Regeling van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Zutphen houdende bepalingen over de wijziging van de Beleidsvoorschriften werk, inkomen en participatie gemeente Zutphen 2019 (Beleidsvoorschriften werk, inkomen en participatie gemeente Zutphen 2019 (3e wijziging))

 

Ons kenmerk: 159233

 

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Zutphen,

 

overwegende, dat het gelet op wijzigingen in de Participatiewet en de noodzaak een aantal redactionele verbeteringen aan te brengen, gewenst is regels aan te passen;

 

gelezen het advies van de Brede Adviesraad Sociaal Domein van 21 januari 2020;

 

gelet op artikel(en) 6.1 van de Verzamelverordening werk en inkomen gemeente Zutphen 2017;

 

gelet op artikel 4:81 e.v. van de Algemene wet bestuursrecht;

 

b e s l u i t :

 

vast te stellen de

 

Regeling van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Zutphen houdende bepalingen over de wijziging van de Beleidsvoorschriften werk, inkomen en participatie gemeente Zutphen 2019 (Beleidsvoorschriften werk, inkomen en participatie gemeente Zutphen 2019 (3e wijziging))

 

Artikel I Wijziging regeling

De Beleidsvoorschriften werk, inkomen en participatie gemeente Zutphen 2019 wordt als volgt gewijzigd:

A. Paragraaf 1.7.5 wordt gewijzigd als volgt:

Oude tekst

Nieuwe tekst

Wat is de hoogte van de loonkostensubsidie?

De berekening van de loonkostensubsidie gaat volgens de volgende rekenformule:

  • 1.

    Bepalen loonwaarde

  • 2.

    Loonwaarde = percentage van het wettelijk minimum (jeugd)loon (inclusief 8% vakantietoeslag)

  • 3.

    Wettelijk minimumloon (inclusief 8% vakantietoeslag) minus loonwaarde = hoogte loonkostensubsidie (ex vergoeding werkgeverslasten)

  • 4.

    vergoeding werkgeverslasten = 23,5 % van loonkostensubsidie

  • 5.

    Stap 3 en 4 optellen = de loonkostensubsidie

 

De loonkostensubsidie is maximaal 70 procent van het wettelijk minimumloon. De werkgever ontvangt daarnaast een vergoeding voor de werkgeverslasten (op dit moment 23,5 procent van de loonsom waarover loonkostensubsidie wordt verstrekt). Het eventuele verschil tussen minimumloon en cao-loon komt voor rekening van de werkgever.

Wat is de hoogte van de loonkostensubsidie?

De berekening van de loonkostensubsidie gaat volgens de volgende rekenformule:

  • 1.

    Bepalen loonwaarde

  • 2.

    Loonwaarde = percentage van het wettelijk minimum (jeugd)loon (inclusief 8% vakantietoeslag)

  • 3.

    Wettelijk minimumloon (inclusief 8% vakantietoeslag) minus loonwaarde = hoogte loonkostensubsidie (ex vergoeding werkgeverslasten)

  • 4.

    vergoeding werkgeverslasten = het percentage genoemd in artikel 1 van de Regeling loonkostensubsidie Participatiewet

  • 5.

    Stap 3 en 4 optellen = de loonkostensubsidie

 

De lonkostensubsidie is maximaal 70 procent van het wettelijk minimumloon. De werkgever ontvangt daarnaast een vergoeding voor de werkgeverslasten. Dit is het percentage genoemd in artikel 1 van de Regeling loonkostensubsidie Participatiewet. Hierin is de hoogte vastgelegd van de in artikel 10d, vierde en vijfde lid, van de Participatiewet genoemde vergoeding voor werkgeverslasten.

 

B. Paragraaf 1.13.2.1, onder c, wordt gewijzigd als volgt:

Oude tekst

Nieuwe tekst

De kinderopvang is noodzakelijk op sociale of medische gronden. Die noodzaak is vastgesteld door het Centrum voor Jeugd en Gezin (Yunio). In het advies van Yunio wordt ook aangegeven in hoeverre kinderopvang noodzakelijk is.

De kinderopvang is noodzakelijk op sociale of medische gronden. Die noodzaak is vastgesteld door Yunio. In het advies van Yunio wordt ook aangegeven in hoeverre kinderopvang noodzakelijk is.

 

C. Paragraaf 4.3.4 wordt gewijzigd als volgt:

Oude tekst

Nieuwe tekst

[…]

Uitzondering: de jonggehandicaptenkorting is geen middel voor personen tot 27 jaar. Deze wordt vrijgelaten.

