Gemeenteblad van Lelystad
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Lelystad | Gemeenteblad 2020, 65584 | Verordeningen |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Lelystad | Gemeenteblad 2020, 65584 | Verordeningen |
Besluit van het college van de gemeente Lelystad houdende regels omtrent de maatschappelijke ondersteuning ( Besluit maatschappelijke ondersteuning Lelystad 2020)
Het college van de gemeente Lelystad,
- gelet op artikelen artikel 2.3.5, 2.3.6, 2.3.10 en 2.4.1 van de Wmo 2015;
- onder verwijzing naar de Verordening maatschappelijke ondersteuning Lelystad 2020;
- overwegende, dat het noodzakelijk is het verlenen van voorzieningen op het gebied van maatschappelijke ondersteuning bij besluit te regelen;
vast te stellen het Besluit maatschappelijke ondersteuning Lelystad 2020.
Hoofdstuk 2 - Persoonsgebonden budget
Onder opdrachtgeverstaak als bedoeld in het eerste lid sub c wordt in ieder geval verstaan het zoeken van een zorgaanbieder, het voeren van sollicitatiegesprekken, het opstellen van zorgovereenkomsten die voldoen aan de voorwaarden van het SVB, het bijhouden van een juiste administratie, het accorderen van facturen en het bewaken van de kwaliteit en voortgang van de zorg.
Hoofdstuk 4 - Ondersteuning thuis
Hoofdstuk 5 - Schoon en leefbaar huis
Een schoon en leefbaar huis is het resultaat van de huishoudelijke ondersteuning zoals vastgelegd in een werkplan tussen de aanvrager en de zorgaanbieder.
Het college kan een maatwerkvoorziening schoon en leefbaar huis, als aanvulling op de eigen mogelijkheden van de cliënt zelf verstrekken, wanneer de cliënt niet in staat is om zelfstandig:
Hoofdstuk 6 - Kortdurend verblijf/logeervoorziening
Kortdurend verblijf omvat logeren in een instelling gedurende maximaal drie etmalen per week, voor inwoners met een somatische, psychogeriatrische of psychiatrische aandoening of beperking, of een verstandelijke, lichamelijke of zintuiglijke handicap, ter ontlasting van de mantelzorger.
Hoofdstuk 7 - Woonvoorzieningen
Artikel 7.1 Vormen woonvoorzieningen
De door het college te verlenen woonvoorzieningen kunnen bestaan uit een voorziening voor:
Artikel 7.2 Terugbetaling van woningaanpassingen
De woningeigenaar die voor de door hem zelf bewoonde woning een voorziening van bouwkundige of woontechnische aard als bedoeld in artikel 7.1, onderdeel c, heeft ontvangen en die binnen een periode van 10 jaar na de datum van gereedmelding van de werkzaamheden de woning verkoopt, is gehouden de gemeente een deel van de voorziening terug te betalen.
Artikel 7.3 Weigering woonvoorziening
Artikel 7.4 Woonwagen en woonschip
Indien de aanvrager een woonwagen of woonschip bewoont, kan het college een voorziening genoemd in artikel 7.1, onderdeel c, verlenen, indien:
Artikel 7.5 Gemeenschappelijke ruimte
Het college kan besluiten tot de verlening van woonvoorzieningen in of aan een gemeenschappelijke ruimte indien dit zich niet verzet tegen artikel 7.4 onderdeel b.
Artikel 7.6 Woningaanpassingen
Een voorziening van bouwkundige of woontechnische aard als bedoeld in artikel 7.1, onder c, kan betrekking hebben op de navolgende kosten:
het architectenhonorarium tot ten hoogste 10% van de aanneemsom mits het honorarium niet hoger is dan het maximale honorarium als bepaald in De Nieuwe Regeling (DNR) van de Bond van Nederlandse Architecten en de noodzaak tot het inschakelen van een architect voortvloeit uit de aard, de omvang en de complexiteit van de betreffende aanpassing;
Hoofdstuk 8 - Vervoersvoorzieningen
Artikel 8.1 Vormen vervoersvoorziening
De door het college te verlenen vervoersvoorziening kan bestaan uit:
Het college kan aan een cliënt naast een vervoerspas voor het collectief systeem slechts één aanvullende vervoersvoorziening verstrekken als met het collectief systeem de vervoersbehoefte van de cliënt onvoldoende is gecompenseerd.
