Gemeenteblad van Loon op Zand
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Loon op Zand | Gemeenteblad 2020, 47191 | Verordeningen |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Loon op Zand | Gemeenteblad 2020, 47191 | Verordeningen |
Verordening van de gemeenteraad van de gemeente Loon op Zand houdende regels omtrent subsidies (Algemene subsidieverordening gemeente Loon op Zand 2019, 1e herziening)
De raad van de gemeente Loon op Zand;
gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 10 december 2019 (nr. 2019.23001);
gelet op artikel 149 van de Gemeentewet en de Algemene wet bestuursrecht;
besluit vast te stellen de Algemene subsidieverordening gemeente Loon op Zand 2019, 1e herziening
Artikel 1. Begripsomschrijvingen
In deze verordening en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
garantiesubsidie: een vorm van subsidie als bijdrage in de kosten van een evenement of activiteit die in principe met een sluitende exploitatie kan worden uitgevoerd. Het college staat daarbij garant tot een vooraf te bepalen bedrag indien het evenement of de activiteit ten gevolge van onvoorziene (weers)omstandigheden met tegenvallende resultaten te maken kan krijgen;
Deze verordening is van toepassing op de verstrekking van subsidies door het college, met uitzondering van subsidies waarvoor bij afzonderlijke verordening een uitputtende regeling is getroffen en subsidies als bedoeld in artikel 4:23, derde lid van de wet (subsidies waarvoor geen wettelijke grondslag nodig is).
Artikel 6. Meerjarige verlening
Het college kan een subsidie, anders dan een incidentele subsidie en een garantiesubsidie, verlenen voor maximaal vier jaar, dit met inachtneming van artikel 5, derde lid. In voorkomend geval geeft het bij de subsidieverlening aan op welke wijze de subsidieontvanger tussentijds verantwoording dient af te leggen.
Artikel 8. Inhoud van de aanvraag
Een rechtspersoon die voor de eerste maal subsidie aanvraagt voegt een kopie van de oprichtingsakte, de statuten, het jaarverslag, de jaarrekening van het voorgaande jaar, een opgaaf van de zittende bestuursleden alsmede een uittreksel uit het handelsregister waaruit blijkt welke personen de rechtspersoon kunnen vertegenwoordigen toe aan de aanvraag.
Artikel 10. Weigering, intrekking en terugvordering
Het college kan op grond van artikel 4:49 en 4:57 van de wet, betaalde subsidiebedragen en voorschotten geheel of gedeeltelijk terug vorderen, indien onjuiste inlichtingen zijn verstrekt waarvan de aanvrager wist of redelijkerwijs kon weten dat deze van invloed kunnen zijn op de hoogte van de subsidie.
Artikel 11. Algemene verplichtingen van de subsidieontvanger
Als aannemelijk is dat één of meer van de activiteiten waarvoor de subsidie is verleend niet, niet tijdig of niet geheel zullen worden verricht of dat niet, niet tijdig of niet geheel aan de opgelegde verbonden subsidieverplichtingen zal worden voldaan, meldt de subsidieontvanger dat direct schriftelijk aan het college.
De activiteiten van de subsidieontvanger dienen open te staan voor alle groeperingen zonder onderscheid naar ras, geslacht, godsdienst, levensovertuiging, politieke gezindheid, seksuele geaardheid, burgerlijke staat of op welke grond ook, tenzij er sprake is van een op een specifieke doelgroep gerichte activiteit.
Artikel 12. Aan een subsidie op te leggen bijzondere verplichtingen
Het college kan bij subsidieregeling ook andere verplichtingen die niet strekken tot verwezenlijking van het doel van de subsidie aan de subsidieontvanger opleggen, voor zover deze verplichtingen betrekking hebben op de wijze waarop of de middelen waarmee de gesubsidieerde activiteit wordt verricht.
