Gemeenteblad van Hoorn
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Hoorn | Gemeenteblad 2020, 45446 | Beleidsregels |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Hoorn | Gemeenteblad 2020, 45446 | Beleidsregels |
1.1 Doel en uitgangspunten van het welstandsbeleid
1.2 Gebruik van de welstandsnota
2. Gebiedsgerichte welstandscriteria
2.1 Gebiedsindeling en welstandsregimes
2.2.3 Eerste stadsuitbreidingen
2.2.4 Planmatige uitbreidingen
2.2.5 Kantoren en voorzieningen
2.2.8 Welstandsvrije gebieden collectief particulier opdrachtgeverschap
2.3 Procedure bij nieuwe (her)ontwikkelingsgebieden
3. Welstandscriteria voor objecten
3.1 Monumenten en beeldbepalende panden
4.5 Zonnepanelen en -collectoren
4.11 Nuts- en andere kleine openbare voorzieningen
4.15 Wintersfeerverlichting/versiering
5.3 Criteria bedrijventerreinen
5.5 Criteria linten en woongebieden
6. Algemene criteria en excessen
Om te voorkomen dat bouwwerken de openbare ruimte zouden ontsieren, zijn er ‘redelijke eisen van welstand’ opgesteld. Een vergunningaanvraag voor een bouwplan of renovatie wordt getoetst aan deze eisen. Dit welstandstoezicht wordt uitgevoerd door de gemeente en door een onafhankelijke Commissie voor Monumenten en Welstand. Het is belangrijk om na verloop van tijd te bekijken of de ‘redelijke eisen van welstand’ nog wel redelijk zijn.
De welstandsbeoordeling is volgens artikel 12 van de Woningwet gericht op het uiterlijk en de plaatsing van een bouwwerk. Het bouwwerk moet zowel op zichzelf als ook in zijn omgeving worden beoordeeld, waarbij ook te verwachten veranderingen van die omgeving een rol kunnen spelen. Artikel 12 maakt duidelijk dat de welstandsbeoordeling een complex gebeuren is, waarbij deskundigheid en kennis van de omgeving vereist is. Door de oneindige hoeveelheid combinaties van bouwwerk en omgeving valt de welstandsbeoordeling onmogelijk te standaardiseren of te objectiveren.
Toch vraagt de samenleving om meer zekerheid en meer openheid rondom de welstandsbeoordeling. De meeste mensen willen best meewerken aan het in stand houden en bevorderen van de schoonheid van hun leefomgeving, mits vroegtijdig duidelijk wordt gemaakt wat dat betekent als zij bouwplannen hebben. Veel irritaties over het welstandstoezicht worden weggenomen als vooraf wordt aangegeven welke zaken een rol spelen bij de welstandsbeoordeling en binnen welke kaders die beoordeling zich afspeelt. Dat zijn politieke keuzes, die gebaseerd zijn op inhoudelijk onderzoek en een maatschappelijke discussie.
1.1. DOEL EN UITGANGSPUNTEN VAN HET WELSTANDSBELEID
De gemeente Hoorn geeft met de voor u liggende welstandsnota uitwerking aan artikel 12A van de Woningwet.
Het welstandsbeleid van Hoorn is opgesteld vanuit de overtuiging dat de lokale overheid het belang van een aantrekkelijke bebouwde omgeving moet behartigen. De gevels van gebouwen en andere bouwwerken vormen samen met de openbare ruimte de dagelijkse leefomgeving van de inwoners én bezoekers van Hoorn. Dat betekent dat de verschijningsvorm van een bouwwerk geen zaak is van de eigenaar alleen; elke voorbijganger wordt ermee geconfronteerd, of hij nu wil of niet. Een aantrekkelijke, goed verzorgde omgeving verhoogt bovendien de waarde van het onroerend goed en versterkt het vestigingsklimaat. Het doel van het welstandstoezicht is om, in alle openheid, een bijdrage te leveren aan de schoonheid en de ruimtelijke kwaliteit van Hoorn.
Het welstandsbeleid geeft de gemeente de mogelijkheid om de cultuurhistorische, stedenbouwkundige en architectonische waarden die in een bepaald gebied aanwezig zijn, te benoemen en een rol te laten spelen bij de ontwikkeling en de beoordeling van bouwplannen. Door deze gebiedsgerichte aanpak wil de gemeente de kwaliteit van de bebouwing in Hoorn bewaren en stimuleren. Met name voor de historische binnenstad en de dorpslinten gaat het daarbij om het beschermen van de belangrijke karakteristieken en de zorg dat nieuwe ontwikkelingen daarop voortbouwen.
Het gebiedsgerichte welstandsbeleid biedt een opstap naar een ruimtelijk kwaliteitsbeleid, bijvoorbeeld door het opstellen van beeldkwaliteitplannen waarin naast de bebouwing ook het ontwerp en de inrichting van de openbare ruimte aandacht krijgt. Een goede zorg voor de openbare ruimte is dé manier om als gemeente het gewenste ambitieniveau aan te geven. De uiteindelijke doelstelling is om per gebied tot een integraal ruimtelijk kwaliteitsbeleid te komen. Door het opstellen van welstandsbeleid wil de gemeente een effectief, controleerbaar en klantgericht welstandstoezicht inrichten. Burgers, ondernemers en ontwerpers kunnen in een vroeg stadium worden geïnformeerd over de criteria die bij de welstandsbeoordeling een rol spelen. De uitwerking van de algemene beleidsuitgangspunten in gebiedsgerichte en objectgerichte welstandscriteria en de criteria voor kleine, veel voorkomende bouwplannen maken het welstandstoezicht concreter en duidelijker.
1.2. GEBRUIK VAN DE WELSTANDSNOTA
De nieuwe welstandsnota is een actualisering van de nota, die in 2017 van kracht werd. Met de actualisering is nog meer gestreefd naar duidelijkheid en toegankelijkheid van welstandsbeoordeling. Door verfijning van de welstandscriteria en door verduidelijking in de gebiedstypering en -ambities, heeft de herziening van de nota geleid tot een verbeterd beleidsinstrument. Het is afgestemd op de laatste ontwikkelingen, zonder afbreuk te doen aan het reeds vastgelegde beleid. De betekenis van de welstandsnota als sturingsinstrument voor ruimtelijke kwaliteit staat daarbij centraal en is waar nodig aangescherpt. Daar waar het mogelijk was, zijn de regels verruimd of geschrapt.
Ook in beeldkwaliteitsplannen zijn nadere regels van welstand vastgelegd. Deze zijn geldend, ook als deze nota iets anders zegt over deze gebieden.
Het belangrijkste doel van de actualisering is vereenvoudiging en een verbeterde toegankelijkheid van het welstandsbeleid voor burgers, ambtenaren, de welstandscommissie en het gemeentebestuur.
Hoofdstuk 2 omvat alle gebiedsgerichte welstandscriteria die burgemeester en wethouders en de commissie voor monumenten en welstand gebruiken bij het welstandsoordeel. Deze worden gebruikt om te beoordelen hoe het bouwwerk zich gedraagt in zijn omgeving. In de nota is Hoorn opgedeeld in gebieden en gebiedstypen. Elk gebiedstype heeft een eigen set van welstandscriteria gekregen, waarmee wordt aangegeven hoe een nieuw bouwplan zich dient te gedragen in de omgeving.
In hoofdstuk 3 worden de objectgerichte welstandscriteria weergegeven. Deze criteria zijn opgesteld voor monumenten, beeldbepalende panden, stolpboerderijen, bruggen en reclame.
Hoofdstuk 4 bevat de criteria voor veel voorkomende kleine bouwplannen, zoals een dakkapel, schuur of gevelwijziging.
In hoofdstuk 5 worden welstandscriteria voor reclame omschreven. Voor afzonderlijke gebieden worden de criteria die aan reclame worden gesteld omschreven.
Hoofstuk 6 is een algemeen hoofdstuk. Hierin worden de criteria voor excessen en de algemene welstandscriteria omschreven. De algemene welstandscriteria liggen (haast onzichtbaar) ten grondslag aan elke planbeoordeling, omdat ze het uitgangspunt vormen voor de uitwerking van de in de nota vastgestelde welstandscriteria. In praktijk zullen de uitwerkingen meestal voldoende houvast bieden voor de planbeoordeling. In de paragraaf over excessen wordt beschreven in welke gevallen een bouwplan tenminste als exces wordt aangemerkt.
In onderstaand stroomschema is aangegeven welke werkwijze eigenaren moeten volgen als zij iets willen bouwen of verbouwen. Eigenaren van cultuurhistorisch erfgoed kunnen contact opnemen met het Team Erfgoed van de gemeente voor meer informatie en begeleiding.
2. GEBIEDSGERICHTE WELSTANDSCRITERIA
2.1. GEBIEDSINDELING EN WELSTANDSREGIMES
Een belangrijke pijler van de welstandsnota is het gebiedsgerichte welstandsbeleid. Hoorn bestaat niet zomaar uit een binnenstad met woonwijken, maar is samengesteld uit ‘de oude stad’, dorpslinten en woonwijken uit de 20e en 21e eeuw. Ook in die nieuwe woonwijken zijn karakteristieken uit de vroegere dorpen en landschappen behouden. Per gebied zijn gebiedscriteria opgesteld. En er zijn meer gebiedstypen aan te wijzen.
Deze gebiedscriteria zijn gebaseerd op de identiteit van Hoorn, de architectonische kwaliteit en de ruimtelijke kwaliteit zoals die in de bestaande situatie worden aangetroffen. Deze criteria geven aan hoe een bouwwerk ‘zich moet gedragen’ om in zijn omgeving (niet teveel uit de toon te vallen) en welke gewaardeerde karakteristieken uit de omgeving in het ontwerp moeten worden gebruikt.
In de gemeente Hoorn kunnen op basis van overeenkomsten in functionele, stedenbouwkundige en/of architectonische kenmerken negen verschillende gebiedstypen worden onderscheiden, die op hun beurt uit meerdere deelgebieden (wijken) kunnen bestaan.
Per welstandsgebied is een samenhangend beoordelingskader opgesteld, waarin steeds de volgende onderdelen aan de orde komen:
Hier onder staat een kaart met de verschillende welstandsgebieden weergegeven:
4a Dorpsstraat Zuid/Kloosterhout/Blokweer
Welstandsvrije gebieden collectief particulier opdrachtgeverschap
9b Vrije sectorkavels Fase 2 Bangert & Oosterpolder (Veendijk, Rijweg)
Het vaststellen van het welstandsregime of welstandsniveau is cruciaal voor het opstellen van de welstandscriteria. Het welstandsregime moet aansluiten bij het gehanteerde ruimtelijk kwaliteitsbeleid en de gewenste ontwikkelingen in het betreffende gebied. De nota gaat uit van vier welstandsregimes:
De door het Rijk aangewezen beschermde stadsgezichten
De binnenstad van Hoorn is een door het Rijk aangewezen beschermd stadsgezicht. Dit gebied wordt van algemeen belang geacht wegens de schoonheid, de onderlinge ruimtelijke of structurele samenhang en de wetenschappelijke of cultuurhistorische waarde. De welstandsbeoordeling in het beschermde gezicht is gericht op het handhaven, herstellen en versterken van de ruimtelijke karakteristiek en de samenhang van het gebied. Het is een bijzonder welstandsgebied waar extra inspanning ten behoeve van de ruimtelijke kwaliteit gewenst is bij nieuw- en verbouw en inrichting van de openbare ruimte.
De cultuurhistorische waarden van de Koepoortsweg, het Keern en de Linten van Zwaag en Blokker wil de gemeente behouden en waar mogelijk versterken. Daarom wordt hier een bijzonder welstandsregime toegepast.
Dit zijn gebieden waar de basiskwaliteit moet worden gehandhaafd. Voor deze gebieden wordt een regulier welstandsregime gehanteerd, waarbij de beoordeling vooral gericht is op het bewaren van de eenheid in complexmatige bebouwing.
In Hoorn zijn vijf welstandsvrije gebieden aangewezen: Hoornbloem, Productiebos Tuibrug, Bobeldijk (woonwagenkamp), de vrije sectorkavels 2e fase Bangert en Oosterpolder en het binnengebied van bedrijventerreinen (m.u.v. Zevenhuis).
De binnenstad van Hoorn wordt globaal begrensd door de wijk Grote Waal in het westen, in het noorden door de Stationsweg / Spoorsingel / Draafsingel, in het oosten door het Schellinkhouterdijkpark / Julianapark en in het zuiden door het Markermeer. Dit gebied is identiek aan het gebied dat formeel is aangewezen als “beschermd stadsgezicht”.
De stad Hoorn is omstreeks 1300 ontstaan aan de uitmonding van een afwateringsstroom, de Gouw, op een plek waar door de geografische situatie een natuurlijke haven was gevormd. Op de dan aanwezige zeedijk werden de oudste straten, het Oost en het West, aangelegd. Het Noord ontstond als verbindingsweg met het binnenland. Het knooppunt van deze wegen, het Rode Steen, vormde het hart van deze nederzetting. De plaats heeft stadsrechten sinds 1357. De omwalling van de stad met haar poorten kwam tot stand in de 17e eeuw. Pas in de eerste decennia van de 20e eeuw ontwikkelde de stad zich buiten de bolwerken. Economische activiteiten van de stad richtten zich op het water: visvangst en later vooral ook commerciële scheepvaart en aanverwante bedrijvigheid.
Door de jaren heen heeft Hoorn periodes van ernstig verval en grote bloei gekend. De binnenstad-structuur, zoals wij die vandaag kennen, is in de grootste bloeiperiode ontstaan vanaf de 16e eeuw tot en met het midden van de 17e eeuw. Door de toen aanwezige materialen, hun beperkingen en mogelijkheden, is de maat en schaal van de gebouwen ontstaan. Veelal is baksteen gebruikt en op de kap liggen pannen. De voorgevels hebben een open karakter, terwijl de zijgevels juist gesloten zijn. De bebouwing staat meestal haaks op de openbare ruimte. Ook de rijke decoratie en detaillering hangen veelal samen met het ambachtelijk verwerken van de aanwezige materialen. Karakteristiek voor de gevels van de panden in de binnenstad is het ‘hebben van een begin en einde’; een basement, gootlijsten en een kap. Kenmerkend is de individualiteit van de panden, die desondanks een grote mate van samenhang in maat, schaal en materiaalgebruik laten zien. Ook de vele bouwkundige monumenten die de binnenstad nog rijk is, stammen uit deze periode van bloei. Momenteel telt de binnenstad meer dan 800 rijksmonumenten, gemeentelijke monumenten, provinciale monumenten en circa 1000 beeldbepalende panden.
WAARDEBEPALING, ONTWIKKELINGEN EN BELEID
Het patroon van straten en pleinen, in samenhang met de schaal, plaatsing en historische architectuurbeeld van de bebouwing is in hoge mate kenmerkend voor de binnenstad. Voor de ruimtelijke opbouw is, voornamelijk voor de binnenstad, de aaneengesloten wijze van bouwen direct aan de straat karakteristiek. Ook de profilering en inrichting van de openbare ruimte, de verkaveling en de structuur van de bebouwing spelen hierbij een belangrijke rol.
