Besluit beschermd wonen en opvang

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Venlo,

gelezen het Collegevoorstel van 17-12-2019

gelet op de Verordening jeugdhulp en maatschappelijke ondersteuning Venlo 2015

overwegende dat:

ter uitvoering van de Verordening jeugdhulp en maatschappelijke ondersteuning Venlo 2015 nadere regels met betrekking tot beschermd wonen en maatschappelijke opvang dienen te worden vastgesteld;

deze nadere regels duidelijkheid moeten bieden aan inwoners en professionals bij de beoordeling van de benodigde hulp en ondersteuning om te komen tot een arrangement aan oplossingen;

de colleges van de gemeenten van Noord- en Midden Limburg (Beesel, Bergen, Echt-Susteren, Horst aan de Maas, Leudal, Maasgouw, Nederweert, Peel en Maas, Roerdalen, Roermond, Venlo, Venray en Weert) aan het college van de gemeente Venlo mandaat verlenen om de verantwoordelijkheden ten aanzien van Beschermd Wonen en Maatschappelijke Opvang uit te voeren voor deze gemeenten;

dit Besluit beschermd wonen en opvang is afgestemd met de gemeenten uit de regio Noord- en Midden-Limburg. Dit besluit is het afgesproken kader waarbinnen de centrumgemeente Venlo de bevoegdheid tot het beoordelen en toekennen van Beschermd Wonen voor deze gemeenten dient uit te voeren;

De gemeente Venlo toegang tot het Beschermd Wonen en Opvang verzorgt;

besluit vast te stellen het Besluit beschermd wonen en opvang.

Hoofdstuk 1 - Algemene bepalingen

Artikel 1.1 Begripsbepalingen

In dit besluit en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

  • a.

    aanbieder: de organisatie of persoon die hulp of ondersteuning levert in de vorm van een algemene voorziening of een maatwerkvoorziening, zoals bedoeld in artikel 1.1.1 Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo 2015);

  • b.

    adviseur: deskundige aan wie specialistisch advies kan worden gevraagd, bijvoorbeeld een huisarts, (medisch) specialist, ergotherapeut of bouwkundig adviseur;

  • c.

    beleidsregel landelijke toegankelijkheid beschermd wonen: de door het college vastgesteld nadere regeling ter uitwerking van de landelijke toegankelijkheid beschermd wonen;

  • d.

    Beleidsregel landelijke toegankelijkheid maatschappelijke opvang: de door het college vastgestelde nadere regeling ter uitwerking van de landelijke toegankelijkheid maatschappelijke opvang;

  • e.

    beschermd wonen: de maatwerkvoorziening beschermd wonen die kan worden ingezet in twee ondersteuningsvormen:

    I. Ondersteuningsvorm Beschermd Wonen:

    • wonen in een accommodatie van een instelling met daarbij behorende toezicht en begeleiding, gericht op het bevorderen van zelfredzaamheid en participatie, het psychisch en psychosociaal functioneren, stabilisatie van een psychiatrisch ziektebeeld, het voorkomen van verwaarlozing of maatschappelijke overlast of het afwenden van gevaar voor de cliënt of anderen, bestemd voor personen met psychische of psychosociale problemen, die niet in staat zijn zich op eigen kracht te handhaven in de samenleving; en,

    • de begeleiding wordt planbaar en onplanbaar (24 uur per dag) geboden op gevraagde en ongevraagde momenten, zodat er goed kan worden ingespeeld op de (al dan niet geëxpliciteerde) zorgvraag van de cliënt;

II. ondersteuningsvorm Beschermd Thuis:

  • Toezicht en begeleiding in de eigen woning, gericht op het bevorderen van zelfredzaamheid en participatie, het psychisch en psychosociaal functioneren, stabilisatie van een psychiatrisch ziektebeeld, het voorkomen van verwaarlozing of maatschappelijke overlast of het afwenden van gevaar voor de cliënt of anderen, bestemd voor personen met psychische of psychosociale problemen, die niet in staat zijn zich op eigen kracht te handhaven in de samenleving. De begeleiding is te allen tijden 24 uur per dag aanwezig of op afroep beschikbaar, en;

  • de begeleiding wordt planbaar en onplanbaar (24 uur per dag) geboden op gevraagde en ongevraagde momenten, zodat er goed kan worden ingespeeld op de (al dan niet geëxpliciteerde) zorgvraag van de cliënt;

  • f.

    college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Venlo;

  • g.

    hotelfuncties: huisvesting, het gebruikelijke eten en drinken; dus dat zijn 3 maaltijden per dag en voldoende drinken. Maar ook fruit en andere tussendoortjes, huishoudelijke verzorging en de basisinrichting van de woning;

  • h.

    (keukentafel-)gesprek: gesprek zoals bedoeld in artikel 3, lid 1, van de Verordening dat bij voorkeur bij de cliënt thuis plaatsvindt en tot doel heeft om naar aanleiding van een ondersteuningsvraag de persoonlijke situatie van de cliënt in kaart te brengen;

  • i.

    leefzorgplan: plan van aanpak per persoon, gezin of huishouden dat in overleg met de cliënt is opgesteld, dat afspraken bevat naar aanleiding van de ondersteuningsvraag en het verrichte onderzoek, dat tevens dient als verslag zoals bedoeld in artikel 2.3.2 lid 8 Wmo 2015 en dat een aanvraag tot het toekennen van een maatwerkvoorziening kan bevatten;

  • j.

    maatschappelijke opvang: voorzieningen zoals omschreven in de Wmo 2015, artikel 1.1.1 onder opvang;

  • k.

    verordening: Verordening jeugdhulp en maatschappelijke ondersteuning Venlo 2015

Alle begrippen die in dit besluit worden gebruikt en die niet nader worden omschreven, hebben dezelfde betekenis als in de Wmo 2015 (in het bijzonder artikel 1.1.1), het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015 (in het bijzonder artikel 1.1) en de Verordening (in het bijzonder artikel 1).

Artikel 1.2 Toegang tot beschermd wonen en opvang

1.2.1 Het college vormt de toegang tot beschermd wonen. Een cliënt of zijn vertegenwoordiger kan zich melden bij de gemeente. Voor opvang meldt de cliënt zich bij de opvanginstellingen die belast zijn met de uitvoering van de maatwerkvoorziening. Waar in dit hoofdstuk gerefereerd wordt aan de het college dient voor opvang de opvanginstellingen gelezen te worden.

1.2.2 Wanneer er door de cliënt of zijn vertegenwoordiger een melding voor een ondersteuningsvraag wordt ingediend, zoals bedoeld in artikel 2, lid 1 van de Verordening, wordt deze in behandeling genomen door het college.

