Gemeenteblad van Asten
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Asten | Gemeenteblad 2020, 44827 | Verordeningen |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Asten | Gemeenteblad 2020, 44827 | Verordeningen |
Algemene Plaatselijke Verordening 2017 (APV)
HOOFDSTUK 1 ALGEMENE BEPALINGEN
Artikel 1.1 Begripsomschrijvingen
In deze verordening wordt verstaan dan wel mede verstaan onder:
Artikel 1.5 Persoonlijk karakter van vergunning of ontheffing
De vergunning of ontheffing is persoonsgebonden, tenzij bij of krachtens deze verordening anders is bepaald.
Artikel 1.6 Intrekking of wijziging van vergunning of ontheffing
De vergunning of ontheffing kan worden ingetrokken of gewijzigd:
Een krachtens deze verordening verleende vergunning of ontheffing geldt voor onbepaalde tijd, tenzij bij de vergunning of ontheffing anders is bepaald of de aard van de vergunning of ontheffing zich daartegen verzet.
Afdeling 1 Bestrijding van ongeregeldheden
Artikel 2:1 Samenscholing en ongeregeldheden
Hij die op een openbare plaats aanwezig is bij een voorval waardoor ongeregeldheden ontstaan of dreigen te ontstaan, of bij een tot toeloop van publiek aanleiding gevende gebeurtenis waardoor ongeregeldheden ontstaan of dreigen te ontstaan, dan wel zich bevindt in of aanwezig is bij een samenscholing, is verplicht op bevel van een ambtenaar van politie zijn weg te vervolgen of zich in de door hem aangewezen richting te verwijderen.
Afdeling 5 Bruikbaarheid en aanzien van de weg
Artikel 2:11 (Omgevings)vergunning voor het aanleggen, beschadigen en veranderen van een weg
Het verbod geldt voorts niet voor zover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door het Wetboek van Strafrecht, de Wet beheer Rijkswaterstaatswerken, het Provinciaal wegenreglement Noord-Brabant, de Waterschapskeur, de Telecommunicatiewet of de daarop gebaseerde Telecommunicatieverordening Gemeente Asten.
Afdeling 6 Veiligheid van de weg
Artikel 2:16 Openen straatkolken e.d.
Het is aan degene die daartoe niet bevoegd is verboden een straatkolk, rioolput, brandkraan of enigerlei andere afsluiting, die behoort tot een openbare nutsvoorziening, te openen, onzichtbaar te maken of af te dekken.
Artikel 2:20 Vallende voorwerpen
Het is verboden aan een weg of aan enig deel van een bouwwerk een voorwerp te hebben dat niet deugdelijk beveiligd is tegen neervallen op de weg.
Artikel 2:21 Voorzieningen voor verkeer en verlichting
De rechthebbende op een bouwwerk is verplicht toe te laten dat op of aan dat bouwwerk, vanwege en overeenkomstig de aanwijzingen van het college, voorwerpen, borden of voorzieningen ten behoeve van het openbaar verkeer of de openbare verlichting worden aangebracht, onderhouden, gewijzigd of verwijderd.
Artikel 2:23 Veiligheid op het ijs
a voor het publiek toegankelijke ijsvlakten te beschadigen, te verontreinigen, te versperren of het verkeer daarop op enige andere wijze te belemmeren of in gevaar te brengen;
b bakens of andere voorwerpen ten behoeve van de veiligheid geplaatst op de onder a bedoelde ijsvlakten, te verplaatsen, weg te nemen, te beschadigen of op enige andere wijze het gebruik daarvan te verijdelen of te belemmeren.
In deze afdeling wordt onder evenement verstaan elke voor publiek toegankelijke verrichting van vermaak, met uitzondering van:
b markten als bedoeld in artikel 160, 1e lid, onder h, van de Gemeentewet en artikel 5:22 van deze verordening;
c kansspelen als bedoeld in de Wet op de kansspelen;
d het in een inrichting in de zin van de Drank- en Horecawet gelegenheid geven tot dansen;
e betogingen, samenkomsten en vergaderingen als bedoeld in de Wet openbare manifestaties;
f activiteiten als bedoeld in artikel 2:39 van deze verordening.
Afdeling 8 Toezicht op openbare inrichtingen
Artikel 2:27 Begripsbepalingen
Onder horecabedrijf wordt in deze afdeling verstaan: de voor publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was logies wordt verstrekt of dranken worden geschonken of rookwaren of spijzen voor directe consumptie worden bereid of verstrekt. Onder een horecabedrijf wordt in ieder geval verstaan: een hotel, restaurant, pension, café, cafetaria, snackbar, discotheek, buurthuis, clubhuis.