De herkenbare opbouw van de historische bebouwing, de mate van detaillering en de aansluiting van de bebouwing op de openbare ruimte zijn de belangrijkste kenmerken.
Uitgangspunt bij (vervangende) nieuwbouw is dat het historische karakter van de binnenstad in grote mate wordt gerespecteerd. Belangrijk hierbij is dat de onderlinge samenhang van de gebouwen goed op elkaar wordt afgestemd, zonder dat de individualiteit van de gebouwen wordt aangetast. Het bouwen in dezelfde voorgevellijn en met een vergelijkbare korrelgrootte en massa kan daartoe bijdragen. Een groot belang wordt toegekend aan het gebruik van traditionele materialen en zorg voor detaillering waarbij zowel eigentijdse nieuwbouw als historiserende nieuwbouw mogelijk is. Schaal en maat worden wat betreft maxima bepaald door het bestemmingsplan.
Voor cultuurhistorisch waardevolle gebieden en gebouwen als monumenten en beeldbepalende panden en gebieden gelden aanvullende criteria.
De binnenstad van Hoorn is een beschermd welstandsgebied. Dit gebied wordt van algemeen belang geacht wegen de schoonheid, de onderlinge ruimtelijke of structurele samenhang en de wetenschappelijke of cultuurhistorische waarde. Het beleid is terughoudend en gericht op het behoud en waar mogelijk versterking van de historische karakteristiek van de bebouwing. Uitgangspunt is variatie zonder verrommeling. Bij de beoordeling zal met name aandacht worden geschonken aan het behoud van het kleinschalige historische karakter, zonder wijzigingen en nieuwbouw onmogelijk te maken.
Bij de beoordeling van bouwplannen wordt in samenhang met de beschrijving en uitgangspunten getoetst aan de hand van de volgende criteria:
Aanvullende criteria toepassen van kunststof kozijnen en panelen
Kunststofkozijnen en /of panelen zijn toegestaan mits:
De vormgeving en detailleringen overeenkomstig houten exemplaren. Dat wil zeggen de vormgeving en detaillering hebben een ‘klassiek’ uiterlijk namelijk: het toepassen van verdiepte profileringen, geen diagonale verbindingen, vooral geen vlakke detailleringen (kozijn en draaiende delen dus niet in één vlak) en geen kunststof waterslagen.
Hoorn kent een aantal historische dorpslinten die zich in de 20e eeuw van landelijke linten met voornamelijk agrarische bebouwing hebben ontwikkeld tot meer gesloten dorpslinten. Deze linten liggen in de voormalige zelfstandige dorpen Zwaag en Blokker en langs de historische toevoerswegen naar Hoorn
De ontsluiting van de kavels aan de Dorpsstraat, tussen het Keern en de Zwaagmergouw vindt plaats door betonnen of houten bruggetjes in uiteenlopende vormen en maten over de aanwezige wegsloten. De bebouwing in dit deel wordt gedomineerd door gevarieerde vrijstaande woningen op ruime kavels. Het betreft hier voornamelijk stolpboerderijen (zowel traditioneel als modern) en woningen met één of twee lagen met zadeldak, waarbij de kaprichting varieert. De gevels van de woningen zijn overwegend opgetrokken uit baksteen. De kozijnen zijn van hout. In de kern van Zwaag bestaat de bebouwing uit vrijstaande woningen die aan beide zijden van de weg in de rooilijn verspringen. Tussen de kern van Zwaag en de Noorderdracht wordt de bebouwingsdichtheid weer lager. In dit deel van het lint variëren de woningen in kapvorm- en richting. Naast zadeldaken en stolpen komen mansardekappen en schildkappen geregeld voor.
Het bebouwingslint het Keern wordt gevormd door een dijklichaam dat evenwijdig aan de snelweg A7 loopt. Tussen de Provincialeweg en de Dorpsstraat wordt de wandvorming aan de westzijde van het lint gedomineerd door kleinschalige, zeer gevarieerde woonbebouwing, zowel vrijstaand als rijen woningen, direct aan het trottoir. Op dit gedeelte komen diverse kapvormen voor. Kaprichtingen variëren in mindere mate, de meeste woningen hebben een kopgevel aan de straatzijde, maar in enkele gevallen is sprake van langsgevels. De meeste bebouwing is vooroorlogs, wat zich uit in enkele fraai gedetailleerde gevels, doorgaans met een verticale geleding door parcellering en gevelindeling. De bouwhoogtes variëren. De moderne bebouwing in dit gedeelte van het lint is afgestemd op de kleur en de hoogte van de reeds bestaande panden.
Tussen de Provincialeweg en het Wijzend heeft de oostzijde van het lint gedomineerd door teruggelegen grootschalige bedrijfsgebouwen en wooncomplexen.
De bebouwingsdichtheid van het lint is vrij laag. Achter de brede wetering aan de noordzijde staat de bebouwing recht op de kavel. De kavelontsluiting vindt hier plaats door middel van voornamelijk houten bruggetjes. Aan de zuidzijde zijn de kavels direct aan de weg gelegen, met iets terug gelegen bebouwing. De bebouwing bestaat voor het grootste gedeelte uit vrijstaande woningen met één bouwlaag en een zadeldak. De kaprichting varieert, net als kleurgebruik en detaillering. In enkele gevallen is er sprake van een meer statige bebouwing van één bouwlaag met schilddak. Langs het gehele lint is sprake van een continue verspringende voorgevelrooilijn binnen een marge van ongeveer drie meter.
Het lint kent in hoofdlijnen twee profielen. In het westelijke deel, grofweg tot aan de kruising met het Kloosterhout ligt de bebouwing aan beide zijden iets terug op de kavel. Het betreft hier veelal vrijstaande woningen met één of twee bouwlagen met zadeldak. De kaprichtingen variëren, net als het kleur- en materiaalgebruik. De historische wegsloot is op enkele locaties nog aanwezig.
In het centrumgebied staat de bebouwing direct aan het trottoir op de kavels. Hier is ook sprake van meer grootschalige bebouwing, met onder andere een supermarkt. Oostelijk van het centrum wordt de bebouwingsdichtheid weer wat lager en komen grotere woningen en voormalige boerderijen voor. Traditionele stolpboerderijen met een deels rieten dak en deels pannendak komen hier met regelmaat terug.
De dubbele lintstructuur van de Hulk ligt parallel aan de Westfriese Omringdijk, ten zuidwesten van de wijk Grote Waal. Het betreft hier een gebiedje met een vrij grillige waterstructuur, waardoor er weinig rationele verkavelingen hebben plaatsgevonden. Door de lage bebouwingsdichtheid heeft het lint een duidelijk landelijk karakter.
De bebouwing langs de Hulk varieert van statige woonboerderijen tot stolpboerderijen en kleinere woonhuizen met zadeldak. Nagenoeg alle bebouwing is omgeven door hoge erfbeplanting, waardoor deze als het ware verscholen ligt in het groen. Het beeld van het zuidelijke deel van De Hulk wordt enerzijds bepaald door de hoge, kronkelende dijk en anderzijds door lager gelegen verspreide bebouwing. Hier en daar zijn doorzichten naar de achterliggende waterlopen en het noordelijke deel van het lint.
De Lageweg is van oorsprong een ontginningslint waarvandaan de gronden ten noorden (waar nu de wijk Kersenboogerd ligt) van het lint zijn ontgonnen. Tegenwoordig ligt de Provincialeweg gedeeltelijk parallel aan het lint en gedeeltelijk in de plaats van het oorspronkelijke lint. Hierdoor is het oorspronkelijke karakter van het lint voor een groot deel verloren gegaan.
De nog aanwezige woonbebouwing wordt gekenmerkt door de kleinschaligheid. Tussen de bebouwing zijn enkele doorzichten naar de achterliggende woonwijk Kersenboogerd ontstaan.
Koepoortsweg is van oorsprong de belangrijkste aanlooproute voor de binnenstad. Van oudsher brachten boeren uit de regio met paard en wagen hun groente en fruit naar de stad en dreven ze hun vee door de fraaie Koepoort naar de Veemarkt. De ‘Koepoort’ is in 1871 al verdwenen, maar de Koepoortsweg heeft nog steeds een historische uitstraling en beeld. Dit beeld wordt gevormd door de historische panden en laanbomen langs het grootste deel van de Koepoortsweg.
Voorheen waren aan de Koepoortsweg grote buitenplaatsen gelegen met slechts enkele villa’s, maar aan het begin van de 20e eeuw is de bebouwing fors toegenomen. Dit is nog goed te zien in de typische architectuurstijlen van deze periode. Opvallend element is het grootschalige verzorgingstehuis wat in de jaren ’70 van de vorige eeuw is gerealiseerd. De woonbebouwing is divers en bestaat voornamelijk uit geschakelde en individuele villa-achtige panden met een verscheidenheid aan gevel- en kapvormen. De bebouwing bestaat deels uit één bouwlaag met een kap en deels uit twee lagen met een kap of plat dak. De afzonderlijke panden vormen meestal een bouwkundige eenheid en staan op zichzelf in de straatwand. Daartussen zijn blokken met woningen gebouwd in kleine reeksen. Deze rond 1920 gerealiseerde complexmatige woningbouw door woningbouwverenigingen of exploitatiebedrijven vormen vaak een eenheid.
Sommige woningen hebben een topgevel, andere een lijstgevel en weer andere gevels bestaan uit een combinatie van deze twee. Bij de woningen met een topgevel is sprake van een kap met de nokrichting haaks op de straat, bij de lijstgevelwoningen is de nokrichting vaak evenwijdig aan de straat. Een verticale gevelgeleding komt het meest voor. Veel woningen zijn voorzien van erkers.
De bouwstijl varieert van de negentiende-eeuwse neo-renaissance en –classicisme tot Jugendstill en de meer functioneler vormgegeven architectuur van begin 20ste eeuw. De panden zijn meestal opgetrokken in rood, bruin of roodbruin baksteen. Meerdere woningen zijn voorzien van een wit gepleisterde gevel. De architectuur bepaald het beeld van de meeste panden en komt tot uiting in bijzondere hoek-oplossingen, betonnen elementen zoals dorpels, lateien en cordonbanden, overstekende dakranden en rijk vormgegeven ornamenten. Opvallend zijn de vele gevelversieringen zoals siermetselwerk, rollagen, topgevels met houtsnijwerk en andere detailleringen. Op enkele plaatsen staan woonblokken met meerdere woningen die later gebouwd zijn. Deze zijn gebouwd in een meer traditionele ‘baksteenarchitectuur’ uit de jaren 1920 tot 1940. Op enkele kavels staan nieuwere woningen van na 1950. Veel panden zijn gemeentelijk monument.
WAARDEBEPALING, ONTWIKKELING EN BELEID
De ontginning van het land voor de landbouw en tuinderijen is begonnen vanaf de linten. Hierdoor is er een sterke relatie tussen de toegepaste bouwstijlen en het landschap zoals bijvoorbeeld stolpen, tuinderswoningen, wegsloten, bruggen e.d.. De zichtbaarheid van deze relatie bepaalt de cultuurhistorische waarden van de linten. De waarde van de linten ligt in de cultuurhistorische en landschappelijk betekenis en de kwetsbare kleinschaligheid en diversiteit.
Uitgangspunt is behoud en waar nodig de versterking van het karakter van de langgerekte lintbebouwing als geheel. Extra aandacht gaat uit naar hoogtebreedte verhoudingen, positionering, transparantie naar het achterliggende gebied, detaillering, kleur- en materiaalgebruik. Bij voorkeur met gebruikmaking van het aanwezige scala van min of meer traditionele middelen, materialen en kleuren. Dat betekent niet dat imitatie van historische of andere bestaande elementen vereist is. Soms kan een eigentijdse vormgeving juist de bestaande karakteristieken benadrukken. Afwijkende invullingen kunnen bijvoorbeeld plaatsvinden op een stedenbouwkundige geëigende locatie, waardoor wordt bijgedragen aan de herkenbaarheid van het lint en stedelijk weefsel.
Voor cultureel erfgoed gelden aanvullend op de gebiedscriteria de objectcriteria voor monumenten en beeldbepalende panden.
De linten zijn bijzondere welstandsgebieden. Het beleid is terughoudend, waarbij behoud van variatie zonder verrommeling het uitgangspunt is. De commissie zal bij de advisering onder meer aandacht schenken aan het behoud van het gegroeide in beginsel kleinschalige karakter, zonder wijzigingen en nieuwbouw onmogelijk te maken.
Bij de beoordeling van bouwplannen wordt in samenhang met de beschrijving en uitgangspunten getoetst aan de hand van de volgende criteria:
Aanvullende criteria toepassen van kunststof kozijnen en panelen
Kunststofkozijnen en /of panelen zijn toegestaan mits:
2.2.3 EERSTE STADSUITBREIDINGEN
3a. Hoorn Noord / Venenlaankwartier
Hoorn Noord en het Venenlaankwartier liggen ten noorden en noordoosten van de binnenstad en worden aan de noord- en oostzijde begrensd door de Provincialeweg. De structuur van de wijken wordt bepaald door een aantal oorspronkelijke routes naar de binnenstad. Aan deze routes zijn de eerste stadsuitbreidingen gerealiseerd buiten de omwalling. De gronden tussen deze oude uitbreidingslinten zijn vanaf 1900 langzaam planmatig opgevuld. De lange ontwikkelingsduur van het gebied heeft er voor gezorgd dat er een grote diversiteit in woningtypen aanwezig is. Zo staan ‘rijk’ detailleerde woningen uit 1900 op korte afstand van ‘kale’ jaren 50 woningen.
Met uitzondering van de rijks- en gemeentelijke monumenten hebben panden vooral cultuurhistorische waarde vanwege de tijdsgeest die ze vertegenwoordigen. Panden uit de jaren ’50 en ’60 vertegenwoordigen architectuurhistorische waarden vooral omdat ze zorgvuldig zijn ontworpen. Ze bepalen, samen met de oudere bebouwing aan de linten, in sterkte mate de identiteit van de wijk. Kenmerkend zijn de vooruitspringende en naar achter gelegen delen in de gevels, de afwisselingen in bouwhoogte, het siermetselwerk, de verbijzondering van de kopgevels (daken), het gebruik van natuurlijke materialen en de afwezigheid van grote eenzijdige gevelvlakken. Ook het vele groen in de wijken is een kenmerkend element.
De variatie van bouwblokken en de afwisseling van kop- en langsgevels, samen met verspringingen van de rooilijn bij de verschillende bouwblokken zorgen voor een grote variatie in het straatbeeld. Waar de vooroorlogse bouw vooral aaneengesloten is en de straten (met uitzondering van de linten) smaller zijn, is de naoorlogse periode, tot de jaren ’70, ontworpen met “ licht, lucht en ruimte” als uitgangspunt.
Deze kleine woonbuurt bestaat uit ruime woonbebouwing aan de Westersingel, de Lambert Meliszweg en de Bernhard de Vriesstraat. Het grootste verschil met Hoorn Noord en het Venenlaankwartier (gebied 3a) is het villa-achtige karakter door de vrijstaande bebouwing in een ruime groene setting.