Bij subsidieregeling kan worden bepaald dat een subsidieontvanger, voor zover het verstrekken van de subsidie heeft geleid tot vermogensvorming, daarvoor aan het college een vergoeding verschuldigd is als zich een gebeurtenis voordoet als bedoeld in artikel 4:41, tweede lid van de wet. Daarbij wordt tevens aangegeven hoe de hoogte van de vergoeding wordt bepaald.
Bij subsidies vanaf € 5.000,00 doet de subsidieontvanger het college schriftelijk melding zodra aannemelijk is dat er aanmerkelijke verschillen ontstaan of dreigen te ontstaan tussen de begrote en de werkelijke uitgaven en inkomsten van de gesubsidieerde activiteit, en dat hierdoor de uitvoering van de activiteit in gevaar komt, onder vermelding van de oorzaak van de verschillen.
Indien door of namens de rijksoverheid na overleg met het college of door of namens het college onderzoekingen in relatie tot de verstrekte subsidie worden ingesteld, verleent de subsidieontvanger op verzoek van het college daaraan de nodige medewerking en geeft hierbij volledig inzicht in alle gevraagde informatie en documenten.
Artikel 13. Vorming reserve(s) en voorziening(en)
Het college houdt bij de beoordeling van de aanvraag en vaststelling van de subsidie rekening met de gevormde reserve(s) en/of voorziening(en) van de aanvrager c.q. subsidieontvanger. Het kan hierbij grenzen stellen aan de hoogte en de termijn van besteding van de opgebouwde reserve(s) en/of voorziening(en).
Het college kan, met uitzondering van artikel 1, artikel 5, derde lid, en artikel 10, eerste lid, in individuele gevallen van deze verordening afwijken. Dit voor zover de toepassing van die bepalingen voor de aanvrager of subsidieontvanger gevolgen heeft die onevenredig zijn in verhouding tot de met de betrokken bepalingen te dienen doelen.
De Algemene subsidieverordening 2019 gemeente Loon op Zand wordt ingetrokken met ingang van de datum waarop deze verordening in werking treedt.
Aldus besloten in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Loon op Zand van 13 februari 2020.
De raad voornoemd,
voorzitter,
griffier,
Artikel 1. Begripsomschrijvingen
In dit artikel worden begrippen omschreven die in deze Algemene subsidieverordening (Asv) worden gehanteerd. Er is voor gekozen om zoveel mogelijk begrippen te omschrijven zodat deze niet afzonderlijk in een ander artikel gedefinieerd hoeft te worden. De begripsomschrijvingen gelden ook voor een subsidieregeling. Deze hoeven dan ook niet nog een keer in de verschillende subsidieregelingen te worden opgenomen. Van de begripsomschrijvingen kan niet worden afgeweken.
Met het eerste lid krijgt het college de bevoegdheid toegewezen om te besluiten over het verstrekken van subsidies waarop de Asv van toepassing is. Dit betreft in beginsel alle subsidies, met uitzondering van subsidies waarvoor bij afzonderlijke verordening een uitputtende regeling is getroffen en subsidies waar overeenkomstig artikel 4:23, derde lid, van de wet geen wettelijke grondslag nodig is (zoals bv. incidentele subsidies). Ten aanzien van subsidies waarvoor geen wettelijke grondslag nodig is geeft het tweede lid het college de bevoegdheid om de Asv alsnog geheel of gedeeltelijk van toepassing te verklaren als daartoe aanleiding bestaat.
Met dit artikel kan het college nadere regels stellen. In feite is een subsidieregeling een algemeen verbindend voorschrift. Het dient dan ook digitaal gepubliceerd te worden (artikel 139 Gemeentewet). In diverse artikelen van deze Asv worden andere bevoegdheden gedelegeerd die betrekking hebben op de inhoud van de subsidieregeling zoals het afwijken van termijnen, het opleggen van bepaalde verplichtingen aan de subsidie en de wijze van verdelen van het subsidieplafond (zie hiervoor de toelichting bij artikel 5).
