

  • o.

    Crisisbeschikbaarheid

3.3 Maatwerkvoorzieningen maatschappelijke ondersteuning

Artikel 14. Dagactiviteit, vervoer en begeleiding

  • 1.

    Het college kan een maatwerkvoorziening verlenen in de vorm van dagactiviteit welke gericht is op:

    • a.

      het bieden van arbeidsmatige ondersteuning aan cliënten die (nog) niet over arbeidsvermogen beschikken;

    • b.

      op het aanbrengen van structuur, bevorderen van sociale participatie;

    • c.

      het ontlasten van de mantelzorger.

  • 2.

    Onder dagactiviteit valt tevens het noodzakelijke vervoer inclusief de eventuele begeleiding zodat de cliënt gebruik kan maken van de dagactiviteit. Het vervoer als bedoeld in het eerste lid wordt in ieder geval noodzakelijk geacht indien:

    • a.

      de cliënt niet in staat is zelfstandig lopend, al dan niet met een algemeen gebruikelijk loophulpmiddel, de dagbesteding te bereiken of zelfstandig met een algemeen gebruikelijk vervoermiddel te reizen;

    • b.

      de cliënt niet met beschikbare hulp van personen uit diens sociale netwerk of vrijwilligers kan reizen of op een andere manier door hen kan worden begeleid.

  • 3.

    Het college kan een maatwerkvoorziening verlenen in de vorm van begeleiding welke gericht is op:

    • a.

      het verrichten van de noodzakelijke algemene dagelijkse levensverrichtingen;

    • b.

      het voeren van een gestructureerd huishouden.

Artikel 15. Huishoudelijke hulp

  • 1.

    De maatwerkvoorziening hulp bij het huishouden kan worden verstrekt voor degenen voor wie een algemene voorziening niet passend is (passend betekent ook financieel passend). Daarbij houdt het college rekening met de mate waarin de cliënt het vermogen heeft om huishoudelijke taken te organiseren.

  • 2.

    De maatwerkvoorziening HH is bestemd voor :

    • a.

      Huishoudelijke werkzaamheden;

    • b.

      Huishoudelijke werkzaamheden met ondersteuning in de organisatie van de huishouding ;

    • c.

      Huishoudelijke werkzaamheden met ondersteuning binnen de ontregeldhuishouding (Excessieve zorg).

  • 3.

    Huishoudelijke hulp gericht op het schoonhouden van de woning wordt slechts geboden voor zover dit betrekking heeft op de ruimten die gericht zijn op het normale gebruik van de woning.

Artikel 16. Respijtverblijf in een instelling

  • 1.

    De cliënt kan slechts in aanmerking komen voor respijtverblijf in een instelling indien:

    • a.

      dit noodzakelijk is om de mantelzorger te ontlasten; en

    • b.

      de cliënt in dat geval aangewezen is op ondersteuning welke gepaard gaat met het overnemen van (permanent) toezicht; en

    • c.

      dagactiviteit en/of begeleiding al dan niet aangevuld met geneeskundige zorg als bedoeld in de Zorgverzekeringswet niet als passende bijdrage kan worden aangemerkt.

  • 2.

    Het respijtverblijf in een instelling bedraagt maximaal 36 etmalen per kwartaal. Het college kan het respijtverblijf ook voor een aaneengesloten periode per kalenderjaar verlenen.

Artikel 17. Ondersteuning bij het wonen

  • 1.

    Het college kan een maatwerkvoorziening verlenen gericht op ondersteuning bij het wonen in de vorm van:

    • a.

      woonvoorzieningen;

    • b.

      hulpmiddelen om zich in en om de woning te verplaatsen;

    • c.

      woningaanpassingen;

    • d.

      plaatsing van een losse (mantelzorg)unit indien extra leefruimte noodzakelijk is.

  • 2.

    Woonvoorzieningen worden slechts geboden indien deze zijn gericht op het kunnen gebruiken van de noodzakelijke gebruiksruimte(n) in verband met het normale gebruik van de woning waar de cliënt zijn hoofdverblijf heeft of zal hebben.

  • 3.

    Met het oog op het normale gebruik van de woning kan een woningaanpassing worden getroffen ten aanzien van de bereikbaarheid, toe- en doorgankelijkheid en bruikbaarheid van de woning.

  • 4.

    Maatwerkvoorzieningen voor het zich verplaatsen in en om de woning worden slechts geboden indien deze zijn gericht de cliënt in staat te stellen de noodzakelijke gebruiksruimten te bereiken ten behoeve van het normale gebruik van de woning.

  • 5.

    Wanneer een eerder verstrekte voorziening verloren is gegaan als gevolg van omstandigheden die niet aan de cliënt zijn toe te rekenen kan vervanging van maatwerkvoorziening noodzakelijk worden geacht. Dit is niet het geval wanneer de cliënt geheel of gedeeltelijk op andere wijze tegemoet wordt gekomen in de veroorzaakte kosten.

  • 6.

    Bij de aanvraag van een woningaanpassing of plaatsing van een losse woonunit wordt gekeken of verhuizing naar een passende woning mogelijk is of redelijkerwijs van de cliënt kan worden verwacht, en er anderszins goedkopere adequate oplossingen beschikbaar zijn. Hierbij wordt ook meegewogen of cliënten bij de keuze van hun woning of verbouwing rekening hebben gehouden met de te verwachten beperkingen die leeftijd gerelateerd zijn.

