Gemeenteblad van Langedijk
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Langedijk | Gemeenteblad 2020, 53557 | Overige besluiten van algemene strekking |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Langedijk | Gemeenteblad 2020, 53557 | Overige besluiten van algemene strekking |
Besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Langedijk houdende regels omtrent Bomenbeleidsplan Gemeente Langedijk
Dit plan is opgesteld voor de gemeentelijke en particuliere monumentale en bijzondere houtopstanden in de bebouwde kom en het buitengebied van de gemeente Langedijk. De gemeente wil de bestaande bomen behouden en beschermen. In dit bomenbeleidsplan zijn uitgangspunten gecreëerd voor een duurzame instandhouding van het bomenbestand.
De gemeente Langedijk heeft een karakteristieke ruimtelijke ontwikkeling. Een langgerekt bebouwingslint rijgt de dijkdorpen Oudkarspel, Noord- en Zuid-Scharwoude en Broek op Langedijk en het geestdorp Sint Pancras aaneen. Dit historische lint vormt als het ware de ruggengraat van de gemeente. Aan beide zijden van het beeldbepalende historische lint zijn nieuwe woonwijken en bedrijventerreinen ontstaan.
Langedijk koestert haar historie en het dorpse, landelijke karakter van de gemeente. Dit vraagt om een visie op de bomenstructuur, richtlijnen voor nieuwe ontwikkelingen en praktische handvatten voor boombescherming en boombeheer.
Daarnaast vindt het College van B&W de bomen in de gemeente belangrijk. In het collegeprogramma “Samen verantwoordelijk” 2014-2018 is als beleidsdoel de uitbreiding met minimaal 2% van het bomenbestand opgenomen. De kosten die hiermee zijn gemoeid passen binnen de huidige exploitatie.
In het coalitieakkoord is de volgende zin opgenomen: “De coalitie is voorstander van het aanplanten van bomen en (parkachtig)groen, zodat de omgeving wordt verfraaid en een bijdrage aan de reductie van CO2 plaatsvindt”.
Bomen bepalen voor een belangrijk deel het groene uiterlijk van de gemeente Langedijk en leveren een bijdrage aan de kwaliteit van de leefomgeving. Hoe de gemeente omgaat met de inrichting en het beheer van de bomen is afhankelijk van de volgende aspecten:
1.2 Doel en inhoud van het bomenbeleid
Het bomenbeleidsplan betreft alle bomen in de gemeente Langedijk en geeft specifieke richtlijnen voor de bomen die in eigendom en/of beheer zijn van de gemeente. Een aparte groep zijn de monumentale en bijzondere houtopstanden, waarvan een deel in eigendom van particulieren is.
Het bomenbeleid geeft richting aan toekomstige boomstructuren, zowel binnen bestaande als in nieuw te ontwikkelen gebieden. Ook geldt het bomenbeleid voor boomzones waar bomen een onderdeel van uitmaken.
Het bomenbeleid heeft als doel de kwaliteit van de leefomgeving, de beeldkwaliteit en het dorpse karakter in de gemeente te handhaven en te bevorderen. Het beleid is daarnaast gericht op een toename van de natuurwaarde en duurzaamheid. Het beleidsplan geeft richting aan de manier waarop de gemeente met bomen omgaat.
Het beleid voor bomen sluit aan op de cultuurhistorische, landschappelijke, ecologische en architectonische waarde en houdt rekening met gebruikswaarde en toekomstige waarde.
In het beleid wordt een hoofdboomstructuur onderscheiden die aansluit op de belangrijkste landschappelijke en stedenbouwkundige dragers in Langedijk. Daarnaast zijn boomstructuren bepaald die van belang zijn op dorps- en wijkniveau. Bovendien is per type wijk of gebied een strategie voor het omgaan met bomen beschreven. Speciale aandacht is er voor het behoud van monumentale en bijzondere houtopstanden.
Het beleidsplan dient als toetsingskader voor het nemen van besluiten voor de uitvoering van verordeningen (onder andere kapvergunningen en andere delen van de omgevingsvergunningen) voor bomen. Het vormt een basis voor het opstellen van (her)inrichtingsplannen en het bepalen van de gewenste keuze van soorten, variëteiten en cultivars. Het beleid geeft richting aan het beheer en de communicatie met bewoners.
In het bomenbeleid voor de gemeente Langedijk is het strategische beleid voor bomen verwoord. De belangrijkste onderdelen zijn de beleidsvisie voor bomen (§ 3.1) en het vaststellen van de boomstructuur (§ 3.2 en 3.3), het beleid voor monumentale en bijzondere houtopstanden (hoofdstuk 4) en de voorkeur assortimentslijst (hoofdstuk 5).
De beleidsvisie in § 3.1 geeft aan op welke manier de gemeente Langedijk invulling geeft aan het bomenbeleid op basis van haar ambitie voor de kwaliteit van landschap, stedenbouw en de woon- en werkomgeving.
In § 3.2 is de visie voor de boomstructuur te vinden, die ook betrekking heeft op bomen die niet in beheer van de gemeente zijn.
In § 3.3 staat het streefbeeld voor de hoofdboomstructuur van bomen die in eigendom en beheer van de gemeente zijn. Op basis van de karakteristiek per gebied en lijn is een strategie voor bomen opgesteld. De uitwerking hiervan met streefbeelden staat in bijlage 4.
Wat de gemeente verstaat onder monumentale en bijzondere houtopstanden is uitgewerkt in hoofdstuk 4.
Voor het bepalen van de keuze van aan te planten soorten is een voorkeurslijst opgesteld. De gewenste soorten, variëteiten en cultivars op basis van het type gebied en de gewenste grootte staan in hoofdstuk 5. Door een combinatie van de strategie, streefbeelden en het voorkeurssortiment kan voor een bepaalde plaats een geschikte boom gevonden worden.
Hoe de gemeente bestaande bomen beschermt en wat het beleid is voor herplant staat in hoofdstuk 6. Hier is ook te lezen hoe de gemeente met lusten en lasten van bomen omgaat.
Deel III van dit plan bevat de uitwerking van het beleid in beheer en communicatie over bomen.
Deel IV van dit plan bevat het uitvoeringsprogramma met projecten en maatregelen met de toelichting hierop te vinden.
2 Beleid voor bomen in de gemeente Langedijk
Dit hoofdstuk gaat over het gemeentelijke beleidskader, de wettelijke kaders en de beleidsuitgangspunten van de gemeente voor het ontwerp, de inrichting en het beheer van bomen.
In de gemeente Langedijk staan meer dan 16.000 bomen. Een deel daarvan staat in samenhangende structuren. De bestaande situatie van de bomen in Langedijk is te vinden op afbeelding Alle bomen Gemeente Langedijk (jan. 2014), blz. 6. De gemeentelijke bomen in de kernen zijn in 2017 geïnventariseerd, waarbij de soort, de onderhoudsconditie en de vitaliteit beoordeeld zijn. De resultaten van de inventarisatie zijn ingevoerd in digitale bestanden.
Langedijk is een waterrijke gemeente met een dorps karakter. De dorpskernen hebben een langgerekte lintvormige structuur waar restanten van het oorspronkelijke kavel- en slotenpatroon nog herkenbaar zijn. Aan de westzijde overheerst het landschap van de ruilverkaveling, terwijl aan de oostzijde veel restanten zichtbaar zijn van de oorspronkelijke vaarpolder Geestmerambacht. Langedijk is trots op haar verleden en koestert de eigen identiteit in het steeds verder verstedelijkte gebied rondom Alkmaar en Heerhugowaard.
De lintvormige structuur, de landschappelijke indeling en het stedenbouwkundig patroon worden op veel plaatsen ondersteunt door de bomenstructuur. Met de juiste boom op de juiste plaats wordt het karakter nu en in de toekomst gewaarborgd.
De gemeente Langedijk streeft naar een duurzame instandhouding en ontwikkeling van haar bomenbestand binnen de wettelijke kaders en de mogelijkheden van de gemeente. De gemeente is regisseur van uitvoering, beheer en visies en faciliteert bij passende initiatieven van derden.
Bomen leveren een belangrijke bijdrage aan de beeldkwaliteit en de kwaliteit van de leefomgeving van de inwoners.
De gemeente heeft voor het bomenbestand de zorg als beheerder, wat betekent dat zij de bomen beheert met het oog op duurzaamheid en veiligheid.
2.2 Bestaand gemeentelijk beleid voor bomen
Langedijk voert een integraal beleid voor de openbare ruimte. Het beleid voor bomen heeft een directe samenhang met het beleid voor het landschap, de ruimtelijke ontwikkelingen en de openbare ruimte. Dit beleid is vastgelegd in de Structuurvisie
2012 -2030, het Groenstructuurplan, het Beheerplan Openbaar Groen 2013-2017, het Milieubeleidsplan en de Ecologische visie. Alle plannen zijn van invloed bij de aanpassingen van de structuur en de herinrichting van het groen.
De structuurvisie 2012-2030 geeft op hoofdlijnen de ruimtelijke ontwikkelingen weer voor de komende tien tot twintig jaar. Het biedt een kader voor beleid en tussentijdse initiatieven. De visie beoogt een integrale benadering van de diverse beleidsvelden voor een optimale realisatie. Het integrale belang van bomen is in hoofdstuk 2.1 beschreven; bomen dragen bij aan: klimaat, economie, cultuurhistorie ecologie, verkeer en welzijn. .
Het Groenstructuurplan uit 2000 geeft een aantal principes voor de inrichting van de groenstructuur op wijkniveau.
De gemeente hecht grote waarde aan het milieu. Echter het behoud van het bomenbestand binnen de gemeente en het stimuleren van de plaatsing van zonnepanelen kan er in sommige gevallen sprake zijn van tegenstrijdige belangen. Bestaande bomen kunnen de productiviteit van zonnepanelen ongunstig beïnvloeden. De randvoorwaarden en uitgangspunten worden onder 2.4 nader uitgewerkt.
Ecologische structuurvisie 2012. De visie onderscheidt drie lagen van het landschap: het fysieke (ware), het functionele (juiste) en het verhalende (waarachtige) landschap. Het landschap is integraal bekeken alsook sectoraal (huidige natuurwaarden en natuurbeleid, landgebruik, recreatie, ruimtelijke ontwikkelingen, verhalen en identiteit e.d.). Op basis van de uitkomsten is de natuur in Langedijk opgedeeld in vier verschillende natuurtypen, te weten Water & Moeras, Bos & Park, Akker(randen)natuur en Dorpsnatuur. Elk natuurtype kent een eigen soortkeus en toepassing van bomen.
Het Beheerplan Openbaar Groen uit 2013-2017 bouwt voort op voorgaande visies, de uitgangspunten van vastgesteld beleid, geeft uitgangspunten voor de organisatie, het beheer- en de onderhoudsniveaus van het groen.
De programmabegroting geeft de financiële randvoorwaarden voor de ruim 16.000 bomen van de gemeente. In het collegeprogramma “Samen verantwoordelijk” 2014-2018 is als beleidsdoel de uitbreiding met minimaal 2% van het bomenbestand opgenomen(minimaal 320 bomen). De kosten die hiermee zijn gemoeid passen binnen de huidige exploitatie.
In het akkoord is de volgende zin opgenomen: “De coalitie is voorstander van het aanplanten van bomen en (parkachtig)groen, zodat de omgeving wordt verfraaid en een bijdrage aan de reductie van CO2 plaatsvindt”.
2.3 Wettelijk kader en uitgangspunten voor bomen
De belangrijkste wetten en regelingen voor bomen zijn:
Om haar beleid te realiseren heeft de gemeente de volgende juridische beleidsinstrumenten:
Een overzicht van de wetten en regelingen voor bomen en hun gevolgen zijn beschreven in Bijlage 3. Wetten en regelingen voor boombeheer.
Behoud van het bomenbestand binnen de gemeente én het stimuleren van de plaatsing van zonnepanelen kan in sommige gevallen tot tegenstrijdige belangen leiden. Bestaande bomen kunnen in een aantal gevallen de productiviteit van zonnepanelen ongunstig beïnvloeden.
