Gemeenteblad van Boxtel
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Boxtel | Gemeenteblad 2020, 53136 | Verordeningen |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Boxtel | Gemeenteblad 2020, 53136 | Verordeningen |
Verordening Sociaal Domein 2020 Boxtel
De raad van de gemeente Boxtel;
gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 10 december 2019;
vast te stellen de Verordening Sociaal Domein Boxtel 2020.
2.2 Verwijzing door derden en spoed
Hoofdstuk 3: Werk en Participatie
3.2 Bepalingen over voorzieningen
3.3 Specifieke bepalingen over de aanspraak op voorzieningen
Hoofdstuk 4: Gezond en veilig opgroeien
4.1 Uitgangspunten bij het bieden van hulp
4.4. Criteria individuele voorzieningen
4.5 Afstemming met andere vormen van hulp
Hoofdstuk 5: Leven en wonen in een veilige en gezonde omgeving
5.1 Uitgangspunten, doelen en resultaten
5.2 Zelfstandig en veilig wonen
5.4 Begeleiding en dagbesteding
6.5 Eigen bijdrage Wmo-voorzieningen
Hoofdstuk 7: Inkomen en schulden
7.4 Individuele inkomenstoeslag
7.5 Bijdrage voor maatschappelijke activiteiten, het Welzijnsfonds
Hoofdstuk 8: Afspraken tussen inwoner en gemeente
8.1 Hoe gaan we met elkaar om?
8.2 Afspraken en verplichtingen
8.4 Beëindigen en terugvorderen voorziening
8.5 Hoe controleert de gemeente of de afspraken worden nagekomen?
Hoofdstuk 9. Kwaliteit en aanbesteding
Hoofdstuk 10: Van oud naar nieuw
10.1 Onderzoek naar de werking van de verordening
10.3 Afwijken van de verordening (hardheidsclausule)
1.1.2 Het is de taak van de gemeente om haar inwoners daarbij te helpen.
De wetgever heeft wetten gemaakt om dit te bereiken. Het gaat om de:
Deze wetten vormen de grondslag voor deze verordening. De regels in deze verordening vullen de wettelijke regels aan. Het zijn regels op hoofdlijnen die de gemeenteraad heeft vastgesteld. Soms zijn er nog extra regels nodig waarin bepaalde zaken worden uitgewerkt. Daarvoor stelt de gemeente dan nadere regels vast.
Waar in deze verordening ‘Gemeentewet’ als grondslag wordt genoemd, wordt daarmee de algemene aanvullings-bevoegdheid van de gemeenteraad bedoeld (art. 121 Gemeentewet) die het mogelijk maakt om aanvullende regels over bepaalde onderwerpen te maken.
Bij een aantal artikelen wordt ook de Algemene wet bestuursrecht (Awb) genoemd. Deze wet bevat bepalingen over onder andere de aanvraag, beslistermijnen, bezwaar en klachten.
Deze verordening is geschreven vanuit een aantal uitgangspunten. De verordening:
Bij het toepassen van de regels uit deze verordening houdt de gemeente rekening met de doelen van de genoemde wetten. De gemeente zorgt ervoor dat het resultaat van een besluit recht doet aan die doelen. De gemeente gaat daarbij uit van de volgende kernwaarden:
Per hoofdstuk wordt aangegeven welke kernwaarden de basis van de regels vormen.
Dit hoofdstuk beschrijft globaal de toegang tot het sociaal domein. Welke basisprincipes leidend zijn bij de dienstverlening en het bieden van maatwerk.
Uitgangspunt is dat alle hulpvragen die de inwoner heeft in één keer (in één gesprek met één medewerker) kunnen worden gesteld. Dit noemen we een integrale intake. Op basis van de vraagstelling wordt de verdere procedure bepaald. De inwoner wordt hierover meteen geïnformeerd. We werken waar mogelijk op basis van het principe “één gezin, één plan, één regisseur”.
Inwoners die een hulpvraag hebben op het terrein van de onder 1.1 genoemde wetten, kunnen een melding doen bij de gemeente. De inwoner kan deze melding schriftelijk, mondeling, telefonisch of digitaal doen bij het loket WegWijs. De melding zal worden doorgeleid naar het Wijkteam. Deze melding is nog niet meteen een aanvraag. Op basis van een eerste uitvraag wordt de problematiek geïnventariseerd en wordt bepaald of een integrale intake nodig is. Mogelijk wordt de inwoner verwezen wanneer de vraag bij een andere instantie hoort.
In het contact bij de eerste melding wordt bij de Quick Scan ook informatie gegeven over onafhankelijke cliëntondersteuning.
Als een melding betrekking heeft op een (mogelijke) aanvraag voor een periodieke uitkering (voor levensonderhoud) op grond van de Participatiewet of IOAW-/IOAZ-uitkering, dan wordt de inwoner verwezen naar het internetportaal op www.werk.nl. De gemeente zorgt ervoor dat inwoners goed worden geïnformeerd over de mogelijkheden om een melding te doen.
Als de melding wordt doorgeleid voor een intake dan wordt een gesprek gepland. Dit kan een telefonisch of een persoonlijk gesprek zijn. Het persoonlijk gesprek kan bij de inwoner thuis zijn (huisbezoek), als de inwoner dit wil of als dat van belang is voor de hulpvraag. De inwoner kan al zijn vragen stellen in één gesprek aan één medewerker. De verdere dienstverlening is gebaseerd op het principe één gezin, één plan, één regisseur.
Van het gesprek maakt de gemeente samen met de inwoner een verslag. Het resultaat van het gesprek is een verwijzing, het opmaken van een aanvraag of een combinatie hiervan.
De gemeente verzamelt alle gegevens over de situatie van de inwoner die nodig zijn voor het intakegesprek en het daaropvolgende onderzoek. Als het gaat om gegevens die de gemeente niet zelf kan inzien, dan vraagt de gemeente aan de inwoner om die gegevens aan te leveren. Bij de uitnodiging voor het gesprek wordt duidelijk gemaakt welke gegevens dat zijn.
De gemeente zorgt ervoor dat de medewerker die een melding of aanvraag behandelt de deskundigheid heeft die nodig is om deze melding of aanvraag goed te kunnen behandelen. Als de medewerker die deskundigheid niet heeft, zorgt de gemeente ervoor dat een deskundige een advies uitbrengt. Dit advies (deskundig oordeel) betrekt de gemeente bij de beoordeling van de aanvraag.
