Verordening tot wijziging van de Algemene plaatselijke verordening 2008

Raadsbesluit 2019 zaaknummer: 107783

 

DE RAAD DER GEMEENTE EPE

 

gezien de ledenbrieven van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten, kenmerk Lbr. 17/038, d.d. 27 juni 2017en TRE / U201800621, Lbr. 18/047 d.d. 7 augustus 2018;

 

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders, nr. 107783 d.d. 5 november 2019;

 

gelet op artikel 149 van de Gemeentewet;

 

BESLUIT

 

vast te stellen de volgende verordening tot wijziging van de Algemene plaatselijke verordening 2008.

 

Artikel 1  

De Algemene plaatselijke verordening 2008 wordt als volgt gewijzigd:

 

A.

Artikel 1:1 te vervangen door de volgende tekst:

 

Artikel 1:1 Definities

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • -

    bebouwde kom: het gebied binnen de grenzen die zijn vastgesteld op grond van artikel 20a van de Wegenverkeerswet 1994;

  • -

    bevoegd gezag: bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

  • -

    bouwwerk: hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1.1, eerste lid van Bouwverordening;

  • -

    bromfiets: hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1, eerste lid, onder e, van de Wegenverkeerswet 1994;

  • -

    college: het college van burgemeester en wethouders;

  • -

    gebouw: hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1, eerste lid, van de Woningwet daaronder wordt verstaan;

  • -

    handelsreclame: iedere openbare aanprijzing van goederen of diensten, waarmee kennelijk beoogd wordt een commercieel belang te dienen;

  • -

    motorvoertuig: hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990;

  • -

    openbaar water: wateren die voor het publiek bevaarbaar of op andere wijze toegankelijk zijn;

  • -

    openbare plaats: hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1 van de Wet openbare manifestaties;

  • -

    parkeren: hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990;

  • -

    rechthebbende: degene die over een zaak zeggenschap heeft krachtens eigendom, bezit, beperkt recht of persoonlijk recht;

  • -

    voertuig: hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990, met uitzondering van kleine wagens zoals kruiwagens, kinderwagens en rolstoelen;

  • -

    weg: hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1, eerste lid, onder b, van de Wegenverkeerswet 1994.

 

B.

Aan artikel 1:2 wordt een vierde lid toegevoegd:

 

4. De gemeenteraad kan besluiten deze beslistermijn te verlengen indien zij dit nodig acht.

 

C.

Artikel 1:6 te vervangen door de volgende tekst:

 

Artikel 1:6 Intrekking of wijziging van vergunning of ontheffing

De vergunning of ontheffing kan worden ingetrokken of gewijzigd als:

  • a.

    ter verkrijging daarvan onjuiste of onvolledige gegevens zijn verstrekt;

  • b.

    op grond van een verandering van de omstandigheden of inzichten opgetreden na het verlenen van de vergunning of ontheffing, intrekking of wijziging noodzakelijk is vanwege het belang of de belangen ter bescherming waarvan de vergunning of ontheffing is vereist;

  • c.

    de aan de vergunning of ontheffing verbonden voorschriften en beperkingen niet zijn of worden nagekomen;

  • d.

    van de vergunning of ontheffing geen gebruik wordt gemaakt binnen of gedurende een daarin gestelde termijn dan wel, bij het ontbreken van een gestelde termijn, binnen een redelijke termijn; of

  • e.

    de houder dit verzoekt.

 

D.

Artikel 1:7 wordt als volgt gewijzigd:

 

Voor de bestaande tekst komt een 1. te staan;

 

Een tweede lid wordt toegevoegd:

  • 2.

    De aard van de vergunning of ontheffing verzet zich in ieder geval tegen gelding voor onbepaalde tijd als het aantal vergunningen of ontheffingen is beperkt en het aantal mogelijke aanvragers het aantal beschikbare vergunningen of ontheffingen overtreft. 

 

E.

Artikel 1:8 te vervangen door de volgende tekst:

 

Artikel 1:8 Weigeringsgronden

  • 1.

    Een vergunning of ontheffing kan in ieder geval worden geweigerd in het belang van:

    • a.

      de openbare orde;

    • b.

      de openbare veiligheid;

    • c.

      de volksgezondheid;

    • d.

      de bescherming van het milieu.

  • 2.