[…]

[…]

Uitzondering: de jonggehandicaptenkorting is geen middel voor personen vanaf 27 jaar. Deze wordt vrijgelaten.

[…]

 

D. Paragraaf 6.3.5 wordt gewijzigd als volgt:

Oude tekst

Nieuwe tekst

Nadat alle feiten en omstandigheden met betrekking tot de overtreding tegen elkaar afgewogen zijn, kan het boete-onderzoek worden afgerond. De beslissing over de boete wordt aan de klant bekendgemaakt door middel van een besluit. Tegen dat besluit kan de klant bezwaar maken en later beroep bij de rechtbank Gelderland instellen, als de klant het met de uitkomst van de bezwaarprocedure niet eens is. Het instellen van bezwaar of beroep leiden er niet toe dat de invordering van de boete opgeschort wordt.

Nadat alle feiten en omstandigheden met betrekking tot de overtreding tegen elkaar afgewogen zijn, kan het boete-onderzoek worden afgerond. De beslissing over de boete wordt aan de klant bekendgemaakt door middel van een besluit dat binnen 13 weken verzonden wordt nadat de klant van het voornemen een boete op te leggen in kennis is gesteld. Overschrijding van deze termijn schaadt de rechtszekerheid van de belanghebbende en vraagt erom dat bij matiging van de boete wordt stilgestaan. De matiging is gebaseerd op het “Stappenplan bestuurlijke boete” van de VNG. Tegen het besluit kan de klant bezwaar maken en later beroep bij de rechtbank Gelderland instellen, als de klant het met de uitkomst van de bezwaarprocedure niet eens is. Het instellen van bezwaar of beroep leiden er niet toe dat de invordering van de boete opgeschort wordt.

 

E. Paragraaf 8.1.6 wordt gewijzigd als volgt:

Oude tekst

Nieuwe tekst

Aan de cursieve kopjes van paragraaf 8.1.6 wordt een nummering toegevoegd; deze ontbreekt.

Invordering

Volgorde invordering

Verrekening

Uitstel van betaling

Aflossingscapaciteit

De cursieve kopjes van paragraaf 8.1.6 zijn voorzien van de volgende nummering.

8.1.6.1 Invordering

8.1.6.2 Volgorde invordering

8.1.6.3 Verrekening

8.1.6.4 Uitstel van betaling

8.1.6.5 Aflossingscapaciteit

 

F. Paragraaf 8.16, kopje invordering, onder i wordt gewijzigd als volgt:

Oude tekst

Nieuwe tekst

Na beëindiging of intrekking van de bijstandsuitkering of de IOAW- of IOAZ uitkering wordt het volgende vermeld: De aflossingscapaciteit blijft gedurende de eerste zes maanden na beëindiging of intrekking van de bijstandsuitkering of de IOAW- of IOAZ-uitkering 6% of 8%. Voor het bepalen van het percentage zijn de situaties zoals die beschreven zijn onder het kopje ‘Aflossingscapaciteit’ in paragraaf 8.1.6 leidend. Hierna blijft de aflossingscapaciteit hetzelfde, tenzij het inkomen meer dan 110% van de toepasselijke bijstandsnorm bedraagt. In dat geval moet van het meerdere inkomen 35% besteed worden aan aflossing.

Na beëindiging of intrekking van de bijstandsuitkering of de IOAW- of IOAZ- uitkering wordt het volgende vermeld: De aflossingscapaciteit blijft gedurende de eerste zes maanden na beëindiging of intrekking van de bijstandsuitkering of de IOAW- of IOAZ-uitkering 5%. Voor het bepalen van het percentage zijn de situaties zoals die beschreven zijn onder het kopje ‘Aflossingscapaciteit’ in paragraaf 8.1.6 leidend. Hierna blijft de aflossingscapaciteit hetzelfde, tenzij het inkomen meer dan 110% van de toepasselijke bijstandsnorm bedraagt. In dat geval moet van het meerdere inkomen 35% besteed worden aan aflossing.

 

G. Paragraaf 8.1.6 kopje verrekening wordt gewijzigd als volgt:

Oude tekst

Nieuwe tekst

[…]

Als de klant een algemene bijstandsuitkering ontvangt, dan wordt maandelijks 6% van de toepasselijke bijstandsnorm, inclusief vakantietoeslag, verrekend met die uitkering en benut voor aflossing van de vordering. Bij een IOAW- of IOAZ-uitkering wordt 6% van de grondslag, inclusief vakantietoeslag, met die uitkering verrekend.