De bebouwing bestaat uit gevarieerde vrijstaande (soms twee- of drie-onder-één-kap) woningen op eigen kavel, hoofdzakelijk met de voorgevel georiënteerd op de straatzijde. Bij meerdere woningen is kenmerkend dat de woningen in nagenoeg dezelfde voorgevellijn staan. De voortuinen zijn relatief ondiep, vaak ontstaan door het streven naar zo groot mogelijke achtertuin. De woningen bestaan over het algemeen uit één of twee bouwlagen voorzien van een vaak samengestelde kapvorm.
De kapvormen variëren van klassieke mansardekappen tot piramidekappen.
De oorspronkelijke bebouwing is nog duidelijk herkenbaar aan de traditionele baksteenarchitectuur met rechte vormen, fraaie hoekoplossingen, ruime dakoverstekken, portieken, erkers en versierde houten deuren, kozijnen en goten. De bouwstijl van de overige vrijstaande panden is gevarieerd, maar de meeste woningen hebben een relatief eenvoudige rechthoekige hoofdvorm met een zadel- of schilddak in verschillende hellinghoeken. In sommige nieuwbouwvilla’s wordt in de architectuur verwezen naar oorspronkelijke bouwstijlen (zogenaamde neostijlen).
WAARDEBEPALING, ONTWIKKELING EN BELEID
Het merendeel van de bebouwing is in hun oorspronkelijke opzet zowel stedenbouwkundig als architectonisch met zorg ontworpen. Kenmerkend is dat, ondanks de grote mate van diversiteit aan woning-typologie, wel sprake is van een grote mate van samenhang op het niveau van een woonbuurt, bouwblok of complex. Deze zijn ontworpen met elk eigen specifieke architectonische of stedenbouwkundige kenmerken.
Deze samenhang kan worden verstoord wanneer woningen individueel worden gerenoveerd of gewijzigd. In een aantal complexen of buurten is de samenhang tot nu toe bewaard gebleven doordat wijzigingen en toevoegingen grotendeels collectief per bouwblok zijn uitgevoerd. Voor andere buurten is er door de diversiteit aan woninguitbreidingen een gevarieerd beeld ontstaan.
De oorspronkelijke samenhang is dan veelal verstoord. De diversiteit aan bebouwing door de decennia heen kan een rommelig beeld geven aan het gebied.
Vanwege de kwetsbaarheid van het gebied worden zowel groot- als kleinschalige toevoegingen met aandacht en zorg vormgegeven. Met name als er nog sprake is van samenhangende ensembles zal er extra zorgvuldig gekeken worden naar de architectonische uitwerking van het bouwplan.
Speciale aandacht gaat uit naar gebouwen met een openbare- dan wel publieke functie. Vanwege de bijzondere situatie worden naast de gebiedskarakteristieken altijd de algemene welstandscriteria betrokken bij de welstandsbeoordeling.
Voor cultureel erfgoed gelden aanvullend op de gebiedscriteria de objectcriteria voor monumenten en beeldbepalende panden.
De eerste stadsuitbreidingen zijn reguliere welstandsgebieden. Uitgangspunt van het beleid is behoud van een samenhangend beeld. De commissie zal bij de advisering onder meer aandacht schenken aan behoud van de herhaling van woningen met accenten bij een stedenbouwkundige aanleiding, een gedifferentieerde opbouw met nadrukkelijke kap, een zorgvuldige detaillering en het gebruik van traditionele materialen en kleuren.
Bij de beoordeling van bouwplannen wordt in samenhang met de beschrijving en uitgangspunten getoetst aan de hand van de volgende criteria:
2.2.4 PLANMATIGE UITBREIDINGEN
4a. Dorpsstraat Zuid / Kloosterhout / Blokweer
Zwaag en Blokker waren tot 1979 zelfstandige gemeenten, met een eigen woningbouwprogramma. Deze achtergrond is bepalend voor het gebied Dorpsstraat Zuid / Kloosterhout / Blokweer. De ontwikkeling van het gebied is tot stand gekomen doordat in de jaren ’50, in de linten geen ruimte meer voorhanden was om aan de woningvraag te voldoen. Het bouwen ‘achter’ de linten en verbindingswegen kreeg als eerste gestalte in de omgeving van de Krijterslaan. Eind jaren ’70 begin jaren ’80 is de wijk Kloosterhout ontwikkeld.
De combinatie van de individueel gebouwde woningen langs de ‘oude’ wegen en de planmatige ontwikkelingen daar achter, hebben een woongebied opgeleverd met een totaal ander karakter dan de overige woongebieden in Hoorn.
Er is een grote diversiteit aan woningtypen in de wijk, waarbij het opvallend is dat de rijenwoningen in de planmatige uitbreidingen toch enkele overeenkomstige kenmerken hebben. In het algemeen zijn de woningen opgebouwd uit twee lagen met een kap. Aan de voorgevel zijn in het ontwerp meestal geen elementen toegevoegd als een portiek, luifel of erker. Vaak bestaat de gevel ter hoogte van de eerste verdieping uit een nagenoeg gevelbreed venster. Het zadeldak, met een helling tussen 40° en 50° is bedekt met donkere pannen. Op de nok van het doorlopende dakvlak staan gemetselde schoorstenen op de woningscheiding, die de individuele woning markeren.
De Grote Waal ligt ten westen van de binnenstad met als begrenzingen: aan de noordzijde de rijksweg A7 en de spoorlijn Hoorn-Amsterdam en aan de zuidzijde het Markermeer. De wijk is van oost naar west onder te verdelen in een aantal buurten. Het oostelijke deel grenzend aan de binnenstad is gebouwd in midden jaren ´60. Een orthogonale structuur en brede straatprofielen zijn kenmerkend voor dit deel van Grote Waal. Naast de rijen eengezinswoningen staat er aan de noordrand een rij portieketageflats.
Aan de zuidzijde van dit deel is eveneens hoogbouw gecombineerd met laagbouw. Dit deel, liggend langs de dijk vormt een voor Hoorn unieke stedenbouwkundige en architectonische eenheid. De
sterflats gesitueerd langs de dijk van het Markermeer zijn aangewezen als gemeentelijk monument. Vanwege het geringe eigen woningbezit in dit deel komen toevoegingen aan de woning weinig voor. Het meest westelijke deel van de wijk heeft een ruimtelijke opbouw die vergelijkbaar is met Risdam. Opvallend voor dit deel van Grote Waal is de veelvuldige toepassing van opritten en carports voor de woningen. De gevels zijn opgetrokken uit baksteen, hierin is hout in verschillende manieren opgenomen, onder andere in: borstweringen, als opvulling tussen gevelopeningen op verschillende verdiepingen en in daklijsten. In het uiterste westen van Grote Waal ligt een belangrijk recreatiegebied: het Dwaalpark.
Risdam ligt in het noordwestelijke deel van Hoorn, ten oosten van het Keern. De wijk wordt in tweeën gedeeld door de Dorpsstraat (Risdam Noord en Risdam Zuid). De realisatie heeft plaatsgevonden van begin jaren ’70 tot eind jaren ’80. De oorspronkelijke polderverkaveling is ingezet om de wijk te structureren. In een deel van de wijk zijn zelfs de elzensingels - die de kavelsloten flankeren – als structuurbepalende elementen in de groenstructuur opgenomen. De wijk wordt door de ontsluitingswegen en de waterlopen opgedeeld in buurten. In Risdam Zuid liggen centraal in de wijk openbare voorzieningen zoals scholen, sporthal en winkelvoorzieningen. Het merendeel van de wijkvoorzieningen is geclusterd in De Huesmolen. De Huesmolen bestaat zowel uit voorzieningen als woningen. Winkels bevinden zich op de begane grond, daarboven bevinden zich woningen in meerdere lagen. Het complex is het resultaat van een prijsvraag en daardoor ook door één architectenbureau ontworpen. De Huesmolen wordt hierdoor gekenmerkt door een eenheid in architectuur.
De buurten direct aan het centrale deel van Risdam Zuid hebben een orthogonale noord-zuid georiënteerde structuur. Eenheid in deze buurten is versterkt door opvallend kleurgebruik. Eén buurt in dit centrale deel bestaat uit drive-in woningen, opgebouwd uit drie lagen met een plat dak. Deze woningen staan in een rij met een sterke horizontale geleding, waarbij de begane grond iets terug ligt. In de overige buurten is een eerste aanzet zichtbaar waarbij de orthogonale structuur losgelaten wordt door de rijenwoningen ten opzichte van elkaar te laten verspringen. Het overgrote deel van de woningen is opgebouwd uit twee lagen met een zadeldak. Risdam Noord wordt gekenmerkt door een sterkere verspringing en verdraaiing van rijen woningen ten opzichte van elkaar dan in Risdam Zuid. Woningen liggen hierdoor niet aan een straat maar meer aan een woonerf. Binnen een cluster staan woningen met overeenkomstige architectuur, ontworpen door één of meerdere architecten. De hoofdvorm van de woningen is vrijwel in de gehele wijk hetzelfde: rijenwoning, twee lagen en een zadeldak. De woningen bevatten weinig ornamentiek. De gevels zijn hoofdzakelijk opgetrokken uit baksteen in donkere tinten. De daken zijn bedekt met overwegend grijze betonpannen. Hout in de gevel is veelvuldig toegepast als opvulling tussen gevelopeningen.
Kersenboogerd is in de laatste decennia van de 20e eeuw ontwikkeld en ligt in het oosten van Hoorn, ten noorden van het bedrijventerrein Hoorn 80. De wijk is qua verschijningsvorm in tweeën op te delen. Het westelijk deel, dat vóór 1990 werd gerealiseerd is vergelijkbaar met Risdam, zowel qua stedenbouwkundige opzet als qua woningtypen. Het merendeel van de woningen in dit deel van Kersenboogerd bestaat uit rijenwoningen van twee lagen en een zadeldak opgebouwd uit baksteen in verschillende lichtere tinten en donkere betonnen dakpannen. In het oostelijke deel is de ruimtelijke structuur minder bepaald door het onderliggende polderlandschap maar meer door de vormgeving van de ontwerpers.
In de bebouwing is sprake van een grote diversiteit aan vormen, kleur en materiaal. Een buurt bestaat hierdoor uit een aantal woningtypen die qua verschijningsvorm erg van elkaar verschillen. Kenmerkend voor dit deel van Hoorn is de grote verscheidenheid aan dakvormen (lessenaar, schild, zadel, plat). Als dakbedekking is meestal gebruik gemaakt van betonnen dakpannen. De kleur van de in de wijk gebruikte pannen verschilt. De wijk bestaat grotendeels uit ruime koopwoningen. De maat van de vrije kavels in de wijk is klein in relatie tot de woningen die er op staan.
Centraal in Hoorn ligt de buurt Nieuwe Steen, omringd door de ontsluitingswegen: Zwaagmergouw, Blokmergouw, Oostergouw en Provincialeweg. Deze kleine woonbuurt is begin jaren negentig gebouwd. Opvallend aan deze wijk is dat alle woningen opgetrokken zijn uit een lichte kleur baksteen met rode, dan wel donker grijze dakpannen. Voor het overgrote deel bestaat de wijk uit twee-onder-één-kapwoningen en vrijstaande woningen. Toevoegingen aan de voorzijde van de woning komen in de wijk weinig voor.
De nieuwste uitbreidingswijk is Bangert en Oosterpolder, gesitueerd aan de noordoost zijde van de gemeente Hoorn tussen de dorpen en bebouwingslinten van Blokker en Zwaag. De bestaande lintbebouwing wordt ingesloten door de nieuwe bebouwingsstructuur.
De wijk wordt opgebouwd uit verschillende wijkdelen (Centrum, Waterland, Hoge Hemen, de Strip en enkele afrondingen) en heeft een heldere en herkenbare structuur. De verschillende wijkdelen hebben elk een eigen karakteristiek door bouwstijl en inrichting. Zo is de Hoge Hemen een kleinschalig en gevarieerd gebied, terwijl Waterland een meer langgerekte kavelstructuur heeft. Hierdoor zal er een divers straatbeeld ontstaan.
De hoofdontsluiting van de wijk, de Strip, loopt haaks op de verschillende bebouwingslinten. Om de structuur van de linten zo weinig mogelijk aan te tasten is gekozen voor een ontsluitingsweg met twee losse rijbanen met daartussen een brede centrale ruimte van circa 40 meter met een ecologisch/recreatieve invulling. Het voorzieningengebied is compact met een concentratie van diverse voorzieningen zoals scholen en winkels.
In de bebouwing is sprake van een grote diversiteit aan vormen, kleur en materiaal. Ondanks deze diversiteit, zijn de blokken qua architectuur op elkaar afgestemd, bijvoorbeeld in de detaillering van kopgevels zonder overstek. Een buurt bestaat hierdoor uit een aantal woningtypen die qua verschijningsvorm niet erg van elkaar verschillen. Kenmerkend voor dit deel van Hoorn is dat wordt gezocht naar een harmonisch straatbeeld. De wijk bestaat grotendeels uit koopwoningen met enkele appartementen complexen.
Westelijk naast het Keern is het gebied De Blauwe Berg ontwikkeld, een kleine woonwijk met vrijstaande, twee-onder-een-kap woningen en woningrijcomplexen waaronder de parkwoningen. De Blauwe Berg is voorts een gebied met veel sportvoorzieningen waaronder een overdekte ijsbaan en het voormalige Missiehuis. Het is een gebied met een parkachtige sfeer waarin een oude waterloop 'Het Wijzend' loopt. De bebouwing, geen woningen zijnde, valt onder gebied 7, recreatieterreinen.
De karakteristiek van het woningbouwprogramma is landschappelijk, passend bij de parkachtige omgeving. Bouwvolumes zijn enkelvoudig of samengesteld. Topgevels en dwarskappen komen veel voor. Gevels hebben veelal een verticale hoofdgeleding en zijn van baksteen.
WAARDEBEPALING, ONTWIKKELING EN BELEID
De kwaliteit van de leefomgeving wordt door een aantal factoren bepaald. Een belangrijke factor is de uitstraling van de bebouwing met daarin herkenbare structuren en patronen. De woongebieden kenmerken zich door aandacht voor de stedenbouwkundige opzet van buurten en wijken en de relatief eenvoudige architectonische uitstraling van de woningen. Door de heldere opzet van de openbare ruimte en de sterke samenhang van de bebouwing op wijk-, buurt of straatniveau onderscheiden deze gebieden zich van de oudere woongebieden. Samenhang op straat of blokniveau en architectonische expressie ter ondersteuning van de samenhang of op geëigende locaties gerelateerd aan de stedenbouwkundige structuur zijn de belangrijkste begrippen.
Het beleid voor deze woongebieden is er op gericht om de herkenbaarheid van de stedenbouwkundige opzet en de thematiek bij de toegepaste woningtypologieën in tact te houden. De te verwachten toevoegingen aan de bestaande bebouwing dienen zich dan ook te voegen binnen deze aanwezige structuren en patronen, zodat de karakteristieken van de bebouwing zichtbaar blijven.
Welstand is gericht op het handhaven van de in de wijken aanwezige basiskwaliteit. Door de relatief jonge leeftijd van de bebouwing zijn voornamelijk ontwikkelingen te verwachten in de categorie kleine bouwwerken.