Onder leidinggevenden wordt in deze afdeling verstaan: degene(n) die algemene en/of onmiddellijke leiding geeft/geven aan de exploitatie van een horecabedrijf, dan wel hetgeen daar onder in de Drank- en Horecawet wordt verstaan en als zodanig doorgaans gedurende de openingstijden in het horecabedrijf aanwezig dient te zijn.
Artikel 2:28 Exploitatievergunning horecabedrijf
Bij de toepassing van de in het derde lid genoemde weigeringsgrond houdt de burgemeester rekening met het karakter van de straat en de wijk, waarin het horecabedrijf is gelegen of zal gelegen zijn, de aard van het horecabedrijf en de spanning, waaraan het woonmilieu ter plaatse reeds blootstaat of bloot zal komen te staan door de exploitatie.
Artikel 2:28a Aanvraag vergunning
Bij de aanvraag, bedoeld in het vorige lid, wordt tenminste:
a opgaaf gedaan van de personalia en het adres van de leidinggevende(n);
b opgaaf gedaan van de personalia en het adres van de houder voor zover hij een natuurlijk persoon is en van de zetel en het adres ingeval de houder een rechtspersoon is;
c opgaaf gedaan van het adres en de aard van het horecabedrijf;
d een nauwkeurige omschrijving van de ruimte waarvoor de vergunning moet gelden, waarbij is opgenomen de oppervlakte daarvan en een plattegrond van het horecabedrijf.
Het is de houder van een horecabedrijf, waarvoor op grond van de Drank- en Horecawet een vergunning is vereist, verboden dit voor bezoekers geopend te hebben en aldaar bezoekers toe te laten of te laten verblijven:
op maandag tot en met vrijdag tussen 01.00 uur en 05.00 uur, en op zaterdag en zondag tussen 02.00 uur en 05.00 uur.
Het is de houder van een horecabedrijf, waarvoor op grond van de Drank- en Horecawet geen vergunning is vereist, verboden deze voor bezoekers geopend te hebben en aldaar bezoekers toe te laten of te laten verblijven:
op maandag tot en met vrijdag tussen 02.00 uur en 05.00 uur, en op zaterdag en zondag tussen 03.00 uur en 05.00 uur.
In afwijking van het bepaalde in lid 1 en 2 stelt het college gedifferentieerde sluitingstijden vast voor categorieën horecabedrijven, waaraan op grond van artikel 4 Drank- en Horecawet beperkende voorwaarden zijn opgelegd en welke uitsluitend of mede dienst doen voor sportactiviteiten, dan wel gelegen zijn op een terrein dat dienst doet of bestemd is voor sportactiviteiten.
Artikel 2:30 Afwijking sluitingsuur; tijdelijke sluiting
De burgemeester kan in het belang van de openbare orde, veiligheid, zedelijkheid of gezondheid, of in geval van bijzondere omstandigheden, te zijner beoordeling, voor één of meer horecabedrijven tijdelijk andere dan de krachtens artikel 2:29 geldende sluitingsuren vaststellen of tijdelijk sluiting bevelen.
Artikel 2:31 Aanwezigheid in gesloten horecabedrijf
Het is bezoekers van een horecabedrijf verboden gedurende de tijd dat dit bedrijf krachtens artikel 2:29 of ingevolge een op grond van artikel 2:30 genomen besluit gesloten dient te zijn, zich daarin of aldaar te bevinden.
Afdeling 8A Bijzondere bepalingen over horecabedrijven als bedoeld in de Drank- en Horecawet
Artikel 2:34a Schenktijden paracommerciële rechtspersonen
1.Paracommerciële rechtspersonen die zich richten op activiteiten van sportieve aard verstrekken uitsluitend alcoholhoudende drank onder de volgende voorwaarden:
1. Voor de sportkantines gelden de volgende schenktijden:
1. voor alle kantines van voetbalverenigingen:
1. Deze vergunning geldt uitsluitend voor het verstrekken van alcoholhoudende dranken voor gebruik ter plaatse tijdens het sportgebeuren, waaronder wordt verstaan wedstrijden, oefenwedstrijden en collectieve trainingen, alsmede clubavonden:
op maandag t/m woensdag tussen 09.00 en 23.00 uur;
op donderdag tussen 09.00 en 01.00 uur van de daaropvolgende dag;
op vrijdag en zaterdag tussen 09.00 en 22.00 uur;
op zondag tussen 09.00 en 21.00 uur.
voor de kantine van de hockeyvereniging:
Deze vergunning geldt uitsluitend voor het verstrekken van alcoholhoudende dranken voor gebruik ter plaatse tijdens het sportgebeuren, waaronder wordt verstaan wedstrijden, oefenwedstrijden en collectieve trainingen, alsmede clubavonden:
op maandag t/m donderdag tussen 09.00 en 23.00 uur;
op vrijdag tussen 09.00 en 01.00 uur van de daaropvolgende dag;
op zaterdag tussen 09.00 en 22.00 uur;
op zondag tussen 09.00 en 21.00 uur.