In een bestaande situatie waarbij sprake is van een reeds ingerichte openbare ruimte inclusief een bestaand bomenbestand prevaleert de boom. Dit betekent dat men bij de plaatsing van zonnepanelen rekening dient te houden met bestaande bomen. Als blijkt dat door de aanwezigheid van de bomen er niet voldoende rendement wordt behaald, wordt de afweging gemaakt of het plaatsen van zonnepanelen zinvol is. Er wordt niet gekapt om het paneel meer rendabel te maken.
Bij nieuwbouw is de situatie veel gunstiger. Vanaf de plaatsing van huizen en bomen kan op voorhand rekening gehouden worden met plaatsing van zonnepanelen om zo de optimale omstandigheden te creëren. Hierbij moet voldoende rekening worden gehouden met uitgroei van de boom.
Bij herinrichting van de openbare ruimte en indien bestaande bomen niet kunnen worden gehandhaafd gelden dezelfde omstandigheden als bij nieuwbouw. Daar waar bestaande bomen worden gehandhaafd is sprake van een bestaande situatie. Indien een bestaande boomstructuur moet worden aangevuld of hersteld geldt aanplant van dezelfde soort, ook indien dit in tegenspraak is met de opbrengst van het paneel.
Planten kunnen bij mensen allergische reacties veroorzaken. Bij de planten zijn dit vooral de grassen in de zomermaanden, maar ook vroegbloeiende bomen in het vroege voorjaar.
In het bijzonder zijn de Betulaceae (berk, els en hazelaar) sterk allergene bomen. Deze soorten kunnen bij mensen allergische reacties veroorzaken zoals hooikoorts en astma. Het probleem is dat berkenpollen bij een aanzienlijk percentage van de mensen met een bestaande allergie (er wordt gesproken over 30%) de klachten m.b.t. de andere allergieën verergeren. Dit speelt vooral bij kinderen. De meeste overlast veroorzaakt de Betula pendula. Dat is de berk die in Nederland van nature voorkomt. Ander soorten berken produceren minder pollen of meer geleidelijk over het seizoen, dus komen zij in lagere dichtheden voor.
De reden waarom berkenpollen zoveel problemen geven is dat ze 29 verschillende allergenen bevatten; de moleculen die een allergische reactie kunnen veroorzaken.
Met name kinderen en mensen die nooit aan berkenpollen zijn blootgesteld (immigranten) kunnen een heftige reactie ontwikkelen zodra ze er mee in contact komen.
In Londen is onderzoek gedaan naar de herkomst van pollen. Men hoopte door de berken lokaal te verwijderen, de overlast te stoppen. De pollen bleken echter van grote afstand uit Zuid-Engeland en Scandinavie aangevoerd te worden waardoor de aanvoer van pollen niet gestopt kon worden door de bomen te kappen.
Samenvattend kan geconstateerd worden dat met name berkenpollen een erkend probleem vormen. Het verwijderen van bestaande berkenbeplanting lost dat probleem niet op, omdat de meeste pollen van honderden kilometers weg komen overwaaien.
Wel is het aan te bevelen in de beplantingsplannen rekening te houden met de aanplant van allergene bomen en deze niet meer aan te planten op of nabij locaties waar veel kinderen samen komen.
Informatie en advies over de oorzaak en gevolg van allergene bomen komt van de Universiteit van Wageningen en het in bomen gespecialiseerd bureau Groenadvies Amsterdam.
3 Visie en structuur bomen gemeente Langedijk
In dit hoofdstuk staan de algemene beleidsvisie op bomen, de visie op de hoofdbomenstructuur en de bomenstructuur per gebied of wijk.
In de gemeente Langedijk staan het behoud en versterking van het streekeigen, dorpse karakter, de hoge kwaliteit van groen en de leefomgeving centraal.
Het bomenbeleid draagt daarom bij aan natuur en biodiversiteit, het milieu, de kwaliteit van de leefomgeving en cultuurhistorie. Dit veelzijdige belang van bomen verlangt een duurzaam bomenbestand. Dit wordt bereikt door de inrichting van de openbare ruimte en het beheer van de bomen zodanig uit te voeren, dat de boomstructuur lange tijd mee kan en er garanties zijn voor een goede instandhouding. Ook de aanschaf van het plantmateriaal en de soortkeuze zijn van belang om een duurzaam bomenbestand te realiseren. De gemeente beoogt bij ruimtelijke ontwikkelingen een goede communicatie met de bewoners en belangengroeperingen. Bovendien biedt ruimtelijke ontwikkeling mogelijkheden voor participatie.
De ruimtelijke ontwikkelingen van de gemeente Langedijk zijn beschreven in de Structuurvisie uit 2012-2030. Het bedrijventerrein Breekland en de daarbij behorende bufferzone zijn in ontwikkeling. Evenals Westerdel, het oude Veilingterrein en de omgeving Broekerveiling. Daarnaast zijn er kleinere ruimtelijke ontwikkelingen in de bestaande kernen.
Nieuwe hoofdontsluitingswegen worden begeleid door boombeplantingen van formaat. Bij stedenbouwkundige ontwikkelingen is de ruimte en plek van bomen zodanig dat zij een hoge leeftijd kunnen bereiken.
Bij nieuwe ontwikkelingen wordt gestreefd naar versterking van de ecologische waarden en vergroting van de biodiversiteit, door het verbinden van de voor ecologie belangrijke gebieden en vergroting van het oppervlak. Op deze locaties ligt de keuze voor streekeigen soorten dan ook voor de hand. Op andere locaties kan de belevingswaarde een reden zijn om van het gebruik van streekeigen soorten af te wijken. Per locatie vindt een afweging plaats.
De gemeente streeft naar het vergroten van de kansen voor inheemse planten en dieren en het versterken van de kwaliteit van ecologische verbindingszones en biotopen die karakteristiek zijn voor de streek. In natuurgebieden en ecologische verbindingszones ondersteunt de soortkeuze van de bomen de ecologische kwaliteit en biodiversiteit. Het gebruik van streekeigen soorten, die afgestemd zijn op bodem en groeiplaats verhoogt de natuurwaarde, doordat deze soorten goed passen in het plaatselijke ecosysteem. Uit onderzoek blijkt dat op de inheemse en streekeigen soorten een grotere variatie aan insecten voorkomt, wat o.a. gunstig is voor vogels.
Ter bevordering van de biodiversiteit sluit de soortkeuze van de bomen aan bij het landschapstype en de verschillen in leefgebieden. In het Oosterdelgebied past de gemeente bijvoorbeeld els en wilg toe, terwijl op de strandwal bij Sint Pancras esdoorn, eik en grove den een plek hebben. Bomen in het dorpslint dragen bij aan de dorpsnatuur. De juiste soortkeuze van bomen volgens de voorkeurssortimentlijst (hoofdstuk 5) is hierbij belangrijk.
Bomen dragen bij aan een betere luchtkwaliteit. Het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu heeft aangegeven dat Nederland niet in staat is om te voldoen aan de Europese richtlijnen voor luchtkwaliteit. Door het grote bebouwingsoppervlak en de hoge bevolkingsdichtheid heeft Nederland te maken met een hoge uitstoot van verontreinigende stoffen. Verkeer en industrie zijn daarbij de belangrijkste bronnen en de meest schadelijke stoffen zijn roet, stikstofoxiden en fijnstof. Een volwassen eik of beuk vangt voor ca. 45 vuilniszakken fijnstof op.
Onderzoek wijst uit dat er een duidelijke relatie is tussen de concentratie fijnstof en gezondheidsklachten. Kinderen en ouderen zijn in het bijzonder gevoelig voor fijnstof.
In Nederland vormt de luchtkwaliteit een onderdeel van de toetsing van ruimtelijke plannen en een te hoge concentratie leidt in een aantal gevallen tot stopzetten van de bebouwingsplannen. Bomen en houtwallen kunnen een bijdrage leveren aan de verbetering van de luchtkwaliteit door de filterende werking. Bomen absorberen stikstofoxiden en koolzuur (CO2) en leveren overdag zuurstof. De lucht in een straat zonder bomen bevat vier keer zo veel stof als die in een straat met bomen. Daarnaast kunnen bomen en windsingels woongebieden afschermen van vervuilingsbronnen. Bij een juiste opbouw kunnen zij 15 tot 25% van de stofdeeltjes opvangen en zelfs tot 75% van het stof afschermen. De aanwezigheid van voldoende groen met de juiste structuur biedt daarmee betere mogelijkheden voor ruimtelijke ontwikkelingen. De soortenkeuze van beplanting is daarbij van invloed op het zuiverend effect. Een voorwaarde voor een goede werking is de herhaling van lineaire groenstructuren van voldoende formaat.
In de openbare ruimte verlagen bomen het risico van ‘hittestress’ (combinatie van lage luchtvochtigheid en hoge temperaturen). Bomen op parkeerplaatsen zorgen door hun schaduwwerking voor een lagere temperatuur van de geparkeerde auto’s, waardoor de emissie van koolwaterstoffen, ozon en stikstofoxiden vermindert. Bomen compenseren stikstofuitstoot en uitstoot van agrarische bedrijven.
Bomen beperken de geluidshinder voornamelijk door verlaging van de windsnelheid waardoor geluid minder meewaait en de vermindering van turbulentie bij geluidsschermen. Daarnaast wordt verkeersgeluid gemaskeerd door geruis van waaiend blad.
Fijnstofconcentratie in straten met en zonder bomen
Naast beperking van de stikstofconcentratie en vermindering van kans op hittestress. levert de aanwezigheid van boombeplantingen ook op andere wijzen een bijdrage aan de kwaliteit van de leefomgeving. Bomen zorgen voor een aangenamer klimaat in de woonomgeving. Dit gebeurt onder andere door vermindering van de windsnelheden. De houtwallen langs de Westelijke en Oostelijke Randweg en de provinciale wegen vervullen hiervoor een belangrijke functie. Daarnaast is de windkerende functie essentieel voor het creëren van goede omstandigheden om te fietsen. Een ander positief effect is dat de aanwezigheid van bomen het zonlicht afschermt. Uit onderzoek naar bomen in de omgeving van scholen, blijkt dat dit leidt tot een beperking van huidkanker. Een bijkomend positief effect van bomen is dat in wijken met veel bomen kinderen meer buiten spelen.
Het gemeentelijke beleid is er op gericht om boombeplantingen in de woonomgeving, bedrijventerreinen en het buitengebied te behouden en te bevorderen. Per buurt is een strategie geformuleerd die afhankelijk is van de situatie in de wijk. Daarbij streeft men naar een gevarieerde opbouw van het bomenbestand door variatie in soort en leeftijd die aansluit op het karakter van de gebieden. Bij bouw- en ontwikkelingsactiviteiten is het streven om de bestaande bomen zoveel mogelijk te sparen. Daarnaast is ter bescherming van bomen beleid ontwikkeld voor het kappen van bomen (hoofdstuk 6) met bijbehorende herplant.
Het lint van Langedijk en de daarnaast liggende polder heeft een historie die mede af te lezen is aan de bomen. Het landschapsplan voor de ruilverkaveling Geestmerambacht heeft met de houtwallen om de agrarische kavels prachtige kenmerken van het polderontwerp in de 2e helft van de 20e eeuw. Aan de ouderdom van de bomen langs de Voorburggracht is af te lezen wanneer deze gedempt is. De monumentale en bijzondere houtopstanden die voornamelijk langs het dorpslint staan dragen bij aan het karakter van de gemeente. Herdenkingsbomen herinneren aan bijzondere gebeurtenissen, zoals de geboorte van prinses Amalia, de kroning van Koning Willem Alexander of de voltooiing van een nieuwe wijk. Daarom krijgen de monumentale en bijzondere houtopstanden in de gemeente extra bescherming, ook de bomen die particulier eigendom zijn.