    Een vergunning of ontheffing kan ook worden geweigerd als de aanvraag daarvoor minder dan drie weken voor de beoogde datum van de beoogde activiteit is ingediend en daardoor een behoorlijke behandeling van de aanvraag niet mogelijk is.

 

F.

Artikel 1:9 niet meer op te nemen

 

G.

Artikel 1:10 niet meer op te nemen

 

H.

Artikel 2:1 wordt als volgt gewijzigd:

  • 4.

    De burgemeester kan ontheffing verlenen van het verbod, bedoeld in het derde lid.

 

  • 5.

    Dit artikel is niet van toepassing op betogingen, vergaderingen en godsdienstige en levensbeschouwelijke samenkomsten als bedoeld in de Wet openbare manifestaties.

 

Lid 6 komt te vervallen.

 

I.

Artikel 2:12 wordt vervangen:

 

Artikel 2:12 Maken, veranderen van een uitweg

  • 1.

    Het is verboden een uitweg te maken naar de weg of verandering te brengen in een bestaande uitweg naar de weg:

    • a.

      indien degene die voornemens is een uitweg te maken naar de weg of verandering te brengen in een bestaande uitweg naar de weg daarvan niet van tevoren melding heeft gedaan aan het college, onder indiening van een situatieschets van de gewenste uitweg en een foto van de bestaande situatie;

    • b.

      indien het college het maken of veranderen van de uitweg heeft verboden.

  • 2.

    Het college verbiedt het maken of veranderen van de uitweg:

    • a.

      indien daardoor het veilig en doelmatig gebruik van de weg in het geding is;

    • b.

      indien dat ten koste gaat van de openbare parkeercapaciteit;

    • c.

      indien het openbaar groen daardoor op onaanvaardbare wijze wordt aangetast;

    • d.

      het uiterlijk aanzien van de omgeving wordt aangetast

    • e.

      als de waterbergende en watervoerende capaciteit van een te overbruggen watergang of sloot te veel wordt beperkt;

    • f.

      indien er sprake is van een uitweg van een perceel dat al door een andere uitweg wordt ontsloten.

  • 3.

    De aanleg van een tweede of meerdere uitweg wordt niet toegestaan, uitgezonderd bij een agrarisch bedrijf waarvan het perceel niet zodanig kan worden ingericht dat met één uitweg aan het principe ‘vuile uitweg-schone uitweg’ kan worden voldaan en bij niet-agrarische bedrijven, waarbij met één uitweg niet kan worden voldaan aan een doelmatige en efficiënte bedrijfsvoering.

  • 4.

    Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het gestelde in lid 1 als hier een (aangetoonde) medische noodzaak aan ten grondslag ligt. Er wordt dan voorzien in een uitweg van tijdelijke aard (zolang hier medische noodzaak toe is).

  • 5.

    De uitweg kan worden aangelegd indien het college niet binnen vier weken na ontvangst van de melding heeft beslist dat de gewenste uitweg wordt verboden.

  • 6.

    Het verbod in het eerste lid is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door de Wet beheer rijkswaterstaatwerken, de Waterschapskeur of de Wegenverordening Gelderland.

 

J.

Artikel 2:18 wordt vervangen:

 

Artikel 2:18 Rookverbod in bossen en natuurterreinen

  • 1.

    Het is verboden in bossen, op heide of veengronden dan wel in duingebieden of binnen een afstand van dertig meter daarvan:

    • a.

      te roken gedurende een door het college aangewezen periode;

    • b.

      voor zover het de open lucht betreft, brandende of smeulende voorwerpen te laten vallen, weg te werpen of te laten liggen.

  • 2.

    De verboden in het eerste lid zijn niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door artikel 429, aanhef en onder 3, van het Wetboek van Strafrecht.

  • 3.

    De verboden zijn voorts niet van toepassing voor zover het roken plaatsvindt in gebouwen en aangrenzende erven.

 

K.

Artikel 2:24 wordt gewijzigd:

Lid 1, sub a wordt vervangen door:

  • a.

    bioscoop- en theatervoorstellingen;

 

Lid 1, sub b wordt vervangen door:

  • b.

    markten als bedoeld in artikel 169, eerste lid, onder h, van de Gemeentewet en artikel 5:22;

     

Lid 1, sub f wordt vervangen door:

  • f.

    activiteiten als bedoeld in de artikelen 2:9 en 2:39.

