Beleidsregel van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Loon op Zand houdende regels omtrent bestuurlijke boete (Beleidsregels bestuurlijke boete Wet basisregistratie personen gemeente Loon op Zand)

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Loon op Zand;

 

gelezen het voorstel van 18 februari 2020 met kenmerk 2019.33634,

 

gelet op het bepaalde in artikel 4.17 van de Wet basisregistratie personen;

 

overwegende dat het wenselijk is om de uitvoering van het handhavingsinstrument van de bestuurlijke boete uit artikel 4.17 van de Wet basisregistratie personen voor de gemeente Loon op Zand in een beleidsregel vast te leggen;

 

besluit vast te stellen:

Artikel 1 Begripsbepalingen

  • 1.

    In deze regeling wordt bedoeld met:

    • -

      boete: de bestuurlijke boete als bedoeld in artikel 4.17 van de wet Basisregistratie personen;

    • -

      college: het college van burgemeester en wethouders van Loon op Zand;

    • -

      gelegenheidsgever: degene met een woonadres in de gemeente als bedoeld in artikel 4.17 sub b van de wet

    • -

      ingeschrevene: ingeschrevene als bedoeld in artikel 1.1 sub e van de wet

    • -

      overtreder: degene die zich schuldig heeft gemaakt aan het bepaalde in artikel 4.17 onder a en b van de wet;

    • -

      wet: de Wet basisregistratie personen.

  • 2.

    De begripsbepalingen van de wet zijn op deze beleidsregel onverkort van toepassing

Artikel 2 Doel

De bestuurlijke boete heeft ten doel de burger te bewegen alsnog te voldoen aan zijn verplichtingen, zoals genoemd in artikel 4.17 van de wet.

Artikel 3 Algemene bepalingen

  • 1.

    Een boete als bedoeld in artikel 4.17 van de wet wordt alleen opgelegd als de overtreder vooraf is geïnformeerd over het risico van oplegging van een boete bij het niet voldoen aan de verplichtingen als genoemd in de wet.

  • 2.

    Per geconstateerde overtreding kan per overtreder slechts 1 bestuurlijke boete worden opgelegd.

  • 3.

    Een boete wordt opgelegd binnen drie jaar nadat het college de overtreding heeft geconstateerd.

  • 4.

    Indien de verplichtingen als bedoeld in artikel 4.17 van de wet dienen te worden vervuld door een wettelijke vertegenwoordiger of curator wordt de boete opgelegd aan deze wettelijk vertegenwoordiger of curator.

  • 5.

    Indien de overtreder voor de inning van de opgelegde boete komt te overlijden, vervalt de boete op de datum van overlijden.

  • 6.

    Als de boete ten aanzien van dezelfde overtreding aan meerdere personen wordt opgelegd, zijn deze personen afzonderlijk hoofdelijk aansprakelijk voor de gehele boete.

Artikel 4 Ne bis in idem

  • 1.

    De boete wordt niet opgelegd aan de overtreder, indien aan hem een boete is opgelegd voor hetzelfde feit.

  • 2.

    Er is in ieder geval geen sprake van hetzelfde feit, indien uitsluitend sprake is van de situatie waarin de overtreder:

    • a.

      eerder niet voldaan heeft aan zijn aangifte of informatieverplichting ten aanzien van een inschrijving op een adres, een adreswijziging of een vertrek naar het buitenland;

    • b.

      niet voldaan heeft aan zijn verplichting andere brondocumenten in de zin van artikel 2.8 van de wet te overleggen, waarvoor hem een boete is opgelegd;

    • c.

      eerder een boete is opgelegd voor het niet voldoen aan zijn identificatieplicht ten aanzien van een andere situatie;

    • d.

      eerder een boete opgelegd heeft gekregen, vanwege het optreden als gelegenheidsgever in de zin van artikel 4.17, onder b, van de wet ten aanzien van een andere ingeschrevene dan wel ten aanzien van dezelfde ingeschrevene op een ander moment;

    • e.

      eerder een boete is opgelegd, vanwege de overtreding van de verplichting tot het verstrekken van informatie door een ander dan ingezetene of ingeschrevene aan de gemeente ten behoeve van de bijhouding in de basisregistratie personen, als het een andere persoon betreft dan wel als het een andere overtreding ten aanzien van dezelfde persoon betreft.

Artikel 5 Hoogte van de boete

  • 1.

