Besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Krimpen aan den IJssel houdende regels omtrent jeugdhulp (Besluit jeugdhulp gemeente Krimpen aan den IJssel 2020)

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Krimpen aan den IJssel;

gelet op het bepaalde in de Verordening jeugdhulp gemeente Krimpen aan den IJssel 2015;

 

besluit:

 

vast te stellen het Besluit jeugdhulp gemeente Krimpen aan den IJssel 2020.

§ 1. De hulpvraag, het onderzoek, de aanvraag en kwaliteitseisen

 

Artikel 1. Toegang jeugdhulp via de gemeente, melding hulpvraag

  • 1.

    Jeugdigen en ouders kunnen een hulpvraag melden bij het college.

  • 2.

    Het college bevestigt de ontvangst van een melding schriftelijk.

  • 3.

    In spoedeisende gevallen treft het college zo spoedig mogelijk een passende tijdelijke maatregel of vraagt het college een machtiging gesloten jeugdhulp als bedoeld in hoofdstuk 6 van de wet.

  • 4.

    Jeugdigen en ouders kunnen zich rechtstreeks wenden tot een overige voorziening.

Artikel 2. Vooronderzoek

  • 1.

    Het college verzamelt alle voor het onderzoek, bedoeld in artikel 3, van belang zijnde en toegankelijke gegevens over de jeugdige en zijn situatie en maakt vervolgens zo spoedig mogelijk met hem of zijn ouders een afspraak voor een gesprek. Hierbij brengt het college de jeugdige en zijn ouders op de hoogte van de mogelijkheid om binnen een redelijke termijn een familiegroepsplan als bedoeld in artikel 1.1 van de wet op te stellen. Als de jeugdige en zijn ouders daarom verzoeken, draagt het college zorg voor ondersteuning bij het opstellen van een familiegroepsplan.

  • 2.

    Voor het gesprek verschaffen de jeugdige of zijn ouders aan het college alle overige gegevens en bescheiden die naar het oordeel van het college voor het onderzoek nodig zijn en waarover zij redelijkerwijs de beschikking kunnen krijgen. De jeugdige of zijn ouders verstrekken in ieder geval een identificatiedocument als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage.

  • 3.

    Het college kan in overleg met de jeugdige of zijn ouders afzien van een vooronderzoek als bedoeld in het eerste en tweede lid.

Artikel 3. Gesprek

  • 1.

    Het college onderzoekt in een gesprek tussen deskundigen en de jeugdige of zijn ouders, zo spoedig mogelijk en voor zover nodig:

    • a.

      de behoeften, persoonskenmerken, voorkeuren, veiligheid, ontwikkeling en gezinssituatie van de jeugdige en het probleem of de hulpvraag;

    • b.

      het gewenste resultaat van het verzoek om jeugdhulp;

    • c.

      het vermogen van de jeugdige of zijn ouders om zelf of met ondersteuning van de naaste omgeving een oplossing voor de hulpvraag te vinden;

    • d.

      de mogelijkheden om gebruik te maken van een andere voorziening;

    • e.

      de mogelijkheden om jeugdhulp te verlenen met gebruikmaking van een overige voorziening;

    • f.

      de mogelijkheden om een individuele voorziening te verstrekken;

    • g.

      de wijze waarop een mogelijk toe te kennen individuele voorziening wordt afgestemd met andere voorzieningen op het gebied van zorg, onderwijs, maatschappelijke ondersteuning, of werk en inkomen;

    • h.

      hoe rekening zal worden gehouden met de godsdienstige gezindheid, de levensovertuiging en de culturele achtergrond van de jeugdige en zijn ouders, en

    • i.

      de mogelijkheden om te kiezen voor de verstrekking van een pgb, waarbij de jeugdige of zijn ouders in begrijpelijke bewoordingen worden ingelicht over de gevolgen van die keuze.

  • 2.

    Waar nodig maakt het college bij het onderzoek gebruik van protocollen voor begeleiding en jeugdhulp.