Artikel 4. Europees steunkader
Staatssteun is in principe verboden. Er is sprake van staatssteun als financiële steun aan een onderneming voldoet aan de criteria uit het staatssteunverbod. Wanneer hiervan sprake is maar een gemeente wil toch bepaalde activiteiten door middel van subsidie bevorderen – bv. omdat die activiteiten goed aansluiten op het gemeentelijk beleid – is het vaak mogelijk om steun te verstrekken. Er moet dan wel voldaan worden aan het Europees steunkader. Overigens is het zo dat wanneer activiteiten worden verricht die puur lokaal van aard zijn, de staatssteunregels niet van toepassing zijn.
In principe moeten staatssteunregels worden toegepast op de subsidiëring van bijvoorbeeld een regionale bibliotheek. Deze organisatie moet volgens de Europese Commissie worden gezien als een onderneming omdat zij bepaalde economische activiteiten uitvoert (in dit geval bijvoorbeeld het verhuren van cd’s of dvd’s, het aanbieden van horeca of het optreden als een cultureel podium waar allerlei culturele activiteiten plaatsvinden). Wanneer de bibliotheek echter alleen op lokaal niveau actief is, zijn – zoals hiervoor vermeld – de staatssteunregels niet van toepassing.
Om subsidies onder een Europees steunkader te brengen, moet de subsidie op het toepasselijke steunkader worden toegesneden. Daarbij kan het nodig zijn dat er wordt afgeweken van de Asv of dat deze wordt aangevuld. Het eerste lid maakt het college daartoe bevoegd. Het tweede lid, onderdeel a is een uitvloeisel van een eis van de Europese Commissie, terwijl de onderdelen b en c voor zich spreken.
Artikel 5. Subsidieplafond en begrotingsvoorbehoud
In artikel 4:25 tot en met 4:28 van de wet zijn de belangrijkste bepalingen rondom het werken met een subsidieplafond gegeven. In deze Asv is ervoor gekozen om de raad het totale subsidieplafond te laten vaststellen (eerste lid). De reden hiervan is dat dit tot de kaderstelling van het subsidiebeleid kan worden gerekend en daarmee tot de bevoegdheid van de raad behoort. De subsidieverdeling per beleidsterrein/thema met bijbehorend subsidieplafond kan het college door middel van een subsidieregeling bepalen.
Een subsidieplafond is vooral nodig als de subsidieregeling een ‘open’ aanspraak op subsidie geeft (bv. van het type ‘ieder die goedgekeurde zonnepanelen plaatst, heeft recht op x procent subsidie’). Bij een subsidieplafond hoort een van tevoren bekendgemaakt verdelingssysteem, zo wil artikel 4:26 van de wet. Dat kan de eenvoudige regel wie het eerst komt, wie het eerst maalt zijn. Een andere mogelijkheid is dat alle gegadigden zich vóór een bepaalde datum moeten melden en dat het beschikbare bedrag volgens een bepaalde sleutel over alle reële aanvragen wordt verdeeld. Ook kan worden gekeken welke aanvragen de meest urgente of de meest nuttige zijn. Loting is eveneens toegestaan. De subsidieregeling zal het verdelingssysteem moeten bepalen.
Artikel 6. Meerjarige verlening
Gebruikelijk is om subsidie te verlenen voor een jaar. Met dit artikel wordt echter de mogelijkheid geboden om voor structurele activiteiten subsidie te verlenen voor maximaal vier jaar. Na het verstrijken van die periode kan uiteraard opnieuw worden besloten een meerjarige subsidie te verstrekken. Voor de periode van vier jaar is gekozen omdat deze termijn:
Als een subsidie voor langer dan drie jaar wordt verstrekt voor de uitvoering van dezelfde activiteit(en), is er sprake van een subsidierelatie (artikel 4:51 van de wet). Bij weigering van de subsidie voor een nieuw tijdvak dient dan een redelijke termijn voor afbouw in acht te worden genomen.