De procedures van de melding en de aanvraag worden in interne protocollen en instructies vastgelegd.
2.2 Verwijzing door derden en spoed
2.2.1 Verwijzing [Jeugdwet, Awb]
De gemeente zorgt ervoor dat de jeugdige jeugdhulp krijgt, als de huisarts, een medisch specialist, een jeugdarts, een gecertificeerde instelling, een medisch specialist, een kinder- of jeugd(straf)rechter, de raad voor de kinderbescherming, de Officier van Justitie of de Zorgverzekeraar de jeugdige verwijst naar jeugdhulp.
Als de jeugdige of zijn wettelijk vertegenwoordiger na een verwijzing kiest voor een aanbieder van jeugdhulp die geen contract heeft met de gemeente, en de gemeente vergelijkbare jeugdhulp in natura kan laten leveren door een aanbieder waarmee zij een contract heeft gesloten, dan zal de gemeente de kosten van de hulp in natura van de niet-gecontracteerde aanbieder niet vergoeden.
Hoofdstuk 3: Werk en Participatie
De gemeente vindt het belangrijk dat inwoners met een uitkering worden geholpen bij het vinden van algemeen geaccepteerde arbeid, als zij kunnen werken. Welke hulp dat kan zijn wordt in dit hoofdstuk beschreven. De hulpmiddelen die worden ingezet heten voorzieningen. Dit hoofdstuk gaat ook over de tegenprestatie die de gemeente van de inwoner met een uitkering kan vragen.
3.1.1 Begrippen [PW, IOAW, IOAZ]
In dit hoofdstuk wordt verstaan onder:
De doelgroep: personen die worden genoemd in artikel 7, eerste lid, onder a, van de Participatiewet.
3.1.2 Maatwerk waar nodig [PW, IOAW, IOAZ]
De gemeente beoordeelt welke voorziening voor de inwoner het beste kan worden ingezet en voor hoe lang. Daarbij kijkt de gemeente naar de omstandigheden van de inwoner, zijn eventuele beperkingen, de zorg voor kinderen, mantelzorg, wettelijke verplichtingen en de beschikbaarheid van voldoende budget.
3.2 Bepalingen over voorzieningen
3.2.2 De wettelijke voorzieningen [PW, IOAW, IOAZ]
De gemeente kan de volgende wettelijke voorzieningen gericht op re-integratie en participatie inzetten:
3.2.3 De regionaal geregelde voorzieningen [PW, IOAW, IOAZ]
De gemeente kan de volgende regionaal geregelde voorzieningen inzetten uit het Functioneel Ontwerp Werkgeversdienstverlening van de regio Noordoost-Brabant:
3.2.4 De lokaal geregelde voorzieningen [PW, IOAW, IOAZ]
De gemeente kan de volgende lokaal geregelde voorzieningen inzetten:
3.3 Specifieke bepalingen over de aanspraak op voorzieningen
3.3.1 Hulp op de werkplek van een jobcoach voor jongeren tot 27 jaar [PW, IOAW, IOAZ]
De gemeente kan een jongere die een leer-werktraject nodig heeft om de stap richting werk te zetten, hulp aanbieden die nodig is voor het volgen van een leer-werktraject. Het moet gaan om jongeren:
3.3.2 Participatievoorziening beschut werk [PW, IOAW, IOAZ]
De inwoner die nog geen beschutte werkplek kan krijgen omdat het voorgeschreven aantal beschutte werkplekken in één jaar al is gerealiseerd, heeft voorrang op inwoners voor wie later is vastgesteld dat zij in aanmerking kunnen komen voor een beschutte werkplek. Zolang er nog geen geschikte werkplek voor de inwoner beschikbaar is, kunnen andere inwoners voorgaan.
3.3.4. Vaststelling van de loonwaarde [PW, IOAW, IOAZ]
De gemeente stelt de loonwaarde vast volgens de methodiek die is vastgesteld door het regionale werkbedrijf van de arbeidsmarktregio Noordoost-Brabant.
3.3.5 Werkstage (Werkervaring) [PW, IOAW, IOAZ]
De werkervaringsplek wordt vastgelegd in een plan van aanpak dat de gemeente in overleg met de inwoner maakt. Met de werkgever wordt afgesproken welk doel de werkstage heeft, wat de werkzaamheden zijn, begin-en einddatum, afspraken over onkostenvergoedingen, verzekeringen en hoe de begeleiding plaatsvindt.
3.3.6 Proefplaatsing [PW, IOAW, IOAZ]
De gemeente kan een inwoner als proef tijdelijk en met behoud van uitkering laten werken bij een werkgever. Een proefplaatsing duurt maximaal 3 maanden met een werkweek van maximaal 40 uur per week. Deze termijn kan worden verlengd met 3 maanden als dat nodig is om een goed beeld te krijgen van de mogelijkheden van de inwoner.
3.3.9 Persoonlijke ondersteuning [PW, IOAW, IOAZ]
Bij persoonlijke coaching gaat het om begeleiding bij persoonlijke problemen of problemen in de thuissituatie. Met persoonlijke coaching wil de gemeente bereiken dat er een stabiele situatie bij de inwoner ontstaat en de inwoner gemotiveerd wordt om een vorm van financiële, sociale, medische of psychische hulpverlening te accepteren.
3.3.10 Aanzet [PW, IOAW, IOAZ]
Aanzet is een diagnose-instrument waarbij de inwoner direct aan het werk gaat op een werklocatie. Op basis van de observaties en bevindingen in de diagnosefase wordt een voorstel gemaakt voor een passend vervolgtraject waarin de inwoner met ondersteuning van de voorzieningen in dit hoofdstuk naar werk, een leertraject of een zorgtraject wordt geleid.
3.3.11 Solliciteren [PW, IOAW, IOAZ]
De gemeente organiseert jaarlijks verschillende activiteiten om een inwoner aan een baan te helpen, zoals begeleiding bij solliciteren, een banenmarkt of speeddates met werkgevers.
3.3.12 Nazorg [PW, IOAW, IOAZ]
De gemeente zorgt ervoor dat de inwoner die aan het werk gaat, ondersteund en begeleid wordt als dit nodig is om het werk te kunnen doen.
