HOOFDSTUK 1. ALGEMENE BEPALINGEN
Artikel 1. Begripsbepalingen
In deze verordening wordt verstaan onder:
- a.
Aanvrager:
- de eigenaar, of,
- een natuurlijk persoon, stichting of andere rechtspersoon die zich het behoud van monumenten (mede) ten doel stelt;
- b.
Awb: Algemene wet bestuursrecht
- c.
College: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Haarlemmermeer;
- d.
Eigenaar: degene die in de kadastrale registers als eigenaar dan wel als erfpachter of opstalhouder van een gemeentelijk monument is ingeschreven;
- e.
Erfgoedcommissie: onafhankelijke commissie die het college adviseert over monumentenzorg, zoals opgenomen in het Erfgoedcommissie-reglement gemeente Haarlemmermeer 2011 of de opvolgers daarvan;
- f.
Gemeentelijk monument: een overeenkomstig de Verordening fysiek domein gemeente Haarlemmermeer 2019 of de opvolgers daarvan aangewezen:
- 1.
zaak, die van algemeen belang is wegens zijn schoonheid, betekenis voor de wetenschap of cultuurhistorische waarde;
- 2.
terrein dat van algemeen belang is wegens een daar aanwezige zaak bedoeld onder 1;
- g.
Monumentenproject: meerjarig restauratieproject, waarbij de bouwtijd naar verwachting een periode van 12 aaneengesloten kalendermaanden overschrijdt. De restauratiewerkzaamheden van een monumentenproject gaan de werkzaamheden genoemd onder b, c en d van dit artikel te boven;
- h.
Onderhoud: buitenschilderwerk aan het monumentale deel van het pand;
- i.
Open begroting: een uitgewerkte offerte waarin gedetailleerd per bouwonderdeel of activiteit is aangegeven wat de kosten zijn. Tevens is hierbij aangegeven hoeveel eenheden materiaal (strekkende, vierkante of kubieke meters) of manuren zijn gerekend die het offertebedrag bepalen.
- j.
Prestatieverklaring: document aan de hand waarvan de subsidieaanvrager aantoont dat de werkzaamheden waarvoor de subsidie is verleend zijn verricht en dat is voldaan aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen;
- k.
Restauratie: het treffen van voorzieningen tot het opheffen van bouwtechnische gebreken, die het normale onderhoud te boven gaan, en die noodzakelijk zijn voor het in stand houden of verbeteren van de cultuurhistorische waarde van het monument;
- l.
Voorbereidende werkzaamheden: het opstellen van een restauratieplan, het opstellen van een onderhoudsplan, het verrichten van bouwhistorisch onderzoek, een haalbaarheidsonderzoek naar herbestemming of een archeologisch onderzoek voor het in stand houden of verbeteren van de cultuurhistorische waarde van het monument;
Artikel 2. Grondslag en werkingssfeer
- 1.
Op grond van deze verordening kan het college subsidie verlenen voor:
- a.
restauratiewerkzaamheden aan gemeentelijke monumenten;
- b.
onderhoudswerkzaamheden aan gemeentelijke monumenten;
- c.
voorbereidende werkzaamheden aan gemeentelijke monumenten;
- d.
monumentenprojecten aan gemeentelijke monumenten.
- 2.
Een aanvraag kan slechts betrekking hebben op één van de, in het eerste lid van dit artikel onder a t/m d, genoemde onderwerpen.
- 3.
De subsidie wordt berekend over de subsidiabele kosten van voorzieningen, met uitzondering van de kosten waarvoor op grond van enige andere, door het college aan te wijzen regeling subsidie kan worden verkregen of reeds is verkregen.
- 4.
In geval van brandschade of stormschade worden de kosten berekend aan de hand van de kosten van de te treffen voorzieningen minus de uit te keren verzekeringspenningen.
- 5.
De subsidie wordt verleend aan de aanvrager van de subsidie voor het monument waaraan de voorziening wordt getroffen.
Artikel 3. Verdeling van het subsidiebudget
- 1.
Aanvragen worden op volgorde van binnenkomst behandeld.
- 2.