Speciale aandacht gaat uit voor gebouwen met een openbare- dan wel publieke functie. Vanwege de bijzondere situatie wordt naast de gebiedskarakteristieken altijd de algemene welstandscriteria betrokken bij de welstandsbeoordeling.
Voor het aanwezige cultureel erfgoed gelden aanvullend op de gebiedscriteria de objectcriteria voor monumenten en beeldbepalende panden.
De planmatige woongebieden zijn reguliere welstandsgebieden. Uitgangspunt van beleid is het beheer van de rust in het groene straatbeeld en het aanzien vanuit de omringende gebieden. De commissie zal bij de advisering onder meer aandacht schenken aan het behoud van het straatbeeld met herhaling in rooilijnen en gevelindeling en samenhang in zowel architectonische uitwerking als het gebruik van materiaal.
Bij de beoordeling van bouwplannen wordt in samenhang met de beschrijving en uitgangspunten getoetst aan de hand van de volgende criteria:
2.2.5 KANTOREN EN VOORZIENINGEN
Deze gebieden zijn hoofdzakelijk in gebruik voor bedrijven in de kantorensfeer en diverse (openbare) voorzieningen, nutsbedrijven en dergelijke. Ze huisvesten openbare en commerciële functies zoals dienstverlening, onderwijs en overige voorzieningen. Dergelijke voorzieningen en bedrijven willen vaak herkenbaar zijn en met hun huisvesting kwaliteit en betrouwbaarheid uitstralen. Het is dan ook logisch dat veel van deze gebieden langs de hoofdontsluiting (Provincialeweg) van Hoorn zijn gelegen.
De inrichting van deze gebieden is afgestemd op de toestroom en aanwezigheid van grotere aantallen werknemers. Dit uit zich voornamelijk in het aantal parkeerplaatsen en –terreinen. Parkeren vindt veelal plaats op eigen terrein al zijn er langs de weg soms ook parkeervakken gerealiseerd. In sommige gevallen is een parkachtige inrichting nagestreefd om de verblijfswaarde te vergroten.
In deze gebieden komt zowel hoog- als laagbouw voor van eenvoudige rechthoekige panden van één bouwlaag en een plat dak tot een samenstelling van bouwmassa’s met verschillende hoogten en rijke plastische gevels. De gebouwen of complexen hebben meestal een alzijdige oriëntatie en zijn grotendeels als individuele objecten vormgegeven. Er komen diverse bouwstijlen voor die gerelateerd zijn aan de bouwperiode waarin ze zijn gebouwd. Er is dan ook sprake van een pluriforme uitstraling met ruimte voor schaalverschillen, expressie en afwisseling. De samenhang moet voornamelijk gezocht te worden in de openbare ruimte, groenvoorzieningen en structuur.
Nieuwe Steen is centraal gelegen en ligt langs de spoorlijn stoomtram Hoorn-Medemblik. Het gebied bestaat uit kantoren, met onder andere het politiebureau en het stadhuis. De kantoorarchitectuur is hier gevarieerd en eigentijds van aard. De kapvorm is overwegend plat maar er staan ook kantoren waarbij de gevel wordt afgerond met een naar binnen hellend gevelvlak, dat enigszins een kap suggereert.
In de bocht van de Provincialeweg en aan de Lageweg liggen meerdere kleinere terreinen waarvan de bebouwing zeer divers is. Kantoorpanden worden afgewisseld met bedrijfshallen. (Gevel)reclames, vlaggen en hekwerken aan de straat bepalen hier het beeld. Een groot deel van het terrein aan de Holenweg is in gebruik door één bedrijf. Daarnaast vormt het kantoorgebouw van het Waterschap West-Friesland een accent langs de Provincialeweg. Langs de Lageweg wordt historische agrarische woonbebouwing afgewisseld met moderne kantoorpanden.
De kantoorpanden zijn erg gericht op uitstraling naar de Provincialeweg en hebben meestal een vrij open erf. De meeste kantoorpanden zijn twee of drie bouwlagen hoog en in vergelijking met de woonbebouwing relatief groot van schaal. De kantoorpanden hebben ieder een geheel eigen karakteristiek. In enkele gevallen wordt het gevelbeeld bepaald door grote glasoppervlakken. Andere panden hebben meer besloten gevels in baksteen.
De buitenstad vormt in feite de entree naar de binnenstad vanaf de aansluiting van de A7 met de Provincialeweg. Langs de Provincialeweg ten noorden van de binnenstad is langzaamaan een overgangsgebied ontstaan met allerlei groot- en kleinschalige functies waarvoor in de oude binnenstad geen plaats meer was. Vanwege de individualiteit van de verschillende functies en bebouwing vormt het gebied in zekere zin (nog) geen ruimtelijke eenheid en samenhang. De verschillende gebiedjes worden doorsneden door de Provincialeweg en het Keern.
Kenmerkend zijn vooral een aantal voor Hoornse begrippen grootschalige elementen, zoals het ziekenhuis complex, kantoorbebouwing in de omgeving van het ziekenhuis en onderwijsvoorzieningen aan het Dampten en de Maelsonstraat.
WAARDEBEPALING, ONTWIKKELING EN BELEID
De kantoor- en voorzieningenterreinen kenmerken zich door een sterk afwisselende ruimtelijke beeldkwaliteit. Er bestaat een grote variatie in vormgeving, materialen en kleurgebruik. Direct langs de Provincialeweg is vaak meer aandacht besteed aan individueel en expressief vormgegeven architectuur. Naast de bebouwde omgeving heeft ook de openbare ruimte een belangrijke rol in het representatieve uiterlijk van een terrein.
Er zijn een aantal te verwachten ontwikkelingen. Nabij het NS-station zal een grote hoeveelheid
kantoorvloeroppervlak komen. Ten noorden van de Provincialeweg zal een toenemend aantal detailhandelsfunctie worden gerealiseerd. Daarnaast zal in de Buitenstad het nodige aantal voorzieningen worden gerealiseerd.
De kantoren en voorzieningen zijn regulier welstandsgebied. Uitgangspunt van beleid is het beheer van de samenhang in de massa's en het straatbeeld. De commissie zal bij de advisering onder meer aandacht schenken aan de samenhang in zowel de architectonische uitwerking als het gebruik van materiaal en kleur. Vernieuwende architectuur is hier op zijn plek.
Met name op stedenbouwkundig geëigende plaatsen zoals hoeklocaties en langs belangrijke wegen en de spoorlijn is extra aandacht en zorg aan de beeldkwaliteit van zowel de openbare ruimte als de gebouwen.
Bij de beoordeling van bouwplannen wordt in samenhang met de beschrijving en uitgangspunten getoetst aan de hand van de volgende criteria:
Bedrijventerreinen zijn de gebieden met gemengde functies bestaande uit productiehallen, opslagloodsen, soms met rijen loadingdocks, groothandels en garages. De gebieden worden gekenmerkt door vrijstaande grootschalige gebouwen in een vaak rationeel verkavelingspatroon met een op de functie gerichte zonering. Het straatbeeld wordt bepaald door opslag van goederen en grootschalige parkeervoorzieningen. In deze gebieden is over het algemeen maar in beperkte mate groen aanwezig.
Het gebouw en de plek van het gebouw komen veelal voort uit de functionaliteit van de bedrijfsvoering. Voor de bedrijfsgebouwen geldt dat de functie vaak de verschijningsvorm van het gebouw bepaalt. De bouwmassa en -hoogte vertonen een grote variatie, bouwhoogten kunnen variëren van 5 tot 25 meter. De kantoor- en kantinegedeelten zijn vaak in de bedrijfsgebouwen geïntegreerd. De vormgeving is sober en wordt gekenmerkt door een utilitaire uitwerking. Er is grote variatie in materialen en kleurgebruik. Materialisering bestaat veelal uit beton, (metalen) beplatingen en baksteen. Bij de representatieve onderdelen van de bedrijfsvoering zoals de kantoorgedeelten, is over het algemeen meer aandacht gegeven.
Het terrein ligt ten zuiden van de Provincialeweg tegen de gemeentegrens van Drechterland (zie Gildenweg). Op dit bedrijventerrein is een onderscheid waar te nemen tussen de bedrijven langs de hoofdontsluitingsweg en de bedrijven achter deze hoofdontsluiting. De hoofdontsluiting en de op maritiem gerichte bedrijven flankeren door meer representatieve bedrijven, die veel bezoekers ontvangen. De voorgevel vormt bij deze bedrijven het visitekaartje van het bedrijf.
Dit voormalige veilingterrein is gelegen tussen de Dorpsstraat, Oostergouw, Blokmergouw en de spoorlijn stoomtram Hoorn – Medemblik. Dit terrein wordt gekenmerkt door veelal kleinere bedrijven die gehuisvest zijn in zogeheten bedrijfsverzamelgebouwen. De hoogte van deze gebouwen is beperkt. Op het gehele terrein staan geen gebouwen hoger dan circa 7 meter.
Dit bedrijventerrein ligt aan de noordoostkant van Hoorn ten oosten van de spoorlijn stoomtram Hoorn – Medemblik, tussen de Westfrisiaweg en de Dorpsstraat. De Westfrisiaweg vormt de belangrijkste regionale ontsluiting. De bedrijfsbebouwing welke langs deze weg is gelegen is representatiever dan de bebouwing op het binnen gebied.
Westfrisia-Oost III (Marowijne en omgeving) kenmerkt zich in tegenstelling tot de overige gebieden door zorgvuldig ruimtegebruik en hoogwaardige architectuur. Hier is meer aandacht voor architectuur, groenonderhoud, verlichting, straatmeubilair, beveiliging en parkeren.
Dit terrein ligt aan de zuidzijde van de spoorlijn Hoorn – Enkhuizen, gedeeltelijk op het gebied van de aangrenzende gemeente Drechterland. Het terrein is in gebruik door een diversiteit aan bedrijven. Grote en kleine gebouwen wisselen elkaar op dit terrein af. De gevels van de bedrijfshallen op dit terrein zijn opgetrokken uit plaatmateriaal.
Zevenhuis is een nieuw bedrijventerrein in Hoorn. Het bedrijventerrein ligt nabij de kerngemeente Hoorn en direct aan de Westfrisiaweg, de N23.
Het plangebied vormt de nieuwe noordelijke rand van Hoorn en bepaalt het aanzicht van Hoorn vanuit noordelijk richting. Aan de noordelijke rand van de nieuwe ontwikkelingen is dan ook de nodige aandacht nodig voor de landschappelijke inpassing.
Min of meer parallel aan Zwaagdijk-West kronkelt de Kromme Leek door het landschap. Deze waterloop heeft een hoge ecologische kwaliteit. Door nieuw water in het plangebied aan te sluiten op deze bestaande waterloop ontstaat een verankering van het plan in de omgeving en wordt tegelijkertijd ecologische kwaliteit toegevoegd.
De opstrekkende verkaveling is kenmerkend voor de ontstaansgeschiedenis van dit gebied. Om tot een goede inpassing in de omgeving te komen, is in de planvorming rekening gehouden met deze verkavelingsstructuur. Dit komt tevens de faseerbaarheid van het plan ten goede. Gezien de aard en schaal van de ontwikkeling speelt met name de hoofdrichting van het landschap en zijn ligging ten opzichte van de N23 een rol in de ontwikkeling.
WAARDEBEPALING, ONTWIKKELING EN BELEID
Het beleid is gericht op intensivering van het grondgebruik. Dit kan op verschillende manieren tot stand komen: door efficiëntere terreininrichting en door bepaalde bedrijfsfuncties naar de verdieping te verplaatsen (intensief en duurzaam ruimtegebruik). Verder kan met vervoersmanagement het parkeerareaal worden teruggedrongen.
De ruimtelijke beeldkwaliteit is vaak ondergeschikt aan de functionaliteit of de gebruikswaarde van de ruimte. De laatste jaren is echter veel zorg en aandacht besteedt aan de ruimtelijke kwaliteit van bedrijventerreinen. In bestemmingsplannen, beeldkwaliteitsplannen en herstructureringsplannen is een duidelijke kentering waarneembaar ten aanzien van de opvattingen over beeldkwaliteit in deze gebieden. Zo is ook in Westfrisia oost duidelijk te zien dat er aandacht is gegeven aan de beeldkwaliteit van het straatbeeld en de verschijningsvorm van bebouwing.
In het algemeen speelt beeldkwaliteit in deze gebieden vooral een rol aan de randen op de overgang met woonwijken of andere verblijfsruimten en aan de doorgaande wegen die de ontsluiting verzorgen van de bedrijfsterreinen.
De randen van de bedrijventerreinen zijn regulier welstandsgebied. De binnengebieden zijn voor de activiteit bouwen welstandsvrij (met uitzondering van ’t Zevenhuis). Uitgangspunt van beleid is het beheer van het straatbeeld en afstemming op belendingen. Bij de beoordeling zal onder meer aandacht worden geschonken aan een ordelijke architectonische uitwerking met inbegrip van materialen en kleuren. Voor de toetsing van reclame gelden de toets criteria reclame, deze gelden voor het gehele gebied (reclame is niet welstandsvrij)
Bij de beoordeling van bouwplannen wordt in samenhang met de beschrijving en uitgangspunten getoetst aan de hand van de volgende criteria:
Recreatiegebieden bestaan uit (semi-)openbare terreinen met grotere voorzieningen en parkeergelegenheden (soms in directe relatie met het landschap), veelal omringd door hoog opgaand groen. De bebouwing is divers maar bestaat over het algemeen uit een enkelvoudige hoofdmassa met een utilitair en individueel karakter.
7a. Blauwe Berg, Berkhouterweg
De Blauwe Berg ligt ten oosten van de rijksweg A7 en vormt de overgang tussen de rijksweg en de Keern. De aanwezige functies zijn onder meer: sportvoorzieningen, een gemeentewerf, ijsbaan en een radiostation. In het gebied komt als bijzonder element het (monumentale) Missiehuis voor.
Daarnaast is het gebied uitgebreid met een vrijetijdspark waarin onder andere een hotel met bioscoop. Entertainment, sport en natuur komen in het park harmonieus samen.
Langs de snelweg A7 komt een hoge groene dijk waarin deze voorzieningen liggen verscholen. De groene dijk versterkt het landschappelijk aanzien, terwijl tegelijkertijd de geluidshinder van de snelweg sterk wordt teruggedrongen.
Het deel van de Blauwe Berg waar een woonwijk is gerealiseerd, is beschreven bij de woongebieden (gebied 4g).
Aan het Markermeer ligt een van de grootste recreatiegebieden van Hoorn. Het gebied bestaat uit een park, sportvelden en mogelijkheden voor waterrecreatie. Bebouwing in het gebied is beperkt en puur ondersteunend voor de recreatieve functie. Een uitzondering hierop is de onlangs gerealiseerde brandweerkazerne. Deze ligt aan de westelijke entree van het gebied. Het gebouw werkt door zijn opvallende kleur en ligging als een markeerpunt tussen de binnenstad en het recreatiegebied.
WAARDEBEPALING, ONTWIKKELING EN BELEID
Vooral het gebied van de Blauwe Berg is in ontwikkeling, met name de strook langs de A7.