3.3.14 Low-risk-polis [PW, IOAW, IOAZ]
De Low-riskpolis biedt de werkgever in elk geval, rekening houdend met een eigen risico van twee weken per ziektemelding, een vergoeding van de loonschade gedurende de ziekteperiode van de werknemer tot het einde van de dekkingsduur. De vergoeding bedraagt niet meer dan het loon dat de werkgever op grond van artikel 7:629, eerste lid, Burgerlijk Wetboek verplicht zou zijn te betalen.
De vergoeding als bedoeld in het tweede lid zal verrekend worden met de door de gemeente verstrekte loonkostensubsidie als bedoeld in artikel 10d van de wet, zodanig dat de som van de loonkostensubsidie en aanvullende vergoeding voor de loonschade even hoog is als de hoogte van de vergoeding als bedoeld in het tweede lid.
3.3.15 Aanbodversterking [PW, IOAW, IOAZ]
Onder aanbodversterking worden re-integratieactiviteiten of re-integratievoorzieningen verstaan die nodig zijn om de inwoner de stap naar werk te laten zetten. Het kunnen diverse voorzieningen zijn.
3.3.17 Onkostenvergoeding [PW, IOAW, IOAZ]
De gemeente kent een vergoeding voor onkosten toe aan:
De inwoner zonder uitkering van de gemeente, die onkosten heeft vanwege de inzet van een voorziening in dit hoofdstuk, en die een inkomen heeft dat hoger is dan de bijstandsnorm. De vergoeding is gelijk aan de aantoonbare kosten. Bij het bepalen van de hoogte van de vergoeding wordt rekening gehouden met de nadere regels over draagkracht voor bijzondere bijstand.
Hoofdstuk 4: Gezond en veilig opgroeien
Kinderen en tieners in onze gemeente moeten zo gezond en veilig mogelijk kunnen opgroeien. Dat is in de eerste plaats de verantwoordelijkheid van hun ouders/verzorgers, de jeugdigen zelf en hun (sociale) netwerk. Daarbij staat het versterken van de eigen kracht van de jeugdigen en van het zorgend en probleemoplossend vermogen van het gezin en de sociale omgeving voorop. Als zij daarbij ondersteuning nodig hebben, dan kunnen zij zich melden bij de gemeente. Vervolgens wordt samen bekeken wat mogelijk is. Wanneer een beroep op ondersteuning of hulp nodig is dan wordt deze ondersteuning of hulp zo vroeg mogelijk aangeboden, om het beroep op dure, gespecialiseerde hulp te beperken. Met jeugdigen bedoelen we in deze verordening kinderen en tieners tot 18 jaar en jongvolwassenen van 18 tot 23 jaar die al jeugdhulp ontvingen toen zij 18 jaar waren en die deze hulp vanaf hun 18e nog nodig hebben. Dit zijn de jeugdigen zoals beschreven in artikel 1.1 van de Jeugdwet.
4.1 Uitgangspunten bij het bieden van hulp [Jeugdwet]
Algemene voorzieningen en de eigen kracht of inzet van het sociale netwerk worden eerst onderzocht en wanneer mogelijk ingezet. De algemene voorzieningen zijn gericht op preventie. Wanneer het gewenste effect niet mogelijk is wordt gekeken of jeugdigen en ouders in aanmerking komen voor een individuele voorziening.
4.2 Algemene voorzieningen [Jeugdwet]
De gemeente zorgt ervoor dat jeugdigen zoveel mogelijk gezond, kansrijk en veilig kunnen opgroeien. Om dat te bereiken biedt de gemeente aan (kwetsbare) jeugdigen, hun ouders en hun sociale netwerk de volgende algemene voorzieningen aan
Deze hulp is vrij toegankelijk. De jeugdige of zijn ouders heeft hiervoor geen verwijzing nodig.
4.3 Individuele voorzieningen [Jeugdwet]
De gemeente kan de volgende vormen van “individuele voorzieningen” aanbieden:
Deze hulp is niet vrij toegankelijk. De jeugdige of zijn ouders hebben daarvoor een verwijzing nodig van een huisarts, een medisch specialist, een jeugdarts, een gecertificeerde instelling, een medisch specialist, een kinder- of jeugd(straf)rechter, de raad voor de kinderbescherming, de Officier van Justitie, of een besluit van de gemeente.
4.4. Criteria individuele voorzieningen [Jeugdwet]
4.5 Afstemming met andere vormen van hulp [Jeugdwet]
De gemeente zorgt ervoor dat de hulp aansluit bij andere vormen van hulp die aan de jeugdige of zijn ouders wordt gegeven. Om dat te bereiken maakt de gemeente afspraken met hulpverleners, instellingen, zorgverzekeraars en andere personen of organisaties. Die afspraken gaan over:
De afspraken worden vastgelegd in een protocol of in een andere geschikte vorm.
Hoofdstuk 5: Leven en wonen in een veilige en gezonde omgeving
Inwoners met een beperking en/of met langdurige psychosociale problemen hebben soms hulp nodig om zo lang en zelfstandig mogelijk in hun eigen leefomgeving te kunnen blijven wonen.
De gemeente heeft de taak om inwoners te helpen als ze niet in staat zijn om zelf oplossingen te vinden voor knelpunten in hun woning, bij normale dagelijkse activiteiten en in de huishouding. De gemeente moet ook maatregelen nemen om ervoor te zorgen dat inwoners met een beperking zo lang mogelijk voor zichzelf kunnen zorgen (zelfredzaamheid). Het gaat om inwoners die vanwege een beperking, chronische psychische, of psychosociale problemen niet op eigen kracht, met gebruikelijke hulp, met mantelzorg of met hulp van andere personen uit zijn sociale netwerk mee kunnen doen.
5.1 Uitgangspunten, doelen en resultaten [Wmo]
De gemeente zet zich ervoor in, dat inwoners met een beperking zo lang mogelijk zelfstandig en veilig kunnen wonen, de normale dagelijkse activiteiten kunnen uitvoeren en een eigen huishouding kunnen voeren. De maatwerkvoorzieningen van de gemeente stellen de inwoner in staat om:
5.2 Zelfstandig en veilig wonen
5.2.2 Hulp bij het huishouden [Wmo]
De gemeente zorgt ervoor dat de inwoner hulp bij het huishouden kan krijgen. Hiermee wil de gemeente bereiken dat de inwoner:
5.2.3 Verplaatsen in en om de woning [Wmo]
De gemeente zorgt voor maatwerkvoorzieningen waarmee de inwoner met een beperking in staat wordt gesteld zich voldoende te verplaatsen in en om de woning, of de woning te kunnen bereiken.
