Gemeenteblad van Olst-Wijhe
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Olst-Wijhe | Gemeenteblad 2020, 78876 | Beleidsregels |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Olst-Wijhe | Gemeenteblad 2020, 78876 | Beleidsregels |
Beleidsregels re-integratie en participatie gemeente Olst-Wijhe
De gemeente vindt het belangrijk dat inwoners met een uitkering die kunnen werken ondersteuning krijgen bij het vinden van passend werk. Welke ondersteuning dat kan zijn, staat beschreven in de Verordening sociaal domein. Hoe en wanneer die hulp kan worden gegeven, legt de gemeente in deze beleidsregels uit. Hierbij gaan we uit van kernwaarden.
De beleidsregels Re-integratie en participatie gemeente Olst-Wijhe zijn gebaseerd op de Participatiewet, IOAW en IOAZ en de Verordening Sociaal Domein Olst-Wijhe (hoofdstuk 3).
De gemeente vindt het belangrijk dat inwoners met een uitkering die kunnen werken ondersteuning krijgen bij het vinden van passend werk.
3 Wettelijke loonkostensubsidie
Loonkostensubsidie is een maandelijkse tegemoetkoming in de loonkosten. De werkgever ontvangt de wettelijke loonkostensubsidie voor een werknemer die minder productief is door een arbeidsbeperking. Hoe lager de productiviteit, hoe hoger de loonkostensubsidie. De werknemer ontvangt het normale cao-loon of het wettelijk minimumloon als er geen cao is.
Loonkostensubsidie is bedoeld voor een werkgever die iemand in dienst neemt die wel kan werken, maar niet het wettelijk minimumloon kan verdienen vanwege een arbeidsbeperking.
De werkgever moet de loonkostensubsidie aanvragen voordat het dienstverband wordt aangegaan, behalve als het gaat om een jongere die praktijkonderwijs, voortgezet speciaal onderwijs of een MBO-entree-opleiding heeft gevolgd. Het dienstverband met die jongere moet binnen zes maanden na beëindiging van de opleiding zijn aangegaan.
Hoe wordt de loonkostensubsidie bepaald?
Op basis van het takenpakket van de werknemer wordt beoordeeld wat iemand kan verdienen (de zogenaamde loonwaarde). Dat gebeurt via de ‘Dariuz’-methodiek. De loonwaarde wordt gemeten als percentage van het wettelijk minimumloon.
Hoe gaat een meting van de loonwaarde in zijn werk?
De loonwaarde wordt vastgesteld door de een loonwaarde-expert. Het proces van de loonwaardebepaling volgens de Dariuz-methodiek bestaat uit de volgende stappen:
Wat is de hoogte van de loonkostensubsidie?
De berekening van de loonkostensubsidie gaat volgens de volgende rekenformule:
De loonkostensubsidie is maximaal 70%van het wettelijk minimumloon. De werkgever ontvangt daarnaast een vergoeding voor de werkgeverslasten (2018: 23,5% van de loonsom waarover loonkostensubsidie wordt verstrekt). Het eventuele verschil tussen minimumloon en cao-loon komt voor rekening van de werkgever.
Het kan ook zijn dat de werknemer wordt gedetacheerd (uitgeleend). De werkgever bij wie de werknemer gaat werken, betaalt dan een inleenvergoeding aan de werkgever die de werknemer detacheert (de formele werkgever). Bij het bepalen van de hoogte van de inleenvergoeding kan rekening worden gehouden met de hoogte van de loonkostensubsidie.
Hoe lang duurt de loonkostensubsidie?
De loonkostensubsidie loopt door tot het einde van het dienstverband of tot het moment waarop de arbeidsproductiviteit zo is toegenomen dat er geen loonkostensubsidie meer nodig is. Er kan tussentijds onderzoek worden gedaan naar de arbeidsproductiviteit en de loonwaarde. Als een werknemer ziek wordt tijdens het dienstverband, dan ontvangt de werkgever geen loonkostensubsidie zo lang de werknemer ziek is.
Vaste (forfaitaire) loonkostensubsidie
Naast de loonkostensubsidie op basis van een loonwaardemeting op de werkplek, bestaat wettelijk de mogelijkheid om voor de eerste zes maanden dat iemand bij een werkgever in dienst komt een vaste loonkostensubsidie te verlenen. Hierbij wordt in eerste instantie geen loonwaarde gemeten, maar bedraagt de subsidie standaard 50% van het wettelijk minimumloon. Deze vaste loonkostensubsidie is beschikbaar als werkgevers daarom vragen en een arbeidsovereenkomst van minimaal een jaar aanbieden. Na afloop van de vaste loonkostensubsidie, beoordeelt de gemeente of de loonkostensubsidie kan worden voortgezet op basis van een loonwaardemeting.