In de gemeente komen verschillende karakteristieke landschappen voor, die elk hun eigen type beplanting kennen. Langedijk kenmerkt zich door een landelijk, historisch en nat oud poldergebied dat voor een deel een woonfunctie heeft. Langedijk is lang een lintdorp geweest. Nieuwere bebouwing is niet meer langs de linten gebouwd, maar daarachter.
Rond 1600 kenmerkte het landschap zich door veel waterlopen en meren. Door de ontginning van het veenlandschap en het droogmaken van het Kleimeer en Diepsmeer veranderde het landschap in een karakteristieke strookvormige verkaveling met brede sloten en eilandjes. De ruilverkaveling van 1972 veranderde een groot deel van het ‘Rijk der Duizend Eilanden’, een gebied met vele kleine tuinbouweilandjes. Er ontstond een open polderlandschap in een rationele verkaveling met boerderijen met erfbeplantingen. Langs de wegen werden transparante bomenrijen en houtwallen aangelegd.
De landschapstypen in Langedijk bestaan nu uit de strandwal en geestgronden van Sint Pancras, de open klei/zavelpolder aan de westkant en de vaarpolders aan de oostkant van Langedijk.
Voor herinrichting en ontwikkeling hanteert de gemeente voorkeurslijsten bij de soortenkeuze van bomen. In het buitengebied zijn karakteristieke landschapstypen te onderscheiden. Elk landschapstype heeft zijn eigen opbouw en samenstelling van de (boom)beplanting.
Aan de stedenbouwkundige opbouw van de gemeente Langedijk is de historische ontwikkeling af te lezen. Elke kern of wijk heeft een identiteit die voortkomt uit de ligging in het landschap, de ontstaanswijze en de tijd waar de ontwikkeling plaatsvond. De recente wijken sluiten aan op het oorspronkelijke waterrijke landschap. Per gebied hanteert de gemeente een strategie om de cultuurhistorische kwaliteiten van de plek te behouden, te ontwikkelen en te voldoen aan de hedendaagse functionele en ecologische eisen.
Het beheer voor bomen is er op gericht om de juiste boom op de juiste plaats te laten staan en de bomen op een zo duurzame mogelijk manier te beheren. Op deze manier kunnen bomen op een gezonde en veilige manier volwassen worden en lange tijd in stand blijven. Voor de instandhouding is een planmatig beheer noodzakelijk, waarbij de veiligheid van bomen speciale aandacht krijgt.
De boomstructuur (§ 3.3 en bijlage 4) voor de belangrijkste structuurlijnen, routes voor langzaam verkeer en beeldbepalende beplantingen zal op een duurzame wijze in stand gehouden worden. Voor beheer en inrichting geldt een Programma van Eisen (hoofdstuk 7) waardoor groeimogelijkheden van de bomen gewaarborgd zijn en de eventuele lasten van bewoners beperkt worden.
Bomen kunnen als zij een geschikte boven- en ondergrondse standplaats hebben, generaties lang meegaan. Om dit uit te dragen en werkelijke monumenten voor de toekomst te maken, plant de gemeente enkele zogenaamde “Wereldbomen”.
Wereldbomen zijn bomen die oeroud kunnen en mogen worden. De groeiplek van een wereldboom wordt beschermd door een groep mensen die zich met deze boom heeft verbonden.
Er zijn helaas relatief weinig oude bomen. Daarnaast zijn de groeiomstandigheden van jongere bomen meestal ongeschikt om de boom oud te laten worden. Stichting Wereldboom zet zich in voor de realisatie en instandhouding van wereldbomen. Zij ontwikkelt activiteiten rond de boom en zijn omgeving, die erop zijn gericht het langdurig voortbestaan van de boom te garanderen en de gemeenschapszin te versterken. Haar doel is de groeiplaatsen voor bomen zo in te richten dat deze onbelemmerd volwassen en daarna oeroud kunnen worden.
Stichting Wereldboom stelt dat de groeiplaats een plek is voor iedereen, waarin de boom centraal staat. Wereldbomen slaan een brug tussen culturen, generaties en de natuur.
Iedere individuele boom is van waarde voor de economie, de ecologie en natuur, de cultuurhistorie, het welzijn van mensen en de schoonheidsbeleving. Tegenover het algemene belang van bomen staat het feit dat bewoners op een aantal punten bomen als lastig ervaren. Vooral over bomen dicht bij huis zijn vragen. Voor het omgaan met meldingen en vragen van bewoners hanteert de gemeente de principes uit de publicatie Zicht op Bomen (Bomenstichting, 2004). Dit betekent dat bomen alleen uit oogpunt van onveiligheid of ernstige overlast gekapt worden.
Voor het bewustzijn van de kwaliteit van boombeplanting en duidelijkheid over het beheer is een goede communicatie met bewoners een uitgangspunt. De gemeente Langedijk hecht aan betrokkenheid van bewoners en gebruikers bij de planvorming en het beheer. De initiatieven en ideeën leveren een meerwaarde en hierbij vervult de beheerder een belangrijke rol. Participatie is een voorwaarde voor het realiseren van gemeenschappelijke doelen. Daarom betrekt de gemeente de dorpsplatforms en lokale belangengroepen bij de ontwikkeling en ruimtelijke planvorming. Bij de feitelijke uitvoering van inrichting en beheer worden de belanghebbenden gericht betrokken en geïnformeerd.
De hoofdbomenstructuur van Langedijk hangt direct samen met de landschappelijke en stedenbouwkundige ontwikkeling en structuur.
De ruggengraat van de ruimtelijke structuur is het “lint” van Langedijk dat via de Twuyverweg een overstap maakt naar de strandwal van Sint Pancras. Bij de historische lintbebouwing staat een gevarieerde structuur van bomen die op de plek van de kernen bijna afwezig is en op andere plaatsen plaats biedt aan rijen of groepjes bomen. De Dorpsstraat, de Twuyverweg en de Boven-/Benedenweg zijn de oudste verharde wegen. Hierlangs investeert de gemeente in het behoud en de aanplant van nieuwe bomen, waarbij variatie van soorten gewenst blijft. Hoofdsoorten zijn linde, es, esdoorn en els.
Boomsoortenverdeling Dorpsstraat van Oudkarspel tot en met Broek op Langedijk
In Sint Pancras op de drogere en zandige strandwal bevat het streefbeeld soorten die bij dit type standplaats horen: esdoorn, grove den en eik.
Op bijzondere plekken langs het lint, zoals kerken en begraafplaatsen, bij monumenten, scholen en gemeenschappelijke voorzieningen accentueren solitaire of groepjes bomen de punten. Waar weinig ruimte is in de vorm van leibomen, waar meer ruimte is in de vorm van bomen die uit kunnen groeien tot monumentale en bijzondere houtopstanden. De gemeente investeert op deze plekken in duurzame standplaatsen van bomen.
De Twuyverweg vormt de oorspronkelijk lager gelegen overstap tussen de strandwal en de dijk. Hier zijn opnieuw essen geplant, conform de historische situatie.
Parallel aan de Dorpsstraat loopt de Voorburggracht. Deze is ten tijde van de ruilverkaveling gedempt en door de gemeente beplant met korte of langere rijen bomen. Het streefbeeld voor de Voorburggracht is om deze zoveel mogelijk een begeleidende laanbeplanting te geven, met als hoofdsoorten linde, esdoorn en es.
De boomstructuur in de polder in het westen van Langedijk is het resultaat van het landschapsplan van de ruilverkaveling Geestmerambacht van 1972. Het streven is om kenmerken hiervan als cultuurhistorische waardevolle beplanting te handhaven. De polder kent een ensemble van beplantingen dat bestaat uit:
Door de ontwikkeling van nieuwe woonwijken en bedrijventerreinen (Zuiderdel en Breekland) in de rijpolder, zijn aanpassingen in de structuur gedaan. De Westelijke en Oostelijke Randweg zijn aangelegd met dezelfde principes. Hier is het streefbeeld dubbele bomenrijen van formaat gecombineerd met houtwallen.
Voor de regionale en gemeentelijke gebiedsontsluitingswegen geldt in principe een begeleiding door een enkele of dubbele bomenrij van formaat.
In het westen van de gemeente zijn verder ruimtelijke ontwikkeling gepland. Door de aanleg van Vroonermeer Noord is het gewenst om de houtwal langs de Gedempte Veert om te vormen naar een transparante bomenrij, zoveel mogelijk met behoud van de bestaande boombeplanting. Bij de aanleg van nieuwe woonwijken in de rijpolder zal de structuur voornamelijk gevormd worden door waterpartijen, die begeleid worden door losse boombeplantingen met een landschappelijk karakter. Hier streeft de gemeente dus geen ontwikkeling van lanen na.
De aanleg van doorgaande routes voor langzaam verkeer vraagt om een ruimtelijke begeleiding, daarom is bijvoorbeeld langs de Diepsmeerweg een transparante bomenrij gewenst. De bomen mogen echter niet het open karakter van de polder verder aantasten. Voor nieuw aan te leggen gemeentelijke gebiedsontsluitingswegen past de gemeente laanbeplantingen van formaat toe. Buiten de bebouwde kom is de soortenkeuze afgestemd op de landschappelijke ondergrond.
Voor nieuwe woonwijken geldt dat bomen zo gepland en geplaatst moeten zijn, dat zij zich zonder problemen als volwassen exemplaren kunnen ontwikkelen. Dit betekent voldoende ondergrondse en bovengrondse ruimte. In principe staan bomen niet of nauwelijks in de verharding, maar zoveel mogelijk in stroken gras of beplanting. In elke nieuwe wijk zoekt de gemeente naar een mogelijke locatie voor een “wereldboom”.
3.3 Bomenstructuur per kern en gebied (zie bijlage 4)
De strategie voor boombeplantingen en de streefbeelden dienen als uitgangspunt voor ontwerp, inrichting en beheer van de gemeentelijke boomstructuren. Hiervoor is per type gebied in de bebouwde kom van Langedijk het volgende beschreven:
Voor lijnen die structuurbepalend zijn, is telkens het huidige beeld, het streefbeeld en eventueel de aanpak beschreven.
Het streefbeeld per lijn en gebied in bijlage 4 is gericht op een lange periode. Hier staat het beeld dat de gemeente op den duur wil bereiken of behouden. Voorkomen moet worden – dat een “monotone’ aanplant ontstaat, kwetsbaar voor ziekten en plagen als bijvoorbeeld de iepziekte. Er zal dan voor een grotere diversiteit in soorten moeten worden gekozen.
4 Monumentale en bijzondere houtopstanden
4.1 Monumentale en bijzondere houtopstanden in de gemeente
De gemeente Langedijk kent een historisch lint dat van Sint Pancras tot Oudkarspel loopt. De overige delen van de gemeente hebben een relatief jong bomenbestand. In het historische lint en oudere delen van de dorpen komen de meeste monumente en bijzondere houtopstanden voor. De gemeente hecht grote waarde aan deze houtopstanden en wil ze goed beschermen, van deze houtopstanden is een register van beschermde houtopstand opgesteld (bijlage 6).
Een aantal van deze monumentale en bijzondere houtopstanden staan op particuliere of door particulieren in gebruik genomen terreinen. De gemeente vindt het belangrijk dat deze houtopstanden goed onderhouden worden en dat de veiligheid rondom deze houtopstanden gewaarborgd is.
Het beheer van deze bomen, die bijdragen aan het beeld en de kwaliteit van de buitenruimte, omvat in ieder geval een regelmatige VTA-controle. Uit de controle blijkt het uit te voeren beheer (verwijderen dood hout, snoei op veiligheid, verbeteren groeiomstandigheden).
Voor monumente en bijzondere houtopstanden, waarvoor de eigenaar geen aanspraak kan maken op een landelijke subsidie, komt de gemeente particulieren tegemoet door jaarlijks een inspectie uit te voeren.
Bij de formulering van het beleid voor monumentale en bijzondere houtopstanden is voortgebouwd op de landelijke richtlijnen van de Bomenstichting.