Artikel 8.3 Collectief systeem
De begeleider van de persoon die recht heeft op de voorziening als bedoeld in artikel 8.1, onderdeel a, kan gratis meereizen in het collectief systeem van aanvullend vervoer indien de bedoelde persoon zonder die begeleiding niet kan reizen of zich op de plaats van bestemming niet zelfstandig kan verplaatsen.
Een sportvoorziening is een hulpmiddel dan wel sportrolstoel die niet algemeen gebruikelijk is en de aanvrager in staat stelt om aan reguliere sportbeoefening deel te nemen.
Hoofstuk 11 Herziening, intrekking en terug- en invordering
Artikel 11.1 Herziening en intrekking beslissing
Het college kan een beslissing tot verlening van een pgb ter bekostiging van diensten met toepassing van het eerste lid onder e herzien of intrekken als blijkt dat de cliënt zich binnen 3 maanden na de besluitdatum niet heeft gemeld bij de aanbieder van de dienst(en) voor de inzet van de voorziening waarvoor de beschikking is afgegeven.
Het college kan een beslissing tot verlening van een eenmalige pgb met toepassing van het eerste lid onder e herzien of intrekken als blijkt dat het pgb binnen 6 maanden na besluitdatum niet is aangewend voor de bekostiging van de voorziening of aan het doel waarvoor de verlening heeft plaatsgevonden.
Artikel 11.2 Terug- en invordering na intrekking
Als het college een beslissing op grond van artikel 11.1 lid, onder a, van dit artikel heeft ingetrokken en de verstrekking van de onjuiste of onvolledige gegevens door de cliënt opzettelijk heeft plaatsgevonden, vordert het college van de cliënt en degene die daaraan opzettelijk zijn medewerking heeft verleend, geheel of gedeeltelijk de geldswaarde van de ten onrechte genoten maatwerkvoorziening of het ten onrechte genoten pgb terug.
Artikel 1.2 Algemene bepalingen
Dit artikel spreekt voor zich. Persoonlijke verzorging kan onderdeel uitmaken van ondersteuning thuis, dit geldt voor aanvragers met een zintuiglijke beperking, een verstandelijke beperking of een psychiatrische aandoening en betreft ondersteuning bij de algemene dagelijkse levensverrichtingen.
Hoofdstuk 2 - Persoonsgebonden budget
De Wmo 2015 kent de mogelijkheid om een persoonsgebonden budget toegekend te krijgen, maar verbindt daaraan strenge voorwaarden. In het onderzoek, bedoeld in artikel 2.3.2, komt aan de orde in hoeverre de aanvrager in aanmerking kan komen voor een persoonsgebonden budget. Artikel 2.3.6, tweede lid, stelt het krijgen van een persoonsgebonden budget afhankelijk van drie voorwaarden. Voorafgaand aan de toekenning van het persoonsgebonden budget moet worden getoetst of aan die voorwaarden is voldaan.
In dit artikel worden de in de wet genoemde voorwaarden nader geconcretiseerd en wordt verder verduidelijkt waarvoor een pgb niet mag worden aangewend.
Een van de voorwaarden luidt als volgt:
Ofwel de cliënt is met hulp uit zijn/haar sociale netwerk dan wel van een curator, bewindvoerder, mentor, gemachtigde, gecertificeerde instelling of aanbieder van gesloten jeugdhulp, in staat de aan een pgb verbonden taken op verantwoorde wijze uit te voeren.
In het gesprek met de cliënt zal moeten blijken of de cliënt op eigen kracht voldoende in staat is te achten tot een redelijke waardering van zijn eigen belangen ter zake. De motivering waarom zorg in natura niet passend is, geeft waarschijnlijk ook al een beeld of betrokkene bekwaam is de taken als budgethouder uit te voeren.