Artikel 18. Criterium primaat van verhuizen

  • 1.

    Indien de cliënt die is aangewezen op een woningaanpassing of een woonvoorziening in de vorm van een traplift kan verhuizen naar een passende of een goedkoper aanpasbare woning in Woudenberg of in de nabijheid van Woudenberg liggende gemeenten, beoordeelt het college eerst deze mogelijkheid.

  • 2.

    De cliënt kan voor een maatwerkvoorziening als bedoeld in het eerste lid in aanmerking komen voor zover blijkt dat verhuizen als bedoeld in het vorige lid niet binnen een medisch aanvaardbare termijn mogelijk is.

Artikel 19. Bezoekbaar maken woning

  • 1.

    Het college kan een woonvoorziening verlenen gericht op het bezoekbaar maken van een woning in de gemeente Woudenberg, indien de cliënt zijn hoofdverblijf heeft in een instelling als bedoeld in de Wet langdurige zorg in de gemeente Woudenberg.

  • 2.

    Onder het bezoekbaar maken van de woning wordt uitsluitend verstaan het bereikbaar maken van de woonruimte, de woonkamer en het toilet.

Artikel 20. Beschermd wonen

  • 1.

    Het college kan de cliënt in aanmerking brengen voor beschermd wonen indien de cliënt:

    • a.

      is aangewezen op een beschermende woonomgeving, gelet op complexe problematiek; en

    • b.

      24-uurs (maatschappelijke) opvang of de ambulante maatwerkvoorziening(en) begeleiding, dagactiviteit al dan niet gecombineerd met respijtverblijf in een instelling niet als passende bijdrage kunnen worden aangemerkt; en

    • c.

      deze (mede) gericht zijn op het in staat stellen van de cliënt om zich op eigen kracht te handhaven in de samenleving.

  • 2.

    Een indicatie voor beschermd wonen wordt gesteld in de vorm van een zorgarrangement. Een beschermende woonomgeving gaat gepaard met noodzakelijk verblijf in een accommodatie van een instelling waar toezicht en aangewezen ondersteuning wordt geboden.

  • 3.

    Voor beschermd wonen valt Woudenberg onder de centrumgemeente Amersfoort. Als centrumgemeente ontvangt Amersfoort het regionale budget voor zowel de inkoop/contractering van instellingen die deze taak in natura uitvoeren als voor de pgb’s. De inkoop van zorgzwaartepakketten is omgezet in de inkoop van drie arrangementen, die overzichtelijker aansluiten op de eisen van de ondersteuning en het toezicht. De verdere nadere regels voor beschermd wonen zijn qua inhoud gelijk afgesproken voor de gemeenten in het werkgebied van de centrumgemeente. Ze staan in aparte beleidsregels Beschermd wonen Woudenberg 2020. De verschillende beschermd wonen-producten staan in het financieel besluit Maatschappelijke Ondersteuning en Jeugdhulp 2020 gemeente Woudenberg.

4 Specifieke bepalingen maatschappelijke ondersteuning

4.1 Aanvullende regels deelname maatschappelijk verkeer

Artikel 21. Ondersteuning bij deelname maatschappelijk verkeer

  • 1.

    Het college kan maatwerkvoorzieningen verlenen gericht op ondersteuning bij deelname maatschappelijk aan het maatschappelijk verkeer in de vorm van:

    • a.

      vervoersvoorzieningen;

    • b.

      een gebruikerspas Regiotaxi, waarvoor de cliënt een ritbijdrage is verschuldigd;

    • c.

      individueel (rolstoel)taxivervoer in de vorm van een pgb.

  • 2.

    De maatwerkvoorzieningen als bedoeld in het eerste lid zijn gericht op:

    • a.

      het zich kunnen verplaatsen;

    • b.

      medemensen ontmoeten en sociale verbanden aangaan, over de korte afstand rondom de woning en verplaatsingen over de langere afstand binnen de leefomgeving van de cliënt die geen gebruik kan maken van het reguliere Openbaar Vervoer.

  • 3.

    Onder de leefomgeving als bedoeld in dit artikel wordt 15 tot 20 kilometer rondom de woning verstaan waarbij deelname aan het maatschappelijk verkeer mogelijk is met een omvang van 2000 kilometer per jaar.

  • 4.

    Het college kan in individuele gevallen afwijken van het gestelde in het vorige lid.

Artikel 22. Omvang gebruik Regiotaxi

  • 1.

    Indien gebruik wordt gemaakt van de gebruikerspas Regiotaxi kan maximaal 600 zones per jaar worden gereisd.

  • 2.

    De cliënt die naar het oordeel van het college bij het vervoer met het collectief (openbaar) vervoer is aangewezen op persoonlijke begeleiding, kan een begeleider gratis mee laten reizen.

Artikel 23. Overbruggingszorg beschermd wonen

Indien een cliënt in aanmerking komt voor overbruggingszorg beschermd wonen wordt deze verstrekt op basis van een indicatie voor ambulante begeleiding van maximaal 10 uur per week, waarvan maximaal 40% HBO-niveau (specialistisch) en 60% MBO-niveau (praktisch ondersteunend), en uitgevoerd door professionals in dienst van een instelling - op basis van 90% van het door het college vastgestelde zorg in natura tarief voor het product van de gecontracteerde aanbieders.