Het college stelt ieder jaar na het vaststellen van de gemeentebegroting het subsidieplafond voor het betreffende begrotingsjaar voor subsidies krachtens deze verordening vast. Het subsidieplafond mag niet hoger zijn dan het in de gemeentebegroting opgenomen subsidiebudget voor het restaureren van monumenten.
- 3.
Voor de onder artikel 2 lid 1 onder a tot en met c bedoelde werkzaamheden wordt tezamen, per drie jaar maximaal € 50.000 verleend.
Artikel 4. Kosten die voor subsidie in aanmerking komen
- 1.
De kosten van werkzaamheden en voorzieningen die voor subsidie in aanmerking komen, zijn:
- a.
de aanneemsom, dan wel gespecificeerde bouwkostenbegroting van de aannemer of de onderaannemer;
- b.
de kosten van de architect en van de constructeur, voor zover inschakeling hiervan noodzakelijk is;
- c.
de leges voor de omgevingsvergunning en voor enige andere vergunning voor zover die noodzakelijk is voor de restauratie;
- d.
de verschuldigde btw, voor zover deze niet kan worden verrekend,
een en ander voor zover de werkzaamheden:
- 1.
strekken tot restauratie van het monument en zijn monumentale waarden;
- 2.
- 3.
technisch noodzakelijk zijn;
- 4.
zijn gericht op maximaal behoud van aanwezige monumentale waarden, in het bijzonder historische materialen en constructies;
- 5.
gericht zijn op het voorkomen van verval of het voorkomen van vervolgschade; en
- 6.
gericht zijn op vervanging van materialen die hun functie niet meer kunnen vervullen.
- 2.
Bij zelfwerkzaamheid zijn alleen de materiaalkosten subsidiabel.
Artikel 5. Voorwaarden
- 1.
De subsidie wordt verleend onder de voorwaarden dat:
- a.
de aanvang van het werk ten minste twee weken van tevoren wordt gemeld bij het college;
- b.
de uitvoering van de werkzaamheden begint binnen 26 weken na de datum van het besluit tot verlening van de subsidie;
- c.
ten aanzien van de subsidies als beschreven in de hoofdstukken 2, 3 en 4 binnen 18 maanden na de verlening de werkzaamheden zijn voltooid;
- d.
de werkzaamheden als beschreven in hoofdstuk 5 binnen 6 maanden na afloop van het laatste kalenderjaar waarvoor de subsidie is verstrekt zijn voltooid;
- e.
het monument in een goede staat zal worden onderhouden gedurende een periode van 15 jaar na vaststelling van de subsidie;
- f.
aan de door het college met controle belaste personen inzage wordt verleend in de op het treffen van de voorzieningen betrekking hebbende gegevens;
- g.
Indien noodzakelijk voor het subsidieproces, de subsidieontvanger toegang tot het perceel en het pand voor inspectie van de werkzaamheden verleent;
- 2.
Het college kan de relevante Uitvoeringsrichtlijnen van de Stichting Erkende
Restauratiekwaliteit (ERM) van toepassing verklaren;
- 3.
Het college kan bepalen dat het restauratie- of onderhoudswerk uitgevoerd wordt door de Stichting ERM erkend bedrijf.
- 4.
Het college kan bepalen dat het bouwhistorisch onderzoek wordt uitgevoerd door een bouwhistorisch onderzoeksbureau dat zich conformeert aan de laatst vastgestelde versie van de Richtlijnen voor bouwhistorisch onderzoek.
- 5.
Het college kan bepalen dat het aan het te verrichten bouwhistorisch onderzoek, een plan van onderzoek ten grondslag ligt, goedgekeurd door het bevoegd gezag;
- 6.
Het college kan bepalen dat ten behoeve van het archeologisch onderzoek een Programma van Eisen, door een archeoloog wordt opgesteld. Het Programma van eisen wordt goedgekeurd door het college. De daartoe gecertificeerde archeoloog handelt volgens de richtlijnen en protocollen van de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie.
- 7.
Het college kan in bijzondere gevallen in het belang van het monument aanvullende voorschriften verbinden aan het verlenen van de subsidie.