Een pgb bestaat weliswaar uit een geldbedrag, waarmee betrokkene in staat wordt gesteld zelf de benodigde hulp in te kopen bij derden, echter de gemeente maakt dit geldbedrag niet over aan de budgethouder. Het geldbedrag gaat naar de Sociale verzekeringsbank ( SVB), die rechtstreeks de hulpverlener(s) betaalt op basis van de zorgovereenkomst (tussen hulpverlener en budgethouder) en de ondertekende urenbriefjes.
Wanneer blijkt dat de cliënt zelf niet bekwaam is om de taken van budgethouder uit te voeren zal betrokkene moeten aangeven dat er met hulp vanuit zijn sociale netwerk (echtgenoot I partner, ouder, broer, zus), zijn curator, bewindvoerder mentor of ge(vol)machtigde, deze taken kunnen worden uitgevoerd. Zo nodig zal nog een vervolg gesprek moeten worden ingepland met betrokkene en degene die hem ondersteunt bij de taken van de budgethouder.
In het kader van de beoordeling kunnen in het gesprek met de cliënt ook de volgende punten aan de orde komen.
In artikel 5.11, lid 2 van de Rlz is bepaald dat de verlening van een pgb kan worden geweigerd indien een gegronde reden bestaat om aan te nemen dat de door de verzekerde ingeschakelde hulp:
Daar waar in het hierboven genoemd artikel wordt gesproken over een ‘verzekerde’, dient voor Wmo 2015 te worden gelezen als een ‘budgethouder’.
Een budgethouder die voor 4 dagen of meer per week ondersteuning inkoopt bij dezelfde zorgverlener is ook nog werkgever met de daarbij behorende werkgeversplichten. Indien die situatie zich voordoet moet de budgethouder ook deze taken zelfstandig kunnen uitvoeren. Denk hierbij onder meer aan het overeenkomen van een redelijk uurloon, het doorbetalen van loon bij ziekte en het hanteren van een redelijke opzegtermijn.
De term maatwerkvoorziening in de Wmo 2015 is breed en omvat een geheel van diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen voor de zelfredzaamheid en participaties alsook voor beschermd wonen en opvang van een cliënt.
Randvoorwaarden en/of faciliteiten die noodzakelijk zijn om een maatwerkvoorziening mogelijk te maken worden niet aangemerkt als een maatwerkvoorziening. In dit artikel worden kosten genoemd, die niet onder maatwerkvoorziening vallen en dus niet uit een pgb mogen worden betaald.
Artikel 2.3 Vervanging voorziening
Leveranciers van hulpmiddelen hanteren de volgende afschrijvingstermijnen:
Alle hulpmiddelen worden in de genoemde termijnen lineair (in maanden berekend) afgeschreven. Een aangebroken maand geldt als een gehele maand.
Voor het verstrekken van een pgb voor vervanging van hulpmiddelen wordt aangesloten bij bovengenoemde termijnen.
In beginsel wordt geen nieuwe voorziening verstrekt als de eerder verstrekte voorziening technisch niet is afgeschreven, ondanks dat de afschrijvingstermijn is verstreken. Als een hulpmiddel nog adequaat is en een passende bijdrage levert voor het doel waarvoor het is verstrekt, wordt geen pgb verstrekt voor een nieuw hulpmiddel. Als de hulpmiddel nog gerepareerd kan worden, dan is dat een goedkope adequate oplossing.
De dagbesteding wordt programmatisch aangeboden, met een vast dag- en/of weekprogramma, met agogische methoden gericht op de doelgroep met een welomschreven doel en vraagt een actieve betrokkenheid van de cliënt. De dagbesteding is tevens gericht op het structureren van de dag, daarnaast wordt geoefend met vaardigheden, die de zelfredzaamheid bevorderen. De dagbesteding wordt aangeboden inclusief vervoer, indien dit noodzakelijk wordt geacht.
Dagbesteding is nadrukkelijk anders dan welzijnsactiviteiten; ook al bevatten welzijnsactiviteiten wel elementen die in dagbesteding voorkomen. Voor veel cliënten zal deelname aan activiteiten in bijvoorbeeld een wijkvoorziening voldoende zijn om structuur te bieden aan de dag en medemensen te ontmoeten. Dagbesteding als maatwerkvoorziening is alleen bedoeld voor cliënten die door hun cognitieve beperkingen, ernstig fysieke beperkingen of gedragsproblematiek een dergelijke dagstructurering, gericht op het verbeteren of behouden van capaciteiten en/of het reguleren van gedragsproblemen nodig hebben. Dagbesteding kan ook een oplossing zijn om de huisgenoot of mantelzorger te ontlasten.