    Indien het college besluit de boete op te leggen, bedraagt de hoogte van de boete € 200,-, tenzij sprake is van een situatie als genoemd in lid 2.

  • 2.

    De boete bedraagt € 325,- in de volgende gevallen:

    • a.

      als het aannemelijk is dat de aangifteverplichting opgenomen in de artikelen 2.38, 2.39 of 2.43 van de wet bewust niet is nagekomen;

    • b.

      als de overtreder eerder een overtreding heeft begaan waarvoor de boete opgelegd is of kon worden;

    • c.

      als de overtreder aan te merken is als gelegenheidsgever in de zin van artikel 4.17 sub b van de wet;

    • d.

      als de overtreder aangifte heeft gedaan met valse documenten.

Artikel 6 Verwijtbaarheid

  • 1.

    Een boete kan alleen opgelegd worden indien de overtreder verweten kan worden dat hij de overtreding heeft begaan.

  • 2.

    Het college kan van het opleggen van een boete afzien, of kan een boete matigen, indien de overtreder het aannemelijk maakt dat op grond van:

    • a.

      de ernst van de overtreding;

    • b.

      de mate van verwijtbaarheid;

    • c.

      de omstandigheden waaronder de overtreding is begaan, of

    • d.

      de omstandigheden waarin de overtreder verkeert

  • het opleggen van de gehele boete onevenredig is.

  • 3.

    Omstandigheden die op zichzelf niet leiden tot een vermindering van de mate van verwijtbaarheid zijn in ieder geval aanwezig als de overtreder:

    • a.

      al eerder eenzelfde overtreding in de zin van artikel 4.17 Wet BRP heeft begaan;

    • b.

      stelt niet op de hoogte te zijn van de verplichtingen die voortvloeien uit artikel 4.17 van de wet;

    • c.

      niet aantoonbaar stelt reeds in een eerder stadium aan zijn verplichting te hebben voldaan;

    • d.

      stelt langere tijd niet in staat te zijn geweest zijn belangen te behartigen, doordat hij tijdelijk niet op het adres heeft verbleven. Hieronder wordt ook begrepen tijdelijk verblijf in het buitenland, tijdelijk verblijf in een instelling voor de gezondheidszorg, instelling op het gebied van kinderbescherming of penitentiaire instelling;

    • e.

      stelt door slechte postbezorging of gebreken aan of ontbreken van een brievenbus geen post te hebben ontvangen;

    • f.

      aangemerkt wordt als gelegenheidsgever, die een verklaring heeft getekend dat de andere persoon woont op zijn adres, terwijl vastgesteld is dat hij er niet woont;

    • g.

      aangemerkt wordt als gelegenheidsgever in de zin van sub f van dit artikel en stelt dat de andere persoon niet langer op het adres woont, terwijl hij niet aantoont dat de andere persoon recentelijk verhuisd of vertrokken is naar het buitenland en daarvan nog niet binnen de wettelijke termijn als bedoeld in artikel 2.39 en 2.43 van de wet aangifte heeft gedaan.

Artikel 7 Valsheid in geschrifte

  • 1.

    Indien een tot aangifte verplicht persoon een valse of vervalste aangifte doet is er sprake van een overtreding van verplichting als bedoeld in de artikelen 2.38, 2.39, 2.43, 2.45 en 2.47 van de wet.

  • 2.

    In geval van overtreding van het bepaalde in het eerste lid wordt door het afdelingshoofd aangifte bij de politie gedaan van valsheid in geschrifte in de zin van artikel 225 en verder van het Wetboek van Strafrecht.

  • 3.

    Indien op grond van lid 2 aangifte wordt gedaan en deze aangifte leidt tot een onderzoek ter terechtzitting, wordt geen bestuurlijke boete opgelegd. Indien de aangifte niet leidt tot strafrechtelijke vervolging, kan alsnog worden overgegaan tot het opleggen van een bestuurlijke boete.

Artikel 8 Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als Beleidsregels bestuurlijke boete Wet basisregistratie personen gemeente Loon op Zand.

Artikel 9 Inwerkingtreding

Deze regeling treedt na publicatie met terugwerkende kracht in werking met ingang van 1 januari 2020.

 

Aldus vastgesteld in de vergadering van 3 maart 2020

Het college van Burgemeester en Wethouders

Secretaris

burgemeester

Naar boven