Protocol vermoedens integriteitsschendingen politieke ambtsdragers Veere 2020

De raad van de gemeente Veere;

Op voorstel van het presidium van 9 maart 2020;

Gelezen het voorstel van de burgemeester van 12 maart 2020;

Gelet op: hoofdstuk 3 Uitvoering, lid 2 onder c. van de Gedragscode Integriteit politieke ambtsdragers Veere 2019 en de Gedragscode Integriteit dagelijks bestuur Veere 2019;

 

Besluit:

 

  • 1.

    Vast te stellen het volgende Protocol vermoedens integriteitsschendingen politieke ambtsdragers gemeente Veere 2020.

Hoofdstuk 1 Inleiding

 

 

Deze inleiding maakt integraal onderdeel uit van het onderstaande protocol.

Gedragscodes integriteit zijn voor gemeenten verplicht op grond van de Gemeentewet. Politieke ambtsdragers zijn op de naleving van gedragscodes integriteit aanspreekbaar. Wanneer politieke ambtsdragers zich niet aan deze code houden kan dat gevolgen hebben voor hun functioneren en positie. Het rechtskarakter van een gedragscode integriteit is dat van een interne regeling in aanvulling op de wettelijke regels. De Gemeentewet laat de gemeente ruimte bij de inhoudelijke invulling.

In het navolgende Protocol en stappenplan staat aangegeven welke stappen moeten worden gezet wanneer integriteit mogelijk geschonden wordt of daarvan het sterke vermoeden bestaat. Het Protocol kan worden beschouwd als een extra onderdeel van het integriteitsbeleid. Het biedt houvast en uniformiteit bij de aanpak van vermeende of daadwerkelijke schendingen.

Belangrijk is ook de preventie: ervoor te zorgen dat integriteit en integriteitsbewustzijn in de bestuurlijke gremia een plek krijgen en daarbij afspraken te maken over een regelmatige bespreking van het thema integriteit, zowel in de volksvertegenwoordiging als met het bestuur.

 

Hoofdstuk 2 Protocol

 

 

Artikel 2.1 Algemene bepalingen

 

  • 1.

    Dit protocol geldt voor politiek ambtsdragers van de gemeente Veere zijnde de burgemeester, wethouders, de raadsleden en (burger)leden van de raadscommissies.

  • 2.

    In gevallen waarin dit protocol niet voorziet of waarbij de toepassing niet eenduidig is, wordt de handelwijze bepaald door het presidium, het college of de plaatsvervangend voorzitter van de raad, afhankelijk van de vraag of de melding een raads (- of raadscommissie)lid, een collegelid of de burgemeester betreft

  • 3.

    Bij het gebruik van dit protocol is de ‘Gedragscode Integriteit politieke ambtsdragers Veere 2019’ en de ‘Gedragscode Integriteit bestuurders Veere 2019’ het uitgangspunt.

  • 4.

    Het protocol is openbaar en voor iedereen te raadplegen via de gemeentelijke website.

  • 5.

    Politiek ambtsdragers ontvangen (bij hun aantreden) een exemplaar van het protocol.

 

Artikel 2.2 definities

  • 1.

    Politieke ambtsdragers: burgemeester, wethouders, de raadsleden en (burger)leden van de raadscommissies

  • 2.

    Melder: een ieder die een vermoeden van integriteitsschending heeft gemeld op grond van deze regeling.

  • 3.

    Integriteitsschending: een gedraging van een politiek ambtsdrager die in strijd is met het handelen als ‘goed volksvertegenwoordiger’ of ‘goed bestuurder’. Het kan gaan om feiten die wettelijk strafbaar zijn, maar ook om handelingen die in strijd zijn met geschreven of ongeschreven regels. In bijlage 1 zijn voorbeelden van integriteitsschendingen opgenomen.

  • 4.

    Externe onderzoeker: de onderzoeker of het onderzoeksbureau die in opdracht van de burgemeester onderzoek doet naar aanleiding van een melding van integriteitsschending of een incident.

 

Artikel 2.3 Melding

  • 1.

    Als het een vermoeden betreft, dat een collega politiek ambtsdrager zich mogelijk schuldig maakt aan een integriteitsschending, dan is de eerste stap om zelf contact op te nemen met deze collega. Er zou immers wellicht sprake kunnen zijn van een misverstand of onwetendheid. Mocht de gedraging zich daarvoor niet lenen, of er zijn andere redenen om niet het gesprek aan te gaan, dan is er de mogelijkheid om conform dit protocol een melding doen.

