Wijziging van de Verordening maatschappelijke ondersteuning Den Haag 2018

 

De raad van de gemeente Den Haag,

 

gezien het voorstel van het college van 4 februari 2020,

 

gelet op:

- de artikelen 2.1.3, 2.1.4, 2.1.5, 2.1.6, 2.1.7, 2.3.6 en 2.6.6 van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015, en

- artikel 149 van de Gemeentewet,

 

besluit vast te stellen de volgende Verordening tot wijziging van de Verordening maatschappelijke ondersteuning Den Haag 2018:

 

Artikel I

De Verordening maatschappelijke ondersteuning Den Haag 2018 wordt als volgt gewijzigd:

 

A Artikel 1.1 wordt als volgt gewijzigd:

 

1 Onder de begripsomschrijving “- advies” wordt de volgende begripsomschrijving toegevoegd: - afwegingskader 16-23: het college kan aan de hand van dit kader vanaf 1 januari 2020 voor jongeren van 16 tot 23 jaar afhankelijk van hun ondersteuningsbehoefte de meest passende ondersteuning (specialistische jeugdhulp of ondersteuning vanuit de Wmo 2015) bepalen.

 

2 De begripsomschrijving “- beleid(sregel)”: Beleidsregel maatschappelijke ondersteuning Den Haag 2017;” vervalt.

 

3 De begripsomschrijving “- collectief vervoer: aanvullend vervoer dat in het kader van de wet door het college wordt aangeboden aan personen die ten gevolge van beperkingen geen gebruik kunnen maken van het openbaar vervoer en waarbij het uitgangspunt is dat men gezamenlijk met anderen wordt vervoerd” wordt vervangen door: - collectief aanvullend vervoer: maatwerkvoorziening voor lokaal sociaal recreatief vervoer dat door het college wordt aangeboden aan personen die ten gevolge van beperkingen geen gebruik kunnen maken van eigen of openbaar vervoer en waarbij het uitgangspunt is dat men samen met anderen wordt vervoerd;.

 

4 Onder de begripsomschrijving “- dakloos” wordt de volgende begripsomschrijving toegevoegd: - dak- en thuislozen: personen die voor hun overnachting vooral aangewezen zijn op straat, op een kortdurend verblijf in laagdrempelige opvangvoorzieningen (minimaal 10 nachten per jaar) of een tijdelijk onderkomen bij familie, vrienden of kennissen;.

 

5 Onder de begripsomschrijving “– eigen bijdrage” wordt de volgende begripsomschrijving toegevoegd: - forfaitaire periode: de ondersteuning zoals bedoeld in artikel 3.9, tweede lid, onder a, van deze Verordening;.

 

6 De begripsomschrijving “- logeervoorziening:” wordt vervangen door: - logeren;

 

7 Onder de begripsomschrijving “– melding” wordt de volgende begripsomschrijving toegevoegd: - MWA: een maatwerkarrangement dat op grond van de wet op maat wordt verstrekt aan een inwoner met een beperking op het gebied van zelfredzaamheid en participatie, en die (een combinatie van) huishoudelijke hulp, (woon)begeleiding, dagbesteding, kortdurend verblijf of beschermd wonen bevat;.

 

8 De begripsomschrijving “- nadere regels: regelgeving die door het college wordt vastgelegd in de regeling maatschappelijke ondersteuning 2017 of de Beleidsregel maatschappelijke ondersteuning 2017;” wordt vervangen door: - nadere regels: regelgeving die door het college wordt vastgelegd in de geldende regeling maatschappelijke ondersteuning;.

 

9 De begripsomschrijving “- ondersteuningsplan: plan bij het verstrekken van de voorziening in natura dat aan de hand van de door het college verstrekte criteria wordt opgesteld door de zorgaanbieder in samenspraak met de cliënt, zie ook het budgetplan;” wordt vervangen door: - ondersteuningsplan: plan bij het verstrekken van het MWA in natura dat aan de hand van de door het college verstrekte criteria wordt opgesteld door de zorgaanbieder in samenspraak met de cliënt, zie ook het budgetplan;.

 

10 De begripsomschrijving “- persoonlijk plan: plan als bedoeld in artikel 2.3.2, tweede lid van de wet” wordt vervangen door: - persoonlijk plan: plan als bedoeld in artikel 2.3.2, tweede lid van de wet;.

 

11 De begripsomschrijving “- regeling: Regeling maatschappelijke ondersteuning Den Haag 2017;” wordt vervangen door: - regeling: de geldende Regeling maatschappelijke ondersteuning Den Haag;.