Voor het beleid voor bijzondere bomen maakt de gemeente onderscheid tussen:
monumentale houtopstand : Een solitaire boom, bomengroep of bomenlaan in de openbare ruimte of op particulier terrein, die niet in bosverband staat, met een leeftijd van minimaal 50 jaar, die door zijn leeftijd en verschijning beeldbepalend en onvervangbaar is voor het karakter van de omgeving (zie de criteria in tabel 4.1). Een monumentale houtopstand is in een goede of redelijke conditie en voldoet naast het leeftijdscriterium aan een of meer van de criteria die hierna genoemd worden. Daarnaast worden herdenkingsbomen en bomen met een grote dendrologische waarde ook tot de bijzondere houtopstanden gerekend (hierbij geldt het leeftijdscriterium niet).
bijzondere houtopstand : Een solitaire boom, bomengroep of bomenlaan die ouder dan 35 jaar is, beeldbepalend is voor de openbare ruimte of een bijzondere cultuur-historische waarde vertegenwoordigt. Een bijzondere houtopstand is in een goede of redelijke conditie en voldoet naast het leeftijdscriterium aan een of meer van de criteria die hierna genoemd worden. Daarnaast worden herdenkingsbomen en bomen met een grote dendrologische waarde ook tot de bijzondere houtopstanden gerekend (hierbij geldt het leeftijdscriterium niet).
Criteria voor monumentale en bijzondere houtopstanden
Een houtopstand wordt tot de categorie monumentale en bijzondere houtopstanden gerekend, indien deze voldoet aan:
Op basis van bovenstaande criteria is het register van beschermde houtstand opgesteld.
4.2 Beleid voor monumentale en bijzondere houtopstanden
Voor alle stedenbouwkundige ontwikkelingen, inrichtings- en beheermaatregelen is het duurzame behoud van monumentale en bijzondere houtopstanden een uitgangspunt om mee te nemen in alle plannen en maatregelen.
Hierbij maakt de gemeente geen onderscheid tussen de activiteiten van overheden, bedrijven of particulieren.
4.3 Register van beschermde houtopstand
De gemeente heeft een register van beschermde houtopstand, op basis van een inventarisatie, waarbij de criteria uit § 4.1 zijn gehanteerd opgesteld, zie bijlage 6. Dit register hoort bij een Groene Kaart. Groene Kaart en bijbehorende register wordt door het college vastgesteld en en elke vier jaar herzien op basis van APV Artikel 4:10b lid.
De Hollandse iep bij het Bakkerspad nr. 5 in Broek op Langedijk is ook opgenomen in het nationale Register van Monumentale bomen van landelijk belang. De Bomenstichting in Utrecht beheert dit register. De gemeente neemt de kosten van het onderhoud van deze boom voor haar rekening.
Van elke houtopstand staat in het register vermeld:
5.1 Doel en gebruik lijst voorkeursassortiment
De lijst voor het assortiment is opgesteld om bij nieuw ontwerp of herplant van bomen de meest geschikte soorten, variëteiten of cultivars te selecteren. Als uitgangspunt geldt het doel van het bomenbeleid om de ontwikkeling van een duurzame boomstructuur te bevorderen die aansluit op cultuurhistorische, landschappelijke en architectonische waarde en rekening houdt met gebruikswaarde, lusten en lasten en toekomstwaarde.
De lijst dient bij het selecteren van soorten als een referentiekader. De feitelijke keuze van het assortiment is de integrale verantwoordelijkheid van de ontwerper en de beheerder. De ontwerper brengt daarbij de expertise op het gebied van vormgeving, ruimtelijke kwaliteit en architectuur in. De beheerder gebruikt daarbij de kennis op het gebied van de beheerbaarheid en de ervaring hoe boomsoorten zich in Langedijk ontwikkelen.
De ontwerper en beheerder maken in samenspraak een keuze voor de soort. Zij maken een afweging op basis van de volgende factoren:
5.2 Criteria voor voorkeursassortiment
De criteria voor het voorkeursassortiment zijn afgeleid van § 3.1 Beleidsvisie voor bomen. Samengevat betekent dit dat de gekozen soorten:
5.3 Lijst voorkeursassortiment
Bij de keuze van het assortiment is het ongewenst dat bepaalde soorten of soortengroepen in verhouding te vaak binnen de gemeente voorkomen. Dit is nadelig voor de biodiversiteit en geeft ook een verhoogd risico op het moment dat er door ziekte of door bijzondere klimaat- of weersomstandigheden een bepaalde (soorten)groep nadelig beïnvloed wordt.
De soorten die streekeigen zijn en ook van nature hoofdsoorten in het gebied zijn (bijvoorbeeld els), kunnen wel relatief veel toegepast worden.
Het gebruik van selecties en cultivars is voor straat- en laanbomen binnen de kernen gewenst, omdat deze een betere garantie bieden voor de juiste eigenschappen en de gewenste kwaliteit. In het buitengebied en met name in de ecologische verbindingszones is het van belang om autochtone soorten te kiezen die een bijdrage leveren aan de biodiversiteit. De soortkeuze in deze gebieden is daarom gebaseerd op de potentieel natuurlijke vegetatie (op basis van bodem, hydrologie en de ligging in het ecologische netwerk).
Soorten die niet of slechts in beperkte mate toegepast moeten worden staan in § 5.3.2.
5.3.1 Gewenste soorten, variëteiten en cultivars
Bij de uiteindelijke keuze van bomen moet de beschikbare ruimte en het gewenste streefbeeld (zie bijlage 4) in acht genomen worden, daarom is in de tabellen die hierna volgen onderscheid gemaakt in grootteklassen.
In tabel 5.1 staan de soorten die bij voorkeur in de openbare ruimte in de kernen gebruikt worden. Uitgangspunt is dat ook de bomen langs wegen en straten zo veel mogelijk in beplantingsvakken of -stroken worden geplaatst.
In principe worden in de openbare ruimte (dus langs straten, wegen en op pleinen en hofjes) binnen de bebouwing alleen cultivars of selecties van soorten toegepast. Hiervan staan de kwaliteit en de groei-eigenschappen voldoende vast. Uitzonderingen op deze regel zijn de soorten Alnus cordata (hartbladige els), Betula pendula (ruwe berk), Fagus sylvatica (gewone beuk), Pinus sylvestris (grove den), Pinus nigra nigra (Oostenrijkse den), Platanus x hispanica (plataan), Quercus cerris (moseik), Quercus robur (zomereik) en Tilia cordata (winterlinde).
In het buitengebied, vooral in de bufferzone van Breekland en de Groene en Blauwe Loper gaat de voorkeur uit naar soorten (en geen cultivars) die bij de grondsoort, waterhuishouding en ecologische doelen passen (zie tabel 5.3).
In tabel 5.2 staan soorten die goed gebruikt kunnen worden als solitair, in bijzondere groepen in parken en groenstroken of als markering van entrees en gebouwen.
Bij de keuze van de bomen in het buitengebied speelt een goede aansluiting op het landschapstype en de bodemkundige situatie een belangrijke rol. De sortimentskeuze dient het cultuurhistorische beeld te versterken en een bijdrage te leveren aan het behoud en de verhoging van de biodiversiteit. In tabel 5.3 is een onderverdeling gemaakt naar landschapstype.
Bodemkaart gemeente Langedijk (bron: www.bodemdata.nl )
5.3.2 Niet meer of beperkt toe te passen soorten
De soorten die in tabel 5.4 staan zullen niet meer of met beperking worden gebruikt. De belangrijkste redenen hiervoor zijn dat de soorten:
6 Juridische bescherming houtopstand en herplant
6.1 Uitgangspunten juridische bescherming
Het bomenbeleid van de gemeente Langedijk is er op gericht om houtopstanden in de gemeente duurzaam in stand te houden en indien mogelijk uit te breiden.
De belangrijkste uitgangspunten van het bomenbeleid zijn:
Om haar beleid te realiseren heeft de gemeente de volgende juridische beleidsinstrumenten:
De Groene Kaart bevat drie categorieën houtopstanden: monumentale en bijzondere houtopstanden, boomstructuren en boomzones. Bij de Groene Kaart hoort een register van beschermde houtopstand. In het register staan nadere gegevens over de houtopstanden, zoals soort, standplaats en kadastrale situatie. De monumentale en bijzondere houtopstanden, boomstructuren en boomzones die vermeld staan op deze Groene Kaart en bijbehorend register zijn beschermd en kunnen slechts met gemeentelijke ontheffing geveld worden. Alle overige houtopstand is onbeschermd en kan vrij gekapt worden. Wel gelden voor de bomen van de gemeente die onbeschermd zijn een aantal algemene beleidsregels (zie § 6.4 en 6.5).
6.2 Uitgangspunten bij een aanvraag tot vellen
Het beleid voor ontheffingen en vergunningen vormt het kader, de criteria en de werkwijze bij het vellen (kappen) en beschermen van houtopstanden. Onder vellen wordt verstaan het rooien, kappen, verplanten, snoeien van meer dan 20% van de kroon of het wortelgestel. Hierbij zijn inbegrepen het kandelaberen, het verrichten van handelingen, zowel boven- als ondergronds, die de dood, ernstige beschadiging of ernstige ontsiering van de houtopstand ten gevolge kunnen hebben. Een houtopstand is hierbij: hakhout, een houtwal of één of meer bomen, een grotere (lint)begroeiing van heesters en struiken of een beplanting van bosplantsoen. Een verklaring van de begrippen in deze paragraaf is te vinden in bijlage 1 van dit bomenbeleidsplan en in de APV.
De aandachtspunten voor de afweging van aanvragen voor ontheffingen tot het vellen van houtopstand (omgevingsvergunning) zijn samengevat in onderstaand kader.
Vragen in de beoordeling van de aanvraag zijn:
Voor de bescherming van houtopstanden gelden de volgende beleidscategorieën:
monumentale en bijzondere houtopstanden, boomstructuren en boomzones. In tabel 6.1 staan de beleidsuitgangspunten.
6.3 Uitgangspunten bij overlast
Uitgangspunt van de afweging op het gebied van hinder en overlast door bomen is dat enerzijds de beleidstatus van de boom weegt en anderzijds de mate van ernst van de hinder/overlast.
De beleidstatus van de boom of houtopstand kan zijn: onbeschermd of beschermd als monumentale of bijzondere houtopstand, onderdeel van een boomstructuur of boomzone. Anderzijds is de hinder in te delen naar licht, matig of ernstig. Dit is afhankelijk van de afstand van de boom tot de plek waar de hinder ervaren wordt, de ruimtelijke verhoudingen, duur van overlast, alternatieven, preventiemogelijkheden, precedentwerking en aard van de hinder.
De stedenbouwkundige opbouw van een wijk bepaalt vaak hoeveel ruimte er is voor gemeentelijke bomen. Te veel bomen in verhouding tot de ruimte en functie van het openbaar gebied leidt op den duur tot problemen als groeistoornissen en overlast. Het verwijderen van bomen is soms nodig en door velen gewenst als er ernstige overlast optreedt. Bijvoorbeeld in de vorm van te veel schaduw, te hoog opgedrukte verharding, ernstige vervuiling door vruchten of benodigde ruimte voor andere functies.
Gezien het belang van bomen is overlast in een geringe mate geen reden om in te grijpen. Er zal altijd een zekere mate sprake zijn van subjectieve beoordeling zijn van de mate van overlast en hinder. Conform vaste rechtspraak inzake overlast en hinder door bomen dient iedereen een zekere mate van naburige hinder te dulden en te dragen. Enkel in het geval van disproportionele hinder door publieke bomen neemt de gemeente maatregelen.
De Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft op 24 september 2003 over een boomopstand in Langedijk conform het oordeel van de Rechtbank te
‘s-Gravenhage op 7 januari 2008 een uitspraak gedaan waarin vermeld is dat iedereen een zekere mate van naburige hinder te dient te dulden en te dragen.