 

Lid 2, sub c wordt vervangen door:

  • c.

    een optocht op de weg, niet zijnde een betoging als bedoeld in artikel 2:3;

 

Lid 2, sub e wordt vervangen door:

  • e.

    een straatfeest of een buurtbarbecue op één dag.

 

Lid 3 vervalt.

 

L.

Artikel 2:25 wordt gewijzigd:

Een nieuw lid 2 wordt ingevoegd:

  • 2.

    Bij de indiening van de vergunningaanvraag worden de gegevens, bedoeld in artikel 2:3 van het Besluit brandveilig gebruik en basishulpverlening overige plaatsen aangeleverd voor zover voor het evenement een gebruiksmelding zou moeten worden gedaan op grond van artikel 2:1, eerste lid, van het Besluit brandveilig gebruik en basishulpverlening overige plaatsen.

 

Het huidige lid 2 wordt omgenummerd naar lid 3

 

Het huidige lid 3 wordt omgenummerd naar lid 4

 

Het huidige lid 4 wordt omgenummerd naar lid 5 en gewijzigd:

  • 5.

    De vrijstelling, zoals bedoeld in lid 2, geldt in ieder geval niet voor evenementen waarbij de organisator niet ten minste 20 dagen voorafgaand aan het evenement daarvan melding heeft gedaan aan de burgemeester.

 

Het huidige lid 5 wordt omgenummerd naar lid 6 en gewijzigd:

  • 6.

    De burgemeester kan binnen 10 dagen na ontvangst van de melding besluiten een meldingsplichtig evenement te verbieden, indien er aanleiding is te vermoeden dat daardoor de openbare orde, de openbare veiligheid, de volksgezondheid of het milieu in gevaar komt.

 

Het huidige lid 6 wordt omgenummerd naar lid 7

 

Het huidige lid 7 wordt omgenummerd naar lid 8.

 

M.

Een nieuw artikel 2:25a wordt ingevoegd:

 

Artikel 2:25a Behandel- en indieningstermijnen specifieke aanvragen voor een evenementenvergunning

De burgemeester kan besluiten om voor evenementen de beslistermijn te verlengen tot maximaal 24 weken.

 

N.

Artikel 2:27 wordt vervangen:

 

Artikel 2:27 Definitie

  • 1.

    In deze afdeling wordt onder openbare inrichting verstaan een hotel, restaurant, pension, een bed & breakfast met ten minste vier slaapplaatsen, een café, cafetaria, snackbar, discotheek, buurthuis of clubhuis of elke andere voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was logies wordt verstrekt of dranken worden geschonken of rookwaren of spijzen voor directe consumptie ter plaatse worden verstrekt of bereid;

  • 2.

    een buiten de in het eerste lid bedoelde besloten ruimte liggend deel waar sta- of zitgelegenheid kan worden geboden en waar tegen vergoeding dranken kunnen worden geschonken of spijzen voor directe consumptie ter plaatse kunnen worden bereid of verstrekt, in ieder geval een terras, maakt voor de toepassing van deze afdeling deel uit van die besloten ruimte.

 

O.

Artikel 2:28 wordt gewijzigd:

 

Lid 2 wordt vervangen door:

  • 2.

    De burgemeester weigert de vergunning als de vestiging of exploitatie van de openbare inrichting in strijd is met een geldend bestemmingsplan, beheersverordening, exploitatieplan of voorbereidingsbesluit.

 

Lid 3 wordt vervangen door:

  • 3.

    In afwijking van artikel 1:8 kan de burgemeester slechts geheel of gedeeltelijk weigeren, als naar zijn oordeel moet worden aangenomen dat de woon- en leefsituatie in de omgeving van de openbare inrichting of de openbare orde op ontoelaatbare wijze nadelig wordt beïnvloed.

 

Lid 4 wordt vervangen door:

  • 4.

    De burgemeester weigert de vergunning als bedoeld in het eerste lid als de aanvrager geen verklaring omtrent gedrag overlegt die uiterlijk drie maanden voor de datum waarop de vergunningaanvraag is ingediend, is afgegeven.

 

Een nieuw lid 6 wordt ingevoegd:

  • 6.

    De vergunning vervalt zodra de exploitant de exploitatie van de openbare inrichting feitelijk heeft beëindigd.

 

Het huidige lid 6 wordt omgenummerd naar lid 7.

 

P.