HOOFDSTUK 2. RESTAURATIESUBSIDIE
Artikel 6. Hoogte van de restauratiesubsidie
- 1.
De kosten voor restauratie dienen ten minste € 2.500 te bedragen.
- 2.
De subsidie bedraagt maximaal 50% van de subsidiabele kosten van de restauratie.
- 3.
Voor de onder artikel 2 lid 1 onder a tot en met c bedoelde werkzaamheden wordt tezamen, per drie jaar maximaal € 50.000 verleend.
- 4.
Voor de restauratie van een grafmonument met de status gemeentelijk monument is het bedrag, genoemd in het eerste lid, niet van toepassing. In afwijking van het bepaalde in het tweede lid bedraagt de subsidie maximaal 50% van de subsidiabele kosten van de restauratie maar niet meer dan € 1.000
HOOFDSTUK 3. ONDERHOUDSSUBSIDIE
Artikel 7. Hoogte van de onderhoudssubsidie
1. De kosten voor onderhoud dienen ten minste € 2.500 te bedragen.
2. De subsidie bedraagt maximaal 50% van de subsidiabele kosten tot maximaal € 7.500.
HOOFDSTUK 4. SUBSIDIE VOOR VOORBEREIDENDE WERKZAAMHEDEN
Artikel 8. Hoogte van subsidie voor voorbereidende werkzaamheden
- 1.
De kosten voor onderzoek dienen ten minste € 500 te bedragen.
- 2.
De subsidie bedraagt maximaal 50% van de kosten van het onderzoek tot maximaal € 10.000 per voorbereidende werkzaamheid.
- 3.
De kosten voor het doen van een bouwhistorisch onderzoek en het maken van een restauratieplan worden volledig gesubsidieerd tot maximaal € 10.000 per onderzoek.
HOOFDSTUK 5. SUBSIDIE VOOR MONUMENTENPROJECTEN
Artikel 9. Hoogte van de subsidie voor monumentenprojecten
- 1.
De kosten voor het monumentenproject dienen ten minste € 100.000 te bedragen.
- 2.
De subsidie bedraagt maximaal 50% van de kosten en kan voor maximaal vier jaar verleend worden tot maximaal € 60.000 per jaar.
Artikel 10. Aanvullende in te dienen documenten
Voor monumentenprojectensubsidie dienen, naast het bepaalde in artikel 12, de volgende gegevens ingediend te worden:
- a.
restauratieplan, bestaande uit:
- •
een opgave van de looptijd van het project;
- •
een beschrijving van de technische staat van het monument, waarin de gebreken van het monument nauwkeurig zijn vermeld;
- •
overzichts- en detailfoto’s die een duidelijke indruk geven van het monument en zijn gebreken;
- •
tekeningen van de bestaande toestand van het monument en tekeningen waarop de voorgenomen restauratiewerkzaamheden of wijzigingen van het monument zijn aangegeven;
- •
een op de onder a. bedoelde beschrijving gebaseerd bestek of werkomschrijving waaruit duidelijk zijn af te lezen de aard en omvang van de uit te voeren werkzaamheden, de daarbij toe te passen constructies, materialen, afwerkingen en kleuren alsmede de wijze van uitvoering of verwerking daarvan; en
- •
in voorkomend geval rapporten over bouwfysische, bouwhistorische, constructieve, decoratieve, materiaaltechnische of preventieve aspecten van het monument.
- b.
actueel inspectierapport;
- c.
actuele begroting die gespecificeerd is in hoeveelheden, manuren, materialen, stelposten en onderaannemers; en
- d.
voor zover sprake is van herbestemming, een bouwhistorische verkenning.