 

Als er sprake is van teruggevorderde uitkering als gevolg van schending van de inlichtingenplicht is het percentage waarmee verrekend wordt 8%.

[…]

[…]

Als de klant een algemene bijstandsuitkering ontvangt, dan wordt maandelijks 5% van de toepasselijke bijstandsnorm voor een alleenstaande of gehuwde, verrekend met die uitkering en benut voor aflossing van de vordering. Bij een IOAW- of IOAZ-uitkering wordt 5% van de grondslag, inclusief vakantietoeslag, met die uitkering verrekend.

[…]

 

H. Paragraaf 8.1.6, kopje uitzonderingen onder b. wordt gewijzigd als volgt:

Oude tekst

Nieuwe tekst

De bepalingen over beslaglegging in het Wetboek van burgerlijke Rechtsvordering worden nageleefd. Dat betekent dat soms minder wordt verrekend dan 6% of 8% van de bijstandsnorm of de grondslag;

De bepalingen over beslaglegging in het Wetboek van burgerlijke Rechtsvordering worden nageleefd. Dat betekent dat soms minder wordt verrekend dan 5% van de toepasselijke bijstandsnorm voor een alleenstaande of gehuwde of de grondslag;

 

I. Paragraaf 8.1.6 kopje aflossingscapaciteit wordt gewijzigd als volgt:

Oude tekst

Nieuwe tekst

[…]

Voor mensen die een bijstandsuitkering of een ander laag inkomen op dat niveau ontvangen, geldt een aflossingscapaciteit van 6% of 8% van de toepasselijke bijstandsnorm. Zie verder par. 8.1.6.3.

 

Voor mensen die een inkomen hebben dat hoger is dan de toepasselijke bijstandsnorm, geldt dat zij naast de genoemde percentages van 6% of 8%, extra moeten aflossen. Van het inkomen boven de bijstandsnorm moet 35%, inclusief vakantiegeld, worden gebruikt voor aflossing van de vordering van de gemeente.

 

Klanten van wie de bijstandsuitkering of de IOAW- of IOAZ-uitkering is beëindigd of ingetrokken, behouden gedurende 6 maanden na het besluit tot beëindiging of intrekking een aflossingscapaciteit van 6% of 8% van de bijstandsnorm. Als het inkomen na deze periode maximaal 110% van de toepasselijke bijstandsnorm bedraagt, blijft de aflossing ongewijzigd. Is het inkomen hoger dan moet van het meerdere inkomen 35% besteed worden aan aflossing.

 

[…]

[…]

Voor mensen die een bijstandsuitkering ontvangen, geldt een aflossingscapaciteit van 5% van de toepasselijke bijstandsnorm voor een alleenstaande of gehuwde of bij IOAW 5% van de grondslag, inclusief vakantietoeslag. Zie verder par. 8.1.6.3.

 

Voor mensen die een inkomen hebben dat hoger is dan de toepasselijke bijstandsnorm, geldt dat zij behoudens het eerste half jaar na beëindiging of intrekking naast het genoemde percentage van 5%, extra moeten aflossen. Zie 8.1.6 onder kopje Invordering – i. Van het inkomen boven de bijstandsnorm moet 35%, inclusief vakantiegeld, worden gebruikt voor aflossing van de vordering van de gemeente.

 

Klanten van wie de bijstandsuitkering of de IOAW- of IOAZ-uitkering is beëindigd of ingetrokken, behouden gedurende 6 maanden na het besluit tot beëindiging of intrekking een aflossingscapaciteit van 5% van de toepasselijke bijstandsnorm voor een alleenstaande of gehuwde Na 6 maanden bedraagt dit percentage 6% als het inkomen na deze periode maximaal 110% van de toepasselijke bijstandsnorm bedraagt. Is het inkomen hoger dan moet van het meerdere inkomen 35% besteed worden aan aflossing.

 

J. Paragraaf 9.3 onder a wordt gewijzigd als volgt:

Oude tekst

Nieuwe tekst

Inwoners kunnen met vragen over armoedebeleid bij alle toegangen van het sociaal domein in Zutphen terecht. Dat zijn de wijkteams, de gemeente en het Centrum voor Jeugd en Gezin.

Inwoners kunnen met vragen over armoedebeleid bij de gemeente Zutphen terecht. Ook bij de wijkteams kan men terecht met deze vragen.

 

K. Paragraaf 9.5.4 wordt gewijzigd als volgt:

Oude tekst

Nieuwe tekst

Hoe wordt de draagkracht in het inkomen vastgesteld?