  • 2.

    Een melding van een vermoeden van vermeende integriteitsschending door een politieke ambtsdrager kan door een ieder worden gedaan. Dit kan mondeling, schriftelijk of digitaal.

  • 3.

    Een vermoeden van integriteitsschending van een politiek ambtsdrager (niet zijnde de burgemeester), wordt gedaan bij de burgemeester.

  • 4.

    Meldingen over de burgemeester worden gedaan bij de plaatsvervangend voorzitter van de raad.

  • 5.

    De melder kan desgewenst anoniem blijven.

  • 6.

    Nadat de burgemeester de melding heeft ontvangen over het vermoeden van een integriteitsschending begaan door een politieke ambtsdrager, bevestigt hij de ontvangst van de melding schriftelijk aan de melder. De burgemeester wordt in het hele proces van melden tot en met afronding bijgestaan door de griffier voor meldingen over raadsleden en de gemeentesecretaris voor meldingen over collegeleden.

  • 7.

    Nadat de ontvangst van de melding is bevestigd toetst de burgemeester ambtshalve de melding tegen de achtergrond van de vraag of zij zodanig concreet is en van een zodanige ernst dat een vooronderzoek als bedoeld in artikel 2.5 noodzakelijk is. Een integriteitsmelding wordt in ieder geval getoetst op:

    • a.

      De aard van het feit;

    • b.

      De ontvankelijkheid van de melding;

    • c.

      De ernst van de zaak;

    • d.

      De valideerbaarheid van feiten en omstandigheden;

    • e.

      De positie of persoon van de bron;

    • f.

      De persoon van het lid van de raad, commissie of college in kwestie;

    • g.

      De geloofwaardigheid/waarschijnlijkheid van signalen;

    • h.

      De spoedeisendheid/actualiteit van de melding.

 

Artikel 2.4 Afhandeling melding

 

  • 1.

    Op basis van de toets zoals opgenomen in artikel 2.3 besluit de burgemeester binnen:

    • a.

      de melding niet verder te behandelen of

    • b.

      vooronderzoek te doen.

  • 2.

    Indien de burgemeester vaststelt dat de melding onvoldoende concreet is dan wel een onvoldoende ernstig karakter heeft, besluit hij het onderzoek niet verder voort te zetten. Van deze beslissing worden de melder en de politieke ambtsdrager over wie de melding is gedaan schriftelijk in kennis gesteld.

  • 3.

    Indien de burgemeester op grond van de bevindingen vaststelt dat de melding voldoende concreet en een voldoende ernstig karakter heeft, besluit hij een vooronderzoek als bedoeld in artikel 2.5 in te stellen.

  • 4.

    Indien de melding over de burgemeester gaat, neemt de plaatsvervangend voorzitter van de raad het besluit als bedoeld in lid 2 en 3 van dit artikel, maar niet voordat hij de commissaris van de Koning van de melding in kennis heeft gesteld.

 

Artikel 2.5 Vooronderzoek

 

  • 1.

    Het vooronderzoek vindt plaats op een door de burgemeester te bepalen wijze, waarbij voor de betreffende melding de meest geëigende onderzoeksmethode wordt gekozen. Het onderzoek en de onderzoeksmethoden staan in verhouding tot de schending.

  • 2.

    Van het vooronderzoek wordt een rapport van bevindingen opgemaakt.

  • 3.

    De burgemeester doet vertrouwelijk mededeling van de resultaten van het vooronderzoek aan het presidium en het college.

  • 4.

    Als het vooronderzoek geen aanleiding geeft voor het instellen van een nader onderzoek, besluit de burgemeester het onderzoek niet verder voort te zetten. Van deze beslissing worden de melder alsmede de politieke ambtsdrager over wie de melding is gedaan schriftelijk in kennis gesteld.

  • 5.

    Indien op grond van de bevindingen uit het vooronderzoek als bedoeld in dit artikel de noodzaak blijkt tot het verrichten van een nader onderzoek, besluit de burgemeester een feitenonderzoek als bedoeld in artikel 2.6 in te stellen. Tenzij het vooronderzoek al voldoende helderheid over de schending geeft.

  • 6.