Aan de vaste loonkostensubsidie zijn enkele nadelen verbonden voor werknemer en werkgever:
de werkgever kan niet in aanmerking komen voor de vrijwaringsregeling in het kader van de WGA-regeling1.
De voordelen die onder b en c staan genoemd, zijn pas beschikbaar als de werknemer wordt opgenomen in het doelgroepregister banenafspraak.
Is er nog extra ondersteuning mogelijk?
Naast de loonkostensubsidie kan de werkgever in aanmerking komen voor een tegemoetkoming in de kosten van een ‘jobcoach’ voor begeleiding op de werkplek. Dat kan een andere werknemer zijn of iemand van buiten de organisatie. Daarnaast kan de werkgever in aanmerking komen voor fiscale voordelen en voor de no-riskpolis van UWV (bij loonwaardemeting) en een aanpassing van de werkplek of andere voorzieningen.
Beschut werk is werken in een normaal dienstverband, maar onder aangepaste omstandigheden. Beschut werk vraagt altijd om aanpassing van de werkplek of intensieve begeleiding in een veilige (beschutte) werkomgeving. De gemeente is verantwoordelijk voor het aanbieden van beschut werk. De gemeente is verplicht om jaarlijks een aantal beschutte werkplekken aanbieden.
Beschut werk is bedoeld voor inwoners die door de gemeente naar werk moeten worden geholpen of die van het UWV een uitkering ontvangen. Het gaat om inwoners die alleen maar onder aangepaste omstandigheden kunnen werken.
Het gaat om inwoners die door hun lichamelijke, verstandelijke of psychische beperking een hoge mate van (structurele) begeleiding of aanpassing van de werkplek nodig hebben, dat niet van een werkgever mag worden verwacht dat hij deze inwoners in dienst neemt, ook niet met extra voorzieningen van gemeente of UWV.
Er wordt ook gekeken hoe productief de inwoner op de werkplek zal zijn (welke loonwaarde hij heeft).
UWV moet een positief advies geven. De inwoner of de gemeente kunnen een advies aanvragen. UWV beoordeelt of de persoon kan werken en of er sprake is van:
Samen met de inwoner wordt bepaald welke voorziening het meest passend is. Hierbij wordt ook een vorm van (arbeidsmatige) dagbesteding betrokken.
Wat doet de gemeente nog meer?
De gemeente kan voor de ondersteuning op de beschutte werkplek het volgende aanbieden:
Hoe ondersteunt de gemeente de werknemer in de periode die aan het dienstverband voorafgaat?
Elke situatie is anders, dus de gemeente houdt rekening met de individuele situatie van de inwoner. Als het nodig en zinvol is, biedt de gemeente één van de volgende voorzieningen aan:
Als de gemeente het nodig en zinvol vindt, kunnen ook andere voorzieningen worden ingezet, zoals schuldhulpverlening of persoonlijke ondersteuning.
Hoe wordt de werkgever ondersteund?
De werkgever die een beschutte werkplek aanbiedt heeft recht op de zogenaamde no-riskpolis van UWV bij ziekte van de werknemer en kan gebruikmaken van fiscale maatregelen, waaronder het Lage inkomensvoordeel.
Zo lang als het positieve advies van UWV geldig is en het dienstverband duurt tot aan de AOW-leeftijd. In de meeste situaties zal het om een langdurige periode gaan. Maar het is mogelijk dat omstandigheden veranderen, waardoor een nieuw advies van UWV nodig is. Zowel de werknemer als de gemeente kunnen een advies aanvragen bij UWV.
5 Scholing met behoud van uitkering
Het algemene uitgangspunt is dat ’werk’ boven uitkering gaat. Wanneer toestemming wordt gevraagd voor het volgen van een studie wordt beoordeeld of deze opleiding noodzakelijk is en re-integratie niet in de weg staat.
Hierbij gelden de volgende voorwaarden:
Voor het volgen van een opleiding moet er dus toestemming gevraagd worden aan de gemeente. Er is géén toestemming nodig voor:
De uitkering loopt bij deze opleidingen gewoon door. Maar als de inwoner een baan krijgt aangeboden, dan moet hij deze aannemen.