1.2.3 Het college beoordeelt of er sprake is van een ondersteuningsvraag voor een maatwerkvoorziening beschermd wonen en opvang . Het college stelt vast of een cliënt behoort tot de doelgroep die gebruik mag maken van de maatwerkvoorziening beschermd wonen en opvang.

1.2.4 Indien een cliënt niet behoort tot de doelgroep die in aanmerking komt voor beschermd wonen en opvang, wordt deze doorverwezen naar de herkomst-gemeente dan wel naar een andere voorliggende voorziening.

1.2.5 Indien de cliënt daarmee instemt, draagt het college de reeds bekende informatie over de cliënt over aan de organisatie waarnaar wordt doorverwezen;

1.2.6 Indien sprake is van een ondersteuningsvraag maatwerkvoorziening beschermd wonen en opvang , neemt het het college de melding in behandeling;

1.2.7 In spoedeisende gevallen:

  • a.

    wordt een melding voor beschermd wonen en opvang gezien als een aanvraag en organiseert het college overleg met aanbieders onverwijld de inzet van een tijdelijke (maatwerk-)voorziening voor beschermd wonen en opvang, in afwachting van de uitkomst van het onderzoek en op grond van artikel 2.3.2 Wmo 2015,

  • b.

    neemt het college binnen vijf werkdagen na de inzet van een tijdelijke maatwerkvoorziening zoals bedoeld onder a. contact op met de aanbieder om afspraken te maken over de vervolgprocedure.

  • c.

    wordt aan de aanbieder gevraagd om voor zover mogelijk de in het behandelplan of plan van aanpak afgesproken resultaten te betrekken bij het onderzoek.

  • d.

    wordt de tijdelijke (maatwerk-)voorziening, zoals bedoeld onder a. ingezet voor de duur van het onderzoek, zoals bedoeld in artikel 1.3, en geldt voor maximaal 8 weken.

Artikel 1.3 Onderzoek

1.3.1 Wanneer het college de melding in behandeling heeft genomen, start het college een onderzoek naar de cliënt om zijn situatie in beeld te brengen.

1.3.2 In het onderzoek wordt de situatie van cliënt en eventueel zijn gezin en mantelzorger(s) in kaart gebracht.

1.3.3 Tijdens het (keukentafel-)gesprek worden alle voor het onderzoek van belang zijnde aspecten over onder andere de mogelijkheden, de persoonlijke situatie en leefomgeving van de cliënt, zijn gezin en/of mantelzorger besproken, zoals bedoeld in artikel 2.3.2 lid 4 Wmo 2015, om te komen tot een afweging voor de noodzaak, omvang en duur van de ondersteuning.

1.3.4 Bij aanvang van het (keukentafel-) gesprek legitimeert de medewerker van gemeente Venlo zich op verzoek van de cliënt (en de eventuele vertegenwoordiger).

1.3.5 De cliënt (en eventuele vertegenwoordiger) wordt geïnformeerd over het uitwisselen van gegevens.

1.3.6 Indien blijkt dat nader (medisch) advies nodig is, schakelt het college een adviseur in, nadat de cliënt (en eventuele vertegenwoordiger) is geïnformeerd welk advies aan welke deskundige wordt gevraagd om tot een beoordeling van de ondersteuningsbehoefte te komen.

Artikel 1.4 Leefzorgplan

1.4.1 Het resultaat van het onderzoek en gesprek wordt vastgelegd in een Leefzorgplan.

1.4.2 Het college maakt dit Leefzorgplan binnen 6 weken na de datum van de melding bekend aan de cliënt, of indien van toepassing aan zijn vertegenwoordiger, en vraagt om ondertekening voor een akkoord of een ondertekening voor gezien en niet akkoord.

1.4.3 Indien tijdens het onderzoek blijkt dat de cliënt (en eventueel zijn vertegenwoordiger) het niet eens is met de (voorlopige) uitkomst van het onderzoek, of dat er onduidelijkheid is over de gemaakte afspraken, vindt er overleg plaats tussen de cliënt en het college.

Artikel 1.5 Aanvraag

1.5.1 Een aanvraag beschermd wonen en opvang wordt bij het college ingediend via het bij dit Leefzorgplan gevoegde aanvraaggedeelte voor een maatwerkvoorziening.

1.5.2 Ook indien een cliënt op basis van het onderzoek en het Leefzorgplan niet in aanmerking zou komen voor een maatwerkvoorziening, is aan de cliënt (of zijn vertegenwoordiger) het recht voorbehouden om alsnog een aanvraag voor een maatwerkvoorziening beschermd wonen en opvang in te dienen.

1.5.3 De aanvraag dient in alle gevallen te worden ondertekend door de cliënt, of indien van toepassing, diens wettelijke vertegenwoordiger.

1.5.4 De dag waarop de in lid 1.5.1 genoemde aanvraag is ontvangen door het college geldt als aanvraagdatum.

1.5.5 Indien een aanvraag later dan vier weken nadat het Leefzorgplan bekend is gemaakt, zoals bedoeld in artikel 1.4.1 van dit besluit, ondertekend wordt geretourneerd aan het college, dan is aan het college het recht voorbehouden om, indien het aannemelijk is dat er sprake is of kan zijn van nieuwe feiten en/of gewijzigde omstandigheden, een nieuw onderzoek te laten starten.

Artikel 1.6 Beschikking

1.6.1 Het college besluit en is verantwoordelijk voor het toekennen en beschikbaar stellen van de maatwerkvoorziening beschermd wonen en opvang aan de cliënt.

1.6.2 De beschikking voor een maatwerkvoorziening beschermd wonen en opvang geldt voor maximaal 2 jaar.

Artikel 1.7 Inlichtingenplicht

1.7.1 Een cliënt (of zijn vertegenwoordiger) stelt het college uit eigen beweging dan wel na een verzoek van het college, zo spoedig mogelijk op de hoogte van alle feiten en omstandigheden, waarvan hem redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat deze aanleiding kunnen zijn tot heroverweging van een beslissing, zoals bedoeld in artikel 2.3.5 of 2.3.6 van de Wmo 2015.