  • 3.

    In de gevallen bedoeld in artikel 8.2.1 van de wet informeert het college de ouders dat een ouderbijdrage is verschuldigd en hoe deze bijdrage wordt geïnd.

  • 4.

    Als de jeugdige en zijn ouders een familiegroepsplan als bedoeld in artikel 1.1 van de wet hebben opgesteld, betrekt het college dat als eerste bij het onderzoek, bedoeld in het eerste lid.

  • 5.

    Het college informeert de jeugdige of zijn ouders over de gang van zaken bij het gesprek, hun rechten en plichten en de vervolgprocedure en vraagt hen toestemming om hun persoonsgegevens te verwerken.

  • 6.

    Het college kan in overleg met de jeugdige of zijn ouders afzien van een gesprek.

Artikel 4. Verslag

  • 1.

    Het college zorgt voor schriftelijke verslaglegging van het onderzoek, bedoeld in artikel 3.

  • 2.

    Binnen 10 werkdagen na het gesprek verstrekt het college aan de jeugdige of zijn ouders een verslag van de uitkomsten van het onderzoek, tenzij zij hebben meegedeeld dit niet te wensen.

  • 3.

    Opmerkingen of latere aanvullingen van de jeugdige of zijn ouders worden aan het verslag toegevoegd.

Artikel 5. Aanvraag

Jeugdigen en ouders kunnen een aanvraag om een individuele voorziening schriftelijk indienen bij het college.

Artikel 6. Kwaliteitseisen jeugdhulp

  • 1.

    De geleverde jeugdhulp dient te voldoen aan de wettelijke eisen als vermeld in de Jeugdwet. Dit betekent dat de jeugdhulpaanbieder:

    • a.

      de verplichting heeft om verantwoorde hulp te bieden;

    • b.

      zich zo moet organiseren en voorzien van kwalitatief en kwantitatief personeel dat verantwoorde hulp kan worden geboden

    • c.

      moet meewerken met een familiegroepsplan, hulpverleningsplan of plan van aanpak;

    • d.

      een kwaliteitssysteem dient te hebben;

    • e.

      de beschikking heeft over een VOG;

    • f.

      een verplichte meldcode dient te hebben voor huiselijk geweld en kindermishandeling;

    • g.

      een meldplicht heeft indien er sprake is van calamiteit en geweld;

    • h.

      de verplichting heeft een vertrouwenspersoon in de gelegenheid te stellen zijn taak uit te oefenen;

    • i.

      een regeling voor de behandeling van klachten heeft;

    • j.

      een cliëntenraad of een pleegouderraad heeft; en

    • k.

      jaarlijks verslag doet over de naleving van de wet en de regels omtrent de kwaliteit van jeugdhulp van respectievelijk de kwaliteit van uitvoering van taken, het klachtrecht en de medezeggenschap.

  • 2.

    Aanvullend gelden voor de jeugdhulpaanbieder de volgende eisen:

    • a.

      dat alleen medewerkers als jeugdhulpverlener worden ingezet die zijn ingeschreven in het landelijk kwaliteitsregister jeugd of het BIG-register;

    • b.

      dat de registratie van de inwoners die ondersteuning krijgen plaatsvindt conform de wettelijke privacy regels;

    • c.

      dat er een agressieprotocol aanwezig is waarin beschreven staat hoe dit jegens medewerkers/vrijwilligers en cliënten georganiseerd is;

    • d.

      dat er gehandeld wordt volgens de regels en afspraken die beschreven staan in het ‘Samenwerkingsconvenant SISA, Verwijsindex risico’s jeugdigen Rotterdam Rijnmond’;

    • e.

      dat een incident waarbij er gevolgen zijn voor betrokken personen, er sprake is van maatschappelijke impact of (dreigende) maatschappelijke onrust of waarbij media en/of politiek het handelen van hulpverlenende instantie ter discussie stellen binnen maximaal 3 uur wordt gemeld bij de gemeente.

  • 3.