Artikel 11. Aanvullende voorwaarden monumentenprojecten
In aanvulling op artikel 16 gelden voor de vaststelling van de monumentenprojectensubsidie naast het bepaalde in de artikelen 4, 5 en 15 van deze verordening de volgende voorwaarden:
- a.
er kan door het college worden verlangd dat het werk wordt aanbesteed overeenkomstig het gemeentelijk aanbestedingsbeleid;
- b.
de looptijd van het project bedraagt meer dan 12 maanden;
- c.
de aanvraag gaat vergezeld van een prestatieverklaring en een financieel verslag;
- de inrichting van de prestatieverklaring komt overeen met de inrichting van het restauratieplan;
- de prestatieverklaring bevat, voor zover van toepassing, een toelichting op verschillen tussen de voorgenomen activiteiten en de beoogde resultaten, vermeld in het restauratieplan en de feitelijke realisatie.
HOOFDSTUK 6. AANVRAAG EN BESLUITVORMING
Artikel 12. Aanvraag
- 1.
Een aanvraag voor een subsidie wordt uiterlijk 16 weken voor het tijdstip waarop een aanvang wordt gemaakt met de realisering van de voorgenomen werkzaamheden ingediend.
- 2.
Bij de indiening van de aanvraag worden overlegd:
- a.
een door de aanvrager ondertekend aanvraagformulier;
- b.
in geval de aanvrager niet tevens de eigenaar is, een instemmingsverklaring van de eigenaar;
- c.
een beschrijving van de te treffen voorziening;
- d.
een open begroting van de aannemer of, indien van toepassing van de onderaannemer, van de kosten van de voorzieningen;
- e.
statuten, een beschrijving van de organisatievorm voor zover deze niet reeds in de statuten is vervat en een opgave van de bestuurssamenstelling indien de aanvrager een rechtspersoon is;
- 3.
Het college kan bepalen dat ten behoeve van de vaststelling van de subsidie een accountantsverklaring moet worden overlegd.
- 4.
Het college kan bepalen dat ook andere dan in dit artikel bedoelde gegevens en bescheiden, die voor het beoordelen van de aanvraag van belang zijn, worden overlegd.
- 5.
Voordat het college over de aanvraag een besluit neemt, kan het college advies vragen aan de Erfgoedcommissie.
Artikel 13. Beslistermijn
Het college beslist op een aanvraag binnen uiterlijk zestien weken na ontvangst van de volledige aanvraag.
Artikel 14. Besluit tot subsidieverlening
Het besluit tot subsidieverlening bevat in ieder geval:
- a.
een beschrijving van de voorziening/het onderzoek waarvoor subsidie wordt verleend;
- b.
het maximumbedrag van de subsidie;
- c.
de wijze waarop dit bedrag is bepaald.
Artikel 15. Aanvraag tot subsidievaststelling
- 1.
De aanvrager dient uiterlijk binnen dertien weken nadat de voorziening waarvoor subsidie is verleend is getroffen, het onderzoek is afgerond, of anderszins de werkzaamheden zijn beëindigd een aanvraag tot vaststelling van de subsidie in.
- 2.
De aanvraag gaat vergezeld van:
- a.
een verslag van het totaal aan voorzieningen of het onderzoek en een overzicht van de kosten met alle rekeningen; daarbij begrepen de facturen van, indien van toepassing, de uitvoerende onderaannemer.
- b.
indien van toepassing, een overzicht van het uitgevoerde meer- en minderwerk.
- c.
een betalingsbewijs van door aannemer of onderaannemer uitgevoerd werk.
- 3.
Het college kan het overleggen van een accountantsverklaring eisen.
- 4.
Het college kan het overleggen van andere dan in lid 2 en 3 genoemde gegevens en bescheiden eisen.
Artikel 16. Besluit tot subsidievaststelling
- 1.
De vast te stellen subsidie wordt berekend op basis van de werkelijk gemaakte kosten met een maximum van de verleende subsidie.
- 2.
Het college stelt de subsidie binnen twaalf weken na ontvangst van de volledige aanvraag tot subsidievaststelling vast.