4.2 Bijdrage in de kosten

Artikel 24. Eigen bijdrage in de kosten van een maatwerkvoorziening/pgb voor een woonvoorziening of hulpmiddel

  • 1.

    De eigen bijdrage wordt, bij afschrijving van voorzieningen, maximaal tot het moment dat de voorziening economisch is afgeschreven, opgelegd.

  • 2.

    De periode waarover de eigen bijdrage geldt, is gelijk aan de looptijd van de voorziening.

  • 3.

    De duur van de eigen bijdragen voor een woningaanpassing is gelijk aan de afschrijvingstermijn van de voorziening, mits de aankoopprijs niet is overschreden.

4.3 Kwaliteit

Artikel 25. Beoordeling van kwaliteit

  • 1.

    Bij de beoordeling van de kwaliteit als bedoeld in de wet gaat het college in ieder geval uit van de Algemeen geldende normen (ondergrensnormen).

  • 2.

    Het doel van de normen als bedoeld in het vorige lid is onwenselijke en onveilige situaties te minimaliseren waarbij 3 thema’s centraal staan:

    • a.

      cliëntgerichte ondersteuning, hetgeen gepaard kan gaan met een door de aanbieder opgesteld ondersteuningsplan wat in samenspraak met de cliënt tot stand is gekomen en is afgestemd op zijn behoeften. De aanbieder voert dat plan uit, toetst en evalueert dit regelmatig in samenspraak met de cliënt en/of zijn vertegenwoordiger;

    • b.

      veilige voorziening, wat betrekking heeft op: de cliëntveiligheid (sociale en fysieke veiligheid), professionals en vrijwilligers in contact met cliënten en beleid over ongewenst gedrag en veiligheid van cliënt en professional, daaronder begrepen het beschikken over een Verklaring Omtrent Gedrag (VOG). De aanbieder werkt conform het protocol calamiteitentoezicht als bedoeld in artikel 3.4, eerste lid, van de wet;

    • c.

      bedrijfsvoering en organisatie, het betreft de continue cyclus van kwaliteitsverbetering, waar de aanbieder aan werkt.

4.4 Tegemoetkoming meerkosten

Artikel 26. Hoogte tegemoetkoming en uitbetaling

  • 1.

    Bij het vaststellen van de hoogte van de tegemoetkoming voor:

    • a.

      verhuis- en inrichtingskosten geldt een forfaitair bedrag;

    • b.

      het gebruik van eigen auto kan het college in ieder geval rekening houden met: een samenvallende vervoersbehoefte, een beperkte vervoersbehoefte of andere aanwezige vervoersvoorzieningen;

    • c.

      een woningsanering komen slechts niet afgeschreven raambekleding en vloerbedekking voor een tegemoetkoming meerkosten in aanmerking;

    • d.

      de aanschaf van een sportvoorziening geldt een gemaximeerd bedrag dat wordt afgestemd op de soort voorziening;

    • e.

      huurderving wordt afgestemd op de hoogte van de huurtoeslag van de betreffende woning.

  • 2.

    Het college stelt de hoogte van de tegemoetkomingen meerkosten vast in het Financieel besluit bij de verordening en nadere regels maatschappelijke ondersteuning en jeugdhulp 2020 gemeente Woudenberg.

Artikel 27. Meerkosten sportvoorziening

  • 1.

    Het college kan op aanvraag aan de persoon die niet is aangewezen op een maatwerkvoorziening in de vorm van een sportvoorziening een tegemoetkoming meerkosten verlenen voor de aanschaf van een sportvoorziening indien:

    • a.

      de aanvrager beschikt over een beperkte financiële draagkracht,

    • b.

      de beperking of een chronisch psychisch of psychosociaal probleem aantoonbare of aannemelijke meerkosten meebrengt; en

    • c.

      de tegemoetkoming bijdraagt aan de zelfredzaamheid en/of participatie

  • 3.

    De persoon als bedoeld in het eerste lid kan slechts aanspraak maken op een tegemoetkoming indien geen aanspraak bestaat op een vergoeding van de (meer)kosten op grond van een voorliggende voorziening.

  • 4.

    De tegemoetkoming wordt slechts eens per drie jaar verleend.

5 Slotbepalingen

5.1 Hardheidsclausule

Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de cliënt afwijken van hetgeen in deze nadere regels is bepaald, voor zover toepassing daarvan tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

5.2 Citeertitel en inwerkingtreding

  • 1.

    Deze regeling treedt in werking op 1 januari 2020 onder gelijktijdige intrekking van de Nadere regels sociaal domein (Jeugdhulp en Wet Maatschappelijke Ondersteuning) gemeente Woudenberg 2019.

  • 2.

    Deze regeling wordt aangehaald als: Nadere regels Verordening Sociaal Domein (Jeugdwet en Wet Maatschappelijke Ondersteuning) gemeente Woudenberg 2020.

Vastgesteld in het college van 17 maart 2020.

De directeur/secretaris,

S.M.T. van der Marck-Verschoor

de burgemeester

T. Cnossen

Toelichting nadere regels Sociaal Domein Woudenberg

 

Persoonsgebonden budget

Algemene bepalingen

Spreekt voor zich, behoeft geen toelichting.