5.3 Maatschappelijke opvang [Wmo]
De gemeente zorgt ervoor dat de inwoner een maatwerkvoorziening kan krijgen in de vorm van tijdelijke (maatschappelijke) opvang. Hiermee wil de gemeente bereiken dat de inwoner die de thuissituatie heeft verlaten en zich niet op eigen kracht kan handhaven in de samenleving als gevolg van psychische of psychosociale problemen, wordt opgevangen.
5.4 Begeleiding en dagbesteding [Wmo]
De hulp kan inhouden dat inwoners begeleid worden. De begeleiding kan individueel of in een groep plaatsvinden. Het betekent dat de begeleider toezicht houdt op de dagelijkse gang van zaken en de inwoner helpt om op een goede manier met zijn omgeving te communiceren. De begeleider kan ook helpen bij normale (dagelijkse) activiteiten, zoals het structureren van de dag, het doen van de administratie en het beheren van de financiën, maar neemt deze niet volledig over.
De hulp houdt in dat inwoners geholpen worden bij het vervoer dicht bij huis zodat ze mee kunnen doen, mensen kunnen ontmoeten en sociale verbanden aan kunnen gaan. Om vervoer voor inwoners die dat nodig hebben beschikbaar en betaalbaar te houden kijkt de gemeente eerst of een vervoersprobleem opgelost kan worden met collectief vervoer, voordat andere voorzieningen aan de orde kunnen komen.
De hulp die de gemeente geeft is in principe ‘in natura’: de gemeente zorgt ervoor dat er hulp wordt ingezet. Dat kan in de vorm van een dienst zijn (bijvoorbeeld hulp in de huishouding), maar het is ook mogelijk dat er een product wordt gegeven (bijvoorbeeld een rolstoel). Daarnaast kan de hulp in de vorm van geld worden gegeven (inkomenstoeslag) of als een persoonsgebonden budget.
In dit hoofdstuk is geregeld op welke manier de gemeente de hulp geeft. Ook is geregeld wanneer de gemeente een financiële bijdrage aan de inwoner kan vragen.
6.1 Vormen van hulp [Jeugdwet, Wmo, PW, IOAW, IOAZ, Wgs, Gemeentewet]
De inwoner die hulp van de gemeente krijgt, ontvangt hulp in natura (een dienst of een product), in geld, in bruikleen of in eigendom, tenzij in de wet of in deze verordening anders is bepaald. In de toekenningsbeschikking wordt de vorm van de hulp vermeld.
6.3 Hulp in geld [Wmo, PW, IOAW, IOAZ, Gemeentewet, Awb]
De betaling wordt gedaan op het bankrekeningnummer dat de inwoner heeft doorgegeven, tenzij het doel van de betaling alleen maar op een andere manier kan worden bereikt. Dan kan de gemeente het geld op een andere manier, in een andere vorm betalen of aan een andere persoon of een leverancier betalen.
6.4.3 Hoogte en tarief persoonsgebonden budget Wmo [Wmo]
wordt berekend op basis van een prijs of tarief waarmee redelijkerwijs is verzekerd dat het pgb toereikend is om veilige, doeltreffende en kwalitatief goede diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen, die tot de maatwerkvoorziening behoren, van derden te betrekken, en wordt zo nodig aangevuld met een vergoeding voor onderhoud en verzekering, en
6.4.5 Pgb bij hulp door personen uit het sociale netwerk [Jeugdwet, Wmo]
De in dit hoofdstuk genoemde pgb-tarieven voor hulp van een persoon uit het sociaal netwerk zijn niet lager dan het minimum uurloon inclusief vakantietoeslag, zoals bedoeld in de Wet Minimumloon en minimumvakantiebijslag voor een persoon van 22 jaar of ouder met een 36-urige werkweek.
6.4.6 Kwaliteitseisen voor formele hulp met pgb [Jeugd, Wmo]
De kwaliteit van de met het pgb ingekochte ondersteuning voldoet minimaal aan de eisen die de gemeente stelt aan de gecontracteerde zorgaanbieders die vergelijkbare ondersteuning leveren. Zorgverleners die zorg verlenen die wordt betaald uit een pgb:
Hoofdstuk 7: Inkomen en schulden
De gemeente heeft een financieel vangnet voor inwoners die te weinig inkomen en vermogen hebben om de dagelijkse kosten te betalen: een maandelijkse bijstandsuitkering. Deze inwoners en andere inwoners met een lastige financiële situatie kunnen bij de gemeente een aantal aanvullende uitkeringen en toeslagen aanvragen. In dit hoofdstuk worden de belangrijkste extra’s geregeld. Voor een aantal extra’s wordt een inkomensgrens genoemd. Dit is geen harde grens, maar een uitgangspunt (kompas) bij het beoordelen van aanvragen. Inwoners die in een vergelijkbare financiële situatie zitten als inwoners met een inkomen onder de inkomensgrens, kunnen vaak ook geholpen worden. Dat beoordeelt de gemeente per situatie. Daarnaast geven we enkele basisregels voor de hulp die de gemeente kan bieden bij een schuldenprobleem.
7.1 Minimabeleid [PW, Wgs, Gemeentewet]
In deze paragraaf wordt beschreven waar de gemeente rekening mee houdt bij het maken en uitvoeren van beleid om armoede en schulden in de gemeente te voorkomen en tegen te gaan.
Studenten met een beperking hebben vaak moeite om hun inkomen te verbeteren. Ze kunnen vanwege de beperking niet werken naast hun studie. Een bijbaan is voor hen ook vaak niet te combineren met studie vanwege de beperking. In deze paragraaf geeft de gemeente aan voor welke studenten de studietoeslag is bedoeld, welk bedrag toegekend kan worden en hoe dat wordt uitbetaald.
7.3.2 Vaststelling beperking [PW]
Nadat de student een aanvraag heeft ingediend, onderzoekt de gemeente of de medische beperking van de student zodanig is dat hij naast de studie structureel niet kan bijverdienen.
De gemeente doet dat aan de hand van gegevens die zij van de student of van andere instanties heeft gekregen. Als die gegevens niet duidelijk genoeg zijn, vraagt de gemeente aan een deskundige om een advies te geven.
7.4 Individuele inkomenstoeslag [PW]
Voor inwoners die al jaren moeten rondkomen van een laag inkomen en geen uitzicht hebben op verbetering van hun inkomen, is de individuele inkomenstoeslag bedoeld. De toeslag kan jaarlijks worden aangevraagd. Hier is beschreven voor welke inwoners de individuele inkomenstoeslag is bedoeld en welke aanvullende voorwaarden er gelden.