HOOFDSTUK 7. WEIGERING VAN DE SUBSIDIE
Artikel 17. Weigeringsgronden
Het college kan naast de weigeringsgronden van artikel 4:25 en 4:35 Awb een aanvraag voor subsidie (gedeeltelijk) weigeren, indien:
- a.
met het treffen van de voorzieningen het belang van het monument niet of in onvoldoende mate wordt gediend;
- b.
de kosten van de voorzieningen niet in redelijke verhouding staan tot het te bereiken resultaat;
- c.
voor zover benodigd voor de te treffen werkzaamheden een omgevingsvergunning is vereist en deze niet is verleend;
- d.
met het treffen van de voorzieningen is begonnen voordat het subsidiebesluit is genomen;
- e.
de subsidie naar het oordeel van het college naar verwachting niet of onvoldoende zal worden besteed aan het doel waarvoor de subsidie beschikbaar wordt gesteld;
- f.
de aanvraag dan wel de aanvrager niet voldoet aan de overige in of krachtens deze verordening gestelde eisen.
HOOFDSTUK 8. OVERIGE BEPALINGEN
Artikel 18. Meldingsplicht bij wijziging omstandigheden
Een aanvrager die een subsidie heeft aangevraagd of waaraan een subsidie is verleend, doet zo spoedig mogelijk melding aan het college van omstandigheden die van belang kunnen zijn voor de beslissing op de aanvraag dan wel een beslissing tot wijziging, intrekking of vaststelling van de subsidie.
Artikel 19. Zorgvuldig beheer en verzekeringsplicht
- 1.
De aanvrager beheert de tot haar beschikking staande middelen zorgvuldig en treft maatregelen ter voorkoming van vermogensschade.
- 2.
De aanvrager is verplicht haar roerende en onroerende zaken te verzekeren en verzekerd te houden op basis van herbouw- of vervangingswaarde tegen de schade van brand, storm en inbraak.
- 3.
De aanvrager is verplicht het bij haar in dienst zijnde personeel en de voor haar werkzame vrijwilligers gedurende de tijd dat dezen voor haar werkzaam zijn, te verzekeren tegen de gevolgen van wettelijke aansprakelijkheid.
Artikel 20. Verplichtingen
Het college kan bij de verlening van subsidie nadere verplichtingen vastleggen.
Artikel 21. Betaling
De subsidie wordt betaald binnen zes weken na bekendmaking van het besluit tot subsidievaststelling, tenzij het college bij de verlening of bij de subsidievaststelling in het besluit een andere termijn heeft aangegeven.
Artikel 22. Kettingbeding
Bij elke overdracht van de eigendom of zakelijk recht is de overdragende partij gehouden de verplichting tot nakoming van de ingevolge deze verordening opgelegde voorwaarden ten behoeve van de gemeente aan de nieuwe eigenaar of zakelijk gerechtigde op te leggen.
HOOFDSTUK 9. SLOTBEPALINGEN
Artikel 23. Zaken waarin de verordening niet voorziet
In alle gevallen waarin deze verordening niet voorziet, beslist het college.
Artikel 24. Hardheidsclausule
Het college kan, in bijzondere gevallen, één of meer artikelen van deze verordening buiten toepassing laten of daarvan afwijken, voor zover toepassing daarvan leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard,
met uitzondering van de artikelen 1 en 3.
Artikel 25. Intrekking
De Subsidieverordening restauratie gemeentelijk erfgoed 2015 wordt ingetrokken.
Artikel 26. Overgangsbepaling
Aanvragen die zijn ingediend voor de inwerkingtreding van deze verordening worden behandeld volgens de Subsidieverordening restauratie gemeentelijk erfgoed 2015. Verzoeken om vaststelling van subsidies die zijn verleend op grond van de Subsidieverordening restauratie gemeentelijk erfgoed 2015 worden behandeld volgens de bepalingen van die verordening.
Artikel 27. Inwerkingtreding
Deze verordening treedt in werking met ingang van de dag volgend op haar bekendmaking.
Artikel 28. Citeertitel
Deze verordening wordt aangehaald als Subsidieverordening restauratie gemeentelijk erfgoed 2020.
Toelichting
Artikel 1 Begripsbepalingen
Een omschrijving van het begrip “subsidie” ontbreekt, omdat artikel 4:21 van de Awb daar een definitie van geeft, die dwingend is en algemene geldigheid heeft. Opname in de verordening is derhalve niet mogelijk. Desalniettemin is het zinvol op deze plaats aandacht te besteden aan de wettelijke definitie.
