Beleidsregel ‘Resthout met beleid verbranden gemeente Zevenaar 2019’

Het college van burgemeester en wethouders (verder: het college) in haar vergadering van 29 oktober 2019,

 

Gelet op de Gemeentewet, Titel 4.3 van de Algemene wet bestuursrecht, artikel 10.2 juncto artikel 10.63 lid 1 Wet milieubeheer en artikel 5:34 van de Algemene plaatselijke verordening 2018 gemeente Zevenaar,

BESLUIT,

 

Vast te stellen de volgende beleidsregel ‘Resthout met beleid verbranden gemeente Zevenaar 2019’.

 

Daarmee vervallen respectievelijk de beleidsregel 'Resthout met beleid verbranden Zevenaar 2010' en de beleidsregel 'Resthout met beleid verbranden gemeente Rijnwaarden 2009'.

 

Inleiding

Onder een beleidsregel wordt verstaan een bij besluit vastgestelde algemene regel, niet zijnde een algemeen verbindend voorschrift, over de afweging van belangen, de vaststelling van feiten of de uitleg van wettelijke voorschriften bij gebruik van een bevoegdheid van een bestuursorgaan.

 

Artikel 10.2 Wet milieubeheer bepaalt dat het verboden is om afvalstoffen buiten een inrichting te verbranden. Op grond van artikel 10.63 Wet milieubeheer (verder: Wm) heeft het college de bevoegdheid om ontheffing te verlenen van het genoemde verbod.

 

Artikel 5:34 van de Algemene plaatselijke verordening (verder: Apv) bepaalt dat het verboden is afvalstoffen te verbranden buiten inrichtingen of anderszins vuur te stoken. Het college kan tevens van dit genoemde verbod ontheffing verlenen.

Beleidsregel

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze beleidsregel wordt verstaan onder:

Het college

:

het college van burgemeester en wethouders.

Snoeihout

:

alle takken en bladeren die van bomen en struiken worden gehaald in het kader van duurzaam onderhoud.

Gerooid hout

:

gerooide bomen (inclusief de stammen), stobben, stronken, takken en bladeren.

Bebouwde kom

:

bebouwde kom ingevolgde de Wegenverkeerswet.

Stookontheffing

:

een ontheffing op grond van de Apv tezamen met de Wm.

Stookseizoen

:

van 1 november tot 1 april

Landschapselementen

:

bossen tot 1 hectare, hoogstamboomgaarden en halfstamboomgaarden. En alle buiten de bebouwde kom gelegen beplantingen rondom erven of bestemd als al dan niet afschermende beplanting rond perceelgrenzen (uitgezonderd bedrijfs- en recreatieterreinen) en knotbomen.

Artikel 2 Gerooid hout

  • 1.

    Het college kan ontheffing verlenen voor het verbranden van gerooid hout, met uitzondering van stamhout met een doorsnede van meer dan 25 centimeter.

  • 2.

    Een ontheffing als bedoeld in artikel 2 lid 1 wordt enkel verleend, indien geen meer hoogwaardige verwerkingsmogelijkheid voor handen is. Daarbij kan gedacht worden aan het opstapelen van houtwallen, versnipperen of verklepelen.

  • 3.

    Aan een ontheffing voor het verbranden van gerooid hout zijn, de in artikel 7 beschreven, voorschriften verbonden.

Artikel 3 Snoeihout

  • 1.

    Het college kan ontheffing verlenen voor het verbranden van snoeihout ontstaan uit het onderhoud van karakteristieke landschapselementen.

  • 2.

    Een ontheffing als bedoeld in artikel 3 lid 1 wordt enkel verleend, indien geen meer hoogwaardige verwerkingsmogelijkheid voor handen is. Daarbij kan gedacht worden aan het opstapelen van houtwallen, versnipperen of verklepelen.

  • 3.

    Aan een ontheffing voor het verbranden van snoeihout zijn, de in artikel 7 beschreven, voorschriften verbonden.

Artikel 4 Ziek hout

  • 1.

    Het college kan ontheffing verlenen voor het verbranden van ziek hout.

  • 2.

    Een ontheffing als bedoeld in artikel 4 lid 1 wordt enkel verleend, indien sprake is van een besmettelijke boomziekte.

  • 3.

    Aan een ontheffing voor het verbranden van ziek hout zijn, de in artikel 7 beschreven, voorschriften verbonden.

Artikel 5 Andere gevallen

  • 1.

    Het college verleent geen ontheffingen in andere gevallen dan genoemd in de artikelen 2 tot en met 4.

Artikel 6 De ontheffing

  • 1.

    Uiterlijk acht weken voor de beoogde stookdatum wordt de aanvraag voor een ontheffing gerooid hout en/of snoeihout schriftelijk bij het college ingediend.

  • 2.

    Uiterlijk vierentwintig uur voor aanvang van het stoken meldt ontheffing houder de aanvang aan de gemeente (0316-595 111), met uitzondering van ziek hout.

  • 3.

    Uiterlijk vier uren voor het aansteken van het vuur wordt de aanvraag voor een ontheffing ziek hout telefonisch bij de gemeente Zevenaar gemeld. In geval van twijfel dient aanvrager een verklaring van de plantenziektekundige dienst te Wageningen (onderdeel van het NVWA) in, waarmee wordt aangetoond dat sprake is van een besmettelijke boomziekte.

  • 4.