 

Budgetperiode hulpmiddelen

Dit artikel bepaalt dat het pgb toereikend wordt geacht voor de periode waarvoor het wordt toegekend. Voor de cliënt die het pgb binnen de budgetperiode volledig heeft besteed vanwege een door hem gemaakte keuze geldt dat het college niet verplicht is om binnen deze periode opnieuw een pgb te verstrekken voor de eerder geïndiceerde voorziening. Denk in dit kader aan de situatie dat met het pgb een andere voorziening wordt aangeschaft dan de door het college geïndiceerde voorziening. De gemaakte keuze blijft in principe voor rekening en risico van de cliënt (CRVB:2015:4918). Een andere opvatting zou er feitelijk op neer komen dat het college ook de aan de keuze van de cliënt verbonden extra kosten zou moeten vergoeden. Dit verdraagt zich niet met het bepaalde in artikel 10, eerste lid, van de verordening dat slechts aanspraak bestaat op de goedkoopste passende bijdrage. Het tweede lid bepaalt dat een met het pgb aangeschafte voorziening na afloop van de budgetperiode nog steeds als (goedkoopst) passende bijdrage kan worden gekwalificeerd door het verlenen van instandhoudingskosten.

 

Hoogte persoonsgebonden budget diensten

In artikel 10 zesde lid van de verordening heeft de gemeenteraad de percentages vastgesteld waarop het tarief wordt berekend. Er zijn 3 mogelijkheden waarbij 3 percentages van het natura-tarief worden gehanteerd. Daarbij wordt opgemerkt dat bij personen uit het sociaal netwerk sprake kan zijn van een arbeidsovereenkomst. Is dat het geval, dan wordt het 50%-tarief niet toegepast. Immers sedert 1 januari 2018 geldt voor bepaalde situaties de wet minimumloon en dient het pgb-tarief toereikend te zijn om hier aan te voldoen.

 

Persoonsgebonden budget beschermd wonen

In artikel 10 vijftiende lid van de verordening heeft de gemeenteraad bepaald op basis van welke percentage een pgb beschermd wonen moet worden berekend. Uit de wettelijke definitie van beschermd wonen volgt dat het een maatwerkvoorziening betreft voor (noodzakelijk) verblijf in een accommodatie van een instelling (zie begripsbepaling van de verordening) en bijbehorende aangewezen ondersteuning. In het geval de cliënt recht heeft op een pgb worden eisen gesteld aan de accommodatie, het moet gaan om een zogeheten kleinschalige woonvorm. Hoewel dat impliciet uit de wet kan worden afgeleid bepaalt het tweede lid expliciet dat verblijf bij ouders of wettelijk vertegenwoordigers niet kan worden aangemerkt als kleinschalige woonvorm. Omdat het beschermd wonen ook bestaat uit aangewezen ondersteuning, zoals begeleiding (individueel gericht of in groepsverband) al dan niet met vervoer, spreekt het voor zich dat daarvoor aparte tarieven gelden. Daarnaast kan het zijn dat de budgethouder in aanmerking komt voor een wooninitiatieftoeslag.

 

Besteden persoonsgebonden budget buiten Woudenberg

Spreekt voor zich, behoeft geen toelichting.

 

Mogelijkheden tot het kiezen voor een pgb Jeugdhulp en maatschappelijke ondersteuning

De eisen voor een pgb in de Jeugdwet zijn strenger dan in de Wmo. Naast de eisen over de kwaliteit van de zorg en het in staat moeten zijn om als pgb budgethouder op te treden bepaalt de Jeugdwet dat de jeugdige of zijn ouders zich gemotiveerd op het standpunt moeten stellen dat zij de maatwerkvoorziening die wordt geleverd door een aanbieder, niet passend achten. Met andere woorden, bij de Jeugdwet wordt als uitgangspunt gehanteerd dat de jeugdhulp/zorg wordt verleend door gecontracteerde aanbieders tenzij dat in het concrete geval niet passend is.

 

Het pgb is een geschikt instrument voor mensen die dit kunnen zelf de regie te laten voeren over de inkoop van zorg en ondersteuning en de organisatie hiervan. Hierbij is wel van belang dat cliënten goed begrijpen wat het betekent om budgethouder te zijn. Om die reden is in het tweede lid van artikel 7 van de nadere regels onder meer opgenomen dat de geschiktheid van de cliënt of zijn sociale netwerk om de taken die aan een pgb zijn verbonden op verantwoorde wijze uit te voeren onder meer wordt getoetst aan de hand van de door de belangenvereniging van mensen met een pgb, Per Saldo, opgestelde pgb zelftest. Naast de zelftest van Per Saldo zal team de Kleine Schans bij het beoordelen van de geschiktheid van de cliënt om als budgethouder op te treden kijken naar de persoonlijke omstandigheden van de cliënt. Indien er bij de cliënt sprake is geweest van schuldenproblematiek of een verslaving kan dat een reden zijn om geen pgb te verstrekken. In artikel 7 lid 2 sub b is onder meer bepaald dat, indien de cliënt iemand heeft gemachtigd om zijn belangen te behartigen en het pgb te beheren, deze persoon in beginsel niet tevens de uitvoerder van de ondersteuning mag zijn die met het pgb wordt ingekocht. Deze bepaling is opgenomen omdat het in 2015 is voorgekomen dat wijkteams werden geconfronteerd met pgb aanbieders die stellen ´alles wel even te regelen voor hun klanten´ en die als vertegenwoordiger van de cliënt én ook als zorgverlener optreden. Dit is een ongewenste situatie omdat de zorgverlener een eigen belang heeft en daarmee een risico op belangenverstrengeling ontstaat. In uitzonderlijke gevallen die goed moeten worden onderbouwd kan worden toegestaan dat de gemachtigde of vertegenwoordiger wel de uitvoerder is van de ondersteuning die met het pgb wordt ingekocht. Hierbij zal geborgd moeten zijn dat het pgb op een verantwoorde wijze besteed wordt.