Onder subsidie wordt in de Awb verstaan: de aanspraak op financiële middelen door een bestuursorgaan verstrekt met het oog op bepaalde activiteiten van de aanvrager, anders dan als betaling voor aan het bestuursorgaan geleverde goederen en diensten. De activiteiten behelzen in dit geval het uitvoeren van instandhoudingwerkzaamheden, zoals in de begripsbepalingen omschreven.
Lid a: Aanvrager
Het artikel over “eigenaar” is nu opgesplitst in aanvrager (lid f) en eigenaar (lid g). De reden hiervoor is dat, met name voor grote monumentenprojecten, een natuurlijk persoon, stichting of andere rechtspersoon het project regelt en dus de mogelijkheid dient te hebben om subsidie aan te vragen.
Lid h: Onderhoud
Met het verstrekken van subsidie aan het buitenschilderwerk van een monument wordt gestimuleerd dat eigenaren van monumenten hun object in goede staat houden en dat achterstallig onderhoud wordt voorkomen. Regulier onderhoud wordt gestimuleerd met deze subsidie.
Lid l: Voorbereidende werkzaamheden
De opstartkosten van een restauratieproject zijn vaak aanzienlijk, zonder dat de eigenaar duidelijkheid heeft over de totale kosten van het project en welk gedeelte van de kosten subsidiabel is. Door subsidie te verstrekken voor de voorbereidende werkzaamheden wordt het onderhoud aan monumenten gestimuleerd en wordt inzicht gekregen in de fysieke staat van het gemeentelijk monumentenbestand.
Artikel 3 lid 2 Verdeling van het subsidiebudget
Dit artikel bevat de basis van het subsidieplafond dat het college jaarlijks vaststelt. Daarin wordt het bedrag aangegeven, dat gedurende een begrotingsjaar beschikbaar is voor de verstrekking van subsidies. Het subsidieplafond is naar zijn aard een beperking van de verplichting van het bestuursorgaan om aan aanspraken op financiële middelen te voldoen. Met het aangeven van een jaarlijks volume van subsidiëring wordt bereikt, dat een subsidie wordt geweigerd (artikel 4:25 Awb) als de middelen zijn uitgeput die in de begroting beschikbaar zijn gesteld. De aanvrager kan het volgende jaar alsnog de aanvraag indienen.
Artikel 4 lid 1d: Kosten die voor subsidie in aanmerking komen
De btw die op de kosten van de werkzaamheden en voorzieningen wordt geheven, wordt in principe als subsidie aan de aanvrager vergoed. Dat geldt uiteraard niet als de aanvrager op andere wijze de btw kan verrekenen; dan vallen deze kosten weg en is er geen noodzaak tot subsidiëring.
Artikel 4 lid 2 Zelfwerkzaamheid
Belangrijk is dat het monument goed en met respect voor de historische elementen wordt onderhouden. Veel eigenaren kunnen dat uitstekend zelf. Als de werkzaamheden zelf worden uitgevoerd, zijn de materiaalkosten wel subsidiabel, maar de eigen (loon-)kosten niet.
Artikel 11: Aanvullende voorwaarden monumentenprojecten
Dit artikel heeft betrekking op de voorbereiding van het tweede publiekrechtelijke moment in het subsidietraject. Voorafgaand aan het vaststellen van een subsidie zullen de aanvragers een aanvraag moeten indienen, vergezeld van een aantal stukken.
Artikel 11 Voorwaarden
Het aanbestedingsbeleid is te vinden op de website van gemeente Haarlemmermeer (Overheid.nl).
Artikel 12 Aanvraag
Welke bescheiden bij de aanvraag om subsidie moeten worden overgelegd is in dit artikel geregeld. Overeenkomstig de Awb artikelen 4:1 en 4:4 wordt een standaard aanvraagformulier gehanteerd voor de stroomlijning van de aanvragen.
In artikel 4:5 Awb wordt de wijze van afdoening geregeld voor het geval dat de benodigde stukken ontbreken. Het bestuursorgaan moet immers kunnen beschikken over alle relevante stukken alvorens een besluit te kunnen nemen op de subsidieaanvraag. Als de aanvrager verzuimt alsnog ontbrekende stukken toe te voegen, kan besloten worden de aanvraag niet verder te behandelen.