voor de kantine van de korfbalvereniging:
Deze vergunning geldt uitsluitend voor het verstrekken van alcoholhoudende dranken voor gebruik ter plaatse tijdens het sportgebeuren, waaronder wordt verstaan wedstrijden, oefenwedstrijden en collectieve trainingen, alsmede clubavonden:
op maandag tussen 09.00 en 23.00 uur;
op dinsdag tussen 09.00 uur en 00.00 uur van de daaropvolgende dag;
op woensdag tussen 09.00 uur en 23.00 uur;
op donderdag tussen 09.00 uur en 00.00 uur van de daaropvolgende dag;
op vrijdag tussen 09.00 en 01.00 uur van de daaropvolgende dag;
op zaterdag tussen 09.00 en 20.00 uur;
op zondag tussen 09.00 en 19.00 uur.
voor de kantine van tennisvereniging De Meijvink:
Deze vergunning geldt uitsluitend voor het verstrekken van alcoholhoudende dranken voor gebruik ter plaatse tijdens het sportgebeuren, waaronder wordt verstaan wedstrijden, oefenwedstrijden en collectieve trainingen, alsmede clubavonden:
op maandag tot en met donderdag tussen 09.00 uur en 01.00 uur van de daaropvolgende dag;
op vrijdag tot en met zondag tussen 09.00 uur en 23.00 uur.
Voor tennisvereniging het Root, petanque- en handboogverenigingen:
deze vergunning geldt uitsluitend voor het verstrekken van alcoholhoudende dranken voor gebruik ter plaatse tijdens het sportgebeuren, waaronder wordt verstaan wedstrijden, oefenwedstrijden en collectieve trainingen, alsmede clubavonden:
op maandag t/m zondag tussen 09.00 en 00.00 uur van de daaropvolgende dag.
De schenktijden van de diverse kantines zijn vastgesteld op basis van de hoofdactiviteiten van de desbetreffende verenigingen.
2.Overige paracommerciële rechtspersonen verstrekken uitsluitend alcoholhoudende drank gedurende de periode beginnende met 1 uur voor aanvang en eindigende met 1 uur na beëindiging van de georganiseerde activiteiten, welke vallen binnen de statutaire doelen c.q. de toegestane activiteiten van de desbetreffende paracommerciële rechtspersoon.
Artikel 2:34b Bijeenkomsten bij paracommerciële rechtspersonen
Paracommerciële rechtspersonen verstrekken geen alcoholhoudende drank tijdens bijeenkomsten van persoonlijke aard en tijdens bijeenkomsten die gericht zijn op personen die niet rechtstreeks bij de activiteiten van de desbetreffende rechtspersoon betrokken zijn, wanneer dit leidt tot oneerlijke mededinging.
Afdeling 9 Toezicht op inrichtingen tot het verschaffen van nachtverblijf
Artikel 2:36 Kennisgeving exploitatie
Degene die een inrichting opricht, overneemt, verplaatst of het houden van een inrichting staakt, is verplicht binnen drie dagen daarna daarvan schriftelijk kennis te geven aan de burgemeester.
Artikel 2:38 Verschaffing gegevens nachtregister
Degene die in een inrichting nachtverblijf houdt dan wel de kampeerder is verplicht onverwijld aan de houder van die inrichting volledig en naar waarheid zijn of haar naam, adres, woonplaats, geboortedatum, geboorteplaats, betrekking, dag van aankomst en de dag van vertrek te verstrekken.
Afdeling 10 Toezicht op speelgelegenheden
Artikel 2:39 Speelgelegenheden
Het is verboden zonder vergunning van de burgemeester een speelgelegenheid te exploiteren of te doen exploiteren. Het verbod is niet van toepassing op:
speelgelegenheden waar de mogelijkheid wordt geboden om het kleine kansspel als bedoeld in artikel 7c van de Wet op de kansspelen te beoefenen, of te spelen op speelautomaten als bedoeld in artikel 30 van de Wet op de kansspelen, of de handeling als bedoeld in artikel 1, onder a, van de Wet op de kansspelen te verrichten.
De burgemeester weigert de vergunning:
indien naar zijn oordeel moet worden aangenomen dat de woon- en leefsituatie in de omgeving van de speelgelegenheid of de openbare orde op ontoelaatbare wijze nadelig worden beïnvloed door de exploitatie van de speelgelegenheid;
b indien de exploitatie van een speelgelegenheid in strijd is met een geldend bestemmingsplan.