Artikel 3.2 Voorwaarden voor dagbesteding in de vorm van een pgb
Een instelling voor dagbesteding moet voldoen aan bepaalde kwaliteitsnormen. Daarom is in dit artikel opgenomen een instelling dient te beschikken over een geldige HKZ certificering Zorg en Welzijn of een geldige erkenning overeenkomstig het kwaliteitssysteem van de Federatie Landbouw en Zorg.
Hoofdstuk 4 - Ondersteuning thuis
Bij ondersteuning thuis gaat het om extra ondersteuning om zelfstandig te kunnen blijven functioneren, zoals ondersteuning op het gebied van structuur, dagritme en praktische hulp bij taken gericht op het bevorderen, behouden en vergroten van zelfredzaamheid. Het betreft hierbij in ieder geval de volgende onderdelen:
Hoofdstuk 5 - Schoon en leefbaar huis
Het kunnen voeren van een huishouden maakt langer zelfstandig wonen in de eigen leefomgeving mogelijk. Adequaat een huishouden voeren is een zeer subjectief begrip waarop een ieder, anders wellicht dan bij hulpmiddelen, eigen normen en waarden hanteert. Om er zeker van te zijn dat de huishoudelijke ondersteuning voorziet in de specifieke zorgbehoefte van de aanvrager wordt gewerkt met een werkplan voor de huishoudelijke ondersteuning. In dit werkplan, dat het karakter heeft van een overeenkomst met wederzijds goedvinden tussen de aanbieder van huishoudelijke ondersteuning en de cliënt, staat in detail beschreven welke huishoudelijke taken worden verricht en in welke mate de cliënt zelf en diens eventuele huisgenoten, waaronder begrepen kinderen vanaf 12 jaar, gebruikelijke hulp kunnen bieden.
Gemeenten zijn op grond van de Wmo 2015 verantwoordelijk voor de ondersteuning van mensen die 'niet in staat zijn zelfstandig een gestructureerd huishouden te voeren' (artikel 1.1.1 Wmo 2015 (begrip 'zelfredzaamheid') en artikel 2.1.1 Wmo 2015). In de Wmo 2015 is geen concrete definitie gegeven van een gestructureerd huishouden. Het voeren van een gestructureerd huishouden omvat in ieder geval de zorg voor:
Met in dit artikel genoemde uitgangspunten als kaders kan het werkplan worden opgesteld op grond waarvan een basisniveau van wat er minimaal wordt verstaan onder een schoon en leefbaar huis kan worden gerealiseerd. Daarbij is het aan de cliënt om, in overleg met de aanbieder, keuzes te maken en prioriteiten te stellen.
Wanneer een huisgenoot overbelast blijkt te zijn door de zorg voor cliënt, kan huishoudelijke ondersteuning worden ingezet. De overbelasting moet worden vastgesteld. Van cliënt en huisgenoot wordt dan verwacht dat zij onderzoeken wat de mogelijkheden zijn om de overbelasting te verminderen, zodat op den duur de huishoudelijke taken weer door de huisgenoot kunnen worden overgenomen. Wanneer dit niet mogelijk is, bijvoorbeeld omdat de huisgenoot ook ondersteuning nodig heeft en mantelzorg niet voor handen is, kan de huishoudelijke ondersteuning structureel worden ingezet.
Hoofdstuk 6 - Kortdurend verblijf/logeervoorziening
Er is een maximum van 3 etmalen per week gesteld omdat het logeren betreft. Immers bij meer dan 3 etmalen in een instelling is er sprake van opname, waarvoor een indicatie op grond van de Wet langdurige zorg moet worden gesteld.