 

Professionele ondersteuning

In dit artikel is opgenomen wanneer er sprake is van professionele ondersteuning en welke (kwaliteitseisen) er worden gesteld aan de verschillende professionele zorgverleners die via een pgb zorg verlenen. Uit de ervaringen in 2015 is gebleken dat er behoefte bestaat aan kwaliteitseisen voor zorgaanbieders die via een pgb worden ingekocht. Met dit artikel wordt aan die behoefte tegemoet gekomen

 

Behandeling jeugdhulp

Psychiatrische en psychologische behandeling van jeugdigen is specialistische zorg. Om die reden is in artikel 9 bepaald dat het inkopen in het informele netwerk van een psychiatrische en psychologische behandeling via een pgb niet is toegestaan. Daarnaast regelt het tweede lid van dit artikel dat een pgb voor deze vorm van specialistische zorg alleen mogelijk is indien de behandelaar voldoet aan de kwaliteitseisen die de gemeente stelt aan gecontracteerde aanbieders van psychiatrische en psychologische behandeling.

 

Algemene gebruikelijke voorzieningen

In individuele gevallen kan een voorziening die op zichzelf als algemeen gebruikelijk kan worden beschouwd, vanwege omstandigheden van de persoon toch niet algemeen gebruikelijk zijn. Het gaat dan bijvoorbeeld om een plotseling optredende beperking waardoor algemeen gebruikelijke voorzieningen eerder dan normaal moeten worden vervangen. Ook wanneer de persoon een inkomen heeft dat door aantoonbare kosten als gevolg van de beperking onder de van toepassing zijn de bijstandsnorm dreigt te komen, kan een algemeen gebruikelijke voorziening voor vergoeding in aanmerking komen.

 

De volgende voorzieningen kunnen gezien worden als algemeen gebruikelijk en komen daarmee niet voor een vergoeding middels de Wmo in aanmerking:

Vervoer

  • a.

    fiets [standaardfiets, fiets met verlaagde instap, fiets met trapondersteuning/hulpmotor]

  • b.

    tandem [standaardtandem, tandem met trapondersteuning/hulpmotor, tandem met verlaagde instap].

  • c.

    bromfiets [ook bromfiets in speciale uitvoering zoals brommobiel].

  • d.

    autoaanpassingen [automatische transmissie; stuurbekrachtiging; elektrisch bedienbare ramen; warmtewerend glas; airco]

  • e.

    een standaard buggy voor kinderen tot de leeftijd van 4 jaar. Bij een aangepaste buggy zijn de meerkosten van de aanpassingen ten opzichte van de standaard buggy niet algemeen gebruikelijk.

Woonvoorzieningen:

  • a.

    toiletpot en verhoogd / hangend toilet;

  • b.

    toiletgelegenheid op de eerste etage;

  • c.

    renovatie (vervangen lavet door douche);

  • d.

    aanleg centrale verwarming;

  • e.

    douchecabine, douchecel, douchewand, seniorendouchebak ;

  • f.

    mechanische ventilatie (beluchten woning);

  • g.

    airconditioning woonruimte;

  • h.

    kooktoestellen algemeen;

  • i.

    zonwering (binnen en buiten);

  • j.

    alle vormen van mechanische ventilatie;

  • k.

    alle vormen van kranen (eenhendel-mengkranen, thermostaatkranen en glijstangset);

  • l.

    aanleg centrale verwarming ;

  • m.

    intercom;

  • n.

    afzuigkap boven kooktoestel;

  • o.

    (teruggebogen) deurkrukken;

  • p.

    aanrechtblad;

  • q.

    losse toiletverhoger, toiletstoel;

  • r.

    Losse douchezitjes, douchestoelen en badzitjes; (verrijdbare en kantelbare douchevoorzieningen uitgesloten als het maatwerk betreft)

  • s.

    beugels (wand/vloer), grepen (wand/vloer) en drempelhulpen;

  • t.

    seniorendouchebak;

  • u.

    renovatie (van bijvoorbeeld badkamer of keuken);

  • v.

    douchecabine; douchecel; douchewand;

  • w.

    waterbed;

  • x.

    vormen van domotica (om bijv. ramen op afstand te kunnen openen)

  • y.

    overige, vergelijkbare algemeen gebruikelijke woonvoorzieningen als genoemd in sub a tot en met sub m tot maximaal € 250,- ;

Rolstoelen/ scootmobielen :

  • z.

    Accessoires die niet medisch noodzakelijk zijn, maar als wel nuttige accessoires aangeboden worden:

  • aa.

    Regenpakken, winterbekleding, been/voetenzak,.

  • bb.

    Rolstoelhandschoenen

  • cc.

    Accessoires als asbak, bandenpomp, bagagetas, rolstoelovertrek en spaakbeschermers.