Hoofdstuk 2 Toekenning en afwijzing beschermd wonen

Artikel 2.1 Criteria voor de toekenning van een maatwerkvoorziening beschermd wonen

2.1.1 Een cliënt kan, in aanvulling op de criteria uit de Wmo 2015, in aanmerking komen voor een maatwerkvoorziening beschermd wonen als:

  • a.

    de cliënt vanwege zijn psychische of psychosociale gezondheid 24 uur per dag zorg, begeleiding en/ of toezicht nodig heeft. Deze zorg, begeleiding en toezicht zijn intensief en onplanbaar. Deze zorg, begeleiding en toezicht zijn aanwezig of oproepbaar, en:

  • b.

    een ter zake kundige en bevoegde professional de psychiatrische, psychische of psychosociale problematiek heeft vastgesteld, en;

  • c.

    de problemen die de cliënt ondervindt in het zelfstandig handhaven in de samenleving is niet op te lossen met (wettelijk) voorliggende voorzieningen zoals:

  • I.

    de Zorgverzekeringswet, of;

  • II.

    de Wet langdurige zorg, of

  • III.

    de Jeugdwet, of;

  • IV.

    Wet forensische zorg.

    • d.

      (intramurale) behandeling voor de psychiatrische of psychische aandoening of beperking is afgerond of niet (meer) op de voorgrond staat.

    • e.

      Er niet sprake is van een acute situatie in de geestelijke gezondheid, dakloosheid of andere acute problematiek.

2.1.2 Een besluit tot toekenning van een maatwerkvoorziening beschermd wonen kan, naast artikelen 2.3.5 lid 6 en 2.3.10 in de Wmo 2015 en de artikelen 5 en 11 in de Verordening, worden geweigerd, herzien of ingetrokken indien niet wordt voldaan aan de voorwaarden gesteld aan een maatwerkvoorziening, waaronder:

  • a.

    de cliënt niet langer meewerkt aan het goed functioneren van de maatwerkvoorziening beschermd wonen, of

  • b.

    de cliënt niet langer meewerkt aan het komen tot de in het Leefzorgplan vastgelegde resultaten.

Artikel 2.2 Overdracht van cliënten tussen verschillende centrumgemeenten

2.2.1 Wanneer een cliënt in een gemeente wil wonen buiten zijn huidige regio, moet hij zich wenden tot de toegang tot de maatwerkvoorziening beschermd wonen in de betreffende gemeente.

2.2.2 Wanneer een cliënt van buiten de regio Noord- en Midden Limburg zich tot het college wendt met een melding voor een maatwerkvoorziening beschermd wonen binnen de regio Noord- en Midden Limburg, zal het college de melding in behandeling nemen zoals beschreven onder artikel 1.2.

2.2.3 De cliënt moet, eventueel met hulp van een vertegenwoordiger, begeleider of cliëntondersteuner zijn wens tot verhuizing motiveren. Zonder deze motivering zal het college de melding niet onderzoeken en in behandeling nemen.

2.2.4 Indien een cliënt of zijn vertegenwoordiger, die een toekenning voor een maatwerkvoorziening heeft, een (voornemen tot) verhuizing naar een andere gemeente mededeelt aan het college, dan neemt het college na overleg met de cliënt of zijn vertegenwoordiger contact op met de gemeente van nieuwe vestiging om een goede overdracht te organiseren.

2.2.5 Indien een cliënt of zijn vertegenwoordiger, die in een andere gemeente een toekenning voor een maatwerkvoorziening heeft ontvangen, een (voornemen tot) verhuizing naar de het college mededeelt aan het college, dan neemt het college na overleg met de cliënt of zijn vertegenwoordiger contact op met de gemeente van herkomst om een goede overdracht te organiseren.

2.2.6 In de Beleidsregel landelijke toegankelijkheid beschermd wonen zijn de voorwaarden ten aanzien van de landelijke toegankelijkheid nader uitgewerkt.

Artikel 2.3 Maatwerkvoorziening beschermd wonen

2.3.1 De inzet van de maatwerkvoorziening beschermd wonen heeft tot doel het aanleren van vaardigheden die noodzakelijk zijn om op termijn zelfstandig(er) te kunnen wonen en leven. Voor cliënten voor wie dit geen optie is, heeft de maatwerkvoorziening tot doel het zo mogelijk stabiliseren van de cliënt. De ondersteuning richt zich op het realiseren van de doelen en afspraken uit het leefzorgplan.

2.3.2 De maatwerkvoorziening beschermd wonen kan worden ingezet in twee ondersteuningsvormen: Beschermd Wonen en Beschermd Thuis.

2.3.3 Een cliënt die in aanmerking komt voor ondersteuningsvorm Beschermd Wonen voldoet aan de volgende kenmerken:

  • a.

    cliënt is niet (te allen tijden) in staat om (zelf),of met hulp van zijn sociale netwerk, (tijdig) signalen te herkennen van het afnemen van zijn psychische stabiliteit en/of een hulpvraag te stellen indien hij ondersteuning behoeft, en;

  • b.

    bij cliënt bestaat een hoog risico op decompensatie en complicaties die leiden tot risicovolle situaties die een bedreiging vormen voor de cliënt zelf en/of zijn omgeving, en;

  • c.

    cliënt is niet in staat zelf zijn gedrag te begrenzen, te stabiliseren en te reguleren en heeft hierbij ondersteuning nodig en;

  • d.

    cliënt heeft ondersteuning nodig bij het structureren en invullen van de dag, en/of;

  • e.

    cliënt heeft dagelijkse ondersteuning nodig.

2.3.4 Een cliënt die in aanmerking komt voor ondersteuningsvorm Beschermd Thuis voldoet aan de volgende kenmerken:

  • a.

    cliënt is in staat om zelf, of met hulp van zijn sociale netwerk, tijdig signaleren te herkennen van het afnemen van zijn psychische stabiliteit en/of een hulpvraag te signaleren, en;

  • b.

    cliënt is in niet (te allen tijden) in staat zelf zijn gedrag zelf te begrenzen, te stabiliseren en te regulieren en heeft hierbij ondersteuning nodig, en;

  • c.

    cliënt is in staat om ondersteuning af te roepen indien hij dat noodzakelijk acht, maar kan zijn hulpvraag niet tot de volgende werkdag uitstellen en;

  • d.

    cliënt heeft ondersteuning nodig bij het structureren en invullen van de dag, en/of;

  • e.

    cliënt heeft dagelijkse ondersteuning nodig.

2.3.5 Een cliënt komt niet in aanmerking voor een maatwerkvoorziening beschermd wonen indien hij/zij in staat is om zelfstandig te wonen met ambulante ondersteuning. In dat geval is:

  • a.

    de cliënt in staat om zelf, of met hulp van zijn sociale netwerk, tijdig signaleren te herkennen van het afnemen van zijn psychische stabiliteit en/of een hulpvraag te signaleren, en;

  • b.

    de cliënt in staat zichzelf en zijn gedrag dusdanig te begrenzen en te stabiliseren dat zijn gedrag niet leidt tot overlast, agressie of schade aan het welzijn van de cliënt zelf en zijn omgeving, maar heeft ondersteuning nodig om zijn gedrag te reguleren, en;

  • c.

    de cliënt in staat om zelf een hulpvraag te signaleren en uit te stellen naar de volgende dag en ondersteuning af te roepen indien hij/zij dat wenst.