De opleiding mag in beginsel maximaal twee jaar duren.Een uitzondering kan worden gemaakt als er in overleg met het UAF een studietraject is opgesteld. Het UAF ondersteunt studenten bij het afmaken van hun studie en het vinden van een baan. Hiervoor gelden strenge selectiecriteria.
De kosten van les- en boekengeld moet de student zelf betalen.
Mogelijk kan er op grond van het Levenlanglerenkrediet onder bepaalde voorwaarden een lening worden afgesloten bij DUO. In sommige gevallen betaalt het UAF de kosten van de studie.
De gemeente kan het UAF een vergoeding geven voor de trajectkosten.
6 Persoonlijke voorzieningen bij werk of scholing
De gemeente is ook verantwoordelijk voor het inzetten van zogenoemde ‘persoonlijke voorzieningen’ voor inwoners met een arbeidsbeperking die onder de doelgroep van de gemeente vallen. Het gaat om de volgende soorten voorzieningen:
Een voorziening kan ‘in natura’ beschikbaar worden gesteld (als product of dienst) of in de vorm van een geldbedrag. Gaat het om een product, dan wordt per geval beoordeeld of het in bruikleen of in eigendom aan de inwoner wordt gegeven. Uitgangspunt is in bruikleen, als dit zinvol is.
Persoonlijke voorzieningen zijn bedoeld voor inwoners uit de doelgroep van de Participatiewet die deze voorzieningen nodig hebben om te kunnen werken of te kunnen deelnemen aan een traject naar werk. Het moet gaan om inwoners die een arbeidsbeperking hebben.
Voor persoonlijke voorzieningen zijn enkele spelregels vastgesteld:
Werk of een traject naar werk kan voor de inwoner extra kosten met zich meebrengen. De gemeente kan deze kosten vergoeden als dit nodig is om aan het werk te gaan of een traject naar werk te volgen.
Voor inwoners die onder de doelgroep van de gemeente vallen. Het kan gaan om bijvoorbeeld de aanschaf van een fiets, een ov-kaart, kilometervergoeding of de aanschaf van kleding.
De gemeente kan op eigen initiatief of op verzoek van de inwoner nagaan of een onkostenvergoeding verstrekt kan worden.
8 Ontheffing van de plicht tot arbeidsinschakeling
Inwoners met een bijstandsuitkering, IOAW- of IOAZ-uitkering zijn verplicht actief mee te werken aan de re-integratie. Als de gemeente voorzieningen aanbiedt die de inwoner helpen in de richting van werk, dan moet de inwoner actief meewerken. Bovendien is de inwoner verplicht om te solliciteren en werk te accepteren. Voor sommige groepen geldt een uitzondering op deze regel.
Uitzondering 1: alleenstaande ouders
Een alleenstaande ouder die de zorg heeft voor één of meer ten laste komende kinderen tot 5 jaar, stelt de gemeente op verzoek vrij van de verplichting om werk te zoeken en te aanvaarden. Het gaat om ouders die alleen wonen, voor het kind kinderbijslag ontvangen en voor het kind zorgen. De vrijstelling duurt totdat het jongste kind 5 jaar is geworden. De alleenstaande ouder kan in totaal maximaal 5 jaar vrijgesteld worden van de arbeidsverplichting. De gemeente kan de alleenstaande ouder die vrijgesteld is wel voorzieningen aanbieden die de alleenstaande ouder naar werk helpen. De alleenstaande ouder is verplicht van die voorzieningen gebruik te maken. Doet de alleenstaande dat niet, dan kan de gemeente de vrijstelling van de arbeidsverplichting weigeren of intrekken. Gaat het om een alleenstaande ouder die nog geen startkwalificatie2 heeft, dan biedt de gemeente scholing aan waardoor de arbeidskansen stijgen.
Uitzondering 2: dringende redenen
De inwoner met een bijstandsuitkering kan vrijgesteld worden van de arbeidsverplichting en van de verplichting om mee te werken aan hulp die de gemeente de inwoner aanbiedt. Die vrijstelling kan alleen worden ingezet als er sprake is van dringende redenen. Dat is het geval als het niet redelijk is om van de inwoner te verwachten dat hij actief bezig is met re-integratie. Voorbeelden van dringende redenen zijn:
De vrijstelling is tijdelijk, behalve wanneer de inwoner volledig en blijvend arbeidsongeschikt is.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/gmb-2020-78876.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.