Overige:

  • dd.

    Boodschappenservice

  • ee.

    Maaltijdvoorziening(en)

Algemene voorziening

Volgens de Wmo 2015 en de Jeugdwet (term overige voorziening) is een algemene voorziening: een aanbod van diensten of activiteiten dat, zonder voorafgaand onderzoek naar de behoeften, persoonskenmerken en mogelijkheden van de gebruikers, toegankelijk is. Een algemene voorziening is laagdrempelig en zonder toegangsbesluit beschikbaar voor alle inwoners van Woudenberg.

Bij algemene voorzieningen kan gedacht worden aan: boodschappendiensten van bijvoorbeeld supermarkten, pools voor rolstoelen en scootmobielen, en klussendiensten voor bijvoorbeeld kleine woningaanpassingen. Voor jeugd valt te denken aan het laagdrempelig verlenen van informatie en advies en uit het verstrekken van ambulante hulpverlening. Voor een deel van de hulpvragen zal volstaan kunnen worden met een vrij toegankelijke voorziening. Indien dit niet toereikend is, wordt een maatwerkvoorziening ingezet. Daarnaast kunnen de overige voorzieningen een goede ondersteuning bieden bij de inzet van een maatwerkvoorziening.

In verband met de invoering van de Wet abonnementstarief Wmo 2015 is met ingang van 1 januari 2020 besloten om de algemene voorziening hulp bij het huishouden te beëindigen.

 

Algemene voorziening collectief vervoer

Personen die geen gebruik kunnen maken van het openbaar vervoer kunnen ook onder de Wmo 2015 tegen gereduceerd tarief gebruik maken van de Regiotaxi (ofwel het collectief vraagafhankelijk vervoer). Deze voorziening wordt verstrekt door middel van het beschikbaar stellen van een Wmo-vervoerspas. Met deze pas reist men tegen een gereduceerd tarief tot maximaal 600 zones exclusief opstapzones per jaar. Het is niet mogelijk bij een beroep op deze voorziening keuzevrijheid te bieden. Voor deze algemene voorziening geldt een uitzondering op het abonnementstarief. De gebruiker betaalt naar het gebruik van het vervoer.

 

Maatwerkvoorzieningen

In dit hoofdstuk komen verschillende maatwerkvoorzieningen aan de orde en onder welke voorwaarden de cliënt daar aanspraak op kan maken.

 

Maatwerkvoorzieningen Jeugd

Dit artikel geeft een nadere uitwerking van de verplichte delegatiebepaling van artikel 2.9, onder a, van de wet, waarin is bepaald dat de gemeente bij verordening regels stelt over de door het college te verlenen individuele voorzieningen en overige (jeugdhulp)voorzieningen. Uit de memorie van toelichting op de wet (Kamerstukken II 2012/13, 33 684, nr. 3) komt naar voren dat de burger recht heeft op een duidelijk beeld van het aanbod van voorzieningen binnen de gemeente.

 

Dagactiviteit, vervoer en begeleiding

Het college kan een maatwerkvoorziening verstrekken voor deelname aan activiteiten op tal van dagactiviteitencentra in de regio. Dagactiviteiten hebben tot doel om cliënten met beperkingen te kunnen laten participeren. Zij zijn gericht op het bieden van (dag)structuur in de besteding van de dag. De activiteiten vinden buiten de woonsituatie plaats en worden in groepsverband aangeboden. De maatwerkvoorziening dagactiviteit kan arbeidsmatig van aard zijn, gericht op activering of beleving. De cliënt kan tevens in aanmerking worden gebracht voor het vervoer van huis naar de locatie en weer terug waar de dagactiviteiten wordt geboden. Wanneer het vervoer in ieder geval noodzakelijk wordt geacht is neergelegd in het tweede lid. Naast de dagactiviteit, die in groepsverband wordt geboden, kan de cliënt ook in aanmerking komen voor (individuele) begeleiding. Het college stelt tijdens het onderzoek vast op welke maatwerkvoorziening(en) de cliënt aangewezen kan zijn en wat in dat kader de goedkoopst passende bijdrage levert aan de beperkingen die door de cliënt worden ondervonden.

 

Huishoudelijke hulp

De inzet van huishoudelijke hulp heeft als doel een bijdrage te leveren aan de zelfredzaamheid van de cliënt met het oog op zo lang mogelijk in de eigen leefomgeving kunnen blijven. Uit de jurisprudentie van de Centrale Raad van Beroep d.d. 18 mei 2016 is duidelijk geworden dat huishoudelijke hulp binnen het bereik valt van de Wmo 2015 maar niet of het valt onder het uitvoeren van de noodzakelijke algemene dagelijkse levensverrichtingen of onder het voeren van een gestructureerd huishouden. Het tweede lid bepaalt welke vormen van huishoudelijke hulp er worden onderscheiden. Het derde lid bepaalt dat voor wat betreft het schoonhouden en opruimen van de woning het uitgangspunt geldt dat de taken alleen betrekking hebben op ruimten die voor de cliënt noodzakelijk zijn voor het normale gebruik van de woning. Ruimten die niet in gebruik (hoeven te) zijn vallen hier dus buiten. Dat wil niet echter zeggen dat in deze ruimte(n) helemaal nooit gestofzuigd of gedweild hoeft te worden.