2.3.6 Wanneer een cliënt een maatwerkvoorziening beschermd wonen toegekend krijgt:

  • a.

    kan dat bij een gecontracteerde aanbieder ingezet worden in de vorm van Zorg in Natura (ZIN);

  • b.

    kan dat via een persoonsgebonden budget (pgb).

Artikel 2.4 Persoonsgebonden budget

2.4.1 Indien de cliënt de beschikte maatwerkvoorziening wil ontvangen via een persoonsgebonden budget (pgb), dan geldt als aanvullende voorwaarde dat de cliënt en eventueel zijn vertegenwoordiger een plan moet opstellen. Dit plan, zoals bedoeld in artikel 8, lid 4 sub a van de Verordening dient een motivering te bevatten:

  • a.

    op welke wijze de inzet van een pgb aantoonbaar leidt tot stabilisatie, dan wel herstel en een toename van de zelfredzaamheid en participatie voor de cliënt,

  • b.

    op welke wijze een pgb leidt tot het bereiken van de voor cliënt gewenste doelen en resultaten,

  • c.

    welke vorm van ondersteuning hierbij passend is,

  • d.

    welke aanbieder de ondersteuning gaat leveren,

  • e.

    op welke wijze het budget besteed gaat worden,

  • f.

    hoe de cliënt, op eigen kracht of met zijn vertegenwoordiger, de bij een pgb behorende taken en verplichtingen uit kan voeren zoals bedoeld in artikel 2.3.6, lid 2 onder a Wmo 2015.

2.4.2 Het college beoordeelt of het plan zoals bedoeld in lid 2.4.1 leidt tot het behalen van de doelen uit het Leefzorgplan van de cliënt.

2.4.3 Bij de beoordeling van de kwaliteit van een maatwerkvoorziening in de vorm van een pgb, wordt uitgegaan van de kwaliteitseisen aanbieders beschermd wonen, in bijlage 2 van dit besluit verder uitgewerkt.

2.4.4 Het college kent, met inachtneming van het bepaalde in de Wmo 2015, geen pgb toe als:

  • a.

    er sprake is van ondersteuning in een spoedeisende situatie,

  • b.

    aan de cliënt eerder een pgb is verleend en de cliënt zich niet gehouden heeft aan de bij de verlening van dat eerdere pgb gemaakte afspraken.

2.4.5 De aanbieder, die de ondersteuning levert vanuit het pgb, kan nooit het budget beheren van de cliënt aan wie hij de ondersteuning verleent.

2.4.6 Bij de beoordeling van de bekwaamheid om op verantwoorde wijze een pgb te voeren wordt gekeken of de aanvrager, al dan niet ondersteund vanuit zijn sociaal netwerk of diens vertegenwoordiger:

  • a.

    in staat is de situatie en de aanwezige problematiek te overzien;

  • b.

    in staat is de vereiste hulp te kiezen, te regelen en te sturen;

  • c.

    in voldoende mate op de hoogte is van rechten en plichten die aan een pgb zijn verbonden en in staat is om het opdrachtgeverschap en de daarbij behorende taken op zich te nemen. Dit zijn taken zoals het zoeken van een passende zorgaanbieder, het voeren van sollicitatiegesprekken, het opstellen van een correcte zorgovereenkomst die gelijk is aan het model van de Sociale Verzekeringsbank, het aansturen van de zorgverlener(s), het omgaan met eventuele ziekte van de zorgverlener(s), het voeren van de administratie, waaronder het accorderen van facturen, het bewaken van de kwaliteit en voortgang van de zorg en het signaleren van misbruik door de zorgaanbieder;

  • d.

    het pgb correct kan aanwenden en beheren, mede gelet op aanwezige overwegende bezwaren of contra indicaties;

  • e.

    in staat is om, zonder invloed van de zorgaanbieder, te voldoen aan alle rechten en plichten van het pgb.

Artikel 2.5 Hoogte en besteding van het pgb

2.5.1 De hoogte van een pgb wordt gebaseerd op de kostprijs van de goedkoopst passende voorziening in natura, zoals bepaald in artikel 17 van de Verordening. In bijlage 1 van dit besluit worden de tarieven uitgewerkt.

2.5.2 Indien uit het onderzoek blijkt dat een cliënt structureel behoefte heeft aan aanvullende ondersteuning, kan in uitzonderlijke gevallen een toeslag intensieve ondersteuning toegekend worden. Deze toeslag wordt toegekend indien er:

  • a.

    als een gevolg van een lichamelijke of somatische aandoening, inzet van (verpleegkundige) ondersteuning nodig is aanvullend op de ondersteuningsvorm Beschermd Wonen of de ondersteuningsvorm Beschermd Thuis, en/of;

  • b.

    er sprake is van dermate complexe psychiatrische problematiek, in combinatie met ernstige gedragsproblematiek, waardoor er inzet van begeleiding nodig is aanvullend op de ondersteuningsvorm Beschermd Wonen.

2.5.3 Aanbieder streeft ernaar dat de cliënt binnen 3 maanden na start zorg een zinvolle daginvulling heeft. Bij voorkeur niet geregisseerde dagbesteding maar alternatieven zoals vrijwilligerswerk. Indien uit het onderzoek blijkt dat een cliënt bij uitzondering behoefte heeft aan een geregisseerde dagbesteding, kan er een toeslag dagbesteding aanvullend op de ondersteuningsvorm Beschermd Wonen of de ondersteuningsvorm Beschermd Thuis worden toegekend.

2.5.4 Voor de toepassing en berekening van de tariefdifferentiatie, zoals bedoeld in artikel 8 lid 2 van de Verordening, wordt in de basis uitgegaan van fictief aantal te leveren uren:

  • a.

    voor de ondersteuningsvorm Beschermd Thuis zes uur ondersteuning per week;

  • b.

    voor de ondersteuningsvorm Beschermd Wonen acht uur ondersteuning per week.

2.5.5 De cliënt aan wie een pgb is toegekend of de vertegenwoordiger die het pgb namens de cliënt beheert:

  • a.

    sluit een schriftelijke (zorg)overeenkomst met iedere persoon of instantie bij wie hij een maatwerkvoorziening betrekt in overeenstemming met de door het college afgegeven beschikking, instructies van de Sociale Verzekeringsbank (SVB) en zoals bedoeld in artikel 2.6.2 Wmo 2015.