Afdeling 11 Maatregelen tegen overlast en baldadigheid
Artikel 2:44 Vervoer inbrekerswerktuigen
Dit verbod is niet van toepassing indien de bedoelde werktuigen niet zijn gebruikt of niet zijn bestemd om zich onrechtmatig de toegang tot een gebouw of erf te verschaffen, onrechtmatig sluitingen te openen of te verbreken, diefstal door middel van braak te vergemakkelijken of het maken van sporen te voorkomen.
Artikel 2:47b Verplichte route
Het is door de burgemeester aangewezen groepen van personen verboden op door hem aangewezen tijdstippen van een door hem aangewezen route af te wijken.
Artikel 2:48 Hinderlijk drankgebruik en openlijk drugsgebruik
Het is voor personen die de leeftijd van achttien jaar hebben bereikt verboden op een openbare plaats, binnen de bebouwde kom of een nader door het college aan te wijzen gebied, alcoholhoudende drank te nuttigen of aangebroken flessen, blikjes en dergelijke met alcoholhoudende drank bij zich te hebben.
Artikel 2:48a Glazen en drinkgerei
De houder van een horecabedrijf als bedoeld in artikel 2:27 is verplicht zodanige maatregelen te nemen dat de bezoekers van zijn inrichting geen glas of flessen buiten de inrichting brengen.
Artikel 2:49 Hinderlijk gedrag bij of in gebouwen
2 Het is aan anderen dan bewoners of gebruikers van flatgebouwen, appartementsgebouwen en soortgelijke meergezinshuizen en van gebouwen, die voor publiek toegankelijk zijn, verboden zich zonder redelijk doel te bevinden in een voor gemeenschappelijk gebruik bestemde ruimte van dat gebouw.
Artikel 2:50 Hinderlijk gedrag in voor publiek toegankelijke ruimten
Het is verboden zich zonder redelijk doel op een voor anderen hinderlijke wijze op te houden in of op een voor het publiek toegankelijk portaal, telefooncel, wachtlokaal voor een openbaar vervoermiddel, parkeergarage, rijwielstalling of een andere soortgelijke, voor het publiek toegankelijke ruimte dan wel deze te verontreinigen dan wel te gebruiken voor een ander doel dan waarvoor de desbetreffende ruimte is bestemd.
Artikel 2:51 Neerzetten van fietsen e.d.
Het is verboden op een openbare plaats een fiets of een bromfiets te plaatsen of te laten staan tegen een raam, een raamkozijn, een deur, de gevel van een gebouw dan wel in de ingang van een portiek, indien:
Artikel 2:52 Overlast van fiets of bromfiets op markt- en kermisterrein e.d.
Het is verboden op de door de burgemeester aangewezen uren en plaatsen zich met een fiets of bromfiets te bevinden op een terrein waar een markt, kermis, uitvoering, bijeenkomst of plechtigheid gehouden wordt welke publiek trekt, mits dit verbod kenbaar is aan de bezoekers van het terrein.
Artikel 2:58 Verontreiniging door honden
1 De eigenaar of houder van een hond is verplicht ervoor te zorgen dat die hond zich niet binnen de bebouwde kom van uitwerpselen ontdoet, uitgezonderd daartoe aangewezen hondenuitlaatstroken en/of hondentoiletten.
2 Het bepaalde in het eerste lid is niet van toepassing op door het college aangewezen plaatsen.
Artikel 2:61 Overlast van dieren
Ieder die de zorg voor een dier heeft, moet voorkomen dat dit voor een omwonende of voor de omgeving hinder veroorzaakt.
De rechthebbende op vee, dat zich bevindt in een aan een weg liggend weiland of terrein dat niet van die weg is afgescheiden door een deugdelijke veekering, is verplicht ervoor te zorgen dat zodanige maatregelen getroffen worden dat dit vee die weg niet kan bereiken.
Artikel 2:63 Vernietiging van rupsen en rupsennesten
Het college kan, hetzij bij openbare kennisgeving ten aanzien van het gehele gebied van de gemeente of van bepaalde delen daarvan, hetzij bij persoonlijke kennisgeving aan de rechthebbende van een of meer bepaalde percelen, mededelen dat zij het noodzakelijk achten dat aldaar in bomen of ander houtgewas voorkomende rupsen en rupsennesten verwijderd en vernietigd worden vóór een bij die kennisgeving bepaalde datum.
De rechthebbende op percelen binnen het bij die openbare kennisgeving aangewezen gebied of van de in de persoonlijke kennisgeving aangeduide percelen is verplicht vóór de door het college bepaalde datum te zorgen, dat de in bomen of ander houtgewas op zijn perceel voorkomende rupsen en rupsennesten verwijderd en vernietigd zijn.