Vanaf 1 januari 2020 is er geen onderscheid meer in specifieke vormen van huishoudelijke hulp. Wel blijft het mogelijk dat bij de indicatie de intensiteit van de ondersteuning wordt aangegeven en daarop de eventuele hulp kan worden aangepast.

 

Respijtverblijf in een instelling

Nadat is vastgesteld dat de mantelzorger ontlast moet of wil worden, geldt een specifiek criterium om in aanmerking te komen voor deze maatwerkvoorziening. De cliënt is voorkomende gevallen door het (tijdelijk/deels) wegvallen van de mantelzorg aangewezen op ondersteuning welke gepaard gaat met permanent toezicht. Is de cliënt daar niet op aangewezen, dan zou bijvoorbeeld dagactiviteit (groepsverband) al dan niet gecombineerd met begeleiding (individueel) en zorg als bedoeld in de Zvw uitkomst kunnen bieden. Voor zover de mantelzorger ‘geneeskundige zorg’ verleend als bedoeld in de Zvw ligt het voor de hand dat er aanspraak bestaat op Eerstelijnsverblijf op grond van de Zvw. Er geldt in die gevallen geen ondersteuningsplicht voor het college.

 

 

Ondersteuning bij het wonen

Dit artikel beschrijft de vormen van de maatwerkvoorzieningen die het college kan verlenen en wat de reikwijdte daarvan is. De cliënt wordt op deze manier in staat gesteld tot het normaal gebruik kunnen maken van de woning waar hij zijn hoofdverblijf heeft (of zal hebben). Onder omstandigheden kan het te bereiken resultaat tevens betrekking hebben op de berging, de toegang tuin of balkon van de woning. Denk bijvoorbeeld ook aan het verbreden van een toegangspad of toegangsdeur. Het moet bij het verlenen van maatwerkvoorzieningen gaan om het kunnen uitvoeren van elementaire woonfuncties gericht op het opheffen of verminderen van problemen bij het normale gebruik van de woning. Dat is feitelijk een uitwerking van het begrip zelfredzaamheid. Verwezen wordt naar de begripsbepalingen in de verordening van een woning en het normale gebruik van de woning.

Waar het gaat om aanpassingen van de woning geeft de door ScioPeng opgestelde limitatieve lijst een richting van de kosten. Doch de meest recente lijst is van april 2018 en gezien de ontwikkelingen op de markt is deze eigenlijk niet meer actueel, Daarnaast blijkt dat aannemers niet voor de bedragen van dit calculatiebedrag kunnen/willen uitvoeren. Voor bouwkundige aanpassingen is het daarom altijd wenselijk om meerdere offertes aan te vragen danwel te informeren bij Meyra Wooncare naar eventuele relevante prijzen.

 

Criterium primaat van verhuizen

In geval van een indicatie voor een woningaanpassing en/of een traplift geldt het principe van het primaat van verhuizen. In voorkomende gevallen beoordeelt het college de mogelijkheden hiertoe. Deze beoordeling blijft achterwege als het college vaststelt dat verhuizen binnen een medisch aanvaardbare termijn niet mogelijk is.

 

Bezoekbaar maken van de woning

In afwijking van de hoofdregel dat alleen woonvoorzieningen worden verleend in de woning waar de cliënt zijn hoofdverblijf heeft of zal hebben, kan het college een woning bezoekbaar laten maken. Alleen personen die hun hoofdverblijf hebben in een instelling met een indicatie op grond van de Wet langdurige zorg komen hier voor in aanmerking. Het kan gaan om partners of kinderen die met deze mogelijkheid in staat worden gesteld om op bezoek te gaan bij partner of ouders. Verder bepaalt dit artikel wat onder bezoekbaar maken wordt verstaan.

 

Beschermd wonen

Een indicatie voor beschermd wonen is slechts aangewezen indien de cliënt is aangewezen op een beschermende woonomgeving (inclusief noodzakelijk verblijf) gelet op diens complexe problematiek. Die kan betrekking hebben op onder meer het psychisch en psychosociaal functioneren of een psychiatrisch ziektebeeld. Daarnaast is het zo dat de maatwerkvoorzieningen zoals begeleiding geen passende bijdrage kunnen bieden. Verder is beschermd wonen primair gericht op personen die zich (nog) niet kunnen handhaven in de samenleving en daarom zijn aangewezen op noodzakelijk verblijf in een accommodatie van een instelling. Daarvoor kan aanleiding bestaan omdat de cliënt er (nog) niet in slaagt om zelfstandig te wonen zonder (in de directe nabijheid van) 24 uur per dag toezicht en aangewezen ondersteuning. Het kan zijn dat de cliënt, op termijn, in staat is een meer regulier leven op te bouwen, maar er zullen ook cliënten zijn die levenslang afhankelijk zijn van een beschermende woonomgeving.

 

Om zo goed mogelijk maatwerk te kunnen bieden wordt de indicatie voor beschermd wonen gesteld in de vorm van een zorgarrangement. Het college werkt nader uit wat onder zorgarrangementen wordt verstaan.