  • b.

    houdt zich aan de door de SVB gestelde voorwaarden voor het indienen van declaraties van de door hem gecontracteerde aanbieder(s), zodat deze kunnen worden getoetst aan de afgesloten (zorg)overeenkomst(en).

  • c.

    bewaart de originele overeenkomst(en) en declaraties gedurende vijf jaar en stelt desgevraagd kopieën ter beschikking aan het college of SVB.

2.5.6 Bij toetsing van de (zorg)overeenkomst(en) geldt in ieder geval dat gemiddeld genomen de toegekende uren zijn ingekocht tegen het toegekende tarief, of meer uren tegen een lager tarief.

Artikel 2.6 Verantwoording van het pgb

2.6.1 De financiële toets van het pgb wordt uitgevoerd door de SVB.

2.6.2 Indien blijkt dat het pgb niet of niet volledig wordt ingezet ten behoeve van de maatwerkvoorziening Beschermd Wonen, kan het college besluiten tot het voeren van een nieuw onderzoek zoals bedoeld in artikel 1.3 van dit besluit, om de situatie opnieuw in kaart te brengen.

2.6.3 Het college kan besluiten tot een aanvullend onderzoek, indien op grond van de ingediende verantwoording bij de Sociale Verzekeringsbank niet kan worden vastgesteld of het pgb rechtmatig is besteed.

2.6.4 Bij ernstige twijfel over de rechtmatige besteding kan het college opdracht geven om, in afwachting van de uitkomst van het aanvullend onderzoek, de betaling van het pgb per direct op te schorten.

2.6.5 De uitkomst van het aanvullend onderzoek wordt meegenomen in het oordeel over de rechtmatige besteding.

2.6.6 Indien blijkt dat het pgb geheel of gedeeltelijk onterecht is betaald vanwege een foutieve declaratie dan kan dit, naast wat is bepaald bij artikel 2.4.1 Wmo 2015, indien mogelijk worden verrekend met het beschikbaar gestelde budget, of teruggevorderd bij de cliënt die de declaratie heeft ingediend. Het niet-geaccepteerde deel van de verantwoording wordt verrekend met het beschikbaar gestelde budget waarna de cliënt of zijn vertegenwoordiger binnen acht weken na verantwoording een besluit tot verrekening ontvangt.

2.6.7 Er kan elk kwartaal aanvullend onderzoek plaatsvinden naar de besteding van het pgb bij elke cliënt of zijn vertegenwoordiger die in het vorige kwartaal een besluit tot verrekening heeft ontvangen.

2.6.8 Indien uit onderzoek blijkt dat de met een pgb ingekochte maatwerkvoorziening niet voldoet aan de kwaliteitscriteria, zoals bedoeld in artikel 2.4.3 van dit besluit, krijgt de cliënt of zijn vertegenwoordiger 4 weken de tijd om hiervoor aanpassingen door te voeren.

2.6.9 Na deze periode van 4 weken vindt een nieuw onderzoek plaats. Indien uit dit nieuwe onderzoek blijkt dat de ingekochte maatwerkvoorzieningen nog steeds niet voldoet aan de kwaliteitscriteria, kan het college besluiten tot wijziging of intrekking van de desbetreffende maatwerkvoorziening.

Artikel 2.7 Aflopende indicaties en beschikkingen

2.7.1 Iedere cliënt met een indicatie of beschikking voor beschermd wonen meldt zich bij het college, minimaal acht weken voordat de indicatie of beschikking verloopt.

2.7.2 Indien de cliënt een andere vorm van zorg wenst dan beschermd wonen, draagt het college de cliënt over naar de gemeente waar de cliënt woonachtig is of een naar landelijke voorziening. Indien de cliënt daarmee instemt, draagt het college de reeds bekende informatie over de cliënt over aan de betreffende gemeente of voorziening.

2.7.3 Indien een cliënt zich bij een aflopende beschikking beschermd wonen niet meldt, meldt het college bij de gemeente waar de cliënt woonachtig is, dat de beschikking afloopt.

Artikel 2.8 Overgangsperiode

2.8.1 Wanneer een cliënt voor beschermd wonen tijdelijk geen gebruik kan maken van het Beschermd Wonen, omdat andere problematiek (tijdelijk) op de voorgrond staat, kan de cliënt terugkeren naar het Beschermd Wonen, zonder een nieuwe indicatie aan te hoeven vragen bij het het college. Deze andere problematiek mag in principe niet langer dan 6 weken duren.

2.8.2 Duurt deze problematiek langer, dan kan de maatwerkvoorziening worden beëindigd.

2.8.3 Mocht de cliënt weer willen terugkeren naar beschermd wonen, dan moet de cliënt een nieuwe melding doen bij het college. Het college beoordeelt deze melding dan, zoals beschreven in artikel 1.2 en verder.

Hoofdstuk 3 Maatschappelijke Opvang

Artikel 3.1 Criteria voor de toekenning van een maatwerkvoorziening maatschappelijke opvang

3.1.1 Een cliënt kan in aanmerking komen voor een maatwerkvoorziening maatschappelijke opvang als hij:

  • a.

    feitelijk dakloos is, of als bewoner staat ingeschreven bij een door de gemeente erkende 24-uurs woonvoorziening, al dan niet voorafgaand aan opname in een (psychiatrische) kliniek, of aan detentie, en

  • b.

    niet in staat is om zich op eigen kracht te handhaven in de samenleving, en

  • c.

    niet beschikt over alternatieven die de situatie van feitelijke of residentiële dakloosheid op kunnen heffen.

3.1.2 Een slachtoffer van huiselijk geweld kan in aanmerking komen voor een maatwerkvoorziening maatschappelijke opvang als deze:

  • a.

    slachtoffer is van geweld in huiselijke kring, en vanwege aspecten van veiligheid de thuissituatie moet verlaten, of indien sprake is van kindermishandeling en opvang van kind(eren) met de beschermende ouder/verzorger in de opvang noodzakelijk is, en

  • b.

    geen mogelijkheden heeft om zelf, al dan niet met gebruikmaking van het eigen sociale netwerk of door interventie van derden, een veilige situatie te creëren, of in alternatieve huisvesting te voorzien.

3.1.3 In de Beleidsregel landelijke toegankelijkheid maatschappelijke opvang zijn de voorwaarden ten aanzien van de landelijke toegankelijkheid nader uitgewerkt.

Hoofdstuk 4 Toezicht en handhaving

Artikel 4.1 Onderzoek naar kwaliteit en resultaten

4.1.1 Het college kan via een gerichte controle, mede vanuit het oogpunt van kwaliteit van de geleverde zorg, onderzoek doen naar de uitvoering en bereikte resultaten bij de ingezette maatwerkvoorziening.