    Indien de melding over de burgemeester gaat, neemt de plaatsvervangend voorzitter van de raad het besluit als bedoeld in lid 4 en 5 van dit artikel, maar niet voordat hij de commissaris van de Koning van de melding in kennis heeft gesteld.

 

Artikel 2.6 Feitenonderzoek

 

  • 1.

    Tenzij in het belang van het onderzoek zich hiertegen verzet, wordt de betrokken politiek ambtsdrager van de beslissing een feitenonderzoek in te stellen met inachtneming van artikel 2.7 in kennis gesteld. Tevens worden het presidium, het college en de melder in kennis gesteld. De plaatsvervangend voorzitter van de raad stelt ook de commissaris van de Koning van de beslissing in kennis in het geval de melding over de burgemeester gaat.

  • 2.

    Als informeren van de betrokkenen niet in het belang van het onderzoek is worden de betrokkenen geïnformeerd zodra het onderzoeksbelang hierdoor niet meer wordt geschaad.

  • 3.

    De burgemeester kan een schriftelijke opdracht voor het feitenonderzoek aan een

  • 1.

    onafhankelijke externe onderzoeker verstrekken. De opdracht wordt voorbereid door de externe deskundige als adviseur van de burgemeester. Indien de melding over de burgemeester gaat, verstrekt de plaatsvervangend voorzitter van de raad de opdracht. In de opdracht is in ieder geval opgenomen:

    • a.

      de aanleiding van het feitenonderzoek;

    • b.

      de onderzoeksopdracht met duidelijk omschreven onderzoeksvragen en -methoden;

    • c.

      dat betrokkenen en getuigen worden gehoord en dat hoor en wederhoor wordt toegepast;

    • d.

      de verwachte duur van het feitenonderzoek;

    • e.

      de overeengekomen kosten van het feitenonderzoek;

    • f.

      van welke bevoegdheden de externe partij gebruik mag maken;

    • g.

      dat de externe partij werkt met inachtneming van dit Protocol.

  • 4.

    De bevindingen uit het feitenonderzoek worden vastgelegd in een onderzoeksrapportage.

 

Artikel 2.7 Kennisgeving aan betrokkene

 

  • 1.

    Zoals in artikel 2.6 is aangegeven wordt de betrokken politieke ambtsdrager over het instellen van het feitenonderzoek schriftelijk geïnformeerd.

  • 2.

    In de kennisgeving is in ieder geval opgenomen:

    • een omschrijving van het handelen of nalaten dat aanleiding is tot het instellen van het onderzoek;

    • de melding dat betrokkene en getuigen kunnen worden gehoord;

    • de melding dat de betrokken politieke ambtsdrager zich kan laten bijstaan door een advocaat;

    • de melding dat als andere feiten en omstandigheden bekend worden die van belang zijn voor het bepalen van de omvang, aard en ernst van de integriteitsschending, het onderzoek zich kan uitstrekken tot die feiten en omstandigheden.

  • 3.

    De betrokken politieke ambtsdrager ontvangt bij de brief zoals genoemd in het vorige lid als bijlage:

    •het Protocol vermoedens integriteitsschendingen politieke ambtsdragers gemeente Veere 2020;

    •de vigerende gedragscode.

 

Artikel 2.8 Onderzoekrapportage

 

  • 1.

    Van de resultaten van het onderzoek wordt een rapportage opgesteld. De onderzoeksrapportage bevat alle informatie die nodig is om een oordeel te kunnen vormen over de aannemelijkheid en mate van verwijtbaarheid van het vermoeden van de integriteitsschending.

  • 2.

    De onderzoekrapportage wordt door de burgemeester vertrouwelijk aangeboden aan de gemeenteraad en het college, maar niet voordat hij over de vertrouwelijkheid advies aan het presidium heeft gevraagd. In het geval de melding betrekking heeft op een (voormalig) wethouder vraagt de burgemeester ook eerst advies aan het college.

  • 5.

    Met inachtneming van de bepalingen uit de Gemeentewet neemt de burgemeester ook een standpunt in over het opleggen van geheimhouding op de onderzoeksrapportage en andere op de zaak betrekking hebbende stukken.

  • 3.

    De betrokkene wordt in beginsel altijd geïnformeerd over het vervolgtraject.

  • 4.

    Het presidium oordeelt of het onderzoeksrapport in de raadsvergadering wordt behandeld en kan voorstellen om het rapport te behandelen in een besloten raadsvergadering.

  • 5.