Er zijn veel manieren om de huisgenoten en mantelzorgers te ontlasten, bijvoorbeeld door een vrijwilliger in te schakelen om een paar uur de zorg voor een cliënt over te nemen. Ook dagbesteding kan als belangrijk neveneffect of zelfs doel hebben de mantelzorg te ontlasten. Soms is dat niet voldoende om het langdurig vol te kunnen houden of is de zorg die een vrijwilliger kan bieden onvoldoende vanwege de beperkingen van de cliënt. Alleen als er sprake is van dreigende overbelasting van de mantelzorger en als andere voorliggende voorzieningen niet voldoen, kan kortdurend verblijf een oplossing zijn vanuit de Wmo 2015.
In de instelling waar de cliënt kortdurend verblijft wordt de dagelijkse zorg en ondersteuning overgenomen. Daarbij kan logeeropvang vanaf 2015 alleen ingekocht worden bij een toegelaten instelling. Een toegelaten instelling is een zorgaanbieder met een Wtzi-toelating (Wet toegelaten zorginstellingen).
De cliënt is zelf verantwoordelijk voor vervoer van - en naar de instelling voor kortdurend verblijf. Hij kan hiervoor gebruik maken van eigen vervoer of van hulp uit het eigen netwerk. Wanneer de cliënt beperkingen heeft op het gebied van vervoer zal hij doorgaans in het bezit zijn van een pasje voor een collectieve vervoersvoorziening, waarmee hij zich naar de instelling kan vervoeren.
Hoofdstuk 7 - Woonvoorzieningen
Artikel 7.1 Vormen woonvoorzieningen
Een woonvoorziening is volgens de jurisprudentie alleen bedoeld voor situaties waarin de ondervonden problemen in direct oorzakelijk verband staan met bouwkundige of woontechnische aspecten van het hoofdverblijf. Omgevingsfactoren als lawaai, stank, onveiligheidsgevoelens, overlast en dergelijke zijn niet van belang.
Voor de kosten van onderhoud, keuring, reparatie en verwijderen is een voorziening mogelijk omdat deze kosten regelmatig moeten worden gemaakt voor bijvoorbeeld trapliften, deuropeners, beweegbare keukens en dergelijke en waarvan de kosten soms relatief hoog zijn. Het gaat hierbij ook om voorzieningen die (elektrisch) beweegbaar zijn en waar om die reden slijtage kan optreden waardoor de veiligheid van het gebruik van de voorziening niet langer kan worden gegarandeerd. Wanneer de kosten van onderhoud en reparatie zijn opgenomen in de leaseprijs van de betreffende voorziening, wordt natuurlijk geen aparte voorziening verstrekt. Ook het verwijderen van voorzieningen kan onder dit artikel vallen, wanneer dit noodzakelijk is. Voorzieningen geplaatst in een koopwoning worden niet verwijderd. Bij huurwoningen geldt dat er eerst met de verhuurder gekeken zal worden of er een andere huurder gevonden kan worden wie baat heeft bij de in de woning aangebrachte voorzieningen alvorens deze verwijderd worden. Een voorziening wordt alleen verwijderd als dit de verhuurbaarheid in de weg staat.
Artikel 7.2 Terugbetaling van woningaanpassingen
Met dit artikel wordt kapitaalvernietiging voorkomen. De woningeigenaar van een door hem zelf bewoonde woning, is bij verkoop verplicht tot terugbetaling van de aanpassingskosten verminderd met de afschrijving. Daarbij geldt een lineaire afschrijving over een termijn van 10 jaar, zodat het terug te betalen bedrag jaarlijks met 10 procent daalt.
De termijn van tien jaar ligt ruim beneden de in de bouwwereld algemeen gebruikelijke afschrijvingstermijn van (afhankelijk van het soort bouwwerk) 12 tot 20 jaar.
Artikel 7.3 Weigering woonvoorziening
Een aanpassing van de gemeenschappelijke ruimte binnen een complex van woningen, dat is gebouwd om bewoond te worden door personen met een beperking, wordt geweigerd. Lokale voorbeelden zijn onder meer: De Buizerd, Bovenover en Het Ravelijn. Het past binnen de verantwoordelijkheid van de verhuurder, dan wel vereniging van eigenaren om de gemeenschappelijke ruimte zo in te richten dat de bewoners daarbinnen kunnen blijven functioneren en elkaar ontmoeten voor sociale contacten.