4.1.2 Na afloop van elk kwartaal kan via een aselecte steekproef onder cliënten met een maatwerkvoorziening, uit het oogpunt van kwaliteit van de geleverde zorg, door of namens het college onderzoek worden gedaan naar de uitvoering en bereikte resultaten bij de ingezette maatwerkvoorziening.

Artikel 4.2 Meldingsregeling calamiteiten en geweld

4.2.1 Aanbieders melden iedere calamiteit en ieder geweldsincident dat zich heeft voorgedaan bij de verstrekking van een voorziening onverwijld aan de toezichthouder kwaliteit Wmo zoals bedoeld in artikel 6.1 Wmo 2015.

4.2.2 De toezichthouder kwaliteit Wmo doet onafhankelijk onderzoek naar de

calamiteiten en geweldsincidenten en adviseert het college over noodzakelijke

maatregelen ten aanzien van de betrokken aanbieder om klachten, calamiteiten en

(gewelds)incidenten zoveel mogelijk te voorkomen.

4.2.3 De toezichthouder kwaliteit Wmo adviseert het college jaarlijks over het

voorkomen van (verdere) calamiteiten en het bestrijden van geweld.

Artikel 4.3 Bevoegdheden toezichthouder

4.3.1. De toezichthouder kwaliteit Wmo en de toezichthouder rechtmatigheid Jeugdwet en Wmo zijn bevoegd om met gebruikmaking van de aan hen toegekende bevoegdheden ingevolge de artikelen 5:15 t/m 5:20 van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 6.1 van de Wmo, onafhankelijk onderzoek te doen naar de kwaliteit en de rechtmatigheid van de ondersteuning. Zij kunnen onderzoek doen op basis van signalen, meldingen of klachten, danwel proactief, op basis van een steekproefsgewijze aanpak.

4.3.2. De toezichthouders zijn bevoegd om het college onafhankelijk te adviseren om op basis van de bevindingen van een onderzoek:

  • a.

    De betreffende aanbieder tijdelijk uit te sluiten van overleggen in het kader van inkoop of van verlengen van overeenkomsten voor zorg in natura;

  • b.

    tijdelijk geen pgb’s te verstrekken ten behoeve van het verlenen van hulp, ondersteuning of hulpmiddelen door de betreffende aanbieder;

  • c.

    tijdelijk geen cliënten toe te wijzen aan de betreffende aanbieder,

  • c.

    tijdelijk de betalingen op te schorten;

  • d.

    een aanwijzing met hersteltermijn te bieden,

  • e.

    indien er sprake is van ernstige en/of herhaalde overtredingen de overeenkomsten met de betreffende aanbieder voor zorg in natura te beëindigen, danwel het pgb waarmee de betreffende aanbieder wordt bekostigd, te beëindigen;

  • f.

    aangifte te doen;

  • g.

    andere maatregelen te treffen.

4.3.3. De maatregelen zoals bedoeld in artikel 4.2.2 dienen in alle gevallen proportioneel te zijn naar de aard van de overtreding of melding.

4.3.4. Indien het onderzoek als bedoeld in lid 1. betrekking heeft op een aanbieder die namens de gemeente door de Modulaire gemeenschappelijke regeling sociaal domein Limburg-Noord, hierna te noemen MGR, is gecontracteerd voor de levering van voorzieningen in het kader van de Wmo of de Jeugdwet, adviseert de toezichthouder ook aan de MGR.

4.3.5. De toezichthouders zijn voorts bevoegd om op basis van de bevindingen in hun onderzoekspraktijk, aanbevelingen aan het college dan wel de MGR te doen ten aanzien van aanpassing van beleid of van werkwijzen

Hoofdstuk 5 Slotbepaling

Artikel 5.1 Inwerkingtreding en citeertitel

5.1.1 Dit besluit treedt in werking op 1 januari 2020. Op dat moment wordt het Besluit beschermd wonen en opvang 2018 ingetrokken.

5.1.2 Dit besluit geldt voor alle aanvragen die zijn ontvangen op of na de datum van inwerkingtreding, zoals bedoeld in lid 5.1.1.

5.1.3 Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit beschermd wonen en opvang.

ALGEMENE TOELICHTING

De Wmo 2015 legt de nadruk op de eigen kracht en samenredzaamheid van burgers. Daar waar een burger niet meer in staat is om zelf, met behulp van zijn netwerk of algemene voorzieningen te voorzien in zijn zelfredzaamheid en participatie, kan hij een beroep doen op een maatwerkvoorziening. Hierbij wordt eerst gekeken naar de mogelijkheden van de cliënt, de mogelijkheden van gebruikelijke hulp, het netwerk rondom de cliënt, de beschikbaarheid van voorliggende voorzieningen, voorzieningen in de buurt of algemene voorzieningen zoals beschikbaar gesteld door het college.

Het antwoord op de vraag wie in aanmerking komt voor een maatwerkvoorziening is afhankelijk van de persoonlijke situatie. Zodoende, zowel bij opvang als ook bij beschermd wonen gaat het om maatwerkvoorzieningen voor mensen die als gevolg van ernstige en complexe problemen een sterk verminderde zelfredzaamheid hebben. In dit besluit wordt helder uiteengezet hoe men in aanmerking komt voor een maatwerkvoorziening beschermd wonen en opvang en wie ervoor in aanmerking komt.

Het college van de gemeente Venlo vormt de toegang tot beschermd wonen en opvang. Het college van de gemeente Venlo wordt door het college van de regiogemeenten Noord en Midden Limburg gemandateerd voor de uitvoering van de taken en bevoegdheden die samenhangen met beschermd wonen en opvang.

Beschermd wonen

Beschermd wonen is een passende maatwerkvoorziening voor mensen die als gevolg van een ernstige psychische of psychiatrische aandoening niet in staat zijn zich op eigen kracht te handhaven in de samenleving. Beschermd wonen is voor mensen die als gevolg van deze aandoening 24-uurs toezicht en begeleiding nodig hebben. De ondersteuning is gericht op het leren functioneren met deze (blijvende) beperking, met als doelstelling om zo veel mogelijk zelfredzaamheid en participatie in de maatschappij te bereiken. Bij beschermd wonen staat hulp op maat centraal.