    Indien er sprake is van een PGB kan, afhankelijk van de zwaarte van de in te zetten hulp, gemotiveerd van de aanvullende kwaliteitscriteria genoemd in het tweede lid worden afgeweken. Dit mag echter nooit ten koste gaan van de kwaliteit van de te leveren hulp.

§ 2. Specifieke regels voor het persoonsgebonden budget

 

Artikel 7. Het pgb

Het college verstrekt een pgb op basis van een in principe door de aanvrager opgesteld pgb plan in combinatie met een ondersteuningsplan waarin in ieder geval het volgende is opgenomen:

  • a.

    Een probleemanalyse;

  • b.

    Een motivatie waarom de jeugdige en/of zijn wettelijke vertegenwoordiger de individuele voorziening in de vorm van zorg in natura niet passend achten;

  • c.

    Een beschrijving van de mogelijkheden van het inzetten van eigen kracht dan wel eigen inzet van de ouders/wettelijk vertegenwoordiger en die van het netwerk en/of de familie;

  • d.

    Een beschrijving van de resultaten die worden beoogd bereikt te worden door middel van de ingekochte hulp, ondersteuning en/of begeleiding en hoe deze resultaten behaald zullen worden;

  • e.

    Een beschrijving van waar en hoe de budgethouder de hulp, de ondersteuning en/of de begeleiding zal inkopen en hoe de betrokken zorgverleners worden aangestuurd;

  • f.

    Een beschrijving waaruit blijkt dat de beoogde in te kopen (in)formele hulp, ondersteuning en/of begeleiding zowel veilig, doeltreffend, doelmatig als cliëntgericht is;

  • g.

    Een beschrijving waaruit blijkt dat de in te kopen formele hulp, ondersteuning en/of begeleiding voldoet aan de kwaliteitseisen zoals gesteld in hoofdstuk 4 van de Jeugdwet;

  • h.

    Een beschrijving van de verwachte/gewenste omvang en duur van de hulp, de ondersteuning en/of begeleiding;

  • i.

    Een begroting.

Artikel 8. Gronden om een niet pgb toe te kennen

Geen pgb wordt verstrekt wanneer:

  • a.

    blijkt dat de budgetbeheerder niet in staat wordt geacht om het pgb naar behoren te beheren;

  • b.

    de jeugdige en/of de ouders problematische schulden heeft/hebben, een schuldsaneringstraject doorloopt/doorlopen of onder de wet schuldsanering natuurlijke personen valt/vallen, tenzij de bewindvoerder het volledige beheer van het pgb op zich neemt. De kosten die hiermee gemoeid zijn, komen ten laste van de aanvrager;

  • c.

    indien er sprake is van spoedeisende hulp (crisissituatie);

  • d.

    wanneer de geboden hulp, ondersteuning en begeleiding die door één en dezelfde persoon geleverd wordt meer bedraagt dan 40 uur per week. Bij het vaststellen of deze 40 uur per week overschreden wordt, kan betrokken worden de hoeveelheid hulp, ondersteuning en begeleiding die deze persoon – al dan niet via een pgb – levert aan andere personen of familieleden.

  • e.

    Indien de vertegenwoordiger van de aanvrager tevens de uitvoerder is van de ondersteuning die met het pgb wordt ingekocht.

  • f.

    Indien er sprake is van onvoldoende nabijheid van de vertegenwoordiger van de aanvrager in de vorm van fysieke aanwezigheid en tijd.

Artikel 9. Formele hulp en informele hulp

  • 1.