Uit de wettelijke definitie van beschermd wonen volgt dat het een maatwerkvoorziening betreft voor(noodzakelijk) verblijf in een accommodatie van een instelling en bijbehorende aangewezen ondersteuning. In het geval de cliënt recht heeft op een pgb worden eisen gesteld aan de accommodatie, het moet gaan om een zogeheten kleinschalige woonvorm. Hoewel dat impliciet uit de wet kan worden afgeleid bepaalt het tweede lid expliciet dat verblijf bij ouders of wettelijk vertegenwoordigers niet kan worden aangemerkt als kleinschalige woonvorm.

 

De indicatie voor beschermd wonen bestaat, naast de beschermende woonomgeving (het noodzakelijke verblijf) uit niveaus van bijbehorende noodzakelijke ondersteuning. Bij het stellen van de indicatie wordt bepaald waar de cliënt op is aangewezen. In het geval van overgangsrecht kan het oude tarief (75%) aan de orde zijn. Het kan dat de cliënt in aanmerking komt voor een pgb, als wordt voldaan aan de daarvoor geldende voorwaarden. Wordt het pgb besteed aan een accommodatie die voldoet aan de daaraan gestelde eisen, dan kan het zijn dat de hoogte van het pgb als bedoeld in het eerste lid niet toereikend is. Voor die gevallen kan het college een aanvullende toeslag verstrekken in de vorm van een wooninitiatieventoeslag. Deze cliënten zijn doorgaans zelf kosten verschuldigd die te maken hebben met de beschermende woonomgeving, zoals woonkosten. Deze wooninitiatieventoeslag is bestemd voor kosten die gemaakt moeten worden voor het organiseren van de ondersteuning van pgb-houders, de gemeenschappelijke ruimte en infrastructuur in het kader van doelmatige ondersteuning.

 

 

Ondersteuning deelname maatschappelijk verkeer

Het college kan een vervoersvoorziening en/of een gebruikerspas Regiotaxi verlenen voor respectievelijk ‘de korte afstand’ en voor de wat ‘langere afstand’ binnen de leefomgeving van de cliënt. Het verschil hiertussen is doorgaans gelegen in de vraag of het gerichte of ongerichte bestemmingen betreft. De verordening bepaalt in 3.2 dat het primaat geldt van de collectieve maatwerkvoorziening. De Regiotaxi geldt als aanvullend openbaar vervoer en zal in de meeste gevallen als passende bijdrage kunnen worden aangemerkt (zie ook toelichting bij artikel 3.2). De cliënt die gebruik maakt van Regiotaxi is daarvoor een ritbijdrage verschuldigd. Het gaat om algemeen gebruikelijke kosten omdat iedereen die gebruik maakt van het Openbaar Vervoer daarvoor ook moet betalen. Met het zich kunnen verplaatsen in de leefomgeving wordt de cliënt in staat gesteld tot participatie. Onder de leefomgeving in het kader van dit artikel wordt 10-15 kilometer rondom de woning verstaan (vergelijk CRVB:2009:BH4270 en CRVB:2010:BL4037). Het uitgangspunt qua omvang is bepaald op 2000 kilometer per jaar. Dit betekent echter niet dat er in het individuele geval niet meer of minder mogelijk zou kunnen zijn. Het college is immers gehouden maatwerk te leveren en is daarom bevoegd in individuele gevallen om af te wijken. Dat zou bijvoorbeeld (ook) het geval kunnen zijn als er meer dan één vervoersvoorziening wordt verleend en met deze voorzieningen tezamen 2000 kilometer op jaarbasis kunnen reizen bereikt kan worden.

 

Bijdrage in de kosten

Eigen bijdrage in de kosten van een maatwerkvoorziening/pgb voor een woonvoorziening of hulpmiddel

Dit artikel regelt de hoogte en de omvang (duur) voor de bijdrage in de kosten voor woningaanpassingen en hulpmiddelen.

 

Kwaliteit

In de Wmo 2015 staat in hoofdstuk 3 (artikelen 3.1-3.5 van de wet) beschreven wat relevante kwaliteitseisen zijn. Zo wordt bepaald dat de (maatwerk)voorziening zelf veilig, doeltreffend, doelmatig en cliëntgericht moet zijn. Andere eisen die relevant zijn hebben betrekking op regelingen voor de afhandeling van klachten, medezeggenschap, meldcode en betrokken professionals. In artikel 3.4, eerste lid, van de wet is bepaald dat de aanbieder bij de toezichthoudend ambtenaar, bedoeld in artikel 6.1 van de wet onverwijld melding doet van iedere calamiteit die bij de verstrekking van een voorziening heeft plaatsgevonden en van geweld bij de verstrekking van een maatwerkvoorziening.

 

Tegemoetkoming meerkosten

Dit artikel bepaalt de kaders voor de hoogte van de tegemoetkoming meerkosten afhankelijk van de kostensoort en verwijst voor de bedragen naar het Financieel besluit bij de verordening en nadere regels maatschappelijke ondersteuning en jeugdhulp 2017 gemeente Woudenberg.

 

Slotbepalingen

Hardheidsclausule

Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de cliënt afwijken van de bepalingen van de nadere regels. Dit afwijken kan alleen maar ten gunste en nooit ten nadele van de cliënt. Het gebruik maken van de hardheidsclausule moet nadrukkelijk worden beschouwd als een uitzondering.

 

Citeertitel en inwerkingtreding

Dit artikel regelt de inwerkingtreding, waarbij geen overgangsrecht is opgenomen. Dat betekent dat deze nadere regels, net als de verordening, onmiddellijke werking hebben.

 

Naar boven