    Indien de melding betrekking heeft op de burgemeester handelt de plaatsvervangend voorzitter van de raad als bepaald in lid 2 van dit artikel, maar hij stelt hier ook de commissaris van de Koning van in kennis.

 

Artikel 2.9 Besluitvorming

  • 1.

    Na kennisname van de onderzoeksrapportage oordeelt de raad of het rapport aanleiding geeft om aangifte te doen of een ander middel in te zetten.

  • 2.

    Met inachtneming van de bepalingen uit de Gemeentewet besluit de raad eveneens de eventueel opgelegde geheimhouding van de onderzoeksrapportage en andere op de zaak betrekking hebbende stukken te bekrachtigen, dan wel deze op te heffen.

 

Artikel 2.10 Aangifte

  • 1.

    Als er op enig moment een vermoeden is van een strafbaar feit doet de burgemeester, naar bevind na overleg met het presidium en/of het college, aangifte bij de politie.

  • 2.

    Vanaf dat moment wordt alle beschikbare informatie voorgelegd aan de politie, eventueel na overleg met de officier van justitie.

  • 3.

    Het bestaan van een strafrechtelijk onderzoek naar een strafbaar feit laat onverlet dat de burgemeester een feitenonderzoek, zoals bedoeld in artikel 2.6, kan instellen of een juridische procedure tegen de betrokken politieke ambtsdrager kan instellen.

 

Artikel 2.11 Communicatie

 

  • 1.

    De burgemeester draagt zorgt voor de interne- en externe communicatie.

  • 2.

    Voor de interne- en externe communicatie worden de verschillende belangen, in het bijzonder het belang van het onderzoek, het belang van het beschermen van de persoonlijke levenssfeer van de melder en van de betrokken politieke ambtsdrager en het belang van transparantie nauwkeurig afgewogen.

 

Artikel 2.12 Vermoeden van een opzettelijke valse beschuldiging

 

  • 1.

    Als er op enig moment een vermoeden is van een opzettelijke valse beschuldiging doet de burgemeester, indien naar zijn oordeel sprake is van een strafbaar feit, aangifte bij de politie.

  • 2.

    De gemeente kan bij een vermoeden van een opzettelijke valse beschuldiging de betreffende melder aansprakelijk stellen voor eventuele door de gemeente geleden schade (o.a. gemaakte onderzoekskosten).

 

Artikel 2.13 Registratie en verslag

 

  • 1.

    De gemelde vermoedens van integriteitsschendingen, de aard van de daarop volgende onderzoeken en de afdoeningen worden vastgelegd.

  • 2.

    De burgemeester informeert de raad en het college jaarlijks schriftelijk over het gevoerde integriteitsbeleid, o.a. een geanonimiseerd overzicht van de gedane meldingen en de afhandeling daarvan.

  • 3.

    Dit protocol wordt jaarlijks aan de hand van het jaarverslag beoordeeld.

 

Artikel 3 Slotbepaling

  • 1.

    Dit protocol wordt aangehaald als ‘Protocol vermoedens integriteitsschendingen politieke ambtsdragers gemeente Veere 2020’ en treedt in werking op de dag na bekendmaking.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Vastgesteld door de raad van de gemeente Veere in de openbare vergadering van 19 maart 2020

de griffier, de voorzitter,

J.A. Fröling-Kok drs. R.J. van der Zwaag

Bijlage: Toelichting

 

Wat is een integriteitsschending?

Een integriteitsschending gaat over een gedraging van een politiek ambtsdrager die in strijd is met het handelen als ‘goed bestuurder’ of ‘goed volksvertegenwoordiger’. Het kan gaan om feiten die wettelijk strafbaar zijn, maar ook om handelingen die in strijd zijn met geschreven of ongeschreven regels.

Een vermoeden is voldoende om een melding te doen. Het moet echter wel om een op redelijke gronden gebaseerd vermoeden gaan. Dat wil zeggen op eigen kennis of waarneming en niet op basis van bijvoorbeeld horen zeggen.

Niet elke schending is hetzelfde van gewicht. Ook de intentie kan verschillen. Er kan sprake zijn van een opzettelijke schending, maar ook van een schending uit onbekendheid of naïviteit. Elke schending wordt dan ook apart beoordeeld.