Alhoewel de Wmo 2015 geen grondslagen kent voor de ondersteuningsbehoefte, wordt hiervoor bij beschermd wonen een uitzondering gemaakt. Mensen die als gevolg van een ernstige psychische aandoening zodanig beperkt zijn in hun zelfredzaamheid dat ze niet zonder 24-uurstoezicht of begeleiding kunnen, vormen een bijzonder kwetsbare groep. Hoewel de ondersteuning uiteraard zo veel mogelijk gericht is op het verbeteren van zelfredzaamheid en participatie, is een beschermde omgeving waarin zij zich veilig kunnen voelen en hen gespecialiseerde ondersteuning geboden kan worden onontbeerlijk voor hun functioneren en herstel. Beschermd wonen is dan ook niet bedoeld voor mensen met psychosociale problemen, die met eigen inzet oplosbaar zijn, of voor mensen die in de eerste plaats een woonprobleem hebben. Daarbij is de beschermde component niet in lijn met de ondersteuningsbehoefte. Bovendien is beschermd wonen een zeer kostbare ondersteuningsvorm en is voor oplosbare psychosociale problemen een tijdelijke maatwerkvoorziening zoals opvang of begeleiding in veel gevallen toereikend.

Dit besluit maakt gebruik van de termen psychisch en psychosociaal. Aangezien deze termen niet in bovenliggende wetgeving zijn gedefinieerd vult dit besluit de termen in. Waar in dit besluit ‘psychisch’ als term wordt gebruikt gaat het om een aandoening van geestelijke aard die aanwijsbaar is in DSM-5. De term psychosociaal is complexer van aard. Het gaat daarbij om sociale en/of emotionele problemen die de leefsituatie aantoonbaar ernstig ontwrichten, bijvoorbeeld een combinatie van schulden, middelengebruik en overlast gevend gedrag, of ernstige relatie- en opvoedingsproblemen in combinatie met economische onzelfstandigheid. Psychosociale problemen hebben een psychische component, bijvoorbeeld ernstige stress, angst, of agressieregulatieproblemen. Deze problemen, alhoewel niet definieerbaar als een ernstige psychische aandoening op grond van DSM 5, kunnen wel reden zijn dat een maatwerkvoorziening nodig is waarbij de regie tijdelijk geheel of grotendeels moet worden overgenomen.

Verzilvering van zorg

Vanaf 2018 wordt er onderscheid gemaakt tussen de ondersteuningsvorm Beschermd Wonen en de ondersteuningsvorm Beschermd Thuis. In artikel 2.3 wordt het verschil tussen beide vormen nader uitgewerkt. Daar waar er gesproken wordt over beschermd wonen met kleine letters, wordt de brede maatwerkvoorziening bedoeld in het kader van de Wmo. Daar waar er gesproken wordt over Beschermd Wonen en Beschermd Thuis met grote letters, wordt de ondersteuningsvorm bedoeld in de vorm waarin deze maatwerkvoorziening kan worden ingezet.

Burgers hebben keuze uit een breed zorg-in-natura aanbod voor beschermd wonen dat wordt aangeboden door zo’n 22 aanbieders in de regio Noord- en Midden-Limburg. Indien het zorg-in-natura aanbod niet volstaat kan de burger (of zijn vertegenwoordiger) er – voor kiezen zorg in te kopen via een pgb. Een pgb wordt pas toegekend op het moment dat een burger aantoonbaar kan maken dat het zorg-in natura aanbod niet volstaat om te zien in zijn/haar zorgbehoefte. In dat geval wordt van de burger (of zijn vertegenwoordiger) verwacht dat hij/zij in een plan beschrijft hoe hij/zij het pgb budget gaat besteden. Het budget mag alleen worden besteed aan de maatwerkvoorziening en het beoogde resultaat waarvoor deze wordt toegekend. Het (budget)beheer van het pgb mag in geen geval worden uitgevoerd door dezelfde partij als die ondersteuning biedt, dit om belangenverstrengeling te voorkomen. Binnen het pgb beschermd wonen bestaat de mogelijkheid om in uitzonderlijke gevallen, naast de reguliere ondersteuningsvormen Beschermd Wonen en Beschermd Thuis, een tarief Beschermd Wonen Intensief toe te kennen. Hiervoor komt een burger alleen in aanmerking indien hij/zij aantoonbaar maakt dat hij/zij aanvullende inzet van zorg en ondersteuning nodig heeft, indien:

  • er als een gevolg van een lichamelijke of somatische aandoening zoals bepaald in de Wet langdurige zorg, aanvullende verpleegkundige hulp moet worden ingezet, en/of;

  • er sprake is van dermate complexe psychiatrische problematiek, in combinatie met ernstige gedragsproblematiek, waardoor er aanvullende inzet van begeleiding nodig is bovenop de ondersteuningsvorm Beschermd Wonen. De psychiatrische problematiek is actief van aard (de psychopathologie is floride en/of psychische instabiliteit dreigt door actief middelengebruik).

Indien er sprake is van beide bovenstaande situaties wordt de toeslag eenmaal toegekend. Indien uit het onderzoek naar voren komt dat de burger behoefte heeft een geregisseerde dagbesteding, kan een toeslag dagbesteding toegekend worden aanvullend op de ondersteuningsvorm Beschermd Wonen en ondersteuningsvorm Beschermd Thuis. Het pgb beschermd wonen is uitsluitend bestemd voor het inkopen van zorg en nadrukkelijk niet voor het betalen van huisvesting (huur, servicekosten, voeding/maaltijden). Op dit punt verschilt het pgb beschermd wonen van zorg in natura, waar de zogenaamde ‘hotelfuncties’ wel onderdeel uitmaken van de maatwerkvoorziening. De burger die zorg verzilvert door middel van een pgb betaalt dan ook een eigen bijdrage voor ondersteuning vergelijkbaar met ondersteuning aan huis.

Maatschappelijke opvang

Opvang is altijd gericht op een tijdelijk verblijf, met als doelstelling om iemand weer in staat te stellen zich zelfstandig of met lichte ondersteuning te redden in de samenleving. Of, als er sprake is van een ernstige beperking, toe te leiden naar langdurige zorg met verblijf. De algemene principes van de Wmo, zoals gebruik maken van eigen kracht, het sociale netwerk, rekening houden met voorzienbare omstandigheden e.d. zijn ook hier van toepassing. Als iemand bijvoorbeeld zijn woning verloren heeft, maar bij familie of vrienden kan overnachten, is opvang niet nodig.

De klassieke bed-bad-brood-opvangvoorzieningen, huisvesting bij extreem winterweer, dag- en nachtopvang zijn algemene voorzieningen. Wie gebruik maakt van de nachtopvang betaalt een vaste bijdrage voor bed, bad, brood en begeleiding.. 24-uurs opvangvoorzieningen daarentegen zijn maatwerkvoorzieningen waarop dit besluit voornamelijk van toepassing zijn.

Meldingsregeling calamiteiten en geweld

Het is belangrijk dat meldingen van calamiteiten en geweld direct bij de toezichthouder worden gemeld, zodat deze kunnen worden onderzocht en problemen kunnen worden opgelost.