Artikel 2:29 wordt gewijzigd:

 

Lid 3, sub b wordt als volgt gewijzigd:

b. op zaterdag en zondag tussen 04.00 uur en 07.00 uur geen bezoekers meer in de openbare inrichting aanwezig mogen zijn.

 

Het huidige lid 3:

Het is de houder van een bij de openbare inrichting behorende terras verboden op het terras dranken en/of etenswaren te verstrekken of aldaar bezoekers toe te laten of te laten verblijven tussen 24:00 en 07:00 uur.

wordt omgenummerd naar lid 4.

 

Het huidige lid 4 wordt omgenummerd naar lid 6.

 

Een nieuw lid 5 wordt ingevoegd:

  • 5.

    Indien op de site weeronline.nl voor Epe een temperatuur van 30 graden of hoger wordt gemeld, wordt de openingstijd voor terrassen voor die nacht met twee uren verlengd, echter nooit langer dan de sluitingstijd van de inrichting waartoe het terras behoort.

 

Het huidige lid 5 wordt gewijzigd:

  • 7.

    Voor een openbare inrichting als bedoeld in artikel 2:28, vijfde lid onder a, gelden dezelfde sluitingstijden als voor de winkel.

 

Het huidige lid 6 wordt omgenummerd naar lid 8.

 

Het huidige lid 7 wordt omgenummerd naar lid 9.

 

Q.

Artikel 2:31 wordt gewijzigd:

 

Onderdeel b. wordt gewijzigd:

b. zich te bevinden na sluitingstijd, tenzij het personeel betreft, of gedurende de tijd dat de inrichting gesloten dient te zijn op grond van een besluit krachtens artikel 2:30, eerste lid;

 

R.

Artikel 2:32 wordt gewijzigd:

 

Lid 1 vervalt;

 

Van het huidige lid 2 komt de nummering te vervallen, en wordt de tekst gewijzigd tot:

De exploitant van een openbare inrichting staat niet toe dat een handelaar, aangewezen bij algemene maatregel van bestuur op grond van artikel 437, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, of een voor hem handelend persoon in die inrichting enig voorwerp verwerft, verkoopt of op enig andere wijze overdraagt.

 

S.

Artikel 2:38 wordt vervangen:

 

Artikel 2:38 Verschaffing gegevens nachtregister

Degene die in een inrichting nachtverblijf houdt of de kampeerder is verplicht de exploitant of feitelijk leidinggevende van die inrichting volledig en naar waarheid naam, woonplaats, dag van aankomst en de dag van vertrek te verstrekken.

 

T.

Artikel 2:41, lid 3 wordt gewijzigd:

  • 3.

    Deze verboden zijn niet van toepassing op personen wier aanwezigheid in de woning of het lokaal of een daarbij behorend erf wegens dringende reden noodzakelijk is.

 

U.

Artikel 2:42, lid 2 sub b wordt gewijzigd:

  • b.

    met kalk, teer of een kleur of verfstof een afbeelding, letter, cijfer of teken aan te brengen of te doen aanbrengen.

 

V.

Artikel 2:44a lid 2 wordt gewijzigd:

  • 2.

    Het in het eerste lid gestelde verbod is niet van toepassing indien redelijkerwijs kan worden aangenomen dat het in dat lid bedoelde voorwerp niet bestemd is voor de in dat lid bedoelde handelingen.

 

W.

Artikel 2:50 wordt gewijzigd:

 

Artikel 2:50 Hinderlijk gedrag in voor het publiek toegankelijke ruimten

Het is verboden zich zonder redelijk doel op een voor anderen hinderlijke wijze op te houden in of op een voor het publiek toegankelijke ruimte dan wel deze te verontreinigen of t gebruiken voor een ander doel dan waarvoor deze ruimte is bestemd. Onder deze ruimten wordt in elk geval verstaan: portalen, wachtlokalen voor het openbaar vervoer, parkeergarages en rijwielstallingen.

 

X.

Artikel 2:57 wordt gewijzigd:

 

Artikel 2:57 Loslopende honden

  • 1.

    Het is de eigenaar of houder van een hond verboden die hond te laten verblijven of te laten lopen:

    • a.

      Op een voor het publiek toegankelijke en kennelijk als zodanig ingerichte kinderspeelplaats, zandbak of speelweide of op een door het college aangewezen plaats.

    • b.

      binnen de bebouwde kom op de weg als de hond niet is aangelijnd;

    • c.