Afdeling 12 Bepalingen ter bestrijding van heling van goederen
Artikel 2:68 Voorschriften als bedoeld in artikel 437 ter, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht
De handelaar of een voor hem handelend persoon is verplicht:
wanneer hij overeenkomstig het bepaalde in artikel 437 ter, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de burgemeester of de door deze aangewezen ambtenaar er schriftelijk van in kennis stelt dat hij van het opkopen een beroep of gewoonte maakt, daarbij tevens schriftelijk opgave te doen van zijn woonadres en van het volledig adres van elke lokaliteit door hem ten behoeve van zijn onderneming in gebruik genomen;
de onder a bedoelde functionaris onder aanbieding van zijn register(s) onverwijld doch in ieder geval binnen drie dagen, schriftelijk in kennis te stellen van een verandering van zijn woonadres, zomede van het adres of de adressen van een bij hem ten behoeve van zijn onderneming in gebruik zijnde lokaliteit;
Artikel 2:69 Vervreemding van door opkoop verkregen goederen
Het is de handelaar of een voor hem handelend persoon verboden enig door opkoop verkregen goed gedurende de eerste drie dagen dat het onder zijn berusting is, over te dragen of daarin enige wijziging aan te brengen tenzij deze wijziging van geen invloed is op de herkenbaarheid van het goed.
Artikel 2:71 Begripsbepalingen
In deze afdeling wordt verstaan onder consumentenvuurwerk: consumentenvuurwerk waarop het Besluit van 22 januari 2002, houdende nieuwe regels met betrekking tot consumenten- en professioneel vuurwerk (Vuurwerkbesluit) van toepassing is.
Artikel 2:74 Drugshandel op straat
Onverminderd het bepaalde in de Opiumwet is het verboden zich op een openbare plaats op te houden of zich op of aan de weg in of op een voertuig te bevinden of daarmee heen en weer of rond te rijden, met het kennelijke doel om middelen als bedoeld in de artikelen 2 en 3 van de Opiumwet, of daarop gelijkende waar, al dan niet tegen betaling af te leveren, aan te bieden of te verwerven, daarbij behulpzaam te zijn of daarin te bemiddelen.
Afdeling 15 Bestuurlijke ophouding, veiligheidsrisicogebieden, cameratoezicht op openbare plaatsen, gebiedsontzeggingen en gedragsaanwijzingen
Artikel 2:75 Bestuurlijke ophouding
De burgemeester kan overeenkomstig artikel 154a van de Gemeentewet besluiten tot het tijdelijk doen ophouden van door hem aangewezen groepen van personen op een door hem aangewezen plaats indien deze personen het bepaalde in artikel 2:1, 2:10, 2:11, 2:16, 2:19, 2:22, 2:26, 2:47, 2:47a, 2:48, 2:49, 2:50, 2:73 of 5:34 groepsgewijs niet naleven.
Artikel 2:76 Veiligheidsrisicogebieden
De burgemeester kan overeenkomstig artikel 151b van de Gemeentewet bij verstoring van de openbare orde door de aanwezigheid van wapens, dan wel bij ernstige vrees voor het ontstaan daarvan, een gebied, met inbegrip van de daarin gelegen voor het publiek openstaande gebouwen en daarbij behorende erven, aanwijzen als veiligheidsrisicogebied.
Artikel 2:78 Gebiedsontzeggingen
De burgemeester kan in het belang van de openbare orde, het voorkomen of beperken van overlast, het voorkomen of beperken van aantastingen van het woon- of leefklimaat, de veiligheid van personen of goederen, de gezondheid of de zedelijkheid aan een persoon die strafbare feiten of openbare orde verstorende handelingen verricht een bevel geven zich gedurende ten hoogste 48 uur niet in een of meer bepaalde delen van de gemeente op een openbare plaats op te houden.
Met het oog op de in het eerste lid genoemde belangen kan de burgemeester aan een persoon aan wie tenminste eenmaal een bevel als bedoeld in dat lid is gegeven en die opnieuw strafbare feiten of openbare orde verstorende handelingen verricht, een bevel geven zich gedurende ten hoogste twaalf weken niet in een of meer bepaalde delen van de gemeente op een openbare plaats op te houden.
Artikel 2:79 Woonoverlast als bedoeld in artikel 151d Gemeentewet
1. Degene die een woning of een bij die woning behorend erf gebruikt of tegen
betaling in gebruik geeft aan een persoon die niet als ingezetene met een adres in de gemeente in de basisregistratie personen is ingeschreven, draagt er zorg voor dat door gedragingen in of vanuit die woning of dat erf of in de onmiddellijke nabijheid van die woning of dat erf geen ernstige en herhaaldelijke hinder voor omwonenden wordt veroorzaakt.