Een melding verschilt van een klacht. Een klacht is ‘een uiting van ongenoegen over de wijze waarop een bestuursorgaan zich in een bepaalde aangelegenheid jegens een natuurlijke persoon of een rechtspersoon heeft gedragen’. Het onderscheid is van belang omdat er verschillende procedures gelden voor deze categorieën. Niet altijd zal gelijk duidelijk zijn of het om een klacht of een melding gaat. Er zal dan naar bevind van zaken gehandeld worden.

 

Anonieme meldingen

Anonieme meldingen hebben hun beperkingen. Het feit dat de identiteit van de melder niet bekend is, vormt een complicerende factor bij de beoordeling en behandeling van de melding. Zo is het bijvoorbeeld voor onderzoekers niet mogelijk om nadere vragen te stellen aan de melder wanneer dat noodzakelijk zou zijn. Als een politieke ambtsdrager aarzelt om een vermoeden van een schending bij de burgemeester te melden, kan hij ook terecht bij de griffier (in geval van raads – of commissieleden) of de gemeentesecretaris (in geval van collegeleden).

 

Behandeling van de melding

Een integriteitsmelding wordt in ieder geval getoetst op:

• De aard van het feit

Waar gaat het precies om? Is het wel een integriteitsschending, is het een strafbaar feit, wat voor soort integriteitsschending is het? Is het signaal concreet? Is het nodig de commissaris van de Koning hierbij te betrekken?

• De ontvankelijkheid van de melding

Valt de gedraging binnen de sfeer van het bestuursorgaan? Is het bestuursorgaan in staat om hier een oordeel over te geven of een onderzoek naar uit te voeren? Zijn er procedures voor?

• De ernst van de zaak

Hoe ernstig is het voorval, gelet op het feit zelf, de omstandigheden, de (functie van de) persoon op wie het signaal betrekking heeft of de maatschappelijke/politieke gevoeligheid. Ook speelt de afweging mee of een onderzoek opweegt tegen de eventuele gevolgen ervan. Is het op een andere manier op te lossen om daarmee de schade zoveel mogelijk te beperken?

 

• De valideerbaarheid van feiten en omstandigheden

Zijn de relevante feiten en omstandigheden goed controleerbaar? Zijn er goede onderzoeksmogelijkheden? Zijn er voldoende aanknopingspunten, is de informatie voldoende gedetailleerd?

 

• De positie of persoon van de bron

Belangrijk is het afwegen van de bron zelf. Heeft deze voldoende kennis? Hoe betrouwbaar is het signaal? Spelen er politieke belangen mee? Staat dit signaal op zich of zijn er uit meerdere bronnen vergelijkbare signalen gekomen?

 

• De persoon van het lid van de raad, commissie of college in kwestie

Had de politieke ambtsdrager redelijkerwijs de mogelijkheid om de schending te plegen? Sluit dit aan bij de melding (was de ambtsdrager bijvoorbeeld niet op vakantie op het moment van de schending)?

 

• De geloofwaardigheid/waarschijnlijkheid van het signaal

Is er een logisch verband tussen de feiten uit het signaal en andere bekende feiten.

 

• De spoedeisendheid/actualiteit van de melding

Hoe spoedeisend is de melding? En hoe actueel? Betreft het een zittende politieke ambtsdrager of een uit het verleden? Zijn er media bij betrokken?

 

Resultaten van de beoordeling van de melding

Naar aanleiding van de beoordeling van de melding zijn verschillende uitkomsten denkbaar:

• Het gaat om een gering feit om onderzoek te rechtvaardigen (maar eventueel wel serieus genoeg om te reageren);

• Er zijn onvoldoende aanwijzingen of het vermoeden is onvoldoende waarschijnlijk voor onderzoek;

• Er is aanvullende informatie nodig, te verkrijgen door middel van vooronderzoek;

• Er is een ander traject van toepassing (bijvoorbeeld de klachtenprocedure voor ongewenste omgangsvormen of een bezwaarprocedure);

• Er volgt aangifte bij de officier van justitie in verband met een vermoedelijk strafbaar feit;

• Er volgt een feitenonderzoek.

 

Besluit tot feitenonderzoek

 

De burgemeester beslist of er voldoende aanleiding is om een onderzoek in te (laten) stellen. Een onderzoek heeft als doel te beoordelen of signalen en/of vermoedens op redelijke grond zijn gebaseerd. Concreet betekent dit dat de opdrachtgever een onderzoek instelt naar de handelswijze van betrokkene(n), om alle relevante feiten die met het vermoeden samenhangen in kaart te brengen.