 

[…]

 

De draagkracht wordt berekend over de middelen die iemand echt tot zijn beschikking heeft. Bij een wettelijke of minnelijke schuldregeling of loonbeslag ligt het inkomen meestal op 90% van de bijstandsnorm. Dan neemt de gemeente aan dat er geen draagkracht in het inkomen is. Dat is anders als het gaat om kosten die meegenomen kunnen worden in de berekening van het vrij te laten bedrag bij een minnelijke (vrijwillige) schuldregeling. Bijvoorbeeld bij kosten voor beschermingsbewind. Uitgangspunt is dan dat deze kosten gecorrigeerd worden in het vrij te laten bedrag, als daarvoor ruimte is. Deze ruimte wordt dan voor 100% als draagkracht aangemerkt.

Wijzigt tijdens de looptijd van de schuldregeling de aflossingscapaciteit (geld beschikbaar voor schuldeisers) fors, dan moet de draagkracht opnieuw beoordeeld worden. Eventuele herziening van de draagkracht mag niet ten koste gaan van de lopende minnelijke schuldregeling.

Hoe wordt de draagkracht in het inkomen vastgesteld?

 

{….]

 

De draagkracht wordt berekend over de middelen die iemand echt tot zijn beschikking heeft. Bij een wettelijke of minnelijke schuldregeling of loonbeslag ligt het inkomen meestal op 90% van de bijstandsnorm. Dan neemt de gemeente aan dat er geen draagkracht in het inkomen is. Wordt er bijzondere bijstand aangevraagd voor kosten die in aanmerking komen om gecorrigeerd te worden in de berekening van het vrij te laten bedrag (Vtlb), conform het Vtlb-rapport van Recofa, dan wordt eerst gekeken of er draagkracht is op basis van het inkomen. Wanneer er geen recht is op bijzondere bijstand vanwege aanwezige draagkracht, dan kunnen de kosten van beschermingsbewind gecorrigeerd worden in de berekening van de Vtlb. Is er onvoldoende ruimte om de kosten volledig te corrigeren, dan kan (alsnog) bijzondere bijstand worden verstrekt voor de resterende kosten.

 

L Paragraaf 9.6.3 wordt gewijzigd als volgt:

Oude tekst

Nieuwe tekst

Voor de beschermingsmaatregelen beschermingsbewind, curatele en mentorschap kan bijzondere bijstand worden verleend. Dat geldt ook voor de kosten van rechtsbijstand. De volgende regels zijn van toepassing:

  • a.

    Beschermingsbewind: de kosten die een bewindvoerder maakt, zolang de noodzaak vaststaat. Het gaat om kosten die zijn gemaakt vanaf een maand voordat het verzoekschrift tot onderbewindstelling bij de rechtbank is ingediend. Voor de hoogte van de bijstand wordt aangesloten bij de beschikking van de kantonrechter. Worden de kosten volledig betrokken bij minnelijke schuldsanering en een berekening van het vrij te laten bedrag, dan is er geen bijstand mogelijk. Er is dan al rekening gehouden met de kosten. Als de gemeente vaststelt, dat de klant financieel zelfredzaam kan worden, dan wordt als verplichting aan de bijstand verbonden dat de klant alles in het werk stelt om zelfredzaam te worden.

 

[…]

Voor de beschermingsmaatregelen beschermingsbewind, curatele en mentorschap kan bijzondere bijstand worden verleend. Dat geldt ook voor de kosten van rechtsbijstand. De volgende regels zijn van toepassing:

  • a.

    Beschermingsbewind: de kosten die een bewindvoerder maakt, zolang de noodzaak vaststaat. Het gaat om kosten die zijn gemaakt vanaf een maand voordat het verzoekschrift tot onderbewindstelling bij de rechtbank is ingediend. Voor de hoogte van de bijstand wordt aangesloten bij de beschikking van de kantonrechter. Als er tevens sprake is van een minnelijke schuldregeling, wordt het Vtlb vastgesteld op de manier zoals beschreven onder 9.5.4.

 

[…]

 

Artikel II Inwerkingtreding

Deze regeling treedt met uitzondering van de nieuwe bepalingen van F tot en met I in werking op de dag na de datum van bekendmaking en werkt terug tot en met 1 januari 2020. De nieuwe bepalingen van F tot en met I treden in werking op 1 april 2020.

 

Artikel III Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling tot wijziging van de de Beleidsvoorschriften werk, inkomen en participatie gemeente Zutphen 2019 (3e wijziging).

 

 

Aldus besloten op 18 februari 2020.

Het college van burgemeester en wethouders,

De burgemeester, de secretaris,

Naar boven