Eerste wijzigingsbesluit Verordening Financieel Beleid en Beheer

 

DE RAAD VAN DE GEMEENTE ARNHEM;

 

Overwegende dat

 

  • hij op 13 november 2019 de MJPB voor de jaren 2020-2023 heeft vastgesteld, waarbij een splitsing is aangebracht in de bestemmingsreserve Kapitaallasten en een bestemmingsreserve Solvabiliteit;

  • deze splitsing moet worden verwerkt in de Verordening Financieel beleid en Beheer;

 

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 18 februari 2020, nummer: 425489;

 

gelet op artikel 212 van de Gemeentewet;

 

B E S L U I T:

 

vast te stellen het Eerste wijzigingsbesluit Verordening Financieel Beleid en Beheer:

 

  • I.

    Wijzigingen

De Verordening Financieel beleid en Beheer wordt als volgt gewijzigd.

  • A.

    In artikel 11 wordt het huidige (tweede genoemde) vierde lid in het geheel vervangen door:

6.

a. Jaarlijks worden in de begroting gelden opgenomen ter dekking van de afschrijvingen van de materiële vaste activa.

b. Wanneer dit bedrag in enig jaar lager is dan eentwintigste deel van het verschil tussen de waarde van de vaste materiële activa en de BR Solvabiliteit op de aanvangsbalans, wordt dit verschil gereserveerd.

c. Indien de gemeenteraad besluit een of meerdere incidentele onttrekkingen aan de BR Solvabiliteit te doen, vervalt voor de betreffende jaren de verplichting ten behoeve van een dotatie de rekenregel in art 6.b te hanteren. De gemeenteraad zal eventuele onttrekkingen afzonderlijk vaststellen.

d. Eventuele over- of onderschrijdingen op de afschrijvingslasten aan het eind van het boekjaar worden verrekend met deze gereserveerde gelden.

e. Wanneer alsdan nog een positief bedrag resteert, wordt dit toegevoegd aan de BR Solvabiliteit ter versterking van de solvabiliteit.

  • B.

    De abusievelijk onjuiste nummering van de leden van het artikel wordt aangepast zodat deze opvolgend en kloppend is.

 

Waarmee de tekst van artikel 11 in zijn geheel zal luiden als volgt:

 

Artikel 11. Financiële positie

1. Het college draagt er zorg voor dat al het beleid waartoe de raad heeft besloten in de uiteenzetting van de financiële positie en de meerjarenramingen is opgenomen.

2. De raad autoriseert met het vaststellen van de Meerjarenprogrammabegroting de investeringsruimte.

3. Het college neemt in het investeringsplan bij de meerjarenbegroting jaarlijks nadere voorstellen op over:

a. totaal kredieten van een investering met als einddatum waarop de investering gereed is. Dit kan later liggen dan het besproken begrotingsjaar;

b. het uitgaventempo van de kredieten verdeeld over de verschillende jaren;

c. In de meerjarenprogrammabegroting wordt een voornemen tot investeren in een gebouw groter dan € 2 miljoen tekstueel toegelicht in de paragraaf investeringen. In de paragraaf staan van deze investering vermeld:

- de hoofdlijnen van de investering

- eerste raming van de kosten

- de randvoorwaarden

- de financiële beschikbare middelen

Deze voorgenomen investering is opgenomen in het Meerjaren Investeringsplan (MIP), als onderdeel van de meerjarenprogrammabegroting. Door het vaststellen van de meerjarenprogrammabegroting geeft de raad toestemming tot verdere uitwerking van de investering.

d. Op basis van het in artikel 5, tweede lid genoemde voornemen tot het doen van een investering werkt het college de voorgenomen investering verder uit tot een business case. De business case omvat:

- beoogde functies van het gebouw, inclusief nut en noodzaak;

- de kosten, zowel de investering als de exploitatie;

- de dekking met betrekking tot de investering en de exploitatie;

- juridische aspecten indien er sprake is van meerdere gebruikers.

Deze business case wordt in de vorm van een raadsvoorstel voorgelegd aan de raad. Pas na expliciete goedkeuring van het raadsvoorstel wordt het krediet toegezegd. Indien noodzakelijk wordt het Meerjaren Investeringsplan aangepast.

4. Bij de uiteenzetting van de financiële positie in de begroting wordt in aanvulling op het bepaalde in artikel 20 en artikel 21 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten inzicht gegeven in de ontwikkeling van de schuldpositie als gevolg van de begroting, de meerjarenraming, de investeringen en de grondexploitatie.

5. Voor een robuuste financiele positie mag de weerstandsfactor niet lager zijn dan 1. Indien de weerstandsfactor lager is dan 1 is aanzuivering van de algemene reserve vereist. Indien de factor hoger is dan 1,4 dan kunnen reserves worden aangewend voor (nieuw) beleid.

6. a. Jaarlijks worden in de begroting gelden opgenomen ter dekking van de afschrijvingen van de materiële vaste activa.

b. Wanneer dit bedrag in enig jaar lager is dan eentwintigste deel van het verschil tussen de waarde van de vaste materiële activa en de BR Solvabiliteit op de aanvangsbalans, wordt dit verschil gereserveerd.

c. Indien de gemeenteraad besluit een of meerdere incidentele onttrekkingen aan de BR Solvabiliteit te doen, vervalt voor de betreffende jaren de verplichting ten behoeve van een dotatie de rekenregel in art 6.b te hanteren. De gemeenteraad zal eventuele onttrekkingen afzonderlijk vaststellen.

d. Eventuele over- of onderschrijdingen op de afschrijvingslasten aan het eind van het boekjaar worden verrekend met deze gereserveerde gelden.

e. Wanneer alsdan nog een positief bedrag resteert, wordt dit toegevoegd aan de BR Solvabiliteit ter versterking van de solvabiliteit.

7. Ter verbetering van de financiële robuustheid van de begroting wordt jaarlijks bij de Perspectiefnota budget gereserveerd voor prijs- en volumeontwikkelingen. De hoogte van de reservering wordt bepaald door de consumentenprijsindex en de verwachte bevolkingsgroei toe te passen op het totaal van de begrote baten verminderd met interne opbrengsten, kapitaallasten en die budgetten die op andere wijze voor prijs- en volumestijgingen gecompenseerd worden, waaronder in elk geval het BUIG-budget. Het gereserveerde bedrag wordt door het college, uiterlijk in de Perspectiefnota van het volgende jaar, toegedeeld aan die beleidsvelden waar compensatie voor prijs- of volumestijgingen noodzakelijk is om het afgesproken uitvoeringsniveau te kunnen continueren. Een eventueel resterend bedrag zal in die laatste Perspectiefnota vrijvallen.

 

II. Inwerkingtreding

Dit besluit treedt in werking op de dag na die van bekendmaking en heeft terugwerkende kracht tot en met 1 januari 2020.

 

III. Citeertitel Dit besluit wordt aangehaald als: Eerste wijzigingsbesluit Verordening Financieel Beleid en Beheer.

De griffier, De voorzitter,

Naar boven