Bij een meerjarige verlening is nadrukkelijk artikel 5, lid drie, van toepassing: besluit de gemeenteraad tot wijziging van het beleid door in de begroting minder of geen geld meer ter beschikking te stellen, dan is dat hierdoor afgedekt. Een meerjarige verlening sluit overigens niet uit dat jaarlijks verantwoording dient te worden afgelegd over de ontvangen en bestede gelden. De wijze waarop die tussentijdse verantwoording wordt vormgegeven, legt het college vast bij de subsidieverlening.
Artikel 7. Aanvraag- en beslistermijnen voor subsidies
Kerndocument in het subsidieproces is de aanvraag (artikel 4:29 van de wet) want zonder aanvraag géén subsidie! De indienings- en beschikkingstermijnen voor een jaarsubsidie voor het nieuwe jaar lopen parallel aan die van de subsidievaststelling van het vorige jaar. De vroege indiening is van belang omdat met deze aanvragen rekening moet worden gehouden bij het opstellen van de gemeentebegroting. Het gaat soms om aanzienlijke bedragen, die én voor de aanvrager én voor de gemeente van gewicht zijn. Doordat op 1 mei ook de stukken voor de verantwoording over het vorige jaar moeten zijn ingeleverd, kunnen de gegevens over jaar n-1 worden betrokken bij de beslissing over jaar n+1.
Voor de subsidieaanvrager is het ook van belang om tijdig te weten waarop men mag rekenen. Zijn er problemen, bijvoorbeeld over de afrekening van het voorgaande jaar, dan is zo nodig de rest van het jaar beschikbaar. De aanvraagtermijn is afhankelijk van het soort subsidie. De termijn van twaalf weken tevoren voor een incidentele en/of een garantiesubsidie zal soms onhaalbaar zijn, bijvoorbeeld als om goede redenen heel plotseling het idee opkomt om iets op héél korte termijn te organiseren en waarvan ook het gemeentebestuur vindt dat dat echt wenselijk is. Er zijn dan twee mogelijkheden: op de eerste plaats kan de subsidieregeling al een kortere termijn geven. Ten tweede is er het voorgestelde artikel 19, de algemene hardheidsclausule.
In de wet staan geen strikte beslistermijnen waarbinnen het college gehouden is om op een aanvraag te besluiten. De beslistermijn bij een aanvraag om subsidie die bij de Europese Commissie aangemeld is, wordt verdaagd totdat deze een eindbeslissing heeft genomen (zevende lid). Dit om te voorkomen dat subsidie wordt verleend die niet in overeenstemming is met de artikelen 107 en 108 van het Verdrag en vervolgens teruggevorderd dient te worden.
De in dit artikel gehanteerde termijnen lijken redelijk royaal. Uitgangspunt is echter dat de aanvraag zo servicegericht en dus zo snel mogelijk afgehandeld wordt.
Artikel 8. Inhoud van de aanvraag
Wat een aanvraag is en aan welke eisen een aanvraag moet voldoen staat in artikel 4:1 tot en met 4:6 van de wet. Artikel 4:2 van de wet bepaalt bijvoorbeeld dat de aanvraag ondertekend moet zijn en ten minste de vermelding van naam en adres van de aanvrager, datum en aanduiding van wat men wenst bevat. Ook moet de aanvrager andere relevante gegevens vermelden en bijsluiten. Daarnaast bepaalt het eerste lid dat het college het gebruik van een aanvraagformulier verplicht kan stellen. Bij subsidie aan een onderneming is het van belang dat geen subsidie wordt verleend die niet in overeenstemming is met de artikelen 107 en 108 van het Verdrag. In deze Asv geeft artikel 10, eerste lid, voldoende waarborgen.