Bij de individuele inkomenstoeslag van artikel 36 van de Participatiewet wordt verstaan onder:
Een verzoek voor een individuele inkomenstoeslag wordt ingediend via een aanvraagformulier met de bewijsstukken die nodig zijn.
Een inwoner komt niet in aanmerking voor een individuele inkomenstoeslag als aan deze inwoner in het jaar dat vooraf gaat aan de peildatum een maatregel is opgelegd omdat hij zich niet heeft gehouden aan een arbeids- of re-integratieverplichting als bedoeld in de Participatiewet en/of de deze verordening.
7.5 Bijdrage voor maatschappelijke activiteiten, het Welzijnsfonds [Gemeentewet]
Om actief deel te kunnen nemen aan de samenleving is het belangrijk dat inwoners meedoen aan maatschappelijke activiteiten. Hieraan zijn meestal kosten verbonden. Inwoners met een laag inkomen kunnen een vergoeding krijgen om te sporten en om mee te doen aan culturele, religieuze en andere maatschappelijke activiteiten. Ook abonnementen op kranten, tijdschriften, telefoon en internet en hiermee vergelijkbare uitgaven kunnen worden gedeclareerd. Alleen werkelijk betaalde kosten komen in aanmerking voor de bijdrage.
7.5.7 Terugvordering [Gemeentewet]
Indien de inwoner onjuiste inlichtingen heeft verstrekt op basis waarvan aan hem ten onrechte de bijdrage is toegekend of indien inwoner desgevraagd de bewijsstukken niet overlegt waaruit blijkt dat hij de kosten waarvoor de bijdrage werd verstrekt, daadwerkelijk heeft gemaakt, of wanneer een onverschuldigde betaling aan hem is gedaan, vordert de gemeente de kosten van de bijdrage geheel of gedeeltelijk terug.
De gemeente heeft de taak om inwoners met schuldproblemen te helpen. Inwoners kunnen daarom de gemeente om hulp vragen bij het vinden van een oplossing voor hun schulden. Hieronder zijn de belangrijkste uitgangspunten genoemd die de gemeente toepast als inwoners om hulp vragen.
Hoofdstuk 8: Afspraken tussen inwoner en gemeente
Dit hoofdstuk gaat over de manier waarop de gemeente en de inwoner met elkaar omgaan. Het gaat over de manier waarop de gemeente zich moet gedragen en wat er van de inwoner wordt verwacht. Als de inwoner rechten heeft, dan staan daar vaak plichten tegenover. Houdt de inwoner daar onvoldoende rekening mee, dan kan de gemeente de uitkering of voorziening beëindigen, terugvorderen of verlagen.
8.1 Hoe gaan we met elkaar om?
8.1.1 De rol van de gemeente [Jeugdwet, Wmo, PW, IOAW, IOAZ, Wgs, Gemeentewet, Awb]
De gemeente reageert op een professionele manier op gedrag van de inwoner dat niet getolereerd kan worden. De gemeente zorgt voor het volgende:
De gemeente stuurt de inwoner een brief met daarin duidelijk vermeld wat de gemeente gaat doen als reactie op het gedrag, wat dit precies betekent voor de inwoner en wat de inwoner daartegen kan doen. De gemeente maakt de inwoner ook duidelijk op welke manier hij het gedrag kan aanpassen, zodat de relatie hersteld wordt en de gemeente de dienstverlening, als deze gestopt is, zal voortzetten.
8.1.2 De rol van de inwoner [Jeugdwet, Wmo, PW, IOAW, IOAZ, Wgs, Gemeentewet, Awb]
8.2 Afspraken en verplichtingen
8.2.2 Verjaring [PW, IOAW, IOAZ, Awb]
De gemeente verlaagt de uitkering niet als het gedrag van de inwoner meer dan een jaar geleden heeft plaatsgevonden of als het gedrag hem niet te verwijten is.
8.2.3 Ingangsdatum en periode verlaging [PW, IOAW, IOAZ, Awb]
De gemeente verlaagt de uitkering met ingang van de kalendermaand na de maand waarin de gemeente het besluit tot verlaging aan de inwoner per brief bekend heeft gemaakt. Het is mogelijk dat de verlaging al in dezelfde maand of over eerdere maanden wordt toegepast. Dat kan als de uitkering voor die maand(en) nog niet is uitbetaald of met een herzienings- of terugvorderingsbesluit.
8.2.4 Berekening verlaging [PW, IOAW, IOAZ, Awb]
Als de inwoner maandelijks bijzondere bijstand ontvangt, kan de gemeente de bijzondere bijstand verlagen met een percentage van de bijzondere bijstand. Gaat het om eenmalige bijzondere bijstand, dan kan de gemeente die bijstand weigeren als de bijstand nodig is vanwege verwijtbaar gedrag van de inwoner.
8.2.5 Niet nakomen wettelijke arbeidsverplichtingen [PW, Awb]
De gemeente verlaagt de uitkering één maand als de inwoner een arbeidsverplichting uit artikel 18, vierde lid, van de Participatiewet niet voldoende nakomt. Die verlaging is 100% van de uitkeringsnorm.
8.2.6 Niet nakomen andere arbeidsverplichtingen [PW, IOAW, IOAZ, Awb]
Als de gemeente de IOAW- of IOAZ-uitkering tijdelijk of blijvend kan weigeren omdat de inwoner verwijtbaar werkloos is, dan wordt de uitkering niet met toepassing van het vierde lid verlaagd, maar tijdelijk of blijvend geweigerd. Het bedrag van de weigering is even hoog als het inkomen dat de inwoner zou hebben kunnen ontvangen als hij niet verwijtbaar werkloos was geworden of gebleven.
8.2.9 Zeer ernstig misdragen [PW, IOAW, IOAZ, Awb]
De gemeente verlaagt de uitkering van een inwoner die zich zeer ernstig misdraagt tegenover personen en instanties die de Participatiewet, de IOAW en IOAZ uitvoeren. De uitkering wordt één maand verlaagd met 100% van de uitkeringsnorm.