In elk geval wordt er niet ingegrepen indien de hinder of overlast bestaat uit:
Bij andere, ernstiger vormen van overlast en hinder zullen de eventuele ingrepen afhangen van de ernst van de overlast, de mogelijke oplossingen en de aanwezigheid of mogelijkheid van compenserend groen. Uiteraard spelen ook kosten (budgetten en prioriteiten) een rol. Hierbij gelden de volgende principes:
Het streven is altijd gericht op minimaal behoud van de “hoeveelheid boom”. Een oplossing kan ook zijn om een aantal kleinere bomen die slecht groeien of overlast geven te vervangen door een of enkele exemplaren van een grotere boomsoort op een gunstigere plek. Het effect (beeld, milieu, waardering en dergelijke) van een grote boom is vaak hoger dan die van een aantal kleinere bomen samen.
De gemeente streeft ernaar om haar bomenbestand in kwaliteit en kwantiteit minimaal op peil te houden en waar mogelijk te verbeteren.
In beginsel zal de gemeente voor elke te vellen beschermde boom een herplantplicht opleggen voor een zo gelijkwaardig mogelijk exemplaar. Daarbij gelden de volgende richtlijnen:
Indien het streefbeeld voor de toekomstige structuur of situatie afwijkt van de huidige situatie, zal een herplantplicht wordt opgelegd voor een andere kwaliteit en andere boomsoort.
Niet alle houtopstanden in eigendom en beheer van de gemeente zijn op de Groene Kaart opgenomen. Deze zijn niet beschermd en kunnen vrij geveld worden. Voor niet beschermde gemeentelijke houtopstanden zal de gemeente in principe altijd herplant uitvoeren. Dit geldt echter niet voor snelgroeiende niet duurzame soorten als populier en wilg.
Herplanting gebeurt bij voorkeur ongeveer op dezelfde plek. Als dit vanwege duurzame groei, functioneren van de openbare ruimte of het streefbeeld niet mogelijke is, dan vindt de herplant elders in de gemeente plaats.
De gemeente draagt door dit herplantbeleid bij aan het uitvoeren van de strategie en het bereiken van het streefbeeld zoals deze in hoofdstuk 3 en bijlage 4 zijn vastgelegd.
Bij illegale velling van een beschermde houtopstand zoekt de gemeente eerst naar een goede oplossing voor herplant met de overtreder. Daarbij beoordeelt zij op basis van de situatie en omstandigheden of herplantplicht onder oplegging van bestuursdwang of een dwangsom zal plaatsvinden. Bij beschadiging of verlies van gemeentelijke bomen zal in beginsel altijd de schade aan de houtopstand verhaald worden. Bij aanrijschade met een motorvoertuig verhaalt de gemeente de schade bij het Waarborgfonds. In beide laatste gevallen wordt de schade getaxeerd door een onafhankelijk boomtaxateur die aangesloten is bij de Nederlands Vereniging van Boomtaxateurs (www.boomtaxateur.nl).
Indien een oplossing of opvolging uitblijft zal de gemeente van een overtreding van het kapverbod of een ander delict aangifte doen en vragen om strafvervolging.
7 Programma van eisen bestaande en nieuwe bomen
7.1 Toelichting op het programma van eisen
De gemeente streeft naar een boombestand dat duurzaam in stand gehouden en verder ontwikkeld kan worden. Dit betekent dat de juiste boom op de juiste plaats moet staan. Ook mag er nu en in de toekomst niet veel extra beheer en onderhoud - bijvoorbeeld kandelaberen, snoeien op licht in de kroon en intensieve wortelsnoei - nodig zijn om de bomen gezond en de omgeving veilig te houden. Deze extra beheerhandelingen zijn vaak het gevolg van een onjuiste boomkeuze, bijvoorbeeld een te grote boom voor de beschikbare ondergrondse of bovengrondse ruimte.
Binnen de gemeente Langedijk zijn de afgelopen decennia nieuwe woonwijken, infrastructuur en bedrijventerreinen gerealiseerd, daarnaast zijn wegen en woongebieden heringericht. Ook de komende jaren zijn aanleg van infrastructuur, woningbouwprojecten en herinrichtingen voorzien. Voor al deze plannen streeft de gemeente naar een duurzame inrichting met bomen, die ook in de toekomst voldoet aan de gestelde verwachtingen en waarbij beheerproblemen voorkomen worden. Vooral het reserveren van voldoende (groei)ruimte, zowel bovengronds als ondergronds, is belangrijk. In het buitengebied is een soortkeuze, die afgestemd is op ecologische en cultuurhistorische doelen van belang.
In het navolgende programma van eisen zijn de randvoorwaarden voor en de kwaliteitseisen bij de plaatsing van bomen inzichtelijk gemaakt.
In § 7.2. staat het toetsingskader van de bestaande boombeplantingen, de daarna volgende paragrafen gaan specifiek in op de eisen en richtlijnen voor de inrichting met bomen bij nieuwe stedenbouwkundige ontwikkelingen en herinrichtingen.
Het programma van eisen is voor iedere betrokkene, maar vooral stedenbouwkundigen en ontwerpers (tussen de initiatieffase en nazorg/beheerfase) van belang. Voor elke fase in de planvorming - initiatieffase, ontwerp, inrichting en beheer - geeft het richtlijnen.
Qua indeling sluit het programma aan bij de planfasen die een (her)inrichtingsplan binnen de gemeente Langedijk doorloopt. Per planfase worden door middel van principetekeningen en toelichtende tekst randvoorwaarden en eisen gegeven aan de plaatsing van bomen.
In het programma van eisen zijn drie grootteklassen bomen genoemd. De verwachte hoogte en kroondiameter staan in tabel 7.1. De toegekende waarden zijn gemiddelden waarbij uitgegaan wordt van goede groeiomstandigheden. Er is hierbij geen rekening gehouden met bijzondere groeivormen (bijvoorbeeld sterk zuilvormige cultivars).
7.2 Toetsingskader bestaande bomen
Het toetsingskader in deze paragraaf geldt alleen voor bestaande bomen. Voor deze bomen is het van belang dat zij zich zodanig kunnen ontwikkelen dat er geen extreme snoei van takken en wortels nodig is en dat zij de lichttoetreding in vertrekken niet te zeer belemmeren. De gehanteerde maten zijn verschillend voor de drie grootteklassen van bomen.
Let wel: bij reconstructie of nieuw ontwerp geldt het programma van eisen van paragraaf 7.3. tot en met 7.7.
De algemene eisen gelden voor alle bomen bij herinrichting en nieuw ontwerp. De gemeente hanteert deze in de initiatieffase en tijdens de ontwerp- en beheerfase.
7.4 Programma van eisen initiatieffase
De initiatieffase start op het moment dat het eerste voorwerk voor een plan in gang gezet wordt. Dit kan een vooronderzoek, verkenning, eerste ontwerpschets of voorlopige budgetaanvraag zijn. De verantwoordelijkheid voor een goede regie voor de initiatieffase ligt bij de afdelingen Openbare Werken en Beleid & Projecten van de gemeente Langedijk.
In de initiatieffase wordt een plan of activiteit aan de volgende zaken getoetst.
7.5 Programma van eisen ontwerpfase
In de ontwerpfase wordt een masterplan, structuurontwerp of voorlopig ontwerp gemaakt. Voor deze fase gelden de eisen in tabel 7.5. Het ontwerp wordt ook op beheeraspecten getoetst.
7.6 Programma van eisen realisatiefase
De realisatiefase omvat de uitvoering van de werkzaamheden. Toezicht op de richtlijnen en toetsing op de in het ontwerp vastgelegde richtlijnen en maten is hier van belang. De eisen staan in tabel 7.6.
7.7 Programma van eisen nazorg (1e t/m 3e jaar na aanplant)
De beheerfase van bomen is beschreven in hoofdstuk 8. Bomen en beheer. In tabel 7.7 staan de belangrijkste voorwaarden voor nazorg van nieuwe aanleg en herinrichting.
Het hoofdstuk over bomen en beheer geeft de principes en richtlijnen voor het beheer van de bomen in Langedijk aan. De wettelijke randvoorwaarden en beleidsuitgangspunten voor het beheer zijn te vinden in § 2.3.
De gemeente organiseert het beheer op een planmatige wijze.
Indien door bouw, aanleg, snoei, vellen of andere activiteiten schade aan gemeentelijke bomen optreedt hanteert de gemeente een schaderegeling. Het beleid voor de schaderegeling staat beschreven in hoofdstuk 6 en § 6.5.
In sommige delen van Langedijk vraagt het beheer speciale aandacht, bijvoorbeeld vanwege krappe profielen en slechte groeiomstandigheden. De aandachtspunten hiervoor staan in § 8.3.
De gemeente voert het beheer planmatig uit, waarbij inzichtelijk is welke onderhouds-maatregelen uitgevoerd zijn en welke budgetten daarvoor nodig zijn. Het beheer bestaat uit de hoofdmaatregelen serviceonderhoud, planmatig jaarlijks onderhoud, planmatig onderhoud voor meerdere jaren en inspecties. Wijzigingen in het bomenbestand worden geregistreerd in het groenbeheersysteem.
Elk jaar stelt de gemeente een concreet maatregelenplan op. Dit gebeurt op basis van de technische inspectie door de toezichthouders en groenspecialisten van de Gemeente Langedijk, de uitkomsten van de VTA-inspectie en de geplande renovaties en herinrichting.
Meldingen en service onderhoud
Het service onderhoud omvat het onderhoud dat niet planbaar is. Hieronder vallen onder andere het afhandelen van meldingen en incidentele zaken zoals het opruimen van stormschade. Ook het water geven bij pas geplante bomen en de inboet van uitgevallen of slecht groeiende exemplaren valt hieronder.
Het streven is om het serviceonderhoud, dat relatief duur is vanwege het ad hoc karakter, te beperken door een planmatige wijze van werken en meer preventief onderhoud te verrichten. Uit analyse van de meldingen en uit de inspecties blijkt in welke wijken of straten een planmatige aanpak van groeiplaatsproblemen en snoeiachterstanden gewenst is.
Dit deel van de onderhoudswerkzaamheden is gepland en vindt ieder jaar een of meerdere keren plaats. Het bestaat voornamelijk uit het onderhoud van de boomspiegels, verwijderen opschot en het snoeien van leibomen. De werkhandelingen en frequenties zijn omschreven in de werkpakketten in het groenbeheersysteem.
Het planmatig onderhoud bestaat uit onderhoudswerkzaamheden die eenmaal in de paar jaar moeten worden uitgevoerd. Voor de bomen is dit over het algemeen de begeleidingssnoei tot deze in volwassen fase zijn (is afhankelijk van standplaats en soort), de onderhoudssnoei van bomen in volwassen fase en het snoeien van knotbomen. De richtlijnen voor het planmatig onderhoud zijn hierna beschreven.
Bomen in de openbare ruimte, in het bijzonder de bomen in de straatprofielen, hebben te maken met niet-optimale groeiomstandigheden. Dit vraagt naast het begeleiden van de ontwikkeling om bescherming en beheer van de boom. Door inboeten en vervangen van weinig vitale, dode of zwaar beschadigde bomen wordt het bestaande bomenbestand in stand gehouden.
Het beheer en onderhoud van bestaande bomen is gericht op het:
Voor de lichttoetreding tot woningen en met het oog op het beeld dat de boombeplanting moet opleveren, kan snoei noodzakelijk zijn.
Als bomen zo dicht bij elkaar staan dat ze elkaars ontwikkeling belemmeren, moeten ze door dunnen vrijgesteld worden. Net als snoei kan dunning ook ten behoeve van lichttoetreding of het gewenste beeld worden verricht. Het principe van ‘dunning’ is dat binnen 3 jaar na de snoeihandeling het gewenste beeld weer bereikt is.
Als op een bepaalde locatie een boom uitvalt, wordt deze normaliter vervangen door een nieuwe. Afhankelijk van het streefbeeld plant de gemeente dezelfde soort of een andere soort terug. De keuze hangt af van het streefbeeld (zie hoofdstuk 3. Visie en bijlage 4). De boom hoeft overigens niet op dezelfde plaats teruggeplant te worden, dit kan ook op een ander plek in de gemeente.