Een voorziening voor verhuizing en inrichting wordt niet verstrekt wanneer wordt verhuisd naar een Wlz-instelling, zoals een verzorgingshuis of een bij die instelling horende aanleunwoning of een levensloopbestendige woning. Dit geldt ook wanneer men voor de eerste keer zelfstandig gaat wonen. Het gaat bij dergelijke verhuizingen namelijk om kosten welke als "algemeen gebruikelijk" kunnen worden aangemerkt. Natuurlijk moet in principe naar de meest geschikte woning worden verhuisd teneinde te voorkomen dat voor de nieuwe woning te veel woonvoorzieningen moeten worden verstrekt. Maar een uitzondering op deze regel is mogelijk, mits het college vooraf schriftelijk toestemming verleent.
Het college kan afwijken indien het sociale netwerk (met inbegrip van andere minderjarige gezinsleden) en de kosten/ baten- analyse zich verzetten tegen dit primaat van verhuizen.
Artikel 7.4 Woonwagen en woonschip
De termijn van vijf jaar is hier opgenomen, omdat de kosten van een bouwkundige aanpassing niet in verhouding staan tot de periode waarin gebruik kan worden gemaakt van de voorziening.
Artikel 7.5 Gemeenschappelijke ruimte
Het college kan besluiten tot de verlening van woonvoorzieningen in of aan een gemeenschappelijke ruimte. De in dit artikel bedoelde voorziening wordt verstrekt wanneer de voorziening voor de aanvrager noodzakelijk is om de eigen woning te bereiken of voor het aangaan van sociale contacten in de gemeenschappelijke ruimte.
Hoofdstuk 8 - Vervoersvoorzieningen
Artikel 8.1 Vormen vervoersvoorziening
a. een collectief systeem van aanvullend vervoer;
De collectieve vervoersvoorziening is het collectief vraagafhankelijk vervoer. In Lelystad gaat het om een vervoerspas voor de Regiotaxi Flevoland waarvan personen met beperkingen gebruik kunnen maken.
Naast het collectief vervoer is er een algemene voorziening, namelijk een uitleenservice in Lelystad in de vorm van een scootmobielpool en duwrolstoelenpool, waarvan de doelgroep gebruik mag maken.
b. een pgb voor de kosten van vervoer;
Wanneer het gaat om de aanschaf van een vervoersvoorziening kan ook worden gekozen voor een pgb.
Het pgb voor een vervoersvoorziening niet zijnde collectief vervoer is inclusief overige kosten waaronder begrepen verzekeringen, reparatie, aanpassingen en onderhoud en bedraagt ten hoogste de kosten die de gemeente anders maakt voor de verstrekking in natura. Hierbij is het maandhuurbedrag in het jaar van aanvraag bepalend voor de duur van zeven jaar. Dit bedrag wordt niet geïndexeerd en kan slechts eens per zeven jaar worden verstrekt.
Een pgb voor vervoer kan slechts in zeer bijzondere situaties worden verstrekt. Recht op een pgb voor het regionale vervoer bestaat slechts indien geen gebruik kan worden gemaakt van de Regiotaxi. In principe kan iedereen per Regiotaxi worden vervoerd (ook de rolstoelgebonden personen). Daarom zal de financiële tegemoetkoming voor het lokale vervoer slechts in zeer bijzondere situaties kunnen worden verstrekt.
Een pgb voor het buiten regionale vervoer kan eveneens in zeer uitzonderlijke situaties worden verstrekt. Deze bepaling is ontleend aan de jurisprudentie, waarbij werd bepaald dat ook het buitenregionaal vervoer in zeer uitzonderlijke situaties tot de zorgplicht van de gemeente wordt gerekend. Het moet dan niet mogelijk zijn gebruik te maken van Valys.
c. een andere speciaal voor de doelgroep bedoelde vervoersvoorziening;
Als een persoon door ziekte of beperking niet in staat is zich buitenshuis te verplaatsen kan er een hulpmiddel ingezet worden (bijvoorbeeld een scootmobiel, een driewielfiets of een rolstoel voor buitengebruik) zodat iemand zich weer zelfstandig in eigen tempo buitenshuis kan verplaatsen. Het middel kan dienen als vervanging voor afstanden die men normaal gesproken te voet of middels een fiets af zou leggen.