      Buiten de bebouwde kom op een door het college aangewezen plaats als de hond niet is aangelijnd of

    • d.

      op de weg indien die hond niet is voorzien van een halsband of een ander identificatiemerk dat de eigenaar of houder duidelijk doet kennen.

    • e.

      Op de weg als die hond niet is voorzien van een halsband of een ander identificatiemerk dat de eigenaar of houder duidelijk doet kennen.

  • 2.

    Het eerste lid, aanhef en onder b, is niet van toepassing op door het college aangewezen plaatsen.

  • 3.

    Het eerste lid, aanhef en onder a tot en met c, is niet van toepassing op de eigenaar of houder van een hond:

    • a.

      die zich vanwege zijn handicap door een geleidehond of sociale hulphond laat begeleiden; of

    • b.

      die deze hond aantoonbaar gekwalificeerd opleidt tot geleidehond of sociale hulphond.

 

Y.

Artikel 2:59 wordt gewijzigd:

Lid 1 wordt vervangen door:

  • 1.

    Als de burgemeester een hond in verband met zijn gedrag gevaarlijk of hinderlijk acht, kan het de eigenaar of houder van die hond een aanlijngebod of een aanlijn- en muilkorfgebod opleggen voor zover die hond verblijft of loopt op een openbare plaats of op het terrein van een ander.

 

Lid 4 wordt vervangen door:

  • 4.

    Onverminderd artikel 2:57, eerste lid, aanhef en onder d, dient een hond als bedoeld in het eerste lid voorzien te zijn van een door de minister die het aangaat op aanvraag verstrekt uniek identificatienummer door middel van een microchip die met een chipreader afleesbaar is.

 

Z.

Een nieuw artikel 2:59a wordt ingevoegd:

 

Artikel 2:59a Gevaarlijke honden op eigen terrein

  • 1.

    Het is de eigenaar of houder van een hond verboden deze hond op zijn terrein zonder muilkorf te laten loslopen als de burgemeester een aanlijngebod of een aanlijn- en muilkorfgebod heeft opgelegd als bedoeld in artikel 2:59, eerste lid, dan wel als de hond is opgeleid voor bewakings-, opsporings- en verdedigingswerk.

  • 2.

    Het in het eerste lid genoemde verbod geldt niet als:

    • a.

      op een vanaf de weg zichtbare plaats een naar het oordeel van de burgemeester duidelijk leesbaar waarschuwingsbord is aangebracht en

    • b.

      het mogelijk is een brievenbus te bereiken en aan te bellen zonder het terrein te betreden; en

    • c.

      het terrein voorzien is van een zodanig hoge en deugdelijke afrastering dat de hond niet zelfstandig buiten het terrein kan komen

 

AA.

Artikel 2:61 wordt gewijzigd:

 

Lid 2 wordt gewijzigd:

  • 2.

    Het onder lid 1 gestelde verbod geldt niet voor zover artikel 3.32 van de Wet natuurbescherming daarin voorziet.

 

BB.

Artikel 2:71 wordt als volgt gewijzigd:

 

Artikel 2:71 Definitie

In deze afdeling wordt onder consumentenvuurwerk verstaan: hetgeen daaronder wordt verstaan in het Vuurwerkbesluit.

 

CC.

Artikel 2:77 wordt als volgt gewijzigd:

De nummering voor het lid in dit artikel – 1 – komt te vervallen.

 

DD.

De titel van afdeling 1, hoofdstuk 4, wordt gewijzigd:

Afdeling 1 Geluidhinder en verlichting

 

EE.

Artikel 4:1 wordt gewijzigd:

 

Artikel 4:1 Definities

In deze afdeling wordt verstaan onder:

  • -

    collectieve festiviteit: festiviteit die niet specifiek aan één of een klein aantal inrichtingen is verbonden;

  • -

    gevoelige gebouwen: hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1.1. van het Activiteitenbesluit milieubeheer;

  • -

    gevoelige terreinen: hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1.1. van het Activiteitenbesluit milieubeheer; 

  • -

    houder van een inrichting: degene die als eigenaar, bedrijfsleider, beheerder of anderszins een inrichting drijft; 

  • -

    incidentele festiviteit: festiviteit of activiteit die gebonden is aan één of een klein aantal inrichtingen;

  • -

    inrichting: hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1.1 van de Wet milieubeheer, met dien verstande dat de artikelen 4:2 tot en met 4:5 uitsluitend van toepassing zijn op inrichtingen type A of type B als bedoeld in het Activiteitenbesluit milieubeheer;

  • -

    onversterkte muziek: muziek die niet elektronisch is versterkt. 