Als blijkt dat door bijvoorbeeld klimatologische factoren een boomsoort niet geschikt voor de standplaats is, dan moet niet automatisch worden overgegaan tot het inboeten of vervangen met dezelfde soort. Onderzocht moet worden welke alternatieve soorten toegepast kunnen worden om de ontwerpdoelstelling te realiseren. De richtlijnen voor soortenkeuze staan in hoofdstuk 5. Voorkeurs-assortiment.
Indien uit de VTA-inspectie blijkt dat de conditie van een boombeplanting in een straat voor het overgrote deel valt in de klasse “matig” en “slecht”, dan moet niet zonder meer tot inboeten worden overgegaan. Nader onderzoek moet uitwijzen of verbetering van de groeiomstandigheden gewenst is of dat er herinrichting moet plaatsvinden. Als dit laatste wordt geadviseerd dan uitvallers niet inboet.
Bij het wegvallen van enkele bomen uit een oude en uitgeleefde boombeplanting moet eveneens niet automatisch ingeboet worden. In verband met de continuïteit overwegen of het opstellen van een vervangingsvoorstel niet de voorkeur verdient. Uiteraard moet ook in het vervangingsvoorstel rekening gehouden worden met de mogelijkheid om enkele bijzondere exemplaren te handhaven.
Afhankelijk van het eindbeeld, dient de boom door middel van gefaseerd onderhoud naar de volwassenfase te worden begeleid. Dit gebeurt door middel van begeleidingssnoei. Het doel van begeleidingssnoei is het verkrijgen van een (takvrije) solide stam en een goed ontwikkelde, blijvende kroon. Het tijdstip van de eerste snoeibeurt is afhankelijk van de soort. Bij snelgroeiende soorten als wilg en populier kan dit al na 2 jaar zijn, bij langzaam groeiende soorten kan dit 3 tot 5 jaar na aanplant zijn. Per snoeibeurt dient maximaal 20% van het kroonvolume te worden verwijderd. Bij bomen met een mindere conditie dient een kleiner percentage kroonvolume te worden verwijderd. De juiste verhouding stam:kroon na een snoeibeurt is 1:2. De snoeifrequentie bij jonge bomen is om de 2 of 3 jaar. Bij langzaam groeiende soorten kan dit meer dan 3 jaar zijn. Meestal wordt gerekend met een cyclus van 3 jaar.
De prioriteiten bij begeleidingssnoei liggen bij takken of vertakkingspatronen die problemen geven voor de ontwikkeling van de blijvende kroon of leiden tot grote stamwonden.
Problemen ontstaan wanneer er te lang wordt gewacht met een snoeibeurt, de begeleidingssnoei niet goed is uitgevoerd of de takvrije stam te laag is vastgesteld.
De vuistregel voor het bepalen van een snoeiachterstand in de tijdelijke kroon is de diameter van de takken in centimeters mag niet groter zijn dan de boomhoogte in meters. De maximale takdikte in een boom van 5 meter hoogte is 5 centimeter. Wanneer achterstallig onderhoud wordt weggewerkt bij bomen met een mindere conditie, groeiplaats of bepaalde boomsoorten zal de groei stagneren. De boom zal zich nauwelijks verder ontwikkelen, wat niet past in het vastgestelde
Volwassen en oude bomen vergen vooral verzorging door de toename van dood hout en gebroken takken in de boomkroon. Om planmatig te werken worden voor het snoeien van straatbomen snoeischema’s opgesteld. De werkzaamheden en frequenties worden bijgehouden in het geautomatiseerde groenbeheersysteem.
Bron: CROW,2014, Aanbevelingen verkeersvoorzieningen in de bebouwde kom (ASVV 2012), Ede, CROW publicatie 723 |
Het onderhoud van boomspiegels in verharding
Op een aantal plaatsen bestaat plaatselijk het aan de stam grenzende grondvlak uit zwarte grond (boomspiegels). Over het algemeen is de kruidenontwikkeling in de boomspiegel niet aantrekkelijk. Voor een verzorgd straatbeeld is dit in het algemeen niet gewenst. In principe is het toegestaan dat aanwonenden een boomspiegel vullen met vaste planten of lage begroeiing en het onderhoud voor hun rekening nemen. Deze beplanting wordt niet verwijderd.
Bestrijden van ziekten en plagen
Naast de aantastingen die het gevolg zijn van natuurlijke of mechanische beschadigingen zijn er een aantal ziekten en plagen die de groei van de boom belemmeren of tot de dood van de boom leiden. Sommige ziekten en plagen zoals rupsenaantastingen en rottingsverschijnselen komen algemeen voor. Andere zijn gebonden aan bepaalde boomsoorten. Binnen een boomsoort zijn er uiteraard variëteiten en cultivars die minder gevoelig of soms geheel immuun zijn.
Hoe beter de groeiomstandigheden zijn, hoe groter is de weerstand tegen ziekten en plagen. Kwijnende bomen zijn veel gevoeliger voor aantastingen. Daarom is het ook belangrijk om soorten toe te passen die op de plek thuishoren, zie hiervoor Hoofdstuk 5. Voorkeursassortiment. Een toelichting op de vier groepen ziekteverschijnselen staat in het kader hieronder.
De belangrijkste ziekten en plagen zijn onder te verdelen in de volgende vier groepen:
De meeste aantastingen door insecten zijn hinderlijk omdat het blad opgevreten, leeggezogen, opgerold of ingesponnen wordt door rupsen, luizen, spint, bladrollers en spinsel motten. Deze aantastingen geven een tijdelijke groeistagnatie. De groeistagnatie lijdt echter zelden tot de dood van de boom.
Wel gevaarlijk is de iepenspintkever omdat deze de schimmel verspreidt waardoor iepziekte optreedt. De rups van de bastaard satijnvlinder kan bij een massaal optreden schadelijk zijn voor de volksgezondheid, ook de processierups kan hinder veroorzaken.
Bacterieziekten zoals watermerkziekte en bacterievuur kunnen zeer agressief optreden en zijn de oorzaak van de dood van veel Wilgen, Lijsterbessen en Meidoorns. Knotwilgen hebben hier geen last van doordat door het knotten de takken telkens verjongd worden. De Kastanje bloedingsziekte is ook te wijten aan een bacterie-infectie. Onderzoek naar mogelijk bestrijding is in ontwikkeling.
Van de schimmelziekten is in ieder geval de Iepziekte dodelijk voor de Iep. De sporen van de door de iepenspintkever verspreide schimmel (Ophiostoma ulmi) verstoppen de vaten waardoor het voedseltransport moet plaats vinden. De verschillende soorten schimmels veroorzaken rotting.
De oorzaak van Essentaksterfte is ook een schimmel (Chalara fraxinea). De schimmel groeit en verstopt de houtvaten , waardoor takken en bladeren verdrogen en afsterven . De aangetaste bomen kleuren bruin. Verspreiding vindt plaats door de wind.
De Massaria ziekte (Splanchnonema platani) bij platanen veroorzaakt een snel optredende houtrot in de takken en bevindt zich altijd aan de bovenzijde van takken. Hierdoor is waarnemen vanaf de grond bijna onmogelijk.
IV. Ziekten van fysiologische aard
Uitgestelde onverenigbaarheid treedt voornamelijk op bij zwaardere bomen. Het is niet altijd te voorspellen bij welke bomen op welke onderstam dit verschijnsel voorkomt. Onverenigbaarheid leidt op latere leeftijd tot de dood van de boom. Het gevaar voor omwaaien door het afbreken van de ent van de onderstam en de ontwikkeling van rotte plekken is aanwezig.
Actieve bestrijding van ziekten en plagen zoals in de land- en tuinbouw wordt uitgevoerd, past de gemeente vanwege milieu overwegingen en ethische en praktische redenen niet toe bij bomen die in het openbaar gebied staan. Bij bomen is de bestrijding meer gericht op het nemen van preventieve maatregelen, zoals het injecteren van iepen tegen iepziekte of het verwijderen van aangetaste exemplaren. Dit geldt in het bijzonder voor ziekten en plagen die zeer besmettelijk zijn en waaraan de boom onherroepelijk dood gaat (iepziekte, watermerkziekte en bacterievuur). Het verwijderen en vernietigen van aangetaste exemplaren moet zo snel mogelijk gebeuren om verspreiding van de ziekte tegen te gaan.
In een aantal situaties zal vanwege cultuurhistorische waarde of landschappelijke betekenis toch gekozen worden voor het planten van boomsoorten met een verhoogd risico op ziekten en plagen. De uiteindelijke soortkeuze is dan het resultaat van een zorgvuldige afweging van de kwaliteit van beeld, betekenis, beleving, cultuurhistorie, ecologie, functie en beheerbaarheid.
In de openbare ruimte zijn veel activiteiten die een negatieve invloed hebben op de groei van bomen.
Bomen die in parkeerplaatsen staan ondervinden bedreiging door aanrijschade, verdichting van de bodem en olielekkages. Bomen die langs verkeerswegen en parkeerplaatsen staan hebben naast verdichting van de bodem ook overlast van de toepassing van strooizout.
Ter voorkoming van aanrijschade worden 'aanrijpalen' bij de boom geplaatst. Een nog betere methode om de auto's op veilige afstand van de bomen te houden is het aanbrengen van (verhoogde) banden. Bij bomen in gazons worden zogenoemde anti-maaischadepalen geplaatst om schade door maaiwerkzaamheden te voorkomen. Daarbij is ook een voldoende grote boomspiegel van belang.
Renovaties bestaan uit de omvormingen en vervangingen van de bomen bij verminderde vitaliteit en het niet passen in het streefbeeld van de boombeplanting. Over het algemeen volgt de planning van de boomrenovaties die van de herinrichting van de openbare ruimte voor herstratingen, riolerings-, en verkeerskundige maatregelen. Een deel van de renovatie kan bekostigd worden uit projectgelden, de overige renovaties komen ten laste van het gangbare beheerbudget.
Inspectie: methode en principes
Tijdens de uitvoering van het algemene groenonderhoud en de rondes van de toezichthouders is er een continue globale controle van de bomen. Hierbij constateren de toezichthouders en de groensspecialisten onveilige zaken als afgebroken en te laag hangende takken en takken die op wegen en paden liggen. De gemeente verhelpt deze gebreken op korte termijn.
Daarnaast wordt in de gemeente Langedijk d.m.v. de VTA inspectie het bomenbestand gecontroleerd. Elk jaar inspecteert de gemeente de risicobomen. Dit wordt uitgevoerd door een gekwalificeerde inspecteur voor Visual Tree Assessment (VTA). Alle bomen in de gemeente Langedijk worden gecontroleerd, ca. de helft is inspectieplichtig.
De bomen worden vooral beoordeeld op veiligheidsaspecten en het bevorderen van een duurzame instandhouding.
Er wordt onder andere gekeken naar de volgende aspecten:
De uitvoering van de inspectie valt onder verantwoordelijkheid van de afdeling Openbare Werken. De beheerder legt de resultaten vast in het groenbeheersysteem.
De frequentie van controle hangt af van o.a. de standplaats, gebruiksdruk, grootte en conditie van de boom. Binnen de gemeente Langedijk worden drie categorieën gehanteerd op basis van de frequentie van VTA inspectie. Deze zijn beschreven in tabel 8.2. Een overzicht van te inspecteren criteria is staat in bijlage 5.
8.3 Aandachtspunten bomenbeheer
In de gemeente Langedijk spelen een aantal concrete beheervraagstukken die in dit bomenbeleidsplan apart aandacht verdienen. De vraagstukken zijn ontleend aan de praktijk van het boomonderhoud, de plek die bomen in de gemeente hebben en de vragen van bewoners over bomen. Per aspect is kort de problematiek beschreven en is er verwezen naar de delen van dit bomenbeleidsplan die hier nader op ingaan.