2. De burgemeester kan een last onder bestuursdwang wegens overtreding van het eerste lid in ieder geval opleggen bij ernstige en herhaaldelijke:
c. hinder van bezoekers of personen die tijdelijk in een woning of op een erf aanwezig zijn;
d. overlast door vervuiling of verwaarlozing van een woning of een erf;
e. intimidatie van derden vanuit een woning of een erf.
Afdeling 16 Huisvesting arbeidsmigranten
Artikel 2:80 Begripsbepalingen
In deze afdeling wordt verstaan onder:
a. arbeidsmigranten: arbeidsmigranten: personen die hun vaste woon-, of verblijfplaats in een ander Europees land dan Nederland hebben en op grond van een EU-paspoort of tewerkstellingsvergunning legaal in Nederland werkzaam zijn;
b. huisvestingsvoorziening: voor (tijdelijke) bewoning van arbeidsmigranten geschikt gemaakte woningen of gebouwen of tijdelijke bouwwerken.
Artikel 2:81 Exploitatievergunning huisvestingsvoorziening arbeidsmigranten
1. Het is verboden zonder vergunning van het college een huisvestingsvoorziening te exploiteren voor de huisvesting van meer dan vier arbeidsmigranten.
2. Een vergunning wordt per huisvestingsvoorziening aangevraagd door:
a. een in de gemeente Asten gevestigde ondernemer ten behoeve van de huisvesting van voor zijn onderneming werkzame arbeidsmigranten;
b. een Algemene Branchevereniging voor Uitzendondernemingen (ABU);
c. een door de Vereniging van Internationale Arbeidsbemiddelaars (VIA) gecertificeerd uitzendbureau; of
d. de eigenaar van de locatie waar gehuisvest wordt, in ieder geval wanneer het gaat om huisvesting van arbeidsmigranten in de recreatieve sector.
3. In de aanvraag voor de vergunning wordt in ieder geval vermeld:
a. de persoonsgegevens en contactgegevens van de exploitant en beheerder;
b. het adres van de huisvestingsvoorziening;
c. het aantal personen dat in de huisvestingvoorziening verblijf wordt verschaft;
d. de periode waarin in de huisvestingsvoorziening aan de personen verblijf wordt verschaft;
e. de totale woonoppervlakte die in de huisvestingvoorziening voor verblijf beschikbaar is;
f. het aantal beschikbare parkeerplaatsen.
4. Het college kan ter bescherming van de belangen als genoemd in artikel 1:8 en in het belang van de bescherming van de woon- en leefomgeving nadere regels stellen.
5. Een vergunning wordt verleend voor een bepaald aantal huisvestingsplaatsen.
Artikel 2:82 Gedragseisen exploitant en beheerder
De exploitant en de beheerder:
b. zijn niet in enig opzicht van slecht levensgedrag, zulks ter beoordeling van het college;
c. hebben de leeftijd van eenentwintig jaar bereikt.
Artikel 2:83 Weigeringsgronden
Onverminderd het bepaalde in artikel 1:8 weigert het college de exploitatievergunning indien:
a. aannemelijk is dat de woon- en leefsituatie in de omgeving van de huisvestingsvoorziening op ontoelaatbare wijze nadelig wordt beïnvloed;
b. het beoogde gebruik in strijd is met het bestemmingsplan; of
c. niet voldaan wordt aan de Beleidsnotitie Arbeidsmigranten Gemeente Asten 2020 dan wel de regeling die daarop volgt;
d. de exploitant of de beheerder niet voldoet aan de in artikel 2:81 en artikel 2:82 gestelde eisen.
Artikel 2:84 Verschaffing gegevens nachtregister
Op deze afdeling is afdeling 9 van overeenkomstige toepassing voor zover er sprake is van nachtverblijf.
HOOFDSTUK 3 SEKSINRICHTINGEN, SEKSWINKELS, STRAATPROSTITUTIE E.D.
In dit hoofdstuk wordt verstaan onder:
seksinrichting: de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub of een prostitutiebedrijf waaronder tevens begrepen een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar;
bezoeker: degene die aanwezig is in een seksinrichting, met uitzondering van:
4 het personeel dat in de seksinrichting werkzaam is;
5 toezichthouders die zijn aangewezen op grond van artikel 6.2 van deze
6 andere personen wier aanwezigheid in de seksinrichting wegens dringende redenen noodzakelijk is.