Het college kan bij subsidieregeling bepalen welke gegevens moeten worden verstrekt en kan hierbij afwijken van de Algemene subsidieverordening. Hierbij is het uitgangspunt altijd dat het college dit doet om de administratieve en bestuurlijke lasten voor alle betrokkenen zo beperkt mogelijk te houden.
Omdat de bevoorschotting mede afhankelijk is van de aard van de te subsidiëren activiteit is er voor gekozen om de termijnen, waarop de bevoorschotting plaatsvindt, niet in de verordening op te nemen. Het bevoorschottingsritme en de hoogte van de voorschotten worden bij de subsidieverlening vermeld. De subsidieontvanger is volgens artikel 11 van deze Asv verplicht te melden indien er omstandigheden zijn die van invloed zijn op de hoogte van het verleende bedrag. Het college kan vervolgens, indien nodig, door een wijziging van de subsidieverlening het bevoorschottingsritme en/of de hoogte van de voorschotten aanpassen. Indien bij de subsidieverlening niet anders is bepaald, vindt betaling van het voorschot binnen zes weken na verzending van de subsidiebeschikking plaats (zie artikel 4:87, eerste lid van de wet).
Artikel 10. Weigering, intrekking en terugvordering
De gronden met betrekking tot weigering, intrekking en terugvordering zijn van belang om te kunnen sturen in het proces van subsidiëring. De algemeen geldende weigeringsgronden zijn geregeld in artikel 4:35 van de wet en worden hier met een nadere, op gemeentelijke praktijk toegesneden grond aangevuld. In dit artikel is, uitgezonderd het eerste lid, sprake van kan-bepalingen: dat wil zeggen dat het college de bevoegdheid heeft een subsidie te weigeren wanneer een hier genoemde weigeringsgrond zich in meer of mindere mate voordoet. Het betekent ook dat de geconstateerde situatie niet tot weigering van de gehele subsidie hoeft te leiden. Dit alles dient er toe bij te dragen dat subsidiemiddelen voor de juiste activiteiten worden verstrekt en waarvan verwacht mag worden dat de aanvrager deze realiseert.
Bij de beslissing omtrent subsidieverlening spelen niet alleen deze weigeringsgronden een rol maar kan ook, met inachtneming van artikel 3:4 van de wet, een belangenafweging plaatsvinden. Bij de weigeringsgrond in het kader van de wet Bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur (Bibob, derde lid) is het niet van belang of de activiteiten waarvoor subsidie wordt gevraagd subsidiabel zijn; het gaat hierbij louter om de integriteit van de aanvrager. Naast de subsidie weigeren, kan het college in dergelijke gevallen ook reeds verleende en vastgestelde subsidies intrekken.
Het college heeft de bevoegdheid om een subsidieaanvraag te weigeren als de aanvrager voor dezelfde (deel)activiteit subsidie ontvangt van een ander bestuursorgaan (tweede lid, onderdeel h). In dit verband is het begrip dekkingsplan van belang. Bij de aanvraag is namelijk een opgave van andere inkomstenbronnen en bij andere bestuursorganen en/of derden aangevraagde subsidies ten behoeve van dezelfde activiteiten noodzakelijk. Door middel van het ingediende dekkingsplan kan vervolgens worden bepaald welke (deel)activiteit voor subsidie in aanmerking kan komen en welke niet.
Naast de Bibob-bepaling is in lid drie geregeld dat zolang de subsidie niet is vastgesteld, het college de subsidieverlening kan intrekken of ten nadele van de subsidieontvanger kan wijzigen. Artikel 4:48 van de wet geeft hiervoor de grondslag. Hiervan is sprake als:
Artikel 11. Algemene verplichtingen van de subsidieontvanger
Bij het niet voldoen aan de meldingsplicht die in het tweede en derde lid van dit artikel is vermeld kan, indien dat achteraf blijkt, met toepassing van artikel 4:49 van de wet alsnog de subsidievaststelling worden ingetrokken. Dit omdat de ontvanger wist en behoorde te weten dat de vaststelling onjuist was. Terugvordering van de subsidie, inclusief wettelijke rente van het hele subsidiebedrag, kan in zo'n geval proportioneel worden geacht.