 

Kennisgeving aan betrokkene

 

De burgemeester stelt de betrokken politieke ambtsdrager schriftelijk op de hoogte van het voorgenomen feitenonderzoek. Het kan zijn dat het onderzoeksbelang zich hiertegen verzet, bijvoorbeeld als de betrokkene naar aanleiding van de kennisgeving mogelijk bewijsmateriaal kan of zal vernietigen. In dat geval kan de kennisgeving achterwege blijven.

 

 

Onderzoekrapportage

 

Het onderzoekrapport behoort binnen de reikwijdte van het onderzoek alle informatie te bevatten die de volksvertegenwoordiging uiteindelijk nodig heeft om zich een oordeel te kunnen vormen over het vermoeden van een integriteitsschending. Dit betreft ook informatie die ontlastend is voor de betrokken politieke ambtsdrager. Denk daarbij aan informatie die ook nadelig kan zijn voor anderen in het bestuur of in de organisatie, bijvoorbeeld informatie over de bestuurscultuur of het handelen van de burgemeester. De volksvertegenwoordiging moet hiervan kennis kunnen nemen. Het kunnen immers relevante feiten en omstandigheden zijn voor de uiteindelijke beslissing over het rapport. Ook de betrokken ambtsdrager moet zich op basis van het onderzoeksrapport een oordeel over het onderzoek kunnen vormen.

 

Besluitvorming

 

Besluiten over de resultaten van onderzoeken naar de bestuurlijke integriteit worden genomen door het hoogste orgaan in de gemeente: de raad. Een zorgvuldige rapportage moet dan ook altijd zodanig worden opgesteld zijn dat de raad zich een helder beeld kan vormen van wat er is gebeurd. Er is op verschillende manieren onderscheid aan te brengen in de behandeling van bestuurlijke integriteitsincidenten. Allereerst is het onderscheid tussen de strafrechtelijke en de politiek-bestuurlijke behandeling. Daarnaast is het onderscheid tussen de gekozen en de benoemde bestuurders relevant.

Een zorgvuldige behandeling betekent te allen tijde rekening houden met de menselijke maat. Het is aan de burgemeester om hiervoor zorg te dragen.

 

Bijlage 1: Overzicht van mogelijke schendingen (niet limitatief)

 

Financiële schendingen

• Diefstal

• Verduistering

• Fraude (valsheid in geschrifte, oogmerk: persoonlijk gewin)

• Onrechtmatige declaraties

 

Misbruik van positie en belangenverstrengeling

• Ongeoorloofde nevenactiviteiten

• Ongeoorloofde financiële belangen

• Omkoping (corruptie)

• Aannemen/vragen van giften, geschenken, uitnodigingen et cetera

• Ongewenste* contacten

• Meestemmen over een onderwerp <> uniek persoonlijk belang

• Cliëntelisme

 

Lekken (misdrijf) en misbruik van informatie

• Politieke/bestuurlijke informatie lekken

• Persoonsgebonden gegevens lekken (privacy)

• Informatie over aanbestedingen, offertes, e.d.

• Diefstal of verduistering van informatiedragers

• Verlies van informatiedragers

• Bewust niet volledig informeren van volksvertegenwoordiging

 

Misbruik van bevoegdheden

• Misbruik van dwangmiddelen

• Meineed

• Valsheid in geschrifte (onwaarheid opnemen in een officieel document; oogmerk vaak niet (primaire) persoonlijk gewin)

• Vergunningen, subsidies, etc.

 

Misbruik van bedrijfsmiddelen

• Ongewenst* gebruik e-mail/internet

• Misbruik van (mobiele) telefoon

• Privégebruik van bedrijfsmiddelen

 

Misdragingen in de privésfeer

• Overmatig alcohol en/of drugsgebruik

 

Ongewenste* omgangsvormen

• Discriminatie

• Seksuele intimidatie

• Pesten, treiteren

• Andere vormen van intimidatie (bijvoorbeeld door grof taalgebruik of bedreiging)

• Fysieke bedreiging/geweld

 

*Uit moresprudentie van de raad volgt wat ongewenst is.

Bijlage 2: Rollen en verantwoordelijkheden

Hieronder beschrijven wij de verschillende rollen en de daarbij horende verantwoordelijkheden binnen de gemeente Veere met betrekking tot bestuurlijke integriteit.