 

FF.

Lid 2 wordt gewijzigd:

  • 2.

    De voorwaarden met betrekking tot de verlichting ten behoeve van sportbeoefening in de buitenlucht als bedoeld in artikel 3.148, eerste lid van het Activiteitenbesluit milieubeheer gelden niet voor door het college per kalenderjaar aan te wijzen collectieve festiviteiten gedurende de daarbij aan te wijzen dagen of dagdelen.

 

Lid 8 wordt gewijzigd:

  • 8.

    Op de dagen bedoeld in het eerste lid, word het ten gehore brengen van extra muziek – hoger dan de geluidsnorm als bedoeld in de artikelen 2.17, 2.17a, 2.19, 2.19a en 2.20 van het Activiteitenbesluit milieubeheer en artikel 4.5 uiterlijk om 23.30 uur beëindigd.

 

GG.

Artikel 4:3 wordt gewijzigd:

 

Artikel 4:3 Kennisgeving incidentele festiviteiten

  • 1.

    Het is een inrichting toegestaan maximaal 6 incidentele festiviteiten per kalenderjaar te houden waarbij de geluidsnormen als bedoeld in de artikelen 2.17, 2.17a, 2.19, 2.19a en 2.20 van het Activiteitenbesluit milieubeheer en artikel 4:5 niet van toepassing zijn, mits de houder van de inrichting ten minste twee weken voor de aanvang van de festiviteit daarvan melding heeft gedaan aan het college.

  • 2.

    Het is een inrichting toegestaan om tijdens maximaal 12 dagen of dagdelen per kalenderjaar in verband met de viering van incidentele festiviteiten de verlichting langer aan te houden ten behoeve van sportactiviteiten waarbij artikel 3.148 , eerste lid, van het Activiteitenbesluit milieubeheer niet van toepassing is, mits de houder van de inrichting ten minste tien werkdagen voor de aanvang van de festiviteit daarvan melding heeft gedaan aan het college.

  • 3.

    De melding is gedaan wanneer het formulier, volledig en naar waarheid ingevuld, tijdig is ingeleverd op de plaats op dat formulier vermeld.

  • 4.

    De melding wordt geacht te zijn gedaan wanneer het college op verzoek van de houder van een inrichting een incidentele festiviteit, die redelijkerwijs niet te voorzien was, terstond toestaat.

  • 5.

    Het equivalente geluidsniveau LAeq veroorzaakt door de inrichting bedraagt niet meer dan 75 dB(A), gemeten op de gevel van gevoelige gebouwen op een hoogte van 1,5 meter.

  • 6.

    De geluidsnorm als bedoeld in het zesde lid is inclusief onversterkte muziek en exclusief 10 dB(A) toeslag vanwege muziekcorrectie. Tevens wordt de bedrijfsduurcorrectie buiten beschouwing gelaten.

  • 7.

    Op de dagen bedoeld in het eerste lid, wordt het ten gehore brengen van extra muziek – hoger dan de geluidsnorm, bedoeld in de artikelen 2.17, 2.17a, 2.19, 2.19a en 2.20 van het Activiteitenbesluit milieubeheer en artikel 4:5 uiterlijk om 23.30 uur beëindigd.

  • 8.

    De geluidsnorm, bedoeld in het zesde lid, geldt voor het bebouwde gedeelte van de inrichting en niet voor de buitenruimte.

  • 9.

    Bij het ten gehore brengen van muziekgeluid blijven ramen en deuren gesloten, behoudens voor het onmiddellijk doorlaten van personen of goederen.

 

HH.

Artikel 4:5 wordt gewijzigd:

Lid 1 wordt gewijzigd:

  • 1.