8.2.11 Samenloop van gedragingen [PW, IOAW, IOAZ, Awb]
Als sprake is van één gedraging die schending oplevert van zowel een in deze verordening of artikel 18, vierde lid, van de Participatiewet genoemde verplichting, of een in artikel 17, eerste lid, van de Participatiewet genoemde verplichting, dan wordt geen verlaging opgelegd, voor zover voor die schending een bestuurlijke boete wordt opgelegd.
Als sprake is van meerdere gedragingen die schending opleveren van zowel een in deze verordening of artikel 18, vierde lid, van de Participatiewet genoemde verplichting, of een in artikel 17, eerste lid, van de Participatiewet genoemde verplichting, waarvoor een bestuurlijke boete kan worden opgelegd, dan wordt voor iedere gedraging een afzonderlijke verlaging opgelegd, tenzij de omstandigheden van de inwoner naar het oordeel van de gemeente aanleiding zijn om de verlagingen op te leggen in achtereenvolgende maanden.
8.2.12 Herhaling (recidive) [PW, IOAW, IOAZ, Awb]
De duur van de verlaging wordt verdubbeld als de uitkering binnen twaalf maanden na de datum van het besluit waarmee de verlaging is opgelegd opnieuw wordt verlaagd. De duur wordt ook verdubbeld als de gemeente de eerdere verlaging vanwege dringende redenen van de inwoner heeft gewijzigd in € 0,-. Een verlaging op grond van artikel 8.2.5 kan maximaal 3 maanden worden toegepast.
8.2.13 Uitkeringsgerechtigden boven de pensioengerechtigde leeftijd met een uitkering via de SVB
Als een inwoner een uitkering op grond van Participatiewet ontvangt van de Sociale Verzekeringsbank (SVB) dan zijn de vorige artikelen niet van toepassing, maar is het maatregelenbeleid van de SVB van toepassing.
8.5 Hoe controleert de gemeente of de afspraken worden nagekomen?
8.5.1 Uitgangspunten [Jeugdwet, Wmo, PW, IOAW, IOAZ, Wgs, Gemeentewet]
Om de doelen van de wetten te bereiken, is het belangrijk, dat inwoners hun verplichtingen nakomen en dat de gemeente inwoners daarbij helpt. De gemeente doet dat door:
8.5.3 Voorkomen van fraude [Jeugdwet, Wmo, PW, IOAW, IOAZ]
De gemeente streeft ernaar om fraude te voorkomen (preventie). Daarom informeert de gemeente inwoners op een gepaste manier over rechten en plichten en over de gevolgen van misbruik en oneigenlijk gebruik van uitkeringen en voorzieningen.
8.5.5 Privacy [Jeugdwet, Wmo, PW, IOAW, IOAZ]
De gemeente stelt voor onderzoeksmethoden die vaak worden toegepast protocollen op. Het gaat in ieder geval om protocollen voor de inzet van:
De protocollen moeten ervoor zorgen dat er geen ongeoorloofde inbreuk op het privéleven van inwoners plaatsvindt. De gemeente maakt de protocollen openbaar.
Hoofdstuk 9: Kwaliteit en aanbesteding
De diensten en producten die de gemeente levert, moeten van goede kwaliteit zijn. Diensten moeten aansluiten bij de behoefte van de inwoner. Producten moeten degelijk en goed bruikbaar zijn. De gemeente moet zich bij de inkoop van diensten en producten aan bepaalde regels houden. Dit hoofdstuk gaat over de kwaliteit, de inkoop en de aanbesteding van diensten en producten.
9.2 Inkoop en aanbesteding [Wmo]
Hoofdstuk 10: Van oud naar nieuw
In dit hoofdstuk zijn de laatste bepalingen opgenomen. Hier wordt geregeld welke verordeningen vervangen worden door deze verordening en wanneer deze verordening ingaat. Hier is ook opgenomen dat de gemeente bepalingen uit deze verordening kan uitwerken of verder invullen, dat met regelmaat beoordeeld wordt of de verordening nog goed werkt, wat de officiële naam is van deze verordening en dat de gemeente van deze verordening kan afwijken als dit echt nodig is.
10.1 Onderzoek naar de werking van de verordening [Gemeentewet]
De gemeente onderzoekt met enige regelmaat of de verordening voldoende bijdraagt aan de doelen die de gemeente wil bereiken. Om dat te kunnen nagaan verzamelt de gemeente systematisch informatie over alles wat van belang is om tot een goede evaluatie te komen. De gemeente houdt zich daarbij aan de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG).
10.2 Uitvoeringsregels [Gemeentewet]
De gemeente kan uitvoeringsregels maken over de onderwerpen die in deze verordening zijn geregeld. Deze uitvoeringsregels kunnen de vorm hebben van beleidsregels of van een (nadere) regeling. Beleidsregels geven aan hoe de gemeente met een bepaalde bevoegdheid omgaat. Met een (nadere) regeling worden bepaalde regels van de verordening verder uitgewerkt. De mogelijkheid om deze uitvoeringsregels te maken wordt begrensd door de wet.
10.3 Afwijken van de verordening (hardheidsclausule) [Gemeentewet]
De gemeente kan afwijken van een bepaling uit deze verordening als toepassing van die bepaling een onredelijke uitkomst heeft voor de inwoner of voor een ander die direct bij het besluit betrokken is. Een uitkomst is in ieder geval onredelijk als de doelen van de in 1.1 genoemde wetten of de doelen van deze verordening door het toepassen van de regels juist niet worden gehaald.
10.4 Intrekken oude verordeningen [Gemeentewet]
De volgende verordeningen van de gemeente Boxtel worden ingetrokken op de datum dat deze verordening in werking treedt:
10.5 Overgangsrecht [Gemeentewet]
Voor een aanvraag op grond van de Participatiewet, de IOAW en de IOAZ die is ingediend vóór 1 januari 2020 geldt dat de gemeente deze afhandelt volgens de ingetrokken verordening. Maar als een besluit volgens deze nieuwe verordening gunstiger uitpakt voor de inwoner, past de gemeente deze verordening toe.
In deze verordening worden allerlei begrippen gebruikt. Deze begrippen hebben dezelfde betekenis als in de wetten waarop deze verordening is gebaseerd. Waarom deze begrippenlijst?
Algemeen gebruikelijke voorziening: een voorziening die niet speciaal bedoeld is voor mensen met een beperking én die gewoon verkrijgbaar is én niet veel duurder is dan vergelijkbare voorzieningen én waarover een ‘gezonde’ persoon in dezelfde omstandigheden ook zou kunnen beschikken.