Een scootmobiel kan worden verstrekt indien de aanvrager niet in staat is zich geheel zelfstandig en in eigen tempo over een afstand van 300 meter te verplaatsen. Wanneer een persoon met aantoonbare beperkingen door ziekte of gebrek geen gebruik kan maken van een scootmobiel kan een gesloten buitenwagen worden verstrekt.
Rolstoelen die uitsluitend geschikt zijn voor buitenvervoer vallen onder de vervoersvoorzieningen. Op grond van artikel 3.8 lid 4 onder d van het Besluit maatschappelijke ondersteuning 2015 is er geen bijdrage in de kosten verschuldigd voor een rolstoel. Voor aan een rolstoel koppelbare voorzieningen (zoals een handbike of elektrisch hulpmotor) is wel een bijdrage in de kosten verschuldigd.
Ook worden de speciale voorzieningen voor kleine kinderen (zoals kruiphulpmiddelen of aangepaste buggies) tot deze categorie gerekend. Nadrukkelijk is vastgelegd dat geen voorziening kan worden verleend voor de aanschaf van een fiets met hulpmotor of een tandem. Jurisprudentie heeft overduidelijk uitgewezen dat deze vervoermiddelen niet kunnen worden aangemerkt als een speciaal voor de doelgroep bedoelde voorziening, terwijl ze wel kunnen worden beschouwd als algemeen gebruikelijke voorzieningen.
d. een aanpassing aan een motorvoertuig;
Een passing aan een motorvoertuig kan in bepaalde situaties vanuit de Wmo 2015 worden verstrekt. Er moet wel eerst beoordeeld worden of de specifieke voorziening noodzakelijk is voor deelname aan het maatschappelijk verkeer voor de cliënt. Daarnaast dient beoordeeld te worden of de voorziening in het concrete geval al dan niet algemeen gebruikelijk is. Slechts als de gevraagde aanpassing niet algemeen gebruikelijk is voor de cliënt, kan de voorziening vanuit de Wmo 2015 worden toegekend.
Naast de vervoerspas, welke recht geeft op lokaal vervoer per Regiotaxi Flevoland tegen gereduceerd tarief, kan in Lelystad nog slechts één vervoersvoorziening worden verstrekt. Door, naast de verstrekking van de vervoerspas (en dus de betaling van het grootste deel van de vervoerskosten), slechts één andere vervoersvoorziening te verstrekken, heeft de gemeente in voldoende mate voldaan aan de verplichting tot het verstrekken van vervoersvoorzieningen.
Artikel 8.3 Collectief systeem
In eerste instantie gaat het bij de rechthebbenden om de personen met de beperkingen zelf. Daarnaast kan ook een vervoersvoorziening worden verstrekt aan de ouders en/of de partners en/of de kinderen tot 12 jaar die op hetzelfde adres wonen, als de persoon die recht heeft op een vervoerspas, voor vervoer tegen gereduceerd tarief per Regio Taxi Flevoland. Op grond van lid 1 kunnen zij voor een gereduceerd tarief meereizen.
De begeleider van de persoon met de vervoerspas kan gratis meereizen wanneer de pashouder niet zonder begeleider kan reizen in de Regiotaxi.
Artikel 9.1 Vormen rolstoelvoorziening
Rolstoelvoorzieningen zijn te onderscheiden van vervoersvoorzieningen. "Rolstoelen" die uitsluitend geschikt zijn voor buitenvervoer zijn vervoersvoorzieningen en geen rolstoelvoorzieningen. Ook individuele aanpassingen aan rolstoelen vallen onder de verstrekking van een rolstoelvoorziening.
Een voorbeeld hiervan is een anti-decubitis kussen. Vaak worden aanpassingen tegelijkertijd met de verstrekking van de rolstoelvoorziening gerealiseerd. Het kan echter ook voorkomen dat de aanpassingen aan rolstoelen afzonderlijk van de rolstoel worden aangevraagd en verstrekt.