Deze meldingsplicht versterkt de relatie tussen gemeente en subsidieontvanger. Voert de subsidieontvanger de gesubsidieerde activiteiten niet (geheel) uit, dan kan de gemeente met de kennis daarvan – indien gewenst – vroegtijdig kijken naar alternatieven. In feite geldt hetzelfde voor
het geval dat de subsidieontvanger niet (geheel) kan voldoen aan de subsidieverplichtingen. Door
vroegtijdige melding kan de gemeente beoordelen in hoeverre het niet nakomen van die verplichtingen belemmerend werkt voor de subsidievaststelling. Daarmee kan een lastige discussie achteraf worden voorkomen.
Artikel 12. Aan een subsidie op te leggen bijzondere verplichtingen
Dit artikel geeft het college de mogelijkheid om aan de subsidie bepaalde bijzondere verplichtingen op te leggen, in aanvulling op wat reeds mogelijk is op grond van artikel 4:37 van de wet. Volgens dat artikel kan het college de subsidieontvanger verplichtingen opleggen met betrekking tot:
Daarnaast kan volgens het eerste lid aan de subsidieontvanger verplichtingen worden opgelegd met betrekking tot het beheer en gebruik van de subsidie. Hierbij moet men bijvoorbeeld denken aan:
Wat betreft het vierde lid wordt het creëren van deze mogelijkheid onder bepaalde voorwaarden geboden door artikel 4:38 van de wet (voor zover het betreft verplichtingen die strekken tot verwezenlijking van het doel van de subsidie). In beginsel dient de verordening hiervoor een uitdrukkelijke grondslag te bieden, of – in het geval van verplichtingen die strekken tot verwezenlijking van het doel van de subsidie – de beschikking bij de subsidieverlening.
Lid vijf maakt het mogelijk om verplichtingen op te leggen die niet strekken tot verwezenlijking van het eigenlijke doel van de gesubsidieerde activiteit. Grondslag hiervoor is artikel 4:39 van de wet. Dit is echter geen vrijbrief want deze verplichtingen moeten enig verband houden met de gesubsidieerde activiteit. Het kan bijvoorbeeld gaan om het opleggen van de verplichting om een extra inspanning te leveren om een bepaalde doelgroep te betrekken of om de gesubsidieerde activiteit op de meest milieuvriendelijke manier uit te oefenen. Uit de wetsgeschiedenis blijkt dat met het opleggen van oneigenlijke subsidieverplichtingen terughoudendheid dient te worden betracht (Kamerstukken II 1993/94, 23 700, nr. 3, pag. 66). Als het college van deze aanvullende mogelijkheid gebruik wil maken dan moet dat duidelijk gemotiveerd worden.
Het zesde lid geeft aan dat in bepaalde gevallen de subsidieontvanger, voor zover het verstrekken van de subsidie heeft geleid tot vermogensvorming, een vergoeding verschuldigd is aan het bestuursorgaan. Deze vergoeding is volgens artikel 4:41 van de wet alleen verschuldigd indien:
Deze vergoedingsplicht geldt alleen als hierin is voorzien, in dit geval dus via een subsidieregeling. Daarin moet zijn bepaald hoe de hoogte van de vergoeding wordt berekend.
Met het achtste lid wordt beoogd te voorkomen dat voor de gemeente belangrijke activiteiten door financiële tegenvallers niet of niet volledig kunnen worden uitgevoerd. Door de subsidieontvanger in die gevallen te verplichten het college te informeren, kan het college daarop bijsturen.
Volgens lid negen heeft de subsidieontvanger toestemming van het college nodig voor handelingen als bedoeld in artikel 4:71 van de wet. Dit betreft het:
In het tiende lid is de verplichting opgenomen dat de subsidieontvanger medewerking verleent aan onderzoeken. Te denken valt aan een onderzoek van de lokale rekenkamercommissie.