 

12 Onder de begripsomschrijving “– voorziening” wordt de volgende begripsomschrijving toegevoegd: - waakvlam: de ondersteuning zoals bedoeld in artikel 3.9, tweede lid, onder b, van deze Verordening;.

 

13 De begripsomschrijving “- wet: Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015” wordt vervangen door: - wet: Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015);.

 

B In artikel 2.2, tweede lid, artikel 2.6, artikel 3.6, tweede lid, artikel 3.7, vierde lid, artikel 3.8, derde lid, artikel 3.10, vierde lid, artikel 3.11, derde lid, en artikel 4.2, tweede lid komt “jaarlijks” te vervallen.

 

C Onder artikel 3.1, zevende lid, wordt een achtste lid toegevoegd, luidende:

8. Er wordt geen maatwerkvoorziening toegekend voor zover deze wordt gebruikt in het buitenland, tenzij het college hier vooraf schriftelijk toestemming voor verleent.

 

D In artikel 3.2, eerste lid, wordt aan de opsomming toegevoegd:

d. de ondersteuning die de cliënt met het pgb wenst in te kopen naar het oordeel van het college van voldoende kwaliteit is en in voldoende mate zal bijdragen aan het bereiken van het in het ondersteuningsplan opgenomen resultaat;

e. de kwaliteit van de in te kopen formele ondersteuning minimaal voldoet aan de eisen die de gemeente stelt aan de gecontracteerde zorgaanbieders die vergelijkbare ondersteuning leveren; en

f. naar het oordeel van het college op geen enkele manier druk is uitgeoefend op de cliënt om de dienstverlening, in welke vorm dan ook, van deze ondersteunende persoon of organisatie te betrekken.

 

E In artikel 3.2, zevende lid, wordt “zorg” vervangen door: ondersteuning.

 

F Onder artikel 3.2, zevende lid, worden negen leden toegevoegd, luidende:

 

8. Het college kan de Sociale Verzekeringsbank (SVB) verzoeken de uitbetaling van het pgb geheel of gedeeltelijk op te schorten.

 

9. Van formele ondersteuning zoals bedoeld in het derde lid, onder d, is sprake als de organisatie of zelfstandig werkende hulpverlener die door de cliënt is ingeschakeld voor de ondersteuning, een professionele organisatie, een zelfstandige zonder personeel of een professionele zorgverlener is.

 

10. Er is sprake van een professionele organisatie wanneer:

a. de organisatie staat ingeschreven bij de Kamer van Koophandel (KvK) en hieruit blijkt dat de organisatie ondersteuning verleent die aansluit bij de Wmo-resultaatgebieden;

b. de organisatie minimaal twee medewerkers in dienst heeft;

c. de organisatie en de medewerkers voldoen aan de kwaliteitseisen die gelden voor de ondersteuning die wordt aangeboden door de gecontracteerde aanbieder. De medewerkers ontvangen een salaris dat daarbij past;

d. de eigenaar en de medewerkers geen eerste- of tweedegraadsfamilielid zijn van degene aan wie ze ondersteuning bieden; en

e. de organisatie beschikt voor het resultaatgebied dagbesteding of logeren over een locatie die passend is en voor dat doel is ingericht en waar meerdere cliënten tegelijk kunnen verblijven.

 

11. Er is sprake van een zelfstandige zonder personeel (zzp-er) wanneer:

a. de zelfstandige staat ingeschreven bij de KvK en hieruit blijkt dat de zelfstandige ondersteuning verleent die aansluit bij de Wmo-resultaatgebieden;

b. de zelfstandige door de Belastingdienst wordt aangemerkt als een zelfstandig ondernemer;

c. de zelfstandige voldoet aan de kwaliteitseisen die aan een hulpverlener van een gecontracteerde aanbieder worden gesteld. Hij berekent een tarief dat marktconform is;

d. de zelfstandige geen eerste- of tweedegraads familielid is van degene aan wie hij ondersteuning biedt; en

e. de zelfstandige beschikt voor het resultaatgebied dagbesteding of logeren over een locatie waar meerdere cliënten tegelijk kunnen verblijven.