Recreatiegebieden zijn reguliere welstandsgebieden. Uitgangspunt is een terughoudend beleid en gericht op beheer. Bij de beoordeling zal onder meer aandacht worden geschonken aan het behoud van de sobere architectuur en aan landschappelijke inpassing.
Bij de beoordeling van bouwplannen wordt in samenhang met de beschrijving en uitgangspunten getoetst aan de hand van de volgende criteria:
2.2.8 WELSTANDSVRIJEGEBIEDEN MET COLLECTIEF PARTICULIER OPDRACHTGEVERSCHAP
8a en 8b. Hoornbloem en Locatie Tuibrug
De Locaties Tuibrug en Hoornbloem zijn aangewezen als bouwlocaties voor Collectief Particulier Opdrachtgeverschap.
Voor bouwplannen op deze locaties gelden geen welstandscriteria, mits de bouwplannen voortkomen uit Collectief Particulier Opdrachtgeverschap overeenstemming met de gemeente Hoorn.
9a. Woonwagenkamp Bobeldijkerweg
Voor de bebouwing op de kavels (ten behoeve van woonwagens) met een huisnummer aan de Bobeldijkerweg gelden geen welstandscriteria.
9b. Gemeentelijke vrije sectorkavels fase 2 Bangert en Oosterpolder
Voor bebouwing op de gemeentelijke vrije sectorkavels in fase 2 in de wijk Bangert en Oosterpolder gelden geen welstandscriteria.
9c. Binnengebied van bedrijventerreinen (m.u.v. Zevenhuis)
Voor de bebouwing op de binnengebieden van bedrijventerreinen, met uitzondering van bedrijventerrein Zevenhuis, gelden geen welstandscriteria.
2.3 PROCEDURE BIJ NIEUWE (HER)ONTWIKKELINGSPROJECTEN
De welstandsnota bevat geen welstandscriteria voor grotere (her)ontwikkelingsprojecten die de bestaande ruimtelijke structuur en karakteristiek doorbreken. In sommige gevallen kan worden volstaan met het verwijzen naar criteria van naastgelegen of andere vergelijkbare gebieden in de gemeente. In andere gevallen wordt bij de beoordeling teruggegrepen op de algemene criteria. Ook kan de gemeenteraad besluiten in het kader van de planvorming nieuwe welstandscriteria vast te stellen als aanvulling op de welstandsnota.
In dit hoofdstuk worden de objectgerichte welstandscriteria genoemd voor de bouwwerken die bijzonder specifiek en beeldbepalend zijn voor Hoorn. In Hoorn zijn monumenten, beeldbepalende panden, stolpboerderijen, bruggen en reclames benoemd als bouwwerken waarvoor een beoordelingskader met ‘eigen’ welstandscriteria kan worden opgesteld.
Ook voor de specifieke bouwwerken is het vaststellen van het welstandsregime van belang. Het moet aansluiten bij het gehanteerde ruimtelijk kwaliteitsbeleid en de gewenste ontwikkelingen. In theorie zijn voor de specifieke bouwwerken vier welstandsregimes mogelijk:
De aangewezen monumenten zijn erkend als bouwwerken van groot algemeen belang en genieten een wettelijke bescherming. Veel ingrepen aan monumenten zijn vergunningplichtig, dus ook de zaken die elders vergunningvrij zijn. De welstandsbeoordeling is gericht op het op hoog kwaliteitsniveau handhaven, herstellen en versterken van de historische karakteristieken van de gevel en de samenhang van het monument met zijn omgeving. Het is niet noodzakelijk gebleken om voor alle monumenten expliciete welstandscriteria op te stellen omdat de algemene, gebiedsgerichte- en objectgerichte welstandscriteria kunnen worden gebruikt en voor monumenten in het algemeen maatwerk vereist is.
Voor stolpboerderijen die niet zijn aangewezen als monument en alle overige in de bestemmingsplannen aangewezen cultuurhistorisch waardevolle panden binnen en buiten het beschermde gezicht, geldt een bijzonder welstandsregime. Het welstandstoezicht is gericht op het voorkomen van aantasting van de karakteristieken en het versterken van de bestaande en/of gewenste kwaliteit. Het kwaliteitsniveau van ingrepen aan deze bouwwerken moet hoog zijn.
3.1 MONUMENTEN EN BEELDBEPALENDE PANDEN
Een monument is een gebouw of terrein dat van algemeen belang is door schoonheid, architectuur of geschiedenis, belangrijk is voor de wetenschap of cultuurhistorische waarde heeft. Naast de vele Rijks- en gemeentelijke monumenten zijn in Hoorn ook zogenaamde beeldbepalende panden en panden met een cultuurhistorische waarde aangewezen. Ook voor deze panden geldt dat ze een belangrijke cultuurhistorische en/of architectonische waarde vervullen. De gebouwen en terreinen zijn divers van karakter en hebben elk bepaalde bijzonderheden in cultuurhistorische, architectonische en/of stedenbouwkundige zin.
WAARDEBEPALING, ONTWIKKELING EN BELEID
De binnenstad van Hoorn is bij ministeriële beschikking aangewezen als beschermd stadsgezicht. In het verlengde daarvan is een gedetailleerde Historische Kwaliteitskaart opgesteld. Voor beeldbepalende panden beschrijft de Erfgoedverordening voor welk onderdeel de extra bescherming geldt.
De gebouwen en terreinen hebben met name een cultuurhistorische en/of architectuurhistorische waarde en dienen dan welstandshalve ook als zodanig behandeld te worden. Voor monumenten en beschermde stads- en dorpsgezichten geldt bij de beoordeling van verbouwingen in beginsel de stelregel dat bescherming, instandhouding en zo mogelijk herstel van de oorspronkelijke architectuur voorop staat. Voor de beeldbepalende panden, waarvoor een bijzonder welstandsniveau van toepassing is, geldt hetzelfde.
De gebiedsgerichte welstandscriteria zijn altijd van toepassing, maar worden aangevuld met de hierna volgende specifieke criteria die zijn gericht op het behouden en versterken van het karakter van het gebouw. De criteria hebben zowel betrekking op vastgestelde en voorgedragen monumenten als op de door de gemeente vastgestelde beeldbepalende panden.
Rijks- en gemeentelijke monumenten hebben een beschermde status en zijn wat betreft welstand bijzondere objecten. De waardevolle elementen zijn vastgelegd in een redengevende omschrijving. Ook de beeldbepalende en de cultuurhistorisch waardevolle panden zijn bijzonder welstandsgevoelig. Bij deze panden staat het respecteren van het gevelbeeld in de straat centraal. Behoud van zichtbare gevels en dakvlakken is uitgangspunt.
In de gemeente Hoorn staan historische stolpboerderijen. Dit piramidevormige boerderijtype is specifiek Noordhollands en komt vanaf de 16e eeuw in dit deel van Nederland voor. Tot in de 20e eeuw is dit type gebouwd. Hij dankt zijn kenmerkende vorm aan het hooihuis (de ‘tas’) in het midden, met vier stijlen op de hoeken (het “vierkant”) die het piramidevormige dak, met lage dakgoot, dragen. Om de tas heen liggen de stallen en de deel (= de ruimte waar de wagens ingereden konden worden en het vee werd binnengevoerd). Er komen twee typen stolpen voor in Hoorn. Het zgn. Westfriese type met de darsdeuren aan de voorzijde en vaak een voorhuis met een topgevel op de andere hoek. Daarnaast komt het Noord-Hollandse type voor met de darsdeuren aan de achterzijde en een rijke, meestal symmetrische, voorgevel als dan niet voorzien van een centrale gevel- of dakopbouw. Het woonhuis is soms als een apart volume (staartstuk) tegen de stolp aangeschoven. De deeldeur (grote schuurdeur) is geplaatst in een insnijding in het volume waardoor een verhoging van het schuine dak ontstaat. In de gemetselde buitenwanden van de stolp zitten ter plaatse van de deel en de stallen kleine(re) vensters. De voorgevel heeft soms een topgevel, baksteen al dan niet in combinatie met hout, die representatief en rijk bewerkt is. Ook de ingangspartij en de vensters van het woonhuis zijn vaak fraai bewerkt.
Het dak is bedekt met dakpannen, al dan niet in combinatie met riet. Soms heeft het dak een ‘spiegel’, wanneer ter plaatse van het naar de weg gekeerde dakvlak het riet als uitsparing is weggelaten, en is ingevuld met dakpannen.
De stolp is, althans visueel, een zeer compact boerderijtype. Alle functies zitten in principe onder een dak. Uitbouwen, ook van het woonhuis, komen echter vaak voor. Op dit punt vertoont de stolp veel variatie. Ook de ornamentiek en de vorm van de ramen en topgevels variëren sterk.
WAARDEBEPALING, ONTWIKKELING EN BELEID
Stolpboerderijen zijn typisch voor Noord-Holland en komen buiten deze provincie nergens anders voor, uitgezonderd in enkele streken in Noord-Duitsland en Denemarken. Zij zijn verbonden aan de agrarische geschiedenis van deze streek en zijn daarom van grote cultuurhistorische waarde.
Omdat veel stolpboerderijen hun oorspronkelijke functie hebben verloren komen aanvragen voor aanpassing van deze gebouwen veel voor. Omvorming tot woonhuis is gebruikelijk.
Inzet van het beleid is het behoud van de structuur en de hoofdkarakteristieken van het gebouwtype. Dit geldt ook bij sloop en vervangende nieuwbouw. Onder de hoofdkarakteristieken wordt in ieder geval verstaan de hoofdvorm, het representatieve verschil tussen het woonhuisgedeelte en de stallen/tas en die elementen die verwijzen naar de agrarische geschiedenis van het bouwwerk, zoals de deeldeur en stal/deelvensters. Ook de inrichting van het erf en het behoud van de solitaire positie van de stolp is belangrijk.
Stolpboerderijen zijn bijzonder welstandgevoelig. Inzet van het beleid is het behoud van de structuur en de hoofdkarakteristieken van het gebouw. Daaronder wordt in ieder geval verstaan de hoofdvorm, het representatieve verschil tussen het woonhuisgedeelte en de stallen/vierkant en elementen die verwijzen naar de agrarische geschiedenis van het bouwwerk zoals deeldeur en stal/deelvensters. Ook de inrichting van het erf en het behoud van de solitaire positie van de stolp is belangrijk.
3.3 BRUGGEN EN CIVIELE WERKEN (STEIGERS, VLONDERS, DUIKERS)
Door het grote aantal waterlopen binnen de gemeente Hoorn, zoals langs de lintbebouwing en nieuwe woonwijken, zijn bruggen veel voorkomende ruimtelijke elementen in het straatbeeld. Er worden twee verschillende soorten bruggen onderscheiden:
Wat betreft de vormgeving van de kavelontsluitende bruggen is er sprake van een grote variatie. De bruggen zijn zowel in hout als in beton uitgevoerd. De opbouw van de bruggen beperkt zich vrijwel altijd tot een houten of gietijzeren reling aan weerszijden.
De openbare bruggen zijn eveneens zeer gevarieerd. In de woonwijken is meestal sprake van een brugontwerp dat is afgestemd op de stedenbouwkundige en/of architectonische eigenschappen in de directe omgeving. In doorgaande routes is veelal sprake van een zuiver technisch brugontwerp.
In het algemeen kan gesteld worden dat het ontwerp van een brug sterk afhankelijk dient te zijn van de functie, betekenis en omgeving waarin deze wordt geplaatst.
BESCHERMD, BIJZONDER OF REGULIER WELSTANDSOBJECT
Bruggen worden op hetzelfde welstandsniveau beoordeeld als het gebied waar ze in gelegen zijn. Het beleid voor deze objecten is gericht op het beheer van het water en de slootkanten als dragers van het cultuurlandschap. De gemeente richt zich op het inpassen van deze objecten als kleinschalige elementen in het landschap. Subtiele vormgeving en passende kleurstelling zijn gewenst.
Kavelontsluitende bruggen (privaat)
Bij herstel of vernieuwen van walkanten het begroeide talud behouden, beschoeiingen niet hoger dan 300 mm boven de waterlijn (zomerpeil).
Openbare bruggen in de gebieden Binnenstad en Linten/ Koepoortsweg
Openbare bruggen niet gelegen in de Binnenstad en Linten/ Koepoortsweg :
4 CRITERIA VOOR KLEINE BOUWPLANNEN
In deze paragraaf worden de welstandscriteria gegeven voor de toets van enkele veel voorkomende kleine bouwplannen. In tegenstelling tot alle eerder beschreven meer subjectieve welstandscriteria gaat het in deze paragraaf om vrijwel absolute, objectieve criteria die de planindiener vooraf maximale duidelijkheid geven. Als een klein plan niet aan deze criteria voldoet of wanneer er sprake is van een bijzondere situatie waarbij twijfel bestaat aan de toepasbaarheid van deze criteria, wordt bij de beoordeling van het bouwplan tevens gebruik gemaakt van de gebiedsgerichte, objectgerichte en/of de algemene welstandscriteria. In deze paragraaf zijn welstandscriteria gegeven voor o.a. aanbouwen, bijgebouwen, dakkapellen, dakramen, zonnepanelen en collectoren, gevelwijzigingen, erfafscheidingen, rolluiken en installaties.
De bovengenoemde bouwwerken zijn deels vergunningvrij binnen bepaalde randvoorwaarden. Dat betekent dat een deel van deze plannen (met name aan achterkanten) niet vooraf wordt getoetst aan redelijke eisen van welstand. Wel kan de gemeente bij een vergunningvrij plan achteraf ingrijpen als deze in ernstige mate in strijd is met redelijke eisen van welstand (dit gebeurt op grond van de excessenregeling, zie paragraaf 5.2). Bij twijfel wordt vooroverleg met Team Vergunningen en Bouwtoezicht aanbevolen.
Als een bouwwerk niet vergunningvrij is, is in de regel een welstandstoets nodig. In dit geval treedt het bestemmingsplan in eerste instantie regelend op voor wat betreft rooilijnen en maximale afmetingen. Als het bestemmingsplan geen bezwaar oplevert, wordt het bouwplan getoetst aan de criteria voor kleine plannen. Voldoet het bouwplan niet aan deze criteria of is er sprake van een bijzondere situatie waarbij twijfel bestaat over de toepasbaarheid van de criteria, dan wordt bij de beoordeling van het bouwplan tevens gebruik maakt van de gebiedsgerichte, objectgerichte en algemene welstandscriteria.
Een standaardplan is een plan, dat in vergelijkbare situaties als uitgangspunt gehanteerd kan worden. Voorbeelden zijn standaard dakkapellen op rijwoningen of garages in een seriematige wijk. Het zijn dus plannen die navolging verdienen, waarbij met name een gelijke uitvoering van belang is. Eenheid in de ritmiek van dakkapellen en aanbouwen per huizenblok bevordert de beeldkwaliteit. Van belang daarbij zijn de architectonische verhoudingen, materiaal en kleur. Niet ieder bouwwerk is automatisch een standaardplan. Een eerder op dezelfde woning of hetzelfde bouwblok goedgekeurd plan is dit in de regel wel. Ook een oorspronkelijke optie bij nieuwbouw is vaak als standaardplan vastgesteld. Informatie over standaardplannen is verkrijgbaar bij de gemeente.