Artikel 13. Vorming reserve(s) en voorziening(en)
Het is lastig om algemene regels te stellen als het gaat om het vormen van een reserve en/of voorziening. Dat kan per organisatie verschillend zijn. Daarom hebben we er in deze Asv voor gekozen om per organisatie maatwerk te bieden en hierover afspraken te maken bij de subsidieaanvraag c.q. vaststelling van de subsidie. Uitgangspunt hierbij is wel dat het niet de bedoeling is dat een reserve en/of voorziening oneindig groot wordt.
Artikel 14. Aanvraag tot vaststelling subsidie
In dit artikel worden de termijnen gegeven, waarbinnen de aanvraag tot vaststelling moet worden ingediend en wanneer het college hierop moet beslissen. De voorgestelde termijnen bieden de subsidieontvanger voldoende tijd en ruimte om zijn verantwoording in te dienen. Voor jaarsubsidies geldt dat indiening van de verantwoording aansluit bij de indiening van een nieuwe aanvraag.
Mocht een aanvraag tot vaststelling niet op tijd worden ingediend, ook niet na het geven van een nieuwe termijn, dan heeft het college volgens het vijfde lid de mogelijkheid om de subsidie ambtshalve vast te stellen. Dat wil zeggen dat de subsidie zonder ingediende verantwoording alsnog wordt vastgesteld. Volgens het bepaalde in lid zes heeft het college daarbij de mogelijkheid om het vast te stellen subsidiebedrag met 5% te verlagen.
Artikel 15. Verantwoording subsidie tot € 5.000,00
Kenmerkend voor een subsidie tot € 5.000,00 is dat deze op basis van vertrouwen wordt verleend. Het college vraagt dan ook niet standaard om een verantwoording. In plaats daarvan geldt een actieve meldingsplicht voor de subsidieontvanger bij niet nakoming van de verplichtingen (zie hiervoor artikel 11 van deze Asv). Achteraf kan het college een risicogeoriënteerde controle uitvoeren bij de subsidieontvanger. Verder kan het college de subsidie direct vaststellen, en wordt het subsidiebedrag in één termijn verstrekt. Hierdoor zijn de administratieve lasten voor zowel de aanvrager als de subsidieverstrekker minimaal. Bij een garantiesubsidie geldt een afwijkende bepaling die is geregeld in het derde lid.
Artikel 16. Verantwoording subsidie vanaf € 5.000,00
Op grond van dit artikel moet de ontvanger van een subsidie vanaf € 5.000,00 een aanvraag tot vaststelling indienen door middel van een jaarverslag en jaarrekening (eerste lid). Het gaat erom dat duidelijk moet worden dat de verkregen subsidie is aangewend voor het doel waarvoor de subsidie werd verstrekt. Het is van belang dat de door de subsidieontvanger in te dienen stukken aansluiten bij de stukken zoals die bij de aanvraag tot subsidieverlening is ingediend. Bij een subsidie vanaf
€ 125.000,00 of als het totaal van alle subsidies aan de subsidieontvanger gelijk of hoger is dan dat bedrag, dan vraagt het college bij de financiële verantwoording om een door een onafhankelijke accountant opgestelde controleverklaring (derde lid). Een controleverklaring betekent in dit verband dat de financiële verantwoording moet bestaan uit een getrouwheidsverklaring alsmede een rechtmatigheidsverklaring.
De hardheidsclausule (artikel 19) geeft het college de mogelijkheid om minder gegevens te vragen of om de controleverklaring achterwege te laten als dat bijvoorbeeld leidt tot onredelijke lasten voor de aanvrager. Bij een garantiesubsidie geldt ook hier een afwijkende bepaling die geregeld is in het vierde lid. Tot slot kan het college, overeenkomstig het vijfde lid, in een subsidieregeling of bij de subsidieverlening aangeven andere of zelfs minder bewijsmiddelen van de subsidieontvanger te verlangen.