Afdeling 2 Seksinrichtingen, straatprostitutie, sekswinkels en dergelijke
Artikel 3:5 Gedragseisen exploitant en beheerder
Naast de gestelde eisen in het eerste lid, zijn de exploitant en de beheerder niet:
binnen de laatste vijf jaar onherroepelijk veroordeeld tot een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van zes maanden of meer door de rechter in Nederland, inclusief de drie openbare lichamen Bonaire, Saba en Sint-Eustatius, Aruba, Curaçao en Sint Maarten, dan wel door een andere rechter wegens een misdrijf waarvoor naar Nederlands recht een bevel tot voorlopige hechtenis ingevolge artikel 67, eerste lid van het Wetboek van Strafvordering is toegelaten;
binnen de laatste vijf jaar bij tenminste twee rechterlijke uitspraken onherroepelijk veroordeeld tot een onvoorwaardelijke geldboete van € 500,= of meer of tot een andere hoofdstraf als bedoeld in artikel 9, eerste lid, onder a van het Wetboek van Strafrecht, wegens dan wel mede wegens overtreding van:
1 bepalingen gesteld bij of krachtens de Drank- en Horecawet, de Opiumwet, de Vreemdelingenwet en de Wet arbeid vreemdelingen;
2 de artikelen 137c tot en met 137g, 140, 240b, 242 tot en met 249, 250a (oud), 252, 273f, 300 tot en met 303, 416, 417, 417bis, 426, 429quater en 453 van het Wetboek van Strafrecht;
3 de artikelen 8 en 162, derde lid, alsmede artikel 6 jº artikel 8 of jº artikel 163 van de Wegenverkeerswet 1994;
4 de artikelen 1, onder a, b en d, 13, 14, 27 en 30b van de Wet op de kansspelen;
De exploitant of de beheerder zijn binnen de laatste vijf jaar geen exploitant of beheerder geweest van een seksinrichting of escortbedrijf die voor ten minste één maand door het bevoegde bestuursorgaan is gesloten, of waarvan de vergunning bedoeld in artikel 3:4, eerste lid, is ingetrokken, tenzij aannemelijk is dat hem ter zake geen verwijt treft.
Artikel 3:8 Aanwezigheid van en toezicht door exploitant en beheerder
De exploitant en de beheerder zien er voortdurend op toe dat in de seksinrichting:
geen strafbare feiten plaatsvinden, waaronder in ieder geval de feiten genoemd in de titels XIV (misdrijven tegen de zeden), XVIII (misdrijven tegen de persoonlijke vrijheid), XX (mishandeling), XXII (diefstal) en XXX (heling) van het Tweede Boek van het Wetboek van Strafrecht, in de Opiumwet en in de Wet wapens en munitie; en
De burgemeester kan met het oog op de in artikel 3:13, tweede lid, genoemde belangen personen aan wie ten minste eenmaal een bevel is gegeven als bedoeld in het derde lid bij besluit verbieden zich gedurende een bepaalde termijn, anders dan in een openbaar middel van vervoer, te bevinden op of aan de wegen en op de tijden bedoeld in het eerste lid.
Artikel 3:9a Ontuchtige handelingen
Het is verboden op of aan de weg ontuchtige handelingen te verrichten, indien redelijkerwijze kan worden aangenomen dat deze geschieden in het kader van prostitutie.
Het is de rechthebbende op een onroerende zaak verboden daarin een sekswinkel te exploiteren in door het college van burgemeester en wethouders in het belang van de openbare orde of de woon- en leefomgeving aangewezen gebieden of delen van de gemeente.
Artikel 3:11 Tentoonstellen, aanbieden en aanbrengen van erotisch-
p ornografische goederen, afbeeldin gen en der gelijke
Het in het eerste lid gestelde verbod is niet van toepassing op het tentoonstellen, aanbieden of aanbrengen van goederen, opschriften, aankondigingen, gedrukte of geschreven stukken dan wel afbeeldingen, die dienen tot het openbaren van gedachten en gevoelens als bedoeld in artikel 7, eerste lid van de Grondwet.
Afdeling 3 Beslissingstermijn; weigeringsgronden
Artikel 3:13 Weigeringsgronden
De vergunning bedoeld in artikel 3:4, eerste lid, wordt geweigerd indien:
a de exploitant of de beheerder niet voldoet aan de in artikel 3:5 gestelde eisen;
b de vestiging of de exploitatie van de seksinrichting of het escortbedrijf in strijd is met een geldend bestemmingsplan, beheersverordening, exploitatieplan, voorbereidingsbesluit, stadsvernieuwingsplan of leefmilieuverordening, of;
c er aanwijzingen zijn dat in de seksinrichting of het escortbedrijf personen werkzaam zijn of zullen zijn in strijd met artikel 273f van het Wetboek van Strafrecht of met het bij of krachtens de Wet arbeid vreemdelingen of de Vreemdelingenwet bepaalde.
Afdeling 4 Beëindiging exploitatie; wijziging beheer
Het beheer kan worden uitgeoefend door een nieuwe beheerder, indien het bevoegd bestuursorgaan op aanvraag van de exploitant heeft besloten de verleende vergunning overeenkomstig de wijziging in het beheer te wijzigen. Het bepaalde in artikel 3:13, eerste lid, aanhef en onder a, is van overeenkomstige toepassing.