Artikel 16 Besluit tot subsidievaststelling
Als blijkt dat de subsidie als gevolg van een onjuiste of onvolledige opgave is verleend dan wel een voorschrift als bedoeld in deze verordening niet is nageleefd, kan het college: een besluit tot verlening van subsidie geheel of gedeeltelijk intrekken en niet of niet geheel tot uitbetaling van de subsidie overgaan en al uitbetaalde subsidie geheel of gedeeltelijk terugvorderen (afdeling 4.2.6 en 4.2.7 Awb). Een lager subsidiebedrag vaststellen dan is verleend kan alleen op grond van de in artikel 4:46, tweede lid Awb genoemde gronden. Hoger vaststellen is niet mogelijk (zie o.a. ABRS 15/12/04, AB 2005, 276).
Artikel 17 Weigeringsgronden
Artikelen 4:25 en 4:35 Awb worden in artikel 17 genoemd. Hieronder zijn deze artikelen voluit geschreven.
Artikel 4:25
Awb
:
- 1.
Een subsidieplafond kan slechts bij of krachtens wettelijk voorschrift worden vastgesteld.
- 2.
Een subsidie wordt geweigerd voor zover door verstrekking van de subsidie het subsidieplafond zou worden overschreden.
- 3.
Indien niet tijdig, dan wel in bezwaar of beroep of ter uitvoering van een rechterlijke uitspraak omtrent verstrekking wordt beslist, geldt de verplichting van het tweede lid slechts voor zover zij ook gold op het tijdstip, waarop de beslissing in eerste aanleg werd genomen of had moeten worden genomen.
Artikel 4:35 Awb:
- 1.
De subsidieverlening kan in ieder geval worden geweigerd indien een gegronde reden bestaat om aan te nemen dat:
- a.
de activiteiten niet of niet geheel zullen plaatsvinden;
- b.
de aanvrager niet zal voldoen aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen;
- c.
de aanvrager niet op een behoorlijke wijze rekening en verantwoording zal afleggen omtrent de verrichte activiteiten en de daaraan verbonden uitgaven en inkomsten, voor zover deze voor de vaststelling van de subsidie van belang zijn.
- 2.
De subsidieverlening kan voorts in ieder geval worden geweigerd indien de aanvrager:
- a.
in het kader van de aanvraag onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt en de verstrekking van deze gegevens tot een onjuiste beschikking op de aanvraag zou hebben geleid, of
- b.
failliet is verklaard of aan hem surséance van betaling is verleend of ten aanzien van hem de schuldsaneringsregeling natuurlijke personen van toepassing is verklaard, dan wel een verzoek daartoe bij de rechtbank is ingediend.
Artikel 21 Betaling
De subsidie wordt achteraf betaald op basis van facturen en uitgevoerd werk, met een maximum van de voor het betreffende jaar verleende subsidie.
Artikel 23 Zaken waarin de verordening niet voorziet
Als de praktijk aanleiding geeft om deze verordening aan te vullen, zal het college uiteraard voorstellen aan de raad moeten doen. Omdat de tijd die gemoeid is met de totstandkoming van zo’n aanvulling te lang kan zijn om een beslissing op te schorten (in verband met voorgeschreven termijnen of belangen van de gemeente en/of aanvragers), geeft dit artikel het college de bevoegdheid om te handelen in gevallen waarin de verordening (nog) niet voorziet.
Artikel 24 Hardheidsclausule
Dit artikel is opgenomen om ten opzichte van een aanvrager in begunstigende zin te kunnen afwijken van deze verordening, met uitzondering van de bepalingen die de wettelijke basis vormen voor de subsidieverlening. Daarvoor is wel nodig dat sprake is van bijzondere omstandigheden.
De aanduiding “hardheidsclausule” geeft aan, dat zich bijzondere omstandigheden kunnen voordoen, waarin een strikte toepassing van een of meer artikelen in redelijkheid niet kan worden verlangd.