Aan plantgat voorbereiding en het inrichten van een goede ondergrondse groeiplaats van bomen is in het verleden te weinig aandacht besteed. In het buitengebied, groengebieden en de brede bermen en groenstroken groeien de bomen goed, maar bij bomen in verharding laten de omstandigheden te wensen over. In een aantal gevallen is groeiplaatsverbetering nodig, dit betreft meestal bomen die in de verharding staan.
Bomen die onderdeel uitmaken van de hoofdboomstructuur hebben prioriteit bij groeiplaatsverbetering. Het gaat hierbij bijvoorbeeld om de bomen in de Dorpsstraat en langs de Voorburggracht. In enkele buurten met nauwe profielen en dichte bebouwing is extra aandacht voor groeiplaatsen nodig. Bij opnieuw bestraten van parkeerplaatsen is groeiplaatsverbetering gewenst.
Wortelopdruk en te kleine boomspiegels
Door een te krappe groeiplek of te kleine boomspiegel kan een boom voor opdrukken van de verharding zorgen. Hierdoor kan een onveilige situatie ontstaan. De gemeente kan hiervoor regelmatig de bestrating herstellen en eventueel de verharding ophogen. Waar de ruimte het toelaat kan de boomspiegel vergroot worden.
Uitgangspunten bij overlast door bomen
Sommige bewoners klagen over schaduwwerking van bomen en vragen of de bomen verwijderd of gedund kunnen worden. Ook voor het plaatsen van zonnepanelen kunnen bomen schaduwwerking geven. In § 2.4 en § 6.3 staat hoe de gemeente met deze klachten omgaat. Alleen als een boom te dicht op een gevel met ramen staat (zie Programma van Eisen voor bestaande bomen in § 7.2) of als de bestrating op het privé terrein meer dan 4 centimeter opgedrukt wordt kan de gemeente tot kap overgaan. Wel is het mogelijk dat bij toekomstige vervanging van een boom of bomenstructuur rekening gehouden wordt met de beschikbare ruimte. Voor bomen in de hoofdstructuur geldt dan het streefbeeld zoals het is beschreven in bijlage 4 van dit plan als uitgangspunt.
Momenteel zijn er in de gemeente een aantal locaties bekend waar bomen voor problemen en overlast zorgen. Problemen zijn bijvoorbeeld:
In het Uitvoeringsprogramma staat een overzicht van deze locaties en worden de gewenste maatregelen beschreven.
9.1 Principes voor communicatie
De gemeente hecht groot belang aan zorgvuldige communicatie met bewoners over het bomenbeleid, wijzigingen in de inrichting en het beheer van bomen.
De gemeente wil voor haar bewoners gemakkelijk aanspreekbaar zijn en op een duidelijke manier communiceren. De gemeente doet dit onder andere via de gemeentelijke website.
Onder het motto “De wijk maak je met z’n allen’ heeft de gemeente het dorpsgericht samenwerken ingevoerd. Hierbij zijn dorpsplatforms opgericht, waarvan de vertegenwoordigers meepraten over de leefbaarheid van de wijken. Iedereen kan als toehoorder deelnemen aan de openbare vergaderingen van de dorpsplatforms. Informatie is te vinden op de website van de dorpsplatforms Langedijk (www.dorpsplatformslangedijk.nl).
De gemeente organiseert in samenwerking met de dorpsplatforms wijkschouwen waar bewoners suggesties kunnen doen over de leefbaarheid, de inrichting en het beheer in de wijk.
De gemeente informeert de dorpsplatforms op een actieve manier over plannen, voorstellen en maatregelen en vraagt deze om reactie.
Individuele bewoners kunnen voor klachten en meldingen melden door een melding openbare ruimte dit kan via de volgende link: www.gemeentelangedijk.nl/E_formulieren/Melding_openbare_ruimte.
Een goed bomenbeleid is gebaat bij een goede communicatie met bewoners. Hoe deze communicatie is georganiseerd staat in tabel 9.1.
10 Uitvoeringsprogramma bomenbeleid Langedijk
10.1 Programma als sturingsinstrument
Het bomenbeleidsplan vormt het kader voor de inrichting en beheer van het bomenbestand van de gemeente Langedijk. Uit het plan komen beleidskeuzen, maatregelen en projectvoorstellen voort, die samen het programma voor de uitvoering van het bomenbeleid vormen. Omdat de visie opgesteld is voor een termijn van 10-15 jaar en de uitvoering moet aansluiten bij andere maatregelen en projecten in de openbare ruimte, is het niet mogelijk en wenselijk om een gedetailleerde uitvoeringsplanning voor de hele periode vast te leggen. De lijst van activiteiten moet daarom gezien worden als een sturingsinstrument voor de gemeente om richting te geven aan de ontwikkeling, het ontwerp, de inrichting en het beheer van de bomen.
Hieronder staat een overzicht van de beleidsvoorstellen die voortkomen uit het bomenbeleidsplan. Bij elk beleidspunt is aangegeven met welk hoofdstuk of paragraaf deze relatie heeft.
Zoveel mogelijk sparen van volwassen bomen bij bouw en aanleg. Hanteren van een vaste procedure voor de bescherming van bomen via kapvergunningenbeleid, een programma van eisen voor bomen en een schaderegeling (hoofdstuk 6. Juridische bescherming houtopstand en herplant, hoofdstuk 7. Programma van Eisen).
10.3 Activiteiten voor uitvoering van het beleidsprogramma
De activiteiten in het programma in de losse bijlage zijn onderverdeeld in maatregelen en projecten:
De maatregelen zijn onderverdeeld in maatregelen voor de realisering van het streefbeeld van de boomstructuur en het oplossen van een aantal probleemlocaties voor bomen. De maatregelen voor de realisering van het streefbeeld zijn ontleend aan de overzichten per lijn of gebied uit bijlage 4. De probleemlocaties voor bomen zijn samengesteld door de beheerder op basis van de controle van het bomenbestand en meldingen van bewoners.
Bijlage 1 Verklaring begrippen en afkortingen
Bomenstichting, 2004. Bomen en welzijn, Utrecht
Bomenstichting, Zicht op bomen, Beleid rond lusten en lasten, Utrecht
Bomenstichting, 2003. Bomen Effect Analyse modelbeoordeling voor bouw en aanleg, Utrecht
CROW, RAW systematiek, 2010. CROW Standaard 2010 (in het bijzonder hoofdstuk 1 en 51), Ede
CROW, 2014. Aanbevelingen VerkeersVoorzieningen in de bebouwde kom (ASVV 2012), Ede, CROW publicatie 723
Dienst Ruimtelijke Ordening, 2003. Monumentale Bomen, Handleiding voor de stadsdelen van Amsterdam, Amsterdam, november 2003
Gemeente Amsterdam, Bomen in de stad, beeld en beheer, Amsterdam
Gemeente Ede, 2003. De stap naar een beheerdocument, Beheerbewust ontwikkelen, Ontwikkelbewust beheren, Ede
Groenforum Nederland, 2005. De baten van de Groene Stad
IPC Arnhem, Stadsbomenvademecum, deel II & IV, IPC Arnhem
Loon, Annemiek van, 2003 Ruimte voor de Stadsboom, Betekenis, groeiplaatsverbetering, sortiment, methodiek en beleid. Wageningen, Blauwdruk
Maes, N.C.M (red.), 2006. Inheemse bomen en struiken in Nederland en Vlaanderen; herkenning, verspreiding, geschiedenis en gebruik, Boom, Amsterdam
Nederlandse Vereniging van Taxateurs van Bomen, 2005. Richtlijnen NVTB, versie 2013
Vereniging Stadswerk, Gedragscode Flora- en faunawet – Bestendig beheer gemeentelijke Groenvoorzieningen, maart 2006, Ede
Van Stralen, J., 2005. Inrichten is beheren, Handboek Openbaar Groen Ede, Inrichtingseisen en randvoorwaarden voor nieuwe werken, herinrichtingen en reconstructies, afstudeerrapport Hogeschool Larenstein
Vereniging Stadswerk, 2005. Model-Bomenverordening
Visser, mr. B.M., 2009. Bomen en Wet
Visser, K. en P. Wegdam, 2005. Waardevolle- en monumentale bomen in de praktijk, studentenscriptie Hogeschool Larenstein, Velp
Wesseling, J.P., Duyzer, J., Tonneijck, A.E.G., Dijk, C.J. van, 2004. Effecten van groenelementen op NO2 en PM10 concentraties in de buitenlucht
Bomenstichting, 2004. Bomen en welzijn, Utrecht
Hiemstra, dr. Ir. J.A., ir. E. Schoenmaker - van der Bijl en drs. A.E.G. Tonneijck, 2008. Bomen een verademing voor de stad, Plant Publicity Holland (PPH) en Vereniging van Hoveniers en Groenvoorzieners (VHG), 2008
Kuypers, V. en E.A. de Vries, 2008. Groen voor lucht, Alterra, Wageningen
Prendergast, Dr. E., 2003. Energetische waarde van planten in de bebouwde omgeving
Prow, T., 2003. The power of trees. In: Illinois Steward 20-03-2003. Meer informatie op: www.herl.uiuc.edu/oldherl/power_of_trees/power_of_trees1.html
Renterghem, Ir. T. van, Botteldoorn, Prof. Dr. Ir. D., 2003. Bomenrijen ter verbetering van de efficiëntie van geluidsschermen bij blootstelling aan wind
Ridder, Dr. Ir. K. de, 2004. Benefits of Urban Green Space (BUGS), Deliverable 18 year 2; PM-10 Particle reduction
RIVM, 2005. Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu, 2005, Milieubalans 2005
Taylor, Kuo and Sullivan, 2001. Coping with ADD: The Surprising Connection to Green Play Settings, Environment and behaviour. Vol. 33 no.1, p. 54-77
Thönessen, Dr. M., 2005. Research Group Facade Planting University of Cologne, Geographical Institute, april 2005. Fine Dust in InnercityGreenery - A Survey
Wesseling, J.P., Duyzer, J., Tonneijck, A.E.G., Dijk, C.J. van, 2004. Effecten van groenelementen op NO2 en PM10 concentraties in de buitenlucht, TNO rapport R2004/383
Plannen en rapporten gemeente Langedijk
Structuurvisie 2012-2030, september 2012, gemeente Langedijk.
In de structuurvisie geeft de gemeente de ruimtelijke ontwikkelingen, de hoofdlijnen van het ruimtelijk beleid, voor de lange termijn (komende 10 tot 20 jaar) weer.
Groenstructuurplan, oktober 2012, gemeente Langedijk.
Beheerplan Openbaar Groen 2013-2017, gemeente Langedijk
Gedragscode Flora- en faunawet, september 2012, gemeente Langedijk
Coalitie akkoord “Samen verantwoordelijk” 2014-2018 gemeente Langedijk
Arcadis, Beheerplan Breekland, gemeente Langedijk, 13 juli 2006, Hoofddorp
Telecommunicatieverordening, juli 1999, gemeente Langedijk
Algemene voorwaarden door de gemeente aan de nutsbedrijven, zonder datum
Hermans, J.M. Makkinga, A.: 2003. Bedrijventerrein Breekland: watertoets en waterstructuurplan, Grontmij Advies & Techniek bv, Vestiging Noord-Holland, Alkmaar, september 2003.
Bureau B + B, Route IV, Hottonia: 2000. Inrichtingsplan Blauwe Loper HAL- gebied, Stuurgroep HAL, januari 2000
BügelHalema Adviseurs, Wissing stedenbouw en ruimtelijke vormgeving, 1997: HAL - Groene Loper, oktober 1997.
Nieuwland Advies: 2000. Groenstructuurplan Langedijk, september 2000.
Kollen, J. Kraan, J. Roodzand, S. Vries, D. de: 2009. Programma van Eisen Groene Loper, januari 2009.
Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier, 2006: Waterbeheersplan 3
Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier, 2009: Keur, vastgesteld op 28 juni 2006, in werking getreden op 1 september 2006.