 

12. Er is sprake van een professionele zorgverlener wanneer:

a. de zorgverlener is ingeschreven in het register, bedoeld in artikel 3 van de Wet op de beroepen in de individuele Gezondheidszorg (het BIG), voor het uitoefenen van een beroep voor het verlenen van ondersteuning binnen de kaders van resultaatgebieden, zoals benoemd in artikel 3.9, eerste lid, van deze verordening;

b. de zorgverlener ondersteuning levert binnen de genoemde resultaatgebieden;

c. de zorgverlener geen eerste- of tweedegraads familielid is van degene aan wie hij ondersteuning biedt;

d. de zorgverlener voldoet aan de kwaliteitseisen die aan een hulpverlener van een aanbieder worden gesteld en een tarief berekent dat marktconform is; en

e. de zorgverlener beschikt voor het resultaatgebied dagbesteding of logeren over een locatie waar meerdere cliënten tegelijk kunnen verblijven.

 

13. Van informele ondersteuning zoals bedoeld in het derde lid is sprake als ondersteuning wordt geboden door het sociale netwerk van de cliënt, en de organisatie of hulpverlener niet voldoet aan de kwaliteitscriteria zoals genoemd in het negende lid.

 

14. Een vertegenwoordiger wordt alleen geacht de aan het pgb verbonden taken op verantwoorde wijze te kunnen uitvoeren indien:

a. hij niet tevens uitvoerder is van de ondersteuning die met het pgb wordt ingekocht of een financiële relatie heeft met de uitvoerder van de ondersteuning, tenzij dit gezien de situatie van de cliënt of jeugdige, de aard van de ingekochte ondersteuning en de waarborgen waarmee een verantwoorde besteding en verantwoording van het pgb is omgeven, naar het oordeel van het college passend wordt bevonden; en

b. er sprake is van voldoende nabijheid in de vorm van fysieke aanwezigheid en tijd.

 

15. Het college kan nadere regels stellen inzake de kwaliteit van ondersteuning bij, en tarieven van, de in dit artikel genoemde pgb.

 

G Artikel 3.4 wordt als volgt gewijzigd:

Artikel 3.4 Logeren

 

1. In aanvulling op artikel 3.1 komt een cliënt gedurende maximaal twee dagen per week in aanmerking voor logeren, indien:

a. de cliënt aangewezen is op ondersteuning met permanent toezicht, permanente zorg of ongeregelde zorg; en

b. de mantelzorger tijdelijk ontlast moet worden en de cliënt niet in zijn sociale omgeving kan logeren.

 

2. Logeren kan maximaal 104 dagen per jaar worden ingezet. Dagen mogen twee keer per jaar worden opgespaard tot een maximum van 21 aaneengesloten dagen. In bijzondere gevallen, bijvoorbeeld bij ziekte van de mantelzorger, mag deze periode eenmalig worden verlengd met nog eens 21 dagen.

 

3. Het college kan nadere regels stellen inzake de toegang, aard, inhoud en omvang van de in dit artikel genoemde maatwerkvoorziening.

 

H Onder artikel 3.6, derde lid, wordt een vierde lid toegevoegd, luidende:

4. Indien de cliënt de voorziening “Ondersteuning en wonen” minimaal één dagdeel op een andere locatie dan de eigen woning ontvangt, omvat deze tevens het noodzakelijk vervoer van en naar deze locatie wanneer de cliënt zich niet zelfstandig of met behulp van het sociale netwerk kan verplaatsen.

 

I Onder artikel 3.7, vijfde lid, worden twee leden toegevoegd, luidende:

 

6. Het college kan een persoon die geen beperking of probleem heeft, vragen om te verhuizen en aan deze persoon een verhuiskostenvergoeding verstrekken.

7. Een woonvoorziening voor het aanpassen of onderhouden van een gemeenschappelijke ruimte in een wooncomplex is niet mogelijk als dat wooncomplex specifiek is bestemd voor de huisvesting van senioren of personen met een beperking.

 

J Artikel 3.9 wordt als volgt gewijzigd:

Artikel 3.9 Ondersteuning en wonen

 

1. In aanvulling op artikel 3.1 komt een cliënt in aanmerking voor een MWA in geval de cliënt matige of zware beperkingen heeft op het gebied van:

a. het voeren van een huishouden;

b. sociaal en persoonlijk functioneren;

c. zelfzorg en gezondheid;

d. dagbesteding;

e. financiën;

f. bereik- en beschikbaarheid;

g. wonen (plus en intensief).

 

2. Het college onderscheidt bij de toekenning van een maatwerkarrangement de intensiteiten Basis, Plus en Intensief.

 

3. Het college stelt jaarlijks de eigen bijdrage voor de voorziening als bedoeld in het eerste lid onder a. vast bij regeling.

 

4. Het college kan in aanvulling op de gepubliceerde aanbestedingsdocumenten nadere regels stellen inzake de toegang, aard, inhoud en omvang van de in dit artikel genoemde maatwerkvoorzieningen.