Voor- en achterkant benadering
Bij de criteria is er onderscheid in voor- en achterkanten van bouwwerken.
Onder voorkant wordt ten eerste verstaan het voorerf, de voorgevel en het dakvlak aan de voorzijde van een gebouw en ten tweede het zijerf, de zijgevel en het dakvlak aan de zijkant van een gebouw voor zover die zijde (zijdelings) gekeerd is naar openbaar toegankelijk gebied.
Onder achterkant wordt ten eerste verstaan het achtererf, de achtergevel en het dakvlak aan de achterzijde van een gebouw en ten tweede het zijerf, de zijgevel en het dakvlak aan de zijkant van een gebouw voor zover die zijde (zijdelings) niet gekeerd is naar openbaar toegankelijk gebied.
BESCHRIJVING EN UITGANGSPUNTEN
Een aanbouw is een grondgebonden toevoeging van één bouwlaag aan een gevel van een gebouw. Aanbouwen worden in grote hoeveelheden gerealiseerd. Als ze zichtbaar zijn vanuit de openbare ruimte, zijn ze voor het straatbeeld zeer bepalend. Daarom streeft de gemeente in gebieden met een eenvormige bouwstijl naar een herhaling van uniforme exemplaren die passen bij het karakter van de gebouwen en de straat. Belangrijk is dat de contouren en het silhouet van het oorspronkelijke gebouw of bouwblok zichtbaar blijven en dat de aanbouw qua uitstraling en volume ondergeschikt is aan het oorspronkelijke gebouw.
Aanbouwen die niet nadrukkelijk zichtbaar zijn vanaf de openbare weg zijn welstandsvrij, mits gelegen in regulier welstandsgebied en geen monument.
Overige aanbouwen worden beoordeeld aan onderstaande criteria en voldoen in ieder geval aan redelijke eisen van welstand als hieraan wordt voldaan. Plannen die gelijk zijn aan een standaardplan, ook als deze enigszins afwijken van de criteria op de volgende pagina, voldoen in ieder geval aan redelijk eisen van welstand. Voldoet een plan hier niet aan of is er twijfel aan de toepasbaarheid van de criteria, dan wordt ook gebruik gemaakt van gebieds-, object- en eventuele andere criteria.
BESCHRIJVING EN UITGANGSPUNTEN
Een bijgebouw is een grondgebonden gebouw van meestal één bouwlaag. Het bijgebouw staat los op het erf van het hoofdgebouw en is in de regel bedoeld als schuur, tuinhuis of garage. De gemeente streeft in principe naar een bescheiden uiterlijk van de bijgebouwen: gevels afgestemd op de omgeving en dakvlakken in donkere gedekte kleuren, eenvoudige kapvorm en geen onnodig grote dakoverstekken of versieringen. Bijgebouwen en overkappingen moeten qua uitstraling en volume ondergeschikt zijn aan het oorspronkelijke gebouw.
Een bijgebouw wordt beoordeeld aan onderstaande criteria en voldoet in ieder geval aan redelijke eisen van welstand als hieraan wordt voldaan. Plannen die gelijk zijn aan een standaardplan, ook als deze enigszins afwijken van genoemde criteria, voldoen in ieder geval aan redelijk eisen van welstand. Voldoet een plan hier niet aan of is er twijfel aan de toepasbaarheid van de criteria, (zoals bij monumenten, beeldbepalende panden en in beschermd gezicht) dan wordt ook gebruik gemaakt van gebieds-, object- en eventuele andere criteria.
BESCHRIJVING EN UITGANGSPUNTEN
Een dakkapel is een bescheiden uitbouw in de kap, bedoeld om de daglichttoetreding te verbeteren en het bruikbaar woonoppervlak te vergroten. Voor dakkapellen worden zeer veel aanvragen ingediend. Tegelijkertijd zijn ze als ze zichtbaar zijn vanuit de openbare ruimte, voor het straatbeeld zeer bepalend. Het plaatsen van een dakkapel mag nooit ten koste gaan van de karakteristiek van het schuine dak. Daarom mag een dakkapel nooit domineren in het silhouet van het dak en moet de noklijn van het dak vanaf de weg zichtbaar blijven. Bovendien moet de ruimte tussen dakkapel en goot voldoende zijn. Meestal heeft een plat afgedekte dakkapel de voorkeur boven een schuin aangekapte dakkapel. Bij meerdere dakkapellen op één doorgaand dak streeft de gemeente naar een herhaling van uniforme exemplaren en een regelmatige rangschikking op een horizontale lijn.
Een dakkapel wordt beoordeeld aan de hand van de volgende criteria en voldoet in ieder geval aan redelijke eisen van welstand als hieraan wordt voldaan. Plannen die gelijk zijn aan een standaardplan, ook als deze enigszins afwijken van de genoemde criteria, voldoen in ieder geval aan redelijk eisen van welstand. Voldoet een plan hier niet aan of is er twijfel aan de toepasbaarheid van de criteria, (zoals bij monumenten, beeldbepalende panden en in beschermd gezicht) dan wordt ook gebruik gemaakt van gebieds-, object- en eventuele andere criteria.
• afstemmen op het hoofdgebouw.
Aanvullende criteria voor monumenten en het beschermd stadsgezicht/binnenstad
BESCHRIJVING EN UITGANGSPUNTEN
Een dakraam zorgt voor daglichttoetreding in de kapverdieping. Dakramen spelen in het algemeen een bescheiden rol in het straatbeeld. Ze kunnen met gemak zo worden aangebracht, dat de hoofdvorm van het dakvlak behouden blijft en dakbedekking rondom aanwezig is.
De criteria voor dakramen gelden met name bij het aanbrengen op aangewezen beschermde monumenten en op panden in het beschermde gezicht. In de overige gebieden zijn dakramen in veel gevallen vergunningsvrij aan te brengen. De welstandscriteria zijn voor deze gebieden vooral richtinggevend.
Dakramen in het zicht vanuit de openbare ruimte worden beoordeeld aan de hand van onderstaande criteria. Een dakraam voldoet in ieder geval aan redelijke eisen van welstand als hieraan wordt voldaan. Plannen die gelijk zijn aan een standaardplan, ook als deze enigszins afwijken van de criteria op de volgende pagina, voldoen in ieder geval aan redelijk eisen van welstand. Voldoet een plan hier niet aan of is er twijfel aan de toepasbaarheid van de criteria (zoals bij monumenten, beeldbepalende panden en in beschermd gezicht), dan wordt ook gebruik gemaakt van gebieds-, object- en eventuele andere criteria.
Aanvullende criteria voor monumenten
Dakramen dienen tussen de sporen en gordingen te worden aangebracht waarbij deze historische onderdelen behouden blijven.
4.5 ZONNEPANELEN EN -COLLECTOREN
Beschrijving en uitgangspunten
Zonnepanelen en -collectoren zijn toevoegingen aan een dakvlak. Door de beperkte bouwhoogte en diversiteit in dakvormen in de binnenstad en de lange zichtlijnen in de dorpen zijn dergelijke voorzieningen in veel gevallen zichtbaar en van invloed op de ruimtelijke kwaliteit.
In alle niet-beschermde gebieden kunnen zonnepanelen en- collectoren onder voorwaarden
vergunningsvrij worden geplaatst. Een uitzondering hierop zijn monumenten waarop het aanbrengen altijd vergunningsplichtig is.
Ook binnen beschermde stads- en dorpsgezichten kunnen onder voorwaarden panelen worden aangebracht. Panelen op achterdakvlakken van niet monumentale panden waarvan het dakvlak niet naar de openbare ruimte is gekeerd, kunnen vergunningsvrij worden aangebracht. Voor alle andere locaties of indien niet aan de voorwaarden wordt voldaan, is een omgevingsvergunning nodig.
Zonnepanelen en -collectoren worden beoordeeld aan de hand van onderstaande criteria en voldoen in ieder geval aan redelijke eisen van welstand als hieraan wordt voldaan. Initiatieven die niet passen binnen deze standaardcriteria kunnen eventueel toch voldoen maar dat vraagt om een gewogen oordeel door de Commissie voor Monumenten en Welstand. Bij dit oordeel worden ook gebieds-, object-, en eventuele andere criteria zoals de criteria voor erfgoed meegewogen.
Criteria beschermd stadsgezicht
Aanvullende criteria voor monumenten
BESCHRIJVING EN UITGANGSPUNTEN
Van een gevelwijziging is sprake bij het veranderen of verplaatsen van een kozijn, venster, raam, deur of gevelpaneel. Omdat de opbouw van de gevel een belangrijk onderdeel is van de architectonische vormgeving van het gebouw en/of de straatwand moeten ook de gevelwijzigingen zorgvuldig worden ontworpen. In principe mag de samenhang en de ritmiek in straatwanden niet worden verstoord door incidentele gevelwijzigingen.
Een gevelwijziging die zichtbaar is vanuit het openbaar toegankelijk gebied wordt beoordeeld aan de hand van onderstaande criteria en voldoet in ieder geval aan redelijke eisen van welstand als hieraan wordt voldaan. Plannen die gelijk zijn aan een standaardplan, ook als deze enigszins afwijken van de criteria , voldoen in ieder geval aan redelijk eisen van welstand. Voldoet een plan hier niet aan of is er twijfel aan de toepasbaarheid van de criteria (zoals bij monumenten, beeldbepalende panden en in beschermd gezicht), dan wordt ook gebruik gemaakt van gebieds-, object- en eventuele andere criteria.
BESCHRIJVING EN UITGANGSPUNTEN
Een erfafscheiding is een bouwwerk, bedoeld om het erf af te bakenen van een buurerf of van de openbare weg. De gemeente streeft ernaar een rommelige indruk door een te grote verscheidenheid aan erfafscheidingen te voorkomen. Een erfafscheiding tussen buren moet in de eerste plaats door beide kanten worden gewaardeerd. Indien aan deze voorwaarde wordt voldaan zal de gemeente zich terughoudend opstellen.
Erfafscheidingen in gebied 4 tot en met 9 zijn welstandsvrij. Erfafscheidingen in gebied 1, 2 en 3 (binnenstad, Linten – Koepoortsweg en eerste stadsuitbreidingen) worden beoordeeld aan de hand van onderstaande criteria en voldoen in ieder geval aan redelijke eisen van welstand als hieraan wordt voldaan. Plannen die gelijk zijn aan een standaardplan, ook als deze enigszins afwijken van de criteria op de volgende pagina, voldoen in ieder geval aan redelijk eisen van welstand. Voldoet een plan hier niet aan of is er twijfel aan de toepasbaarheid van de criteria (zoals bij monumenten, beeldbepalende panden en in beschermd gezicht), dan wordt ook gebruik gemaakt van gebieds-, object- en eventuele andere criteria.
BESCHRIJVING EN UITGANGSPUNTEN
Rolluiken zijn voorzieningen om ruiten van gebouwen tegen inbraak en vandalisme te beschermen. Deze voorzieningen kunnen de omgeving een doods aanzien geven en criminaliteit bevorderen, daarom stimuleert de gemeente in de eerste plaats het toepassen van alternatieve oplossingen zoals geweldbestendig glas en/of elektronische beveiligingssystemen.
In de praktijk zal blijken dat de welstandscriteria voor rolluiken met name zullen worden gebruikt in het beschermd stadsgezicht, de linten en bij aangewezen monumenten. In de overige gebieden zijn de welstandscriteria voor rolluiken vooral richtinggevend. Hier geldt dat alleen vergunningvrije rolluiken voldoen aan redelijke eisen van welstand.
Rolluiken worden beoordeeld aan de hand van onderstaande criteria en voldoen in ieder geval aan redelijke eisen van welstand als hieraan wordt voldaan. Plannen die gelijk zijn aan een standaardplan, ook als deze enigszins afwijken van de criteria op de volgende pagina, voldoen in ieder geval aan redelijk eisen van welstand. Voldoet een plan hier niet aan of is er twijfel aan de toepasbaarheid van de criteria (zoals bij monumenten, beeldbepalende panden en in beschermd gezicht), dan wordt ook gebruik gemaakt van gebieds-, object- en eventuele andere criteria.
BESCHRIJVING EN UITGANGSPUNTEN
Installaties voor bijvoorbeeld airconditioning, kleine windmolens en antennes kunnen vrijstaand worden geplaatst of op of aan een bouwwerk worden aangebracht. Een zorgvuldige plaatsbepaling kan een goed middel zijn om deze voorzieningen in te passen in de omgeving.
De waarde van installaties is vooral gelegen in de functie. Installaties zijn echter zelden een verrijking van het straatbeeld. Wanneer het mogelijk is, zal de welstandscommissie dan ook adviseren de installatie uit het zicht of aan de achterkant aan te brengen.
In de praktijk zal blijken dat de welstandscriteria voor installaties met name zullen worden gebruikt in de beschermde gezichten en bij aangewezen monumenten. In de overige gebieden zijn de welstandscriteria voor installaties vooral richtinggevend. Hier geldt dat alleen vergunningvrije installaties voldoen aan redelijke eisen van welstand.
Installaties worden beoordeeld aan de hand van onderstaande criteria en voldoen in ieder geval aan redelijke eisen van welstand als hieraan wordt voldaan. Plannen die gelijk zijn aan een standaardplan, ook als deze enigszins afwijken van de criteria op de volgende pagina, voldoen in ieder geval aan redelijk eisen van welstand. Voldoet een plan hier niet aan of is er twijfel aan de toepasbaarheid van de criteria (zoals bij monumenten, beeldbepalende panden en in beschermd gezicht), dan wordt ook gebruik gemaakt van gebieds-, object- en eventuele andere criteria.
BESCHRIJVING EN UITGANGSPUNTEN
Een dakopbouw is een toevoeging aan het dak van de bouwmassa die, in tegenstelling tot een dakkapel, niet ondergeschikt is aan het dakvlak. Een dakopbouw past het silhouet van het oorspronkelijke dak aan en heeft een ingrijpende invloed op het straatbeeld. Een dakopbouw kan worden aangebracht op een plat dak of in een zadeldak of een asymmetrische kap. Bij dakopbouwen streeft de gemeente naar een herhaling van uniforme exemplaren en een regelmatige rangschikking op een horizontale lijn.
Dakopbouwen zijn nooit vergunningvrij. De welstandscommissie beoordeelt het bouwplan in eerste instantie op grond van onderstaande objectgerichte criteria.
Een dakopbouw voldoet in ieder geval aan redelijke eisen van welstand als aan deze criteria wordt voldaan. Plannen die gelijk zijn aan een standaardplan, ook als deze enigszins afwijken van de criteria op de volgende pagina, voldoen in ieder geval aan redelijk eisen van welstand. Voldoet een plan hier niet aan of is er twijfel aan de toepasbaarheid van de criteria (zoals bij monumenten, beeldbepalende panden en in beschermd gezicht), dan wordt ook gebruik gemaakt van gebieds-, object- en eventuele andere criteria.
Dakopbouw uit de eerste bouwlaag
4.11 NUTS- EN ANDERE KLEINE OPENBARE VOORZIENINGEN
BESCHRIJVING EN UITGANGSPUNTEN
Binnen dit thema vallen nutsgebouwen zoals trafo’s, gemalen, waterzuiveringsinstallaties en andere openbare voorzieningen. De bebouwing is veelal bescheiden van formaat. In enkele gevallen is er sprake van meerdere bouwwerken bij elkaar.