Andere voorziening: een voorziening waarop de inwoner een beroep kan doen voor de hulp die hij nodig heeft, anders dan een maatwerkvoorziening van deze verordening. Het gaat om voorzieningen die buiten de regeling liggen van de aangevraagde voorziening of om voorzieningen die binnen het bereik van die regeling liggen, maar vrij toegankelijk zijn voor de inwoner. Dat kan een andere uitkering zijn, een algemeen gebruikelijke, algemene of collectieve voorziening, of voorzieningen als alimentatie en toeslagen.
Arbeidsinschakeling: aan het werk (kunnen) gaan.
Arbeidsverplichting: de verplichting om mee te werken aan de arbeidsinschakeling of het leveren van een tegenprestatie, als bedoeld in artikel 9 van de Participatiewet.
Armoedeval: achteruitgang in inkomen als een inwoner met een uitkering een baan aanneemt op of rond het minimumloon. Dit komt door het wegvallen van tegemoetkomingen van de gemeente of van toeslagen zoals huurtoeslag en zorgtoeslag.
Beperking: de vermindering van mogelijkheden waardoor een belemmering ontstaat in het sociaal-maatschappelijk functioneren.
Beslagvrije voet: de beslagvrije voet zoals omschreven in artikel 475d van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering.
Bijstandsnorm: de maximale hoogte van de bijstandsuitkering bedoeld in artikel 5, onderdeel c van de Participatiewet die voor de inwoner van toepassing is. De hoogte hangt af van de woon- en leefsituatie en de leeftijd van de inwoner.
Bijstandsuitkering: de algemene bijstand voor levensonderhoud, bedoeld in artikel 5, onderdeel b van de Participatiewet. Gaat het om een jongere van 18 tot 21 jaar, dan wordt met bijstandsuitkering bedoeld: de algemene bijstand plus de aanvullende bijzondere bijstand op grond van artikel 12 van de Participatiewet.
CAK: Centraal Administratie Kantoor.
Cliëntondersteuning: hulp aan een inwoner door een onafhankelijke professional in de vorm van informatie, advies en algemene ondersteuning. De hulp aan de inwoner is gericht op het benutten van diensten die door gemeenten en andere organisaties worden geleverd op het gebied van maatschappelijke ondersteuning, preventieve zorg, zorg, jeugdhulp, onderwijs, welzijn, wonen, werk en inkomen (artikel 1.1.1 van de Wmo).
Collectief taxivervoer: vervoer van deur tot deur, op afroep en met een deeltaxi (ook wel collectief vraagafhankelijk vervoer genoemd).
Computer: een elektronisch apparaat voor gegevensverwerking, zoals een desktop, laptop of een tablet (geen smartphone).
Diploma: een havo-, vwo-, of mbo-diploma.
Effect: het resultaat of het doel.
Fraude: het verstrekken van onjuiste en/of onvolledige gegevens, of het verzwijgen of niet (op tijd) verstrekken van gegevens. Het gaat om gegevens die nodig zijn om te bepalen of er recht op een uitkering of een voorziening is, en om de duur en hoogte van die uitkering of voorziening vast te stellen. Als gevolg hiervan wordt een uitkering of voorziening helemaal of gedeeltelijk ten onrechte verstrekt.
Gebruikelijke hulp: de hulp die over het algemeen mag worden verwacht van de echtgenoot, ouders, inwonende kinderen of andere huisgenoten. Voor de Jeugdwet wordt met ouders ook andere opvoeders en verzorgers bedoeld. De dagelijkse verzorging en/of opvoeding die (pleeg)ouders/ wettelijke vertegenwoordigers aan kinderen geacht worden te bieden.
Geldig identiteitsbewijs: een document waarmee de inwoner zich kan identificeren. Dit kan per voorziening verschillen.
Gemeente: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Boxtel.
Gesprek: gesprek waarin de inwoner zijn hulpvraag, zijn persoonlijke situatie en het effect dat hij wil bereiken bespreekt.
Hulp: ondersteuning bij de arbeidsinschakeling of inkomensondersteuning als bedoeld in artikel 7 van de Participatiewet, maatschappelijke ondersteuning als bedoeld in artikel 1.1.1 van de Wmo, jeugdhulp als bedoeld in artikel 1.1 van de Jeugdwet, of schuldhulpverlening als bedoeld in artikel 1 van de Wgs.
Hulpvraag: de behoefte aan ondersteuning die de inwoner bij de melding heeft.
Inkomen: het inkomen, bedoeld in de artikelen 32 en 33 van de Participatiewet.
Inspraak: inspraak als bedoeld in artikel 150 van de Gemeentewet.
Integrale intake: het gesprek waarin de inwoner zijn hulpvragen op alle leefgebieden aan één medewerker kan stellen.
Inwoner: de persoon die een direct belang heeft bij een besluit van de gemeente (artikel 1:2, eerste lid van de Algemene wet bestuursrecht). Als de inwoner een hulpvraag heeft die nog niet heeft geleid tot een verzoek om een besluit te nemen of tot feitelijk handelen door de gemeente, dan wordt met inwoner bedoeld: degene die als ingezetene in de basisregistratie personen van de gemeente is ingeschreven, of, als het gaat om hulp op grond van de Participatiewet, de IOAW of de IOAZ: degene die woonplaats heeft in de gemeente, volgens de regels van artikel 10, eerste en elfde lid, van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek.
IOAW: Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers.
IOAZ: Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen.
Jeugdhulp: hulp als bedoeld in artikel 1.1 van de Jeugdwet.
Jeugdige: met jeugdigen bedoelen we in deze verordening kinderen en tieners tot 18 jaar en jongvolwassenen van 18 tot 23 jaar die al jeugdhulp ontvingen toen zij 18 jaar waren en die deze hulp vanaf hun 18e nog nodig hebben. Dit zijn de jeugdigen zoals beschreven in artikel 1.1 van de Jeugdwet.
Kostendelersnorm: norm voor de hoogte van een uitkering volgens artikel 22a van de Participatiewet. Naarmate meer mensen in een huis wonen, ontvangt iedere afzonderlijke inwoner een lagere uitkering omdat meer mensen de kosten kunnen delen.
Levensonderhoud: de dagelijkse bestaanskosten, zoals kosten voor voeding, kleding, huur, energie, water en (zorg)verzekeringen.
Leverancier: de natuurlijke persoon of rechtspersoon die goederen of diensten levert tegen betaling.