Artikel 17. Betaling en verrekening
Uitgangspunt is dat de subsidie overeenkomstig de subsidieverlening wordt vastgesteld. Het college kan echter op grond van artikel 4:46 van de wet de subsidie lager vaststellen. Dit kan als:
Volgens artikel 4:93 van de wet mag een vordering slechts worden verrekend met een publiekrechtelijke schuld (subsidie), als dit bij wettelijk voorschrift is bepaald. Daarom is in lid twee de mogelijkheid opgenomen tot verrekening van huur en andere privaatrechtelijke schulden met subsidievorderingen. Dit geldt alleen indien er een nauw verband bestaat tussen bijvoorbeeld de huurvordering en het recht op subsidie (bv. de situatie waarin een subsidie mede ten doel heeft de huur van een gemeentelijk gebouw te bekostigen).
Artikel 18. Berekening van uurtarieven, uniforme kostenbegrippen
Dit artikel schrijft voor dat als het college bij de bepaling van de subsidiabele kosten gebruik maakt van uurtarieven, de berekeningswijze hiervan en de voorgeschreven definities in een subsidieregeling vastgelegd dienen te worden. De aanvrager zal daarmee dan bij zijn aanvraag rekening moeten houden. Bij subsidies waarop een Europees steunkader van toepassing is, is het college hierin beperkt tot tarieven en kostenbegrippen die voldoen aan de eisen van het toepasselijke steunkader.
In de hardheidsclausule is zo concreet en nauwkeurig mogelijk (dus door het benoemen van de specifiek uitgezonderde artikelen) aangegeven op welke onderdelen van de regeling deze clausule van toepassing is. De te treffen voorziening, die niet in de verordening is voorzien, dient altijd binnen de doelstellingen van de subsidie te passen. De toepassing van de hardheidsclausule dient beperkt te blijven tot individuele gevallen. Zodra de toepassing van een hardheidsclausule voor bepaalde gevallen voldoende is uitgekristalliseerd en daardoor een bestendig karakter heeft gekregen, dient dit beleid in de Algemene subsidieverordening of in een subsidieregeling te worden opgenomen.
De hardheidsclausule kan niet worden gebruikt voor artikel 1 (begripsomschrijvingen), artikel 5, derde lid (subsidieverlening voordat de begroting is vastgesteld) en artikel 10, eerste lid (de weigeringsgronden). Om van deze artikelen af te wijken is in de meeste gevallen ronduit onwenselijk. Zo moet de weigeringsgrond verboden staatssteun (artikel 10, eerste lid, onderdeel a) altijd worden toegepast. Anders kan de daaruit voortvloeiende schade verhaalt worden op de gemeente. Ook de Bibob-toets (artikel 10, derde lid) moet altijd uitgevoerd kunnen worden.
Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.
In dit artikel is de inwerkingtreding en het overgangsrecht geregeld. Bezwaarschriften op subsidies die op basis van de Algemene subsidieverordening gemeente Loon op Zand 2019 zijn ingediend vallen
onder de ‘oude’ Asv. De nieuwe en de oude Asv kunnen op deze wijze probleemloos enige tijd naast elkaar blijven bestaan. Een bepaalde subsidie kan daarmee nooit onder twee verschillende subsidieverordeningen tegelijk vallen en levert daarmee geen rechtsonzekerheid op. Zodra vaststaat dat de oude Asv is uitgewerkt, kan deze uit het bestand van geldende verordeningen worden verwijderd.
[1] Europese regels zijn vaak complex. Het Kenniscentrum Europa decentraal is daarom in het leven geroepen om gemeenten, provincies en waterschappen kosteloos over de toepassing van Europees recht en beleid te adviseren en te informeren.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/gmb-2020-47191.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.