    Van formele hulp is sprake als de hulp, de ondersteuning en/of de begeleiding geboden wordt door:

    • a.

      een persoon die werkzaam is bij een zorgaanbieder die ten aanzien van de voor het pgb uit te voeren taken/werkzaamheden ingeschreven staat in het Handelsregister en die beschikt over relevante diploma’s die nodig zijn voor uitoefening van de desbetreffende taken, of

    • b.

      een persoon die aangemerkt is als Zelfstandige zonder personeel en die ten aanzien van de voor het pgb uit te voeren taken/werkzaamheden ingeschreven staat in het Handelsregister en die beschikt over relevante diploma’s die nodig zijn voor uitoefening van de desbetreffende taken, of

    • c.

      een persoon die ingeschreven staat in het register bedoeld in artikel 3 van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg (BIG) en/of artikel 5.2.1 van het Besluit Jeugdwet (SKJ), voor het uitoefenen van een beroep voor het verlenen van jeugdhulp.

  • 2.

    Van informele hulp is sprake als de hulp, de ondersteuning en/of de begeleiding geboden wordt door:

    • a.

      een bloed- of aanverwant in de 1e of 2e graad van de budgethouder; of

    • b.

      een persoon uit het sociaal netwerk van de budgethouder; of

    • c.

      een ongekwalificeerde ondersteuner; of

    • d.

      een zzp-er zonder gespecialiseerde gerelateerde opleiding.

  • 3.

    Als de door de aanvrager gewenste hulpverlener zowel onder lid 2 als lid 3 a of b van dit artikel valt, wordt diegene beschouwd als een informele zorgverlener.

  • 4.

    Indien de jeugdige, zijn ouders of wettelijke vertegenwoordiger de hulp, de ondersteuning, de begeleiding of een hulpmiddel wenst te betrekken via informele hulp kan het college via een onafhankelijk en daartoe deskundige derde laten toetsen of deze persoon verantwoorde hulp, ondersteuning en/of begeleiding kan geven.

  • 5.

    Indien de jeugdige, zijn ouders of wettelijke vertegenwoordiger de hulp, de ondersteuning of de begeleiding wenst te betrekken via informele hulp dan dient de aanvrager de informele hulpverlener om een verklaring omtrent gedrag te verzoeken en een kopie daarvan bij de pgb aanvraag te voegen.

Artikel 10. Hoogte pgb

  • 1.

    De hoogte van een pgb:

    • a.

      wordt bepaald aan de hand van een door de jeugdige of zijn ouders opgesteld plan over hoe zij het pgb gaan besteden;

    • b.

      is toereikend om veilige, doeltreffende en kwalitatief goede jeugdhulp in te kopen, en

    • c.

      bedraagt niet meer dan de kostprijs van de in de betreffende situatie goedkoopst adequate individuele voorziening in natura.

  • 2.

    De persoon aan wie een pgb wordt verstrekt, kan de jeugdhulp onder de volgende voorwaarden betrekken van een persoon die behoort tot het sociale netwerk:

    • a.

      dat deze persoon maximaal het op grond van de Wet langdurige zorg geldende pgb-uurtarief voor hulp van niet-professionele zorgverleners krijgt betaald voor zijn diensten;

    • b.

      dat deze persoon heeft aangegeven dat de zorg aan de belanghebbende voor hem niet tot overbelasting leidt, en

    • c.

      dat tussenpersonen of belangbehartigers niet uit het pgb mogen worden betaald.

  • 3.

    Voor de bepaling van de hoogte van het PGB wordt aansluiting gezocht bij de systematiek zoals verwoord in het besluit maatschappelijke ondersteuning.

Artikel 11. Uitbetaling van het pgb

Het pgb wordt betaalbaar gesteld nadat de feitelijk geleverde uren in een bepaalde maand worden gedeclareerd bij de Sociale Verzekeringsbank (SVB). Hierbij mag geen gebruik worden gemaakt van vaste maandlonen of vaste maandbedragen.

§ 3. Overige bepalingen

 

Artikel 8. Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    Dit besluit treedt in werking op 1 april 2020 en vervangt het besluit dat op 23 juni 2015 door ons is vastgesteld.

  • 2.

    Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit jeugdhulp gemeente Krimpen aan den IJssel 2020.

Aldus vastgesteld in de vergadering van het college van burgemeester en wethouders van

Krimpen aan den IJssel op 17 maart 2020.

De secretaris,

De burgemeester,

Naar boven