 

5. In aanvulling op de resultaatgebieden uit het eerste lid zijn er twee categorieën:

a. een forfaitaire periode van maximaal 3 maanden om aan het begin van de ondersteuning de basisvoorwaarden op orde te maken voor stabilisatie, de ondersteuningsbehoefte in kaart te brengen en toe te leiden naar passende ondersteuning, hulp en zorg;

b. een waakvlam van maximaal 4 maanden na afloop van de ondersteuning om cliënt stabiel te houden en terugval te voorkomen.

 

6. Bij jongeren van 16 tot 23 jaar maakt het college op grond van het afwegingskader 16-23 de afweging of specialistische jeugdhulp of ondersteuning vanuit het MWA het meest passend is voor de jongere.

 

K Artikel 3.10 wordt als volgt gewijzigd:

1 Het eerste lid vervalt.

 

2 De artikelleden 2 tot en met 6 worden respectievelijk omgenummerd naar 1 tot en met 5.

 

L Artikel 3.11, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. In aanvulling op artikel 3.1 en 3.9 komt een cliënt in aanmerking voor een maatwerkvoorziening beschermd wonen, anders dan in verband met risico’s voor zijn veiligheid als gevolg van huiselijk geweld, indien:

 

a. de cliënt niet in staat is zich op eigen kracht te handhaven in de samenleving als gevolg van:

1◦. een psychiatrische aandoening;

2◦. een (lichte) verstandelijke beperking;

3◦. een onveilige en instabiele thuissituatie en het doorbrengen van een jeugd in de residentiële jeugdhulp in combinatie met een gebrekkig sociaal netwerk;

b. de cliënt een beperkte zelfredzaamheid heeft;

c. er voor de cliënt sprake is van de noodzaak tot bescherming van zichzelf of zijn omgeving; en

d. de cliënt niet beschikt over alternatieven die de noodzaak voor beschermd wonen kunnen opheffen.

 

M Artikel 5.2, tweede lid, wordt als volgt gewijzigd:

2. Het college heroverweegt uit het oogpunt van kwaliteit, doelmatigheid en rechtmatigheid, periodiek de genomen besluiten voor het toekennen van de maatwerkvoorzieningen in pgb en in natura.

 

N Artikel 6.1 wordt als volgt gewijzigd:

Artikel 6.1 Nieuwe feiten en omstandigheden

 

1. Onverminderd artikel 2.3.8 van de wet doet een cliënt aan het college op verzoek of onverwijld uit eigen beweging mededeling van alle feiten en omstandigheden, waarvan hem redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat deze aanleiding kunnen zijn tot heroverweging van een beslissing als bedoeld in artikel 2.3.5 of 2.3.6 van de wet.

 

2. Het college kan een besluit als bedoeld in artikel 2.3.5 of 2.3.6 van de wet herzien dan wel intrekken indien:

a. de cliënt onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een ander besluit zou hebben geleid;

b. de cliënt niet langer op maatschappelijke ondersteuning is aangewezen;

c. het college de maatschappelijke ondersteuning niet meer toereikend acht;

d. de cliënt niet voldoet aan de aan de maatschappelijke ondersteuning verbonden voorwaarden;

e. de cliënt de maatschappelijke ondersteuning niet of onvoldoende gebruikt;

f. de cliënt de maatschappelijke ondersteuning voor een ander doel of anderszins oneigenlijk gebruikt.

 

3. Een besluit tot verlening van een pgb kan worden ingetrokken als het college van oordeel is dat het pgb binnen zestig dagen na uitbetaling niet is aangewend voor de bekostiging van de maatwerkvoorziening waarvoor de verlening heeft plaatsgevonden.

 

O Onder artikel 7.2, vijfde lid, wordt een zesde lid toegevoegd, luidende:

6. Het college behandelt klachten van cliënten, onder wie jeugdigen, ouders of pleegouders, die betrekking hebben op meldingen en afhandeling van aanvragen als bedoeld in deze verordening, overeenkomstig de bepalingen uit het hoofdstuk Klachtafhandeling van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

 

Artikel II

 

A Deze verordening treedt in werking op de dag na datum van publicatie en werkt terug tot 1 januari 2020, met dien verstande dat de bepalingen die op grond van deze verordening worden gewijzigd van kracht blijven voor de tijdvakken waarvoor zij hebben gegolden.

 

 

Aldus besloten in de openbare raadsvergadering van 26 maart 2020.

De plv. griffier, Jaap van Oeveren en de voorzitter, Johan Remkes.

Naar boven