Naast aandacht voor de gebouwen zelf, is er aandacht nodig voor de uitstraling op en relatie met de omgeving. Bij vernieuwingen en aanpassingen van bestaande gebouwen gaat het om de samenhang of juist het contrast van de ingrepen met de oorspronkelijke architectuur. Voor een goede inpassing in de omgeving zijn drie verschillende wijzen van aanpak voorstelbaar:
Een verdekte opstelling, achter bestaande bebouwing of in het openbaar groen is in veel gevallen realiseerbaar. Ook dan is een zorgvuldige opstelling en een onopvallende materiaal- en kleurkeuze een vereiste. Nutsvoorzieningen zoals trafostations kunnen ook, geheel of gedeeltelijk, ondergronds worden aangelegd.
Bij nieuwbouw is het, wanneer tijdig afspraken worden gemaakt, vaak mogelijk nutsvoorzieningen op te nemen in bergingenblokken. Bij invoeging in een bestaande (bebouwde of onbebouwde) omgeving, waar het niet mogelijk is het bouwwerk aan het oog te onttrekken is het zaak vormgeving en materiaal op zorgvuldige wijze op de omgeving af te stemmen. Zo zal een huisje van uitgewassen grind in een overwegend bakstenen woonomgeving als storend ervaren worden, terwijl hiermee op een industrieterrein wel een goede afstemming zou kunnen worden bereikt. Ook de massa- en kapvorm dienen te passen bij de stijl en sfeer van de omgeving.
Verbijzonderen door architectonische/kunstzinnige vormgeving
In sommige situaties, waar een terughoudende situering niet mogelijk is (de zogeheten zichtlocaties), of waar eenvoudigweg behoefte is aan een ruimtelijk accent, is een uitdrukkelijk als bijzonder element vormgegeven bouwwerk een mogelijk alternatief. In die gevallen is de kwaliteit van het ontwerp in hoge mate bepalend voor de aanvaardbaarheid.
Een openbare voorziening voldoet in ieder geval aan redelijke eisen van welstand als aan onderstaande criteria wordt voldaan. Plannen die gelijk zijn aan een standaardplan, ook als deze enigszins afwijken van de criteria op de volgende pagina, voldoen in ieder geval aan redelijk eisen van welstand. Voldoet een plan hier niet aan of is er twijfel aan de toepasbaarheid van de criteria (zoals bij monumenten, beeldbepalende panden en in beschermd gezicht), dan wordt ook gebruik gemaakt van gebieds-, object- en eventuele andere criteria.
op stedenbouwkundig geëigende locaties zoals in zichtlijnen of bij aansluitingen van wegen, staat de individuele uitstraling van het bouwwerk voorop. Dit houdt in: een eigen architectonische vormgeving met een representatieve uitstraling die recht doet aan het ruimtelijke en functionele belang van het bouwwerk.
BESCHRIJVING EN UITGANGSPUNTEN
Voor woningen en andere hoofdgebouwen is het toepassen van zonneschermen en markiezen ver-gunningsvrij, met uitzondering van toepassing op een monument of aan gevels van hoofdgebouwen in het beschermd stadsgezicht die gekeerd zijn naar openbaar toegankelijk gebied. In de loop der jaren zijn veelkleurige zonneschermen en markiezen een vast onderdeel van het straatbeeld geworden. Mits zij aan bepaalde voorwaarden voldoen dragen ze bij aan een positief straatbeeld.
Zonwering in het zicht vanuit de openbare ruimte wordt beoordeeld aan de hand van onderstaande criteria en voldoet in ieder geval een redelijke eisen van welstand als hieraan wordt voldaan. Plannen die gelijk zijn aan een standaardplan, ook als deze enigszins afwijkt van onderstaande criteria, voldoen in ieder geval aan redelijke eisen van welstand. Voldoet een plan hier niet aan of is er twijfel aan de toepasbaarheid van de criteria (zoals bij monumenten en in beschermd stadsgezicht), dan wordt ook gebruik gemaakt van gebieds-, object- en eventuele andere criteria.
Aanvullende criteria voor monumenten
Aanvullende criteria voor horeca
BESCHRIJVING EN UITGANGSPUNTEN
Een terrasscherm is een bouwwerk, bedoeld om een terras af te schermen van de wind en hiermee ook de grens van het terras aan te geven. De gemeente streeft er naar om een rommelige indruk door grote verscheidenheid in soorten terrasschermen te voorkomen. In de loop der jaren zijn veelkleurige terrasschermen een vast onderdeel van het straatbeeld geworden. Mits de schermen aan bepaalde eisen voldoen dragen ze bij aan een positief straatbeeld.
Terrasschermen in het zicht van de openbare ruimte worden beoordeeld aan de hand van de onderstaande criteria en voldoen in ieder geval aan redelijke eisen van welstand als hieraan wordt voldaan. Plannen die gelijk zijn aan een standaardplan, ook als deze enigszins afwijkt van onderstaande criteria, voldoen in ieder geval aan redelijke eisen van welstand. Voldoet een plan hier niet aan of is er twijfel aan de toepasbaarheid van de criteria (zoals bij monumenten en in beschermd stadsgezicht), dan wordt ook gebruik gemaakt van gebieds-, object- en eventuele andere criteria.
BESCHRIJVING EN UITGANGSPUNTEN
Parasols worden als ze niet verankerd zijn niet gezien als bouwwerk. Deze vallen onder het terrassen-beleid. Parasols die wel verankerd worden gezien als bouwwerk en vallen dus onder deze nota. In de afgelopen jaren zijn veelkleurige parasols een vast onderdeel geworden van het straatbeeld. Mits zij aan bepaalde voorwaarden voldoen dragen ze positief bij aan het straatbeeld.
Verankerde parasols zullen worden beoordeeld op onderstaande criteria en voldoen in ieder geval aan de redelijke eisen van welstand als hieraan wordt voldaan. Plannen die voldoen aan een standaardplan, ook als dit niet overeenkomt met onderstaande eisen, voldoen ook aan de eisen van welstand. Voldoet een plan hier niet aan of is er twijfel aan de toepasbaarheid van de criteria (zoals bij monumenten en in beschermd stadsgezicht), dan wordt ook gebruik gemaakt van gebieds-, object- en eventuele andere criteria.
4.15 WINTERSFEERVERLICHTING/VERSIERING
BESCHRIJVING EN UITGANGSPUNTEN
Wintersfeerverlichting is versiering die in de winterperiode een feestelijke uitstraling geeft aan winkelgebieden. In de afgelopen jaren is een toegenomen interesse in deze vorm van versiering die aan gevels wordt bevestigd waargenomen. Deze vorm van versiering draagt bij aan de aantrekkingskracht van het winkelgebied als deze voldoen aan bepaalde eisen.
Wintersfeerverlichting aan gevels wordt beoordeeld aan de hand van onderstaande criteria en voldoet in ieder geval aan de redelijke eisen van welstand als hieraan wordt voldaan. Plannen die voldoen aan een standaardplan, ook als dit niet overeenkomt met onderstaande eisen, voldoen ook aan de redelijke eisen van welstand. Voldoet een plan hier niet aan of is er twijfel aan de toepasbaarheid van de criteria (zoals bij monumenten en in beschermd stadsgezicht), dan wordt ook gebruik gemaakt van gebieds-, object- en eventuele andere criteria.
Aanvullende criteria monumenten
Reclame is een publieke aanprijzing van een bedrijf, een product of een dienst. De invloed daarvan op het straatbeeld is groot. Reclames op borden, lichtreclames en spandoeken of vlaggen vormen een belangrijk en beeldbepalend element van de openbare ruimte. Reclame kan bijdragen aan de levendigheid van een gebied, maar ook ten koste gaan van het straatbeeld. In gebieden met commerciële functies zijn reclames op zijn plaats en kunnen ze de visuele aantrekkingskracht van de omgeving verhogen, hoewel daar een kritische grens aan verbonden is. In andere gebieden mag in de regel enige terughoudendheid worden gevraagd.
Een reclame is in veel gevallen vergunningplichtig. Een welstandsbeoordeling maakt deel uit van de vergunningprocedure. De uitgangspunten en criteria zijn geschreven om passende reclame toe te laten en ontsierende reclame tegen te gaan.
Dit hoofdstuk is niet van toepassing voor reclame in het openbaar gebied van de gemeente Hoorn. Voor deze reclame, ook wel buitenreclame genoemd zijn aparte regels opgenomen in het beleid voor buitenreclame.
Beoordeling vind plaats aan de hand van uitgangspunten en criteria. Daarbij geldt het welstandsniveau van het gebied.
Voor reclame op particulier terrein zijn de uitgangspunten uitwerkt in criteria, die aangeven aan welke richtlijnen moet worden voldaan om in beginsel een positieve beoordeling te krijgen.
Eventueel afwijken van uitgangspunten en criteria is afhankelijk van de situatie. In de afweging of een afwijking op zijn plaats is, zal in ieder geval worden gekeken naar het object op zich en naar de aard van de omgeving. In de overwegingen kan het vakmanschap zoals omschreven in de algemene welstandscriteria worden betrokken.
De criteria van het reclamebeleid zijn geschreven vanuit de wens, dat reclames het aanzien van de openbare ruimte niet ontsieren. Juist voor reclame is de afweging of er geen strijd is met redelijke eisen van welstand niet altijd even makkelijk. De wens op te vallen is een particulier belang dat niet altijd parallel loopt aan het publiek belang van het beheer van de openbare ruimte en de aangrenzende bebouwing. De gemeente wil terecht ruimte bieden aan ondernemers, maar tegelijkertijd hinder en dissonanten voorkomen. Hoe meer een reclame in het zicht staat, hoe zwaarder de eisen die worden gesteld. Andersom geldt, dat op plekken buiten het zicht de eisen minder zwaar zijn.
De basis voor een opgeruimd straatbeeld is mede afhankelijk van het karakter van het gebied. Het gebruik van de openbare ruimte maar ook de maat en schaal van de bebouwing spelen een rol. Het buitengebied en de woonwijken hebben een heel ander karakter dan de binnenstad of de bedrijventerreinen.
Uitgangspunten voor de beoordeling van reclame
In zoverre hierna voor een gebiedstype criteria zijn aangewezen, wordt aan de uitgangspunten voldaan door toepassing daarvan (tenzij er twijfels zijn aan de toepasbaarheid daarvan zoals bijvoorbeeld bij monumenten of afwijkende bouwwerken en er dus een nadere afweging nodig is).
Voor reclame op particulier terrein gelden de volgende criteria als nadere uitwerking van de uitgangspunten:
Aantallen en uitvoering Zone 1
Aantallen en uitvoering Zone 2
Aantallen en uitvoering Zone 3
Voor reclame op particulier terrein gelden de volgende criteria als nadere uitwerking van de uitgangspunten:
Als er geen specifieke reclamevoorschriften gelden zijn de volgende criteria van toepassing:
5.3 Criteria bedrijventerreinen
Voor reclame op particulier terrein gelden de volgende criteria als nadere uitwerking van de uitgangspunten:
Voor reclame op particulier terrein gelden de volgende criteria als nadere uitwerking van de uitgangspunten:
5.5 Criteria Linten en woongebieden
Voor reclame op particulier terrein gelden de volgende criteria als nadere uitwerking van de uitgangspunten:
6. ALGEMENE CRITERIA EN EXCESSEN
6.1 ALGEMENE WELSTANDSCRITERIA
De welstandscriteria in deze nota vormen in de eerste plaats een vangnet en dienen om bouwplannen die het aanzien niet waard zijn, uit Hoorn te weren. Dat is de belangrijkste functie van het welstandstoezicht. De criteria dragen bij aan de kwaliteit van de stad.
Het kan voorkomen dat de gebiedsgerichte en de objectgerichte welstandscriteria ontoereikend zijn. Daarom kunnen burgemeester en wethouders, na schriftelijk en gemotiveerd advies van de welstandscommissie, afwijken van de welstandscriteria. In de praktijk betekent dit dat het betreffende plan alleen op grond van de zogenaamde algemene welstandscriteria wordt beoordeeld. Daarbij geldt de stelregel: het is redelijk dat er hogere eisen worden gesteld aan de zeggingskracht en het architectonisch vakmanschap naarmate een bouwwerk zich sterker van zijn omgeving onderscheidt.
Relatie tussen vorm, gebruik en constructie
Van een bouwwerk dat voldoet aan redelijke eisen van welstand mag worden verwacht dat de verschijningsvorm een relatie heeft met het gebruik ervan en de wijze waarop het gemaakt is, terwijl de vormgeving daarnaast ook zijn eigen samenhang en logica heeft.
Een bouwwerk wordt in de eerste plaats gemaakt om te worden gebruikt. Hoewel het welstandstoezicht slechts is gericht op de uiterlijke verschijningsvorm, kan de vorm van het bouwwerk niet los worden gedacht van de eisen vanuit het gebruik en de mogelijkheden die materialen en technieken bieden om een doelmatige constructie te maken.
Het gaat vooral om samenhang en consistentie. Als de vorm in tegenspraak is met het gebruik en de constructie dan verliest zij daarmee een begrijpelijkheid en integriteit.
Relatie tussen bouwwerk en omgeving
Van een bouwwerk dat voldoet aan redelijke eisen van welstand mag worden verwacht dat het een positieve bijdrage levert aan de kwaliteit van de openbare (stedelijke of landschappelijke) ruimte. Daarbij worden hogere eisen gesteld naarmate de openbare betekenis van het bouwwerk of van de omgeving groter is.
Bij het oprichten van een gebouw is sprake van het afzonderen en in bezit nemen van een deel van de algemene ruimte voor particulier gebruik. Gevels en volumes vormen zowel de externe begrenzing van de gebouwen als ook de wanden van de openbare ruimte die zij gezamenlijk bepalen. Het gebouw is een particulier object in een openbare context, het bestaansrecht van het gebouw ligt niet in het eigen functioneren alleen maar ook in de betekenis die het gebouw heeft in zijn stedelijke of landschappelijke omgeving. Ook van een gebouw dat contrasteert met zijn omgeving mag worden verwacht dat het zorgvuldig is ontworpen en de omgeving niet ontkent. Waar het om gaat is dat het gebouw een positieve bijdrage levert aan de kwaliteit van de omgeving en de te verwachten ontwikkeling daarvan.
Betekenissen van vormen in sociaal-culturele context
Van een bouwwerk dat voldoet aan redelijke eisen van welstand wordt verwacht dat verwijzingen en associaties zorgvuldig worden gebruikt en uitgewerkt, zodat er concepten en vormen ontstaan die bruikbaar zijn in de bestaande maatschappelijke realiteit.
Voor vormgeving gelden in iedere cultuur bepaalde regels, net zoals een taal zijn eigen grammaticale regels heeft om zinnen en teksten te maken. Die regels zijn geen wetten en moeten ter discussie kunnen staan. Maar als ze worden verhaspeld of ongeïnspireerd gebruikt, wordt een tekst verwarrend of saai. Precies zo wordt een bouwwerk verwarrend of saai als de regels van de architectonische vormgeving niet bewust worden gehanteerd. Als vormen regelmatig in een bepaald verband zijn waargenomen krijgen zij een zelfstandige betekenis en roepen zij, los van gebruik en constructie, bepaalde associaties op. Pilasters in classicistische gevels verwijzen naar zuilenstructuur van tempels, transparante gevels van glas en metaal roepen associatie op met techniek en vooruitgang.