    Bij het ten gehore brengen van onversterkte muziek, als bedoeld in artikel 2.18, eerste lid onder f en vijfde lid, van het Activiteitenbesluit milieubeheer binnen inrichtingen is de in het tweede lid opgenomen tabel van toepassing, met dien verstande dat:

    • a.

      de in de tabel aangegeven waarden binnen in- of aanpandige gevoelige gebouwen niet gelden als de gebruiker van deze gevoelige gebouwen geen toestemming geeft voor het in redelijkheid uitvoeren of doen uitvoeren van geluidsmetingen;

    • b.

      de in de tabel aangegeven waarden op de gevel ook gelden bij gevoelige terreinen op de grens van het terrein;

    • c.

      de waarden in in- en aanpandige gevoelige gebouwen, voor zover het woningen betreft, gelden in geluidsgevoelige ruimten als bedoeld in artikel 1 van de Wet geluidhinder en verblijfsruimten als bedoeld in artikel 1.1, onder d, van het Besluit geluidhinder;

    • d.

      bij het bepalen van de geluidsniveaus als vermeld in de tabel geen bedrijfsduurcorrectie wordt toegepast.

 

Lid 4 wordt gewijzigd:

  • 4.

    Als versterkte elementen worden gecombineerd met onversterkte elementen, wordt het hele samenspel beschouwd als versterkte muziek en is het Activiteitenbesluit milieubeheer van toepassing.

 

Lid 5 wordt gewijzigd:

  • 5.

    Het eerste lid is niet van toepassing op collectieve en incidentele festiviteiten als bedoeld in de artikelen 4:2 en 4:3.

 

II.

De artikelen 4:5a tot en met 4:5e worden ingevoegd:

 

Artikel 4:5a Geluidhinder in de openlucht

  • 1.

    Het is verboden buiten een inrichting in de openlucht een geluidsapparaat, toestel of machine in werking te hebben op een zodanige wijze dat voor een omwonende of overigens voor de omgeving geluidhinder wordt veroorzaakt.

  • 2.

    Het college kan ontheffing verlenen van het verbod.

  • 3.

    Het college kan terreinen of wateren aanwijzen waar het verbod niet van toepassing is op het in werking hebben van bepaalde in de aanwijzing aangewezen categorieën van geluidsapparaten, toestellen of machines, voor zover wordt voldaan aan de door het college vast te stellen voorschriften ter voorkoming of beperking van geluidhinder.

  • 4.

    De in het derde lid bedoelde voorschriften kunnen onder meer betrekking hebben op:

    • a.

      het maximale geluidsniveau;

    • b.

      de situering van geluidsbronnen;

    • c.

      de frequentie en tijden van gebruik.

  • 5.

    Het verbod is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door de Wet geluidhinder, de Zondagswet, de Wet openbare manifestaties, het Vuurwerkbesluit, het Activiteitenbesluit milieubeheer, het Bouwbesluit of de [citeertitel provinciale milieuverordening]

 

Artikel 4:5b Geluidhinder door dieren

Degene die buiten een inrichting de zorg heeft voor een dier, voorkomt dat dit voor een omwonende of overigens voor de omgeving geluidhinder veroorzaakt.

 

Artikel 4:5c Geluidhinder door motorvoertuigen en bromfietsen

Het is verboden buiten een inrichting zich met een motorvoertuig of een bromfiets zodanig te gedragen, dat daardoor voor een omwonende of overigens voor de omgeving geluidhinder ontstaat.

 

Artikel 4:5d Geluidhinder door vrachtauto’s

  • 1.

    Het is verboden buiten een inrichting een vrachtauto als bedoeld in artikel 1 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 op zodanige wijze te laden of te lossen dat daardoor voor een omwonende of overigens voor de omgeving geluidhinder wordt veroorzaakt. 

  • 2.

    Het college kan ontheffing verlenen van het verbod.]

 

Artikel 4:5e Routering

  • 1.

    Het is verboden buiten een inrichting met een vrachtauto als bedoeld in artikel 4:5d, waarvan het ledig gewicht vermeerderd met het laadvermogen meer bedraagt dan 3.500 kilogram of die met inbegrip van de lading een lengte heeft van meer dan zes meter of een hoogte van meer dan twee meter, tussen 23.00 en 07.00 uur op een andere dan door het college aangewezen weg te rijden. 

  • 2.

    Het college kan ontheffing verlenen van het verbod.]

 

JJ.

Artikel 4:6 wordt gewijzigd:

 

Artikel 4:6 Overige geluidhinder

  • 1.

    Het is verboden buiten een inrichting op een zodanige wijze toestellen of geluidsapparaten in werking te hebben of handelingen te verrichten dat voor een omwonende of voor de omgeving geluidhinder wordt veroorzaakt.

  • 2.

    Het college kan ontheffing verlenen van het verbod. 

  • 3.