De toezichthouder die het onderzoek uitvoert is onafhankelijk gepositioneerd, om ook de onafhankelijkheid van zijn onderzoek te waarborgen.

Wanneer zich een incident voordoet tussen degene die namens het college het gesprek voert en een cliënt, dient eerstgenoemde het agressieprotocol te volgen. Dat wil zeggen een melding aan de wijkcoördinator en de agressiecoördinator van de gemeente Venlo. De opvanginstellingen hebben een eigen agressieprotocol. Zij melden incidenten (ook) rechtstreeks bij de toezichthouder.

Toezicht kwaliteit Wmo

In artikel 6.1 van de Wmo 2015 is bepaald dat gemeenten een toezichthouder aan moeten stellen, die belast is met het houden van toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens de Wmo 2015.

Sinds 2015 is dit toezicht door de Noord-Limburgse gemeenten regionaal georganiseerd en is er gezamenlijk een toezichthouder aangesteld. Deze toezichthouder heeft zowel een (pro)actieve als een reactieve taak. Onafhankelijk en deskundig onderzoek staat centraal bij de werkzaamheden van de toezichthouder. Op de eerste plaats heeft de toezichthouder de taak om naar aanleiding van meldingen en klachten over een aanbieder onderzoek te doen bij de aanbieder naar de kwaliteit van de geleverde ondersteuning door de aanbieder (reactief).

De toezichthouder kwaliteit Wmo voert onder andere het toezicht uit voor de aan de gemeente Venlo gemandateerde taken beschermd wonen en opvang.

De toezichthouder kan ook (pro)actief, via een steekproefsgewijze aanpak, onderzoek doen naar de kwaliteit van de ondersteuning.

Daarnaast kan de toezichthouder ook andere taken vervullen die voortvloeien uit artikel

6.1 van de Wmo 2015.

Bijlage 1: Tarieftabel pgb beschermd wonen 2020

Professionele en gediplomeerde hulp (100 %)

Arrangement

Per jaar (365 dagen)

Per etmaal (24 uur)

Beschermd thuis

€ 20.476,00

€ 56,09

Beschermd wonen

€ 30.074,13

€ 82,40

Toeslag intensieve ondersteuning

€ 6.626,03

€ 18,15

Toeslag dagbesteding

€ 8.108,50

€ 22,22

ZZP (90 %)

Arrangement

Per jaar (365 dagen)

Per etmaal (24 uur)

Beschermd thuis

€ 18.428,40

€ 50,49

Beschermd wonen

€ 27.066,71

€ 74,15

Toeslag intensieve ondersteuning

€ 5.963,43

€ 16,34

Toeslag dagbesteding

€ 7.297,65

€ 19,99

Niet professionele hulp uit het eigen netwerk (75%)

In alle gevallen geldt een tarief van € 20 per uur met een maximum van onderstaande jaar/etmaal tarieven

Arrangement

Per jaar (365 dagen)

Per etmaal (24 uur)

Beschermd thuis

€ 15.357,00

€ 42,08

Beschermd wonen

€ 22.555,59

€ 61,80

Toeslag intensieve ondersteuning

€ 4.959,53

€ 13,62

Toeslag dagbesteding

€ 6.081,37

€ 16,66

Bijlage 2: Kwaliteitseisen aanbieders beschermd wonen

Kwaliteitseisen voor alle aanbieders (zorginstellingen, zpp’er en sociaal netwerk)

  • 1.

    De aanbieder handelt in overeenstemming met van toepassing zijnde (lokale) wet en regelgeving en voldoet aan de normen voor verantwoorde zorg en de algemeen professionele standaarden.

  • 2.

    De aanbieder werkt actief en integraal samen met andere verleners van de ondersteuning in het belang van de cliënt, waaronder andere professionals, vrijwilligers, mantelzorgers, omgeving (bijvoorbeeld buurt of wijk) en aanbieders van algemene voorzieningen.

  • 3.

    De aanbieder kan grenzen van het eigen kunnen inschatten en aangeven wanneer andere ondersteuning is gewenst of wanneer moet worden op of afgeschaald naar zwaardere of lichtere vorm van en van ondersteuning.

  • 4.

    De aanbieder dient te beschikken over een verklaring omtrent gedrag (VOG) en moet deze kunnen overleggen.(Dit geldt niet wanneer de zorg geleverd wordt door het sociaal netwerk).

  • 5.

    De aanbieder is bij de gemeente Venlo niet bekend vanwege ondeskundige zorg, het handelen in strijd met relevante wetgeving of beleidsregels, misleiding e/of fraude.

  • 6.

    De aanbieder heeft bij een incident of calamiteit een meldplicht aan de gemeente Venlo (toezichthoudend ambtenaar) en of de inspectie.

  • 7.

    Huiselijk geweld en kindermishandeling wordt altijd gemeld bij het Advies en meldpunt huiselijk geweld en kindermishandeling.

  • 8.

    De aanbieder toont aan dat gewerkt wordt aan de doelen van het leefzorgplan.

  • 9.

    De aanbieder werkt met een plan van aanpak dat in overleg en afstemming met de cliënt tot stand is gekomen. Het plan van aanpak toont aan dat wordt gewerkt aan de doelen van het leefzorgplan.

  • 10.

    Er wordt afgestemd met een supervisor/behandelaar/huisarts (bij sociaal netwerk)

  • 11.

    De aanbieder(s) beschikken aantoonbaar over een afgeronde opleiding die passend is bij de te verrichte activiteiten. De supervisie is georganiseerd door minimaal een HBO professional.

Eisen voor de professionele aanbieders (zorginstellingen en zzp’er ).

  • 12.

    De aanbieder staat ingeschreven bij de Kamer van Koophandel. Uit de inschrijving van de kamer van koophandel moet blijken dat de organisatie hulp verleent die aansluit bij de WMO.

  • 13.

    aanbieders dienen te beschikken over een aantoonbaar werkzaam kwaliteitssysteem te beschikken. Dit kan bijvoorbeeld blijken uit een certificaat gebaseerd op de volgende keurmerken; ISO 9001, EN 15224 HKZ, KIWA (ZZP en kleine ondernemers), Prezo of vergelijkbaar. Zorgdienstverleners die niet over een certificaat beschikken moeten op een andere manier aantonen dat zij een werkend systeem hebben voor het beheersen, bewaken, borgen en verbeteren van de kwaliteit van ondersteuning

Aldus vastgesteld in de vergadering van 17 december 2019,

Burgemeester en wethouders van gemeente Venlo

de secretaris, de burgemeester

De heer Twan Beurskens De heer Antoin Scholten

Naar boven