Een rolstoel kan worden verstrekt als de rolstoel voor het dagelijks zittend verplaatsen in en om de woning langdurig medisch noodzakelijk is. Geen rolstoel wordt verstrekt wanneer hulpmiddelen als krukken, een rollator of andere hulpmiddelen een voldoende oplossing bieden voor het verplaatsingsprobleem. Wel kan, als dit noodzakelijk is, een rolstoel verstrekt worden in aanvulling op dergelijke voorzieningen, mits het gebruik dagelijks noodzakelijk is.
Bewoners van Wlz-instellingen zijn niet uitgesloten van het recht op een rolstoel op grond van de wet, maar wel moet rekening worden gehouden met het recht op een rolstoel op grond van het Besluit zorgaanspraken bijzondere ziektekosten en de daarop gebaseerde Regeling nadere regels zorgaanspraken Wlz.
Hoofdstuk 10- Sportvoorziening
De aanvrager dient deel te nemen aan de sportactiviteit waarvoor de sportvoorziening nodig is dan wel is verstrekt. De aanvrager dient actief lid te zijn van een sportvereniging.
Uit jurisprudentie onder de Wmo 2007 blijkt dat sportvoorzieningen onder de compensatieplicht kunnen vallen indien deze voorzieningen noodzakelijk zijn om medemensen te ontmoeten en op basis daarvan sociale verbanden aan te gaan. Sportvoorzieningen kunnen worden verstrekt ten aanzien van beperkingen op het gebied van maatschappelijke participatie.
Topsport zal net als bij niet-gehandicapten, vaak hoge uitgaven vergen voor sporthulpmiddelen. Dit artikel is daar niet voor bedoeld. Topsport zal vaak een beroep op sponsoring noodzakelijk maken.
Hoofstuk 11 Herziening, intrekking en terug- en invordering
Artikel 11.1 Herziening en intrekking beslissing
Het eerste lid voorziet in de mogelijkheid om in bepaalde gevallen een verstrekte maatwerkvoorziening of een daaraan gekoppeld persoonsgebonden budget te herzien dan wel in te trekken. Het herzien en intrekken van een maatwerkvoorziening of daaraan gekoppeld persoonsgebonden budget is op grond van de wet (art. 2.3.10) geen verplichting voor het college, maar een bevoegdheid. Door dit artikellid op te nemen is de keuze gemaakt dat in de genoemde situaties gebruik wordt gemaakt van de door de wetgever verleende bevoegdheid.
Het tweede en derde lid is een 'kan'-bepaling. Een pgb wordt verstrekt met de bedoeling dat men daarmee een voorziening treft.
Als de cliënt zich binnen maximaal drie maanden na de beslissing tot het verstrekken van een pgb ter bekostiging van dienstverlening, zoals ondersteuning thuis of schoon en leefbaar huis, niet heeft gemeld bij een zorgaanbieder, heeft het college de bevoegdheid om de beslissing te herzien of in te trekken.
Ook als binnen maximaal zes maanden na de beslissing tot het verstrekken van een eenmalige pgb nog geen voorziening is getroffen, heeft het college de bevoegdheid om de beslissing te herzien of in te trekken. Deze bepaling is te zien als een verbijzondering van de bepaling in het eerste lid, onder e (dat tevens op maatwerkvoorzieningen (in natura) ziet).
Artikel 11.2 Terug- en invordering na intrekking
In artikel 2.4.1 tot en met 2.4.4 van de wet zijn regels voor het verhaal van kosten opgenomen en is de bevoegdheid aan het college gegeven tot het (in geldswaarde) terugvorderen van een ten onrechte verstrekte maatwerkvoorziening of pgb. Hierbij is tevens bepaald dat het college het terug te vorderen bedrag bij dwangbevel kan invorderen. Uit de memorie van toelichting op artikel 2.4.1 (Kamerstukken II 2013/14, 33 841, nr. 3, blz. 157) wordt duidelijk dat daarnaast de mogelijkheid blijft bestaan om maatwerkvoorzieningen terug te vorderen; 'omdat het niet in alle gevallen mogelijk is een al genoten maatwerkvoorziening terug te vorderen, kan het college de waarde van de genoten
maatwerkvoorziening uitdrukken in een bedrag dat voor terugvordering in aanmerking komt.'
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/gmb-2020-65584.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.