    Het verbod is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door de Wet geluidhinder, de Zondagswet, de Wet openbare manifestaties, het Vuurwerkbesluit, het Activiteitenbesluit milieubeheer, het Bouwbesluit of de provinciale milieuverordening of zoals beschreven in artikel 2:25, lid 1 en 2.

 

KK.

Artikel 4:11 wordt gewijzigd:

Lid 4 wordt gewijzigd:

  • 4.

    Het college is bevoegd om de bij de Bomenlijst behorende lijst en kaart met particuliere monumentale en waardevolle bomen binnen de bebouwde kom vast te stellen en te wijzigen.

Lid 6 vervalt.

 

LL.

Artikel 4:20 wordt gewijzigd:

In lid 2 wordt het woord ‘paddestoelen’ gewijzigd in ‘paddenstoelen’.

 

MM.

Artikel 5:8 wordt gewijzigd:

Lid 4 wordt gewijzigd:

  • 4.

    De verboden in het eerste en tweede lid zijn voorts niet van toepassing op campers, kampeerauto’s, caravans en kampeerwagens, voor zover deze voertuigen niet langer dan drie achtereenvolgende dagen op de weg worden geplaatst of gehouden.

 

NN.

Artikel 5:13 wordt gewijzigd:

 

Artikel 5:13 Inzameling van geld of goederen of leden- of donateurwerving

  • 1.

    Het is verboden zonder vergunning van het college een openbare inzameling van geld of goederen te houden of daarvoor een intekenlijst aan te bieden, dan wel in het openbaar leden of donateurs te werven als daarbij te kennen wordt gegeven of de indruk wordt gewekt dat de opbrengst geheel of ten dele door een liefdadig, ideëel of ten dele voor een liefdadig of ideëel doel is bestemd.

  • 2.

    Onder een inzameling als bedoeld in het eerste lid wordt mede verstaan: het aanvaarden van geld of goederen bij het aanbieden van diensten of goederen, als daarbij te kennen wordt gegeven of de indruk wordt gewekt dat de opbrengst geheel of ten dele voor een liefdadig of ideëel doel is bestemd.

  • 3.

    Het verbod geldt niet voor een inzameling die wordt gehouden:

    • a.

      in besloten kring of

    • b.

      door een instelling die is ingedeeld in het door het college voor het betreffende kalenderjaar vastgestelde collecte- en wervingsrooster, mits de inzameling of werving overeenkomstig dat collecte- en wervingsrooster en met inachtneming van de door het college gegeven voorwaarden plaatsvindt of

    • c.

      door een andere, door het college aangewezen instelling.

  • 4.

    Op de vergunning is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) van toepassing.

 

OO.

Artikel 5:18 wordt gewijzigd:

Lid 3 wordt gewijzigd:

  • 3.

    Onverminderd het bepaalde in artikel 1:8 kan de vergunning worden geweigerd indien:

    • a.

      de standplaats hetzij op zichzelf, hetzij in verband met de omgeving niet voldoet aan eisen van redelijke welstand;

    • b.

      als gevolg van bijzondere omstandigheden in de gemeente of in een deel van de gemeente redelijkerwijs te verwachten is dat door het verlenen van de vergunning voor een standplaats voor het verkopen van goederen een redelijk verzorgingsniveau voor de consument ter plaatse in gevaar komt;

    • c.

      indien de standplaats niet is opgenomen in bijlage 1 behorende bij de door het college vastgestelde beleidsnotitie standplaatsen.

 

OO.

Het woord "straatvegen" achter artikel 4.7 wordt geschrapt en het volgende artikel 4.7 wordt ingevoegd:

 

Artikel 4:7 Verbod oplaten ballonnen

  • 1.

    Het is verboden één of meerdere ballonnen, van welk materiaal dan ook, door middel van hete lucht afkomstig van vuur, dan wel door middel van helium of andere gassen, op te laten stijgen.

  • 2.

    Onder ballon wordt mede verstaan: herdenkingsballon, vuurballon, gelukslampion, Thaise wensballon, papierballon, geluksballon, biologische ballon, etc.

  • 3.

    Het verbod uit het eerste lid is niet van toepassing op vaartuigen als bedoeld in de Wet luchtvaart."

 

Epe, 30 januari 2020

De raad voornoemd,

de voorzitter, dr. T.C.M. Horn

de griffier, D. Kattenberg

Naar boven