    Uiterlijk één uur voor aanvang van het stoken meldt ontheffing houder de aanvang bij de regionale alarmcentrale (026-355 55 55).

  • 5.

    Een ontheffing wordt, met uitzondering van ziek hout, schriftelijk verleend.

  • 6.

    Een ontheffing is geldig voor maximaal twee aaneengesloten dagen.

  • 7.

    Een ontheffing is geldig voor één perceel of aaneengesloten percelen.

  • 8.

    Een ontheffing blijft van kracht gedurende het stookseizoen wanneer blijkt dat stoken niet mogelijk is op de aangegeven datum. Van dergelijke uitstel wordt de gemeente in kennis gesteld.

  • 9.

    Geen ontheffing wordt verleend voor het stoken van vuur binnen de bebouwde kom of in een bodembeschermingsgebied.

Artikel 7 Ontheffingsvoorschriften

  • 1.

    De locatie van de stookplaats ten aanzien van snoei- en gerooid hout tot en met 20 m3 bedraagt ten minste de volgende afstand tussen de rand van de stookplaats en de genoemde objecten:

    • A.

      10 meter tot een oppervlaktewater;

    • B.

      25 meter in een andere richting dan de windrichting tot een eigen gebouw of opstal;

    • C.

      50 meter in een andere richting dan de windrichting tot een gebouw of opstal van derden, een houtwal, een opstapeling van oogstproducten, een opslag van brandbare stoffen, een openbare weg, houtopstand, een bos of een bosschage;

    • D.

      100 meter in de winrichting tot een houtwal, een opstapeling van oogstproducten, een opslag van brandbare stoffen, een openbare weg, een bos of een bosschage;

    • E.

      200 meter in de windrichting tot een gebouw, opstal of ander bouwwerk.

  • 2.

    De locatie van de stookplaats ten aanzien van snoei- en gerooid hout groter dan 20 m3 bedraagt ten minste de volgende afstand tussen de rand van de stookplaats en de genoemde objecten:

    • A.

      10 meter tot een oppervlaktewater;

    • B.

      50 meter in een andere richting dan de windrichting tot een gebouw of opstal van derden, een houtwal, een opstapeling van oogstproducten, een opslag van brandbare stoffen, een openbare weg, houtopstand, een bos of een bosschage;

    • C.

      100 meter in de winrichting tot een houtwal, een opstapeling van oogstproducten, een opslag van brandbare stoffen, een openbare weg, een bos of een bosschage;

    • D.

      200 meter in de windrichting tot een gebouw, opstal of ander bouwwerk.

  • 3.

    In geval van een ontheffing snoeihout betreft de maximale toegestane hoeveelheid 30 m3.

  • 4.

    In geval van een ontheffing gerooid hout betreft de maximale toegestane hoeveelheid 75 m3.

  • 5.

    Stamhout met een doorsnede van meer dan 25 centimeter mag niet worden verbrand.

  • 6.

    Het stoken geeft geen overlast en vormt geen gevaar voor de omgeving.

  • 7.

    Het verbranden is niet toegestaan:

    • A.

      in de periode 1 april tot 1 november, met uitzondering van ziek hout;

    • B.

      tussen zonsondergang en zonsopgang;

    • C.

      op een zon- of feestdag;

    • D.

      tijdens een waarschuwingsfase voor verhoogde concentraties luchtverontreiniging;

    • E.

      tijdens mist of neerslag;

    • F.

      bij een windkracht kleiner dan één of groter dan vijf Beaufort;

    • G.

      bij ‘droogte fase 2’ welke wordt afgegeven door de regionale alarmcentrale.

  • 8.

    Bij het aansteken van het vuur mag geen gebruik gemaakt worden van aanmaakstoffen zoals afgewerkte olie, benzine, petroleum, autobanden en dergelijke. Wel toegestaan zijn schoon onbehandeld hout en papier. Het aansteken met een gasbrander is een bruikbaar alternatief.

  • 9.

    Het vuur mag niet worden onderhouden met bladeren, houtwol, hooi, stro, of een dergelijke gemakkelijk opstijgende brandstof.

  • 10.

    Er mag geen gerooid hout afkomstig van andere percelen worden toegevoegd.

  • 11.

    Tijdens het stoken is een toezichthouder aanwezig. Hij is tijdens de verbranding voortdurend ter plaatse aanwezig en draagt zorg voor een goed brandend vuur, zodat geen vonken opstijgen en zo min mogelijk rookontwikkeling optreedt.

  • 12.

    De toezichthouder heeft een afschrift van de stookontheffing met bijbehorende voorschriften bij zich.

  • 13.

    Aan het vuur mag geen ander afval of ander materiaal worden toegevoegd, dan waarvoor de ontheffing is verleend.

  • 14.

    Alle aanwijzingen en bevelen die door of namens het bevoegd gezag worden gegeven, dienen stipt en onmiddellijk te worden opgevolgd.

Artikel 8 Inwerkingtreding

  • 1.

    Deze beleidsregel treedt in werking daags na bekendmaking.

  • 2.

    Deze beleidsregel wordt bekendgemaakt op de daarvoor bestemde wijze.

Artikel 9 Citeertitel

  • 1.

    Deze beleidsregel wordt aangehaald als beleidsregel ‘Resthout met beleid verbranden gemeente Zevenaar 2019’.

Vastgesteld in de vergadering van het college d.d. 29 oktober 2019,

de secretaris,

Michel Tromp

de burgemeester,

Lucien van Riswijk

Naar boven