Witteveen & Bos, 2009. Verkeer en vervoerplan Langedijk.
www.boomtaxateur.nl – over taxatie waarde bomen
www.crow.nl/vakgebieden/openbare-ruimte/beheer-en-onderhoud/boomveiligheid
www.crow.nl/vakgebieden/verkeer-en-vervoer/veiligheid-en-toegankelijkheid
www.crow.nl/publicaties/asvv-2012-aanbevelingen-voor-verkeersvoorzieningen
Bijlage 3 Wetten en regelingen voor boombeheer
Voor het beheer van bomen zijn een aantal wetten van toepassing. Hierna zijn de belangrijkste wettelijke regels beschreven. De volledige, actuele wetsteksten zijn te vinden op de website: www.wetten.overheid.nl.
Achtergronden over geldend recht voor bomen staan in het boek van mr. B. M. Visser, Bomen en Wet. De gemeentelijke beleidsuitgangspunten voor het beheer van bomen zijn opgenomen in hoofdstuk 2 van dit bomenbeleidsplan.
Bijlage 4 Strategie, huidige beelden en streefbeelden voor de boomstructuur
Voor de boomstructuren en boomzones is in deze bijlage de strategie voor de boombeplantingen beschreven. Voor de boomstructuren zijn bovendien de huidige situatie, het streefbeeld en de aanpak opgenomen.
Voor de boomzones die op de Groene Kaart staan is in Tabel 4.0 de strategie vermeld. De nummers van de boomzones zijn te vinden op de Groene Kaart die als losse bijlage bij dit bomenbeleidsplan is gevoegd.
Voor de boomstructuren van Langedijk is het volgende beschreven:
het streefbeeld op de lange termijn. Hier staat het beeld dat de gemeente op den duur wil bereiken of behouden, waarbij wel moet worden voorkomen dat een “monotone’ aanplant ontstaat, kwetsbaar voor ziekten en plagen als bijvoorbeeld de iepziekte. Er zal dan voor een grotere diversiteit in soorten moeten worden gekozen.
In Tabel 4.1 staat de hoofdboomstructuur voor de grote lijnen in heel Langedijk.
Ter informatie is hier de hoofdstructuur van het Verkeer- en Vervoerplan Langedijk 2008-2018 bijgevoegd.
In de tabellen 4.2 tot en met 4.11 is het karakter, de strategie en het streefbeeld voor de boomstructuur per gebied aangegeven.
De nummers van de gebieden in de tabellen 4.3 tot en met 4.11 verwijzen naar de plekken op het overzichtskaartje met de gebieden binnen de bebouwde kom.
In elke tabel is een nadere onderverdeling gemaakt voor lijnen en plekken.
Overzichtskaart gebieden binnen bebouwde kom
Kaart hoofdstructuur Verkeer- en Vervoerplan Langedijk 2008-2018
Afbeeldingen t.b.v. tabel 4.1:
Afbeeldingen t.b.v. tabel 4.2:
Afbeeldingen t.b.v. tabel 4.3:
Afbeeldingen t.b.v. tabel 4.4:
Afbeeldingen t.b.v. tabel 4.5:
Afbeeldingen t.b.v. tabel 4.6:
Afbeeldingen t.b.v. tabel 4.7:
Afbeeldingen t.b.v. tabel 4.8 en tabel 4.9:
Afbeeldingen t.b.v. tabel 4.10:
Afbeeldingen t.b.v. tabel 4.11:
Bijlage 5 Criteria VTA inspectie bomen
In deze bijlage is een overzicht van de opname criteria voor de VTA inspectie weergegeven.
Bijlage 8 Checklist van de BEA-standaard
(Bron: Bomen Effect Analyse modelbeoordeling voor bouw en aanleg, Bomenstichting 2003)
Deze checklist is een hulpmiddel bij het invullen van de BEA-standaard. Dat wil zeggen dat sommige controlepunten in een concrete situatie niet relevant zijn, terwijl andere niet genoemd worden. Het uitgangspunt is een zorgvuldige en ter zake kundige beoordeling.
De reden waarom besloten is tot het (laten) uitvoeren van een Bomen Effect Analyse. Bijvoorbeeld: op grond van een bestemmingsplanvoorschrift, een vergunningsvoorschrift of instandhoudingsplicht op basis van APV of de politieke of publieke wens de mogelijkheid van inpassen van een monumentale en bijzondere houtopstanden te onderzoeken.
Bijvoorbeeld: Opgenomen in het bestemmingsplan, het landelijk Register van monumentale bomen of een gemeentelijke lijst van waardevolle bomen; onderdeel uitmakend van (hoofd) groenstructuur, beeldbepalende boom, bijzondere soort. Zoveel mogelijk refereren aan bestemmingsplannen, groenstructuur- of bomenbeleidsplannen, danwel het kapvergunningenbeleid of andere plaatselijke beleidsuitgangspunten.
Beoordeling conditie. Bij het beoordelen hiervan dient onder meer gekeken te worden naar de bladbezetting, -kleur en -grootte, de scheutlengte, het vertakkingspatroon, de hoeveelheid dood hout of schimmels en aantastingen. Bij het vaststellen van een verminderde conditie moet ook de mogelijke oorzaak achterhaald worden, zodat maatregelen geadviseerd kunnen worden (bijvoorbeeld in de groeiplaats) om de conditie van de boom te verbeteren. Zie voor onderzoeksmethodieken: Stadsbomen Vademecum 3A: Boomcontrole en onderzoek, IPC Groene Ruimte, Arnhem 2002.
Beoordeling mechanische structuur. Hierbij dient beoordeeld te worden of er aanwijzingen zijn dat de structuur van de boom is aangetast, hetgeen kan leiden tot breuk van takken of stam of het omwaaien van de boom. Mechanische verzwakkingssymptomen als verdikkingen, holten, scheuren, plakoksels, afwijkende bastpatronen of verdikkingsgroei moeten onderzocht worden. Zie voor inspectiepunten van de visuele structuurbeoordeling: KBB© versie 2001, NOCB, Westervoort en/of: Stadsbomen Vademecum 3A: Boomcontrole en onderzoek, IPC Groene Ruimte, Arnhem 2002. Naast de bovengrondse situatie is het van belang te weten op welke wijze het wortelstelsel is opgebouwd. De belangrijkste stabiliteitswortels moeten in kaart worden gebracht.
toekomstverwachting in onveranderde of verbeterde omstandigheden
Beoordeling van de toekomstverwachting van de houtopstand wanneer de voorgenomen bouw of aanleg niet plaatsvindt. Indien een verminderde conditie is geconstateerd, moet worden ingeschat wat de toekomstverwachting is wanneer de omstandigheden worden geoptimaliseerd, uiteraard binnen realistische mogelijkheden.
Fase waarin project zich bevindt
Een nauwkeurige beschrijving van de fase waarin het project verkeert, geeft aan hoe concreet de plannen zijn. Indien het project reeds verschillende fasen doorlopen heeft, is het van belang na te gaan wat de mogelijke uitgangspunten ten aanzien van de houtopstand in deze fasen waren. Mogelijk dat in een startnotitie een intentieverklaring is opgenomen over het inpassen van de houtopstand. Of dat de politiek hierover een uitspraak heeft gedaan.
De effecten voor de houtopstand dienen in kaart gebracht te worden op grond van de plannen die er liggen en op grond van voorzienbare problemen bij de uitvoering. Hoe concreter het project, des te beter zijn de effecten voor de houtopstand te beoordelen. Daar staat tegenover dat, hoe concreter het project, des te meer beslissingen ten aanzien van de uitvoering reeds genomen zijn, waardoor er minder gelegenheid en/of mogelijkheid is tot aanpassingen. Het is raadzaam onderscheid te maken in onderdelen of fasen van het bouw- of aanlegproces. De wijze waarop eventuele sloop wordt uitgevoerd kan andere gevolgen hebben voor de boom of bomen dan de manier waarop de bouw wordt gerealiseerd. Soms is sprake van afgeleide consequenties. Voor de aanleg van een fundering zal een funderingssleuf gegraven moeten worden. Of: bij de bouw van een garage is te voorzien dat er later ook een uitrit moet komen.
De noodzakelijke snoei is (on)verantwoord. De boom kan bijvoorbeeld ten behoeve van de bouw deskundig gesnoeid worden, zodat sprake is van een duurzame instandhouding. Omgekeerd kan de snoei dermate rigoureus zijn dat de kans op het inrotten van de wonden of andere problemen groot is. Bijvoorbeeld bij het voor de wegaanleg noodzakelijk opkronen van oude bomen. De beoordeling van de effecten hangt mede af van de boomsoort. Sommige soorten hebben een beter reactievermogen dan andere.
Het uitgroeien van de kroon is (on)mogelijk. Bij het handhaven van bijvoorbeeld een halfwas beuk op een halve meter afstand van het balkon zijn klachten van toekomstige bewoners voorspelbaar. Bij deze beoordeling speelt de boomsoort ook een rol. Een paardekastanje of beuk houdt meer licht tegen dan een berk of een iep.
De realisatie gaat gepaard met een (on)acceptabel verlies van wortels. De boom raakt bijvoorbeeld belangrijke stabiliteitswortels kwijt door plaatsing van de fundering (verticale afgraving). Of een boom die afhankelijk is van het hangwater verliest een te groot deel van zijn wateropnamecapaciteit door het verwijderen van de toplaag (horizontale afgraving).
Een deel van het bouwvolume kan elders gerealiseerd worden, waardoor drastische snoei van de kroon achterwege kan blijven. Of: de geplande verbreding van de weg is niet nodig omdat dit (verkeers)knelpunt ergens anders kan worden opgelost. De praktijk wijst uit dat conflicterende belangen vaak niet ter plaatse kunnen worden opgelost, maar wel elders. De smalle tweebaansweg hoeft bijvoorbeeld niet meer verbreed te worden ten koste van de monumentale bomenrij, omdat de desbetreffende weg door een andere verkeerscirculatie eenrichtingsverkeer wordt.
Ver- of afdichting van de ondergrond is te voorkomen door een deel van het gebouw of de weg zwevend te funderen. Op de belangrijke punten van de te bouwen woning of de aan te leggen weg worden palen of putten op een grote diepte in de grond geschroefd, geheid of geboord, waarbij rekening gehouden wordt met het patroon van de belangrijke stabiliteitswortels.
Voor de aanleg van kabels en leidingen of bijvoorbeeld het vervangen van het riool kan gebruikgemaakt worden van zogeheten sleufloze technieken. Hierbij hoeft geen sleuf gegraven te worden, waardoor geen wortels worden doorsneden, maar wordt bijvoorbeeld gebruikgemaakt van de techniek van gestuurd boren onder de wortels door. Een ander alternatief is het handmatig graven ter hoogte van de kroonprojectie, waarbij alle wortels dikker dan 5 centimeter gespaard dienen te worden.
Noodzakelijke ophoging binnen de kroonprojectie kan uitgevoerd worden met behulp van bijvoorbeeld lavakorrels en beluchtingsbuizen, waardoor verstikking van onderliggende wortels wordt voorkomen. Of alleen ophogen met grof zand en dit niet te zwaar verdichten, dat wil zeggen tot een indringingsweerstand van maximaal 1,5 mpa.
Het aanstellen van een bomentoezichthouder is sterk aan te bevelen in bouw- en aanlegsituaties die meerdere fasen moeten doorlopen en/of voor onderdelen gebruikmaken van verschillende aannemers. Deze toezichthouder (een vakkundig boomverzorger) behartigt de belangen van de bomen tijdens de voorbereiding, het bouwoverleg en de uitvoering. Hij heeft de bevoegdheid handelend op te treden, indien niet conform de afspraken gewerkt wordt en dit schadelijk is voor de de bomen.
In het bestek staat welke boombeschermingsmaatregelen door de uitvoerende aannemer(s) in acht genomen moeten worden. Indien toch schade aan de houtopstand wordt toegebracht, dient deze schade door een taxateur van de Nederlandse Vereniging van Taxateurs van Bomen (NVTB) beoordeeld te worden.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/gmb-2020-53557.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.