HOOFDSTUK 4 BESCHERMING VAN HET MILIEU EN HET NATUURSCHOON EN ZORG VOOR HET UITERLIJK AANZIEN VAN DE GEMEENTE
Afdeling 1 Geluidhinder en verlichting
Artikel 4:2 Aanwijzing collectieve festiviteiten
De voorwaarden met betrekking tot de verlichting ten behoeve van sportbeoefening in de buitenlucht als bedoeld in artikel 3.148, eerste lid, van het Besluit gelden niet voor door het college per kalenderjaar aan te wijzen collectieve festiviteiten gedurende de daarbij aan te wijzen dagen of dagdelen.
Artikel 4:3 Kennisgeving incidentele festiviteiten
Het is een inrichting toegestaan maximaal 5 incidentele festiviteiten per kalenderjaar te houden waarbij de geluidsnormen als bedoeld in de artikelen 2.17, 2.19 en 2.20 van het Besluit en artikel 4:5 van deze verordening niet van toepassing zijn mits de houder van de inrichting ten minste drie weken voor de aanvang van de festiviteit het college daarvan in kennis heeft gesteld.
Het is een inrichting toegestaan om tijdens maximaal 12 incidentele festiviteiten per kalenderjaar de verlichting langer aan te houden ten behoeve van sportactiviteiten waarbij artikel 3.148, eerste lid, van het Besluit niet van toepassing is mits de houder van de inrichting ten minste drie weken voor de aanvang van de festiviteit het college daarvan in kennis heeft gesteld.
Artikel 4:4 Verboden incidentele festiviteiten
Het is verboden een incidentele festiviteit te organiseren, toe te laten, feitelijk te leiden of daaraan deel te nemen indien de burgemeester het organiseren van een incidentele festiviteit verboden heeft wanneer naar zijn oordeel de woon- en leefsituatie in de omgeving van de inrichting en/of openbare orde op ontoelaatbare wijze wordt beïnvloed.
Artikel 4:5 Onversterkte muziek
Voor de duur van 20 uur in de week is onversterkte muziek, vanwege het oefenen door muziekgezelschappen zoals orkesten, harmonie- en fanfaregezelschappen, in een inrichting gedurende de dag- en avondperiode uitgezonderd van de genoemde geluidsniveaus in het eerste lid. Indien versterkte elementen worden gecombineerd met onversterkte elementen, wordt het hele samenspel beschouwd als versterkte muziek en is het Besluit van toepassing.
Afdeling 2 Bodem-, weg- en milieuverontreiniging
Het is verboden op een door het college ten behoeve van de werkzaamheden van de gemeentelijke reinigingsdienst aangewezen weggedeelte, een voertuig te parkeren of enig ander voorwerp te laten staan gedurende een daarbij aangeduide tijdsperiode.
Artikel 4:8 Natuurlijke behoefte doen
Het is verboden binnen de bebouwde kom op een openbare plaats zijn natuurlijke behoefte te doen buiten een daarvoor bestemde inrichting of plaats.
Artikel 4:9 Toestand van sloten en andere wateren en niet-openbare riolen en
Sloten en andere wateren en niet openbare riolen en putten buiten gebouwen mogen zich niet bevinden in een toestand die gevaar oplevert voor de veiligheid, nadeel voor de gezondheid of hinder voor de gebruikers van de gebouwen of voor anderen.
Afdeling 3 Het bewaren van houtopstanden
Artikel 4:11 Omgevingsvergunning voor het vellen van houtopstanden
Het in het eerste lid gestelde verbod geldt niet voor:
houtopstand die deel uitmaakt van als zodanig bij het Bosschap geregistreerde bosbouwondernemingen en gelegen is buiten een bebouwde kom, tenzij de houtopstand een zelfstandige eenheid vormt die:
ofwel geen grotere oppervlakte beslaat dan 10 are
ofwel bestaat uit rijbeplanting van niet meer dan 20 bomen, gerekend over het totale aantal rijen;
houtopstand gelegen buiten de bebouwde kom die is aangeplant in het kader van het Convenant van 28 februari 1996 tussen de gemeente Asten en de NCB-afdelingen Asten, Heusden en Ommel (later te noemen Z.L.T.O.) inzake de stimulering van erfbeplantingen en landschappelijke beplantingen, indien het voornemen om te (doen) vellen van voornoemde houtopstand tenminste drie weken voorafgaand aan de datum van velling schriftelijk aan het college wordt gemeld; mits het voornemen om te (doen) vellen tenminste drie weken voorafgaand aan de datum van