 

Raad:

• Stelt een gedragscode voor politieke ambtsdragers vast;

• Bespreekt integriteitsschendingen;

• Beoordeelt de uitkomsten van een integriteitsonderzoek;

• Spreekt zich uit over een passende sanctie.

 

Integriteitscommissie

De integriteitscommissie vervult een ambassadeursrol voor het thema integriteit voor politieke ambtsdragers. De commissie bestaat uit een aantal leden van de raad en wijst haar eigen voorzitter aan. De commissie wordt ondersteund door de griffier en kan zich indien gewenst bij laten staan door deskundigen. De burgemeester is bij de commissievergadering aanwezig.

De commissie heeft het vertrouwen van de raad en legt over haar rol verantwoording af aan de raad. Wanneer er bij een mogelijke integriteitsschending sprake is van een partijgenoot van een van de leden van de commissie, zal het betreffende commissielid tijdelijk zijn/haar werkzaamheden moeten staken

 

Deze commissie is verantwoordelijk voor:

• Het periodiek bespreekbaar maken van integriteitsthema’s en het evalueren van het gevoerde integriteitsbeleid voor politieke ambtsdragers;

• Het voorleggen van integriteitskwesties van algemene aard aan de raad met als doel hier werkafspraken over te maken.

 

Burgemeester

De burgemeester heeft ingevolge artikel 170 lid 2 van de Gemeentewet de taak om de bestuurlijke integriteit van zijn gemeente te bevorderen. Hiermee is de verantwoordelijkheid voor de portefeuille integriteit duidelijk belegd. De burgemeester is niet verantwoordelijk voor de integriteit van het bestuur maar voor het bevorderen hiervan. De verantwoordelijkheid ligt bij alle spelers individueel en als collectief. Op grond van deze wettelijke bepaling kan de burgemeester handelend optreden.

De burgemeester:

• Is aanspreekpunt in gevallen van integriteitsschending;

• Is regisseur voor het afhandelen van een integriteitsmelding;

• Vervult de regierol voor het treffen van preventieve maatregelen bijvoorbeeld het houden van bijeenkomsten.

 

Integriteitsdriehoek (burgemeester, griffier en de gemeentesecretaris):

• Bespreken en beoordelen integriteitsmeldingen. Heeft de melding betrekking op de burgemeester dan neemt de plaatsvervangend voorzitter van de raad de plaats van de burgemeester in.

 

College:

• Spreekt uit over een casus waarin een wethouder niet het bestuurlijk advies van de integriteitsdriehoek opvolgt;

• Vormt een klankbord voor de burgemeester waarmee deze tussentijds kan overleggen over trajecten rondom (vermeende) integriteitsschendingen door collegeleden;

• Bespreekt raadsvoorstellen over aan een wethouder op te leggen sanctie;

• Bespreekt vermoedens van integriteitsschendingen door de burgemeester;

• Geeft opdrachten tot vervolgonderzoek in geval van vermeende integriteitsschendingen door de burgemeester.

 

De griffier:

• Ondersteunt de burgemeester, de integriteitsdriehoek, de raad, het presidium en individuele raadsleden bij de uitoefening van hun rol;

• Is vraagbaak en geeft advies aan raadsleden en leden van raadscommissies over de vraag of een handeling een schending is;

• Beheert en maakt openbaar een register betreffende politieke ambtsdragers van:

o nevenwerkzaamheden

o geschenken met een waarde van meer dan € 50 en

o deelname aan excursies, evenementen op rekening van derden.

 

De gemeentesecretaris:

• Ondersteunt de burgemeester, de integriteitsdriehoek, het college en individuele collegeleden bij de uitoefening van hun rol;

• Is vraagbaak voor en geeft advies aan collegeleden en leden van collegecommissies over de vraag of een handeling een schending is;

• Beheert en maakt openbaar van een register van:

o nevenwerkzaamheden

o geschenken met een waarde van meer dan €50 en

o deelname aan excursies, evenementen en buitenlandse reizen op rekening van derden van bestuurders

 

Coördinator integriteit:

• Zorgt voor uitvoering en bekendmaking van integriteitsbeleid, -instrumenten en regelingen;

• Ondersteunt/adviseert de driehoek (burgemeester - gemeentesecretaris – griffier) bij het toepassen en borgen van het integriteitsbeleid;

• Rapporteert periodiek over het gevoerde integriteitsbeleid aan ondernemingsraad en bestuur.

Naar boven