Loket WegWijs: het centrale loket van de gemeente, bereikbaar via één telefoonnummer, waar inwoners zich kunnen melden met een vraag over zorg, maatschappelijke ondersteuning, jeugd- en gezinsvragen, bijzondere bijstand en minimavoorzieningen.
Loonwaarde: vastgesteld percentage van het wettelijk minimumloon voor de door een persoon, die tot de doelgroep loonkostensubsidie behoort, verrichte arbeid in een functie naar evenredigheid van de arbeidsprestatie in die functie van een gemiddelde werknemer met een soortgelijke opleiding en ervaring, die niet tot de doelgroep loonkostensubsidie behoort.
Maatwerkvoorziening: een op de inwoner afgestemde voorziening.
Mantelzorg: De hulp ten behoeve van zelfredzaamheid, participatie, beschermd wonen, opvang, jeugdhulp, het opvoeden en opgroeien van jeugdigen en zorg en overige diensten als bedoeld in de Zorgverzekeringswet, die rechtstreeks voortvloeit uit een tussen personen bestaande sociale relatie en die niet wordt verleend in het kader van een hulpverlenend beroep (artikel 1.1.1 Wmo). Doorgaans zijn mantelzorgers personen met wie de inwoner regelmatig contact houdt. De mantelzorger en de inwoner hoeven niet per se in één huis te wonen.
Medewerker: de persoon die namens de gemeente van burgemeester en wethouders optreedt.
NIBUD-prijzengids: een handboek dat wordt uitgegeven door het NIBUD. In deze gids staan gangbare, actuele prijzen van producten en diensten.
Persoonlijke situatie: alle omstandigheden, mogelijkheden en persoonskenmerken van de inwoner die van belang zijn, inclusief de behoefte van de inwoner en de godsdienstige en levensbeschouwelijke overtuiging.
Ondersteuningsplan: een plan van aanpak dat de gemeente opstelt, waarin de knelpunten staan die de inwoner in het maatschappelijk leven ervaart, waarin de gewenste hulp wordt geïnventariseerd en de gemeente mogelijke oplossingen aandraagt.
Ouders/verzorgers: daar waar gesproken wordt over ouders bedoelen wij hiermee ook de verzorgers van kind en of jeugdige.
Persoonlijk plan: een plan van aanpak dat de inwoner opstelt, waarin de knelpunten staan die de inwoner ervaart en de gewenste hulp wordt geïnventariseerd. Gaat het om jeugdhulp, dan wordt hieronder verstaan: een familiegroepsplan.
Pgb: persoonsgebonden budget, een geldbedrag waarmee iemand zelf hulp(middelen) in kan kopen.
Pgb-plan: een plan van aanpak dat de inwoner opstelt over de hulp die hij nodig heeft en die hij met het pgb wil inkopen. In het plan geeft de inwoner onder andere aan welke hulpverlener op welke manier en op welke momenten de noodzakelijke hulp gaat geven en hoe de kwaliteit en de continuïteit van die hulp gewaarborgd worden.
Professional: iemand die beroepsmatig hulp verleent.
Samenwonen: een gezamenlijke huishouding voeren als bedoeld in artikel 3 van de Participatiewet.
Sociaal netwerk: huisgenoten of andere personen met wie de inwoner een sociale relatie onderhoudt (inclusief mantelzorgers).
Startkwalificatie: een havo-, vwo- of mbo-diploma niveau 2.
SVB: Sociale verzekeringsbank.
Tegemoetkoming voor arbeidsongeschikten: de tegemoetkoming die UWV verstrekt aan inwoners met een WIA-, WAO-, Wajong- of WAZ-uitkering die 35% of meer arbeidsongeschikt zijn, recht hebben op hulp om werk te vinden of te behouden, of recht op hulp om te studeren (artikel 63a van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen, artikel 65l van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering, artikel 67i van de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen, artikel 3:75 van de Wet werk en arbeidsondersteuning jonggehandicapten).
Uitkering: de bijstandsuitkering, de IOAW- of de IOAZ-uitkering.
Uitkeringsnorm: de voor de inwoner in zijn situatie maximale hoogte van een uitkering; dit is de bijstandsnorm uit de Participatiewet of de grondslag bedoeld in de IOAW of IOAZ. Gaat het om een jongere van 18 tot 21 jaar, dan wordt met uitkeringsnorm bedoeld: de bijstandsnorm plus de aanvullende bijzondere bijstand op grond van artikel 12 van de Participatiewet.
Vermogen: totaal aan bezit in geld en goederen; het vermogen als bedoeld in artikel 34 van de Participatiewet.
Verwervingskosten: kosten die noodzakelijk zijn om een betaalde baan te kunnen verkrijgen of behouden.
Verwijtbaar werkloos: werk niet behouden of accepteren, zoals omschreven in artikel 20 eerste lid van de IOAW of van de IOAZ.
Voorziening: hulp in de vorm van een dienst, activiteit, product, pgb of geldbedrag.
Vrij toegankelijke hulp: hulp die beschikbaar is zonder verwijzing van een huisarts, medisch specialist, jeugdarts of besluit van de gemeente.
Wet: de Participatiewet, de IOAW, de IOAZ, de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening, de Wet maatschappelijke ondersteuning, de Jeugdwet, de Algemene wet bestuursrecht of de Gemeentewet.
Wettelijk minimumloon: het minimumloon per maand, zoals dit is omschreven in artikel 8, eerste lid, onderdeel a, van de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag. Als het om een werknemer jonger dan 21 jaar gaat, het voor zijn leeftijd geldende minimumloon per maand, zoals het is omschreven in artikel 7, derde lid, en artikel 8, derde lid, van die wet.
Wgs: Wet gemeentelijke schuldhulpverlening.
Wijkteam: team van gemeentelijk medewerkers, werkzaam voor een bepaalde wijk of een afgebakend gebied van de gemeente, waarin alle vragen met betrekking tot zorg, maatschappelijke ondersteuning, jeugd, gezin, bijzondere bijstand en minimavoorzieningen worden behandeld.
Wlz-instelling: een zorginstelling die op grond van de Wet langdurige zorg gefinancierd wordt, zoals een verpleeg- of verzorgingshuis.
Wmo 2015: Wet maatschappelijke ondersteuning 2015.
Wmo-hulp: de maatschappelijke ondersteuning, bedoeld in artikel 1.1.1 van de Wmo.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/gmb-2020-53136.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.