Zorgvuldig gebruik van verwijzingen en associaties betekent onder meer dat een bouwwerk ontstaat dat op grond van zijn uiterlijk in de tijd wordt geplaatst waarin het werd gebouwd of verbouwd. Bij restauraties is sprake van herstel van elementen uit het verleden, maar bij nieuw- of verbouw in bestaande (monumentale) omgeving moet duidelijk zijn wat authentiek is en wat nieuw is toegevoegd. Een ontwerp kan worden geïnspireerd door een bepaalde tijdsperiode, maar dat is iets anders dan het imiteren van stijlen uit het verleden.
Het is belangrijk om ook bij nieuwe bouwplannen zorgvuldig met stijlvormen om te gaan, zij vormen immers de geschiedenis van de toekomst.
Evenwicht tussen helderheid en complexiteit
Van een bouwwerk dat voldoet aan redelijke eisen van welstand mag worden verwacht dat er structuur is aangebracht in het beeld, zonder dat de aantrekkingskracht door simpelheid verloren gaat.
Een belangrijke eis die aan een ontwerp voor een gebouw mag worden gesteld is dat er structuur wordt aangebracht in het beeld. Een heldere structuur biedt houvast voor de waarneming en is bepalend voor het beeld dat men vasthoudt van een gebouw.
Het streven naar helderheid mag echter niet ontaarden in simpelheid. Er mag best een beheerst beroep op de creativiteit van de voorbijganger worden gedaan. Van oudsher worden daarom helderheid en complexiteit als complementaire begrippen ingebracht bij het ontwerpen van bouwwerken. Bij een gebouwde omgeving met een hoge belevingswaarde zijn helderheid en complexiteit tegelijk aanwezig in evenwichtige en spanningsvolle relatie.
Van een bouwwerk dat voldoet aan redelijke eisen van welstand mag worden verwacht dat het een samenhangend stelsel van maatverhoudingen heeft dat beheerst wordt toegepast in ruimtes, volumes en vlakverdelingen.
Ieder bouwwerk heeft een schaal die voortkomt uit de grootte of de betekenis van de betreffende bouwopgave. Grote bouwwerken kunnen uiteraard binnen hun eigen grenzen geleed zijn maar worden onherkenbaar en ongeloofwaardig als ze er uitzien alsof ze bestaan uit een verzameling losstaande kleine bouwwerken.
De maatverhoudingen van een bouwwerk zijn van groot belang voor de belevingswaarde ervan, maar vormen tegelijk één van de meest ongrijpbare aspecten bij het beoordelen van ontwerpen. De waarnemer ervaart bewust of onbewust de maatverhoudingen van een bouwwerk, maar wáárom de maatverhoudingen van een bepaalde ruimte aangenamer, evenwichtiger of spannender zijn dan die van een andere, valt nauwelijks vast te stellen.
Duidelijk is dat de kracht van een compositie groter is naarmate de maatverhoudingen een sterkere samenhang en hiërarchie vertonen. Mits bewust toegepast kunnen ook spanning en contrast daarin hun werking hebben.
De afmetingen en verhoudingen van gevelelementen vormen tezamen de compositie van het gevel-vlak. Hellende daken vormen een belangrijk element in de totale compositie. Als toegevoegde elementen (zoals een dakkapel, een aanbouw of een zonnecollector) te dominant zijn ten opzichte van de hoofdmassa en/of de vlakverdeling, verstoren zij het beeld niet alleen van het object zelf maar ook van de omgeving waarin dat is geplaatst.
Materiaal, textuur, kleur en licht
Van een bouwwerk dat voldoet aan redelijke eisen van welstand mag worden verwacht dat materiaal, textuur, kleur en licht het karakter van het bouwwerk zelf ondersteunen en de ruimtelijke samenhang met de omgeving of de te verwachten ontwikkeling daarvan duidelijk maken.
Door middel van materialen, kleuren en lichttoetreding krijgt een bouwwerk uiteindelijk zijn visuele en tactiele kracht: het wordt zichtbaar en voelbaar. De keuze van materialen en kleuren is tegenwoordig niet meer beperkt tot wat lokaal aan materiaal en ambachtelijke kennis voorhanden is. Die keuzevrijheid maakt de keuze moeilijker en het risico van een onsamenhangend beeld groot. Als materialen en kleuren teveel los staan van het ontwerp en daarin geen ondersteunende functie hebben maar slechts worden gekozen op grond decoratieve werking, wordt de betekenis ervan toevallig en kan het afbreuk doen aan de zeggingskracht van het bouwwerk. Dit is bijvoorbeeld het geval wanneer het gebruik van materialen en kleuren geen ondersteuning geeft aan de architectonische vormgeving of wanneer het gebruik van materialen en kleuren een juiste interpretatie van de aard en de ontstaansperiode van het bouwwerk in de weg staat.
Van een exces is sprake als het uiterlijk van een bouwwerk sterk afwijkt van wat in de omgeving gebruikelijk is en daarmee onevenredig afbreuk doet aan de omgevingskwaliteit. Dit kan voorkomen als een bouwwerk in afwijking van de vergunning wordt gebouwd. Ook vergunningvrij bouwen kan leiden tot een exces. Ook bouwwerken waarvoor geen vergunning hoeft te worden aangevraagd moeten immers aan minimale welstandseisen voldoen.
Volgens de wet kunnen burgemeester en wethouders de eigenaar van een bouwwerk dat ‘in ernstige mate in strijd is met redelijke eisen van welstand’ aanschrijven om die strijdigheid op te heffen. Daarbij geldt, dat er eerder sprake is van strijdigheid naarmate een bouwwerk meer zichtbaar is vanuit de openbare ruimte. Een aanbouw aan de achterzijde van een woning in een gesloten bouwblok is minder van invloed op het aanzien van de gemeente dan een aanbouw aan de zijgevel van een vrijstaande woning aan één van de hoofdwegen. Verder zijn monumenten en beeldbepalende panden gevoeliger voor veranderingen dan de gemiddelde gebouwen. Een vergunningvrij bouwwerk dat geen kwaad kan naast een gemiddelde woning zou op het erf van een historische stolp eerder uit de toon kunnen vallen.
Volgens de wet moeten de criteria hiervoor in de welstandsnota zijn opgenomen. De hieronder opgenomen criteria bij excessen zijn niet bedoeld om de plaatsing van het bouwwerk tegen te gaan.
De gemeente hanteert bij het toepassen van deze excessenregeling het criterium, dat er sprake moet zijn van een buitensporigheid in het uiterlijk die ook voor niet-deskundigen evident is en die afbreuk doet aan een de ruimtelijke kwaliteit van een gebied of zijn directe omgeving. Dit heeft betrekking op:
Vergunningvrije bouwwerken die voldoen aan de welstandscriteria voor veel voorkomende kleine bouwplannen, voldoen in elk geval aan redelijke eisen van welstand.
Aanvulling welstandsgebieden binnenstad en linten
Aanvullend geldt dat in de welstandsgebieden ‘Binnenstad’ en ‘de Linten’ dat bestaande bouwwerken in ernstige strijd zijn met redelijke eisen van welstand indien gezien van de openbare weg:
De kenmerken van de oorspronkelijke gevel of kozijnen zichtbaar zijn aangetast, genegeerd of onzichtbaar gemaakt, waardoor hetzij de originaliteit van het pand hetzij de samenhang van de architectuureenheid verloren gaat.
Dit is onder meer van toepassing op metselwerk, voegwerk, pleister(stuc)werk, gevelreiniging, gevelisolatie, gevelbeëindigingen, dak, dakranden, dakbedekking en goten, hemelwaterafvoer, glas in lood-ramen, balkons, serres, veranda’s, erkers, winkelpuien, puibalken, hijsbalken, ventilatievoorzieningen, architectonische elementen en ornamenten, verf op gevels en kleurgebruik.
Bij de volgende projecten en bouwplannen zijn beeldkwaliteitsplannen vastgesteld. In deze beeldkwaliteitsplannen zijn nadere regels van welstand vastgelegd. Deze zijn geldend, ook als deze nota iets anders zegt over deze gebieden. Het gaat om de volgende beeldkwaliteitsplannen:
grondgebonden toevoeging van één bouwlaag aan een gevel van een gebouw
de openbare ruimte dat de percelen omsluit en waar het betreffende perceel onderdeel van uitmaakt
het achtererf, de achtergevel en het dakvlak aan de achterzijde van een gebouw en het zijerf, de zijgevel en het dakvlak aan de zijkant van een gebouw voor zover die zijde (zijdelings) niet gekeerd is naar openbaar toegankelijk gebied
dak dat is aangebracht tegen een muur of gebouw om tegen neerslag te beschermen
een woning liggend op het erf van een agrarisch bedrijf, kennelijk slechts bestemd voor de huisvesting van één of meer personen werkzaam bij het betrokken agrarisch bedrijf
zadeldak waarbij het dakvlak aan 1 zijde doorloopt tot aan de gevel van de daaronder gelegen bouwlaag
horizontale versiering in de gevel in afwijkend materiaal, meestal natuursteen of baksteen
een op de kaart aangegeven aaneengesloten gebied, geheel of gedeeltelijk door bebouwingsgrenzen omgeven, waarmee gronden zijn aangegeven waarop gebouwen zijn toegestaan
een gebouw dat blijkens zijn aard en indeling een voor bedrijven bruikbare ruimte(n) omvat
afwerking van een wand met planken, schroten of rabatdelen
verharding in de vorm van straatstenen of tegels
een bij een woning of woonschip behorend gebouw, dat geen woonruimte(n) bevat en zich visueel onderscheidt van een woning of een woonschip
gevel of wand zonder raam, deur of andere opening
opstaande kant van een dakgoot of dakrand, meestal uitgevoerd in hout of plaat-materiaal
lage dichte muur tot borsthoogte
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke – of bij benadering gelijke – hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw, een dakopbouw, een kap en een kaplaag
het bovendeel van een gebouw; heeft meestal betrekking op de schuine kap van een huis met de daarbij behorende kopgevels
meestal vrijstaande woning waarvan alle vertrekken op de begane grond zijn gesitueerd
afdak om de auto onder te stallen
afdekking van een gebouw, vlak of hellend dak, waarop dakbedekking is aangebracht
een toevoeging aan de bouwmassa door het verhogen van de nok van het dak, waarmee het silhouet van het oorspronkelijke dak veranderd
ontmoeting van verschillende bouwdelen zoals gevel en dak of gevel en raam
de drager is de constructie van een gebouw, waaraan de invulling is toegevoegd om te beschermen tegen weer en wind (heeft vooral betrekking op gebouwen uit de jaren vijftig en zestig, waarbij het verschil tussen drager en invulling werd gebruikt om de woning in een groot gebouw of rij huizen te onderscheiden)
architectonisch en stedenbouwkundig compositorisch geheel van meerdere panden
onbebouwd stuk grond behorende bij een boerderij of huis
aanbouw van ten hoogste één bouwlaag aan de voor- of zijgevel van een gebouw, meestal uitgevoerd in metselwerk, hout en/of glas
woongebouw met meerdere verdiepingen
gang aan de buitenkant van een flat(gebouw) die toegang verschaft tot de afzonderlijke woningen
verticale, horizontale of figuratieve indeling van de gevel door middel van gevelopeningen, metselwerk, inspringen of andere gevelkenmerken en –detailleringen
gedeeltelijk elkaar overlappende gespijkerde planken om inwatering tegen te gaan
buitenmuur van een gebouw (afhankelijk van de plaats de voor-, zij- of achtergevel)
in of aan de muur bevestigd stuk balk ter ondersteuning van een goot
zelfstandig, op zichzelf staand gebouw
gebouwen met een industriële bestemming
uit de muur stekende houten of gemetselde blokjes ter ondersteuning van uitstekende onderdelen van een gebouw zoals dakgoten
in het algemeen gebruikt om de smalle kant van een rechthoekige vorm aan te duiden, bijvoorbeeld bij een gebouw
dak bestaand uit één hellend dakvlak
raamconstructie in een plat dak, in de vorm van een koepel
een meestal versierde en geprofileerde rand als bekroning van de bovenzijde van een gevel
lange weg met daarlangs - meestal oudere – bebouwing
een plat uitgebouwd afdak, vaak boven een deur of raam
bovenzijde van het terrein dan een bouwwerk omgeeft, de grens tussen grond en lucht
dakvorm waarbij het onderste deel van het dak steiler is dan het bovenste deel waardoor een geknikte vorm ontstaat
volume van een gebouw of bouwdeel
het zichtbare patroon van metselwerk
verticaal deel in het midden van een deur- of raamkozijn
een vrijstaande reclamezuil, al dan niet voorzien van interne verlichting
horizontale snijlijn van twee dakvlakken, de hoogste lijn van het dak
het onderdeel van een gebouw; heeft meestal betrekking op de begane grond van een huis met een zadeldak
de richting van een gebouw ten aanzien van de noordpijl
bouwdeel dat vooruitsteekt ten opzichte van het eronder gelegen deel
rechthoekig vlak, geplaatst in een omlijsting
bouwmateriaal dat in plaatvorm, zoals hout (triplex en multiplex) kunststof (onder andere trespa) of metaal (vlak of met profiel)
een duidelijk te onderscheiden horizontale lijn aan de onderzijde van een gebouw
huis als onderdeel van een reeks aaneengebouwd, gelijkende woningen
horizontale rij stenen boven een gevelopening of aan de bovenzijde van een gemetselde wand
lijn die de grens aangeeft waarlangs maximaal gebouwd mag worden
dak met vier hellende vlakken waarvan twee grote en twee kleine vlakken
bijgebouw ten behoeve van opslag
plaats van het bouwwerk in zijn omgeving
een bouwplan welk conform advies voldoet aan redelijke eisen van welstand en als zodanig is aangemerkt of als zodanig kan worden aangezien
boerderijtype met wonen, werken en stallen onder één groot dak
de voelbare structuur van een materiaal (bij metselwerk dus de oneffenheden van de steen en het voegwerk)
denkbeeldige lijn die strak loopt langs de voorgevel van een bouwwerk
het voorerf, de voorgevel en het dakvlak aan de voorzijde van een gebouw en het zijerf, de zijgevel en het dakvlak aan de zijkant van een gebouw voor zover die zijde (zijdelings) gekeerd is naar openbaar toegankelijk gebied
strook onderaan de voorzijde van een zonnescherm of markies
plank aan weerskanten van een pannendak, bevestigd langs de buitenste rij pannen
dak met tweeoverliggende dakvlakken die bij de nok samenkomen
denkbeeldige lijn die strak loopt langs de zijgevel van een bouwwerk
vlak met zonnecellen, voor de opwekking van elektriciteit uit zonlicht
apparaat dat zonnewarmte opvangt en doorgeeft, bv. voor verwarming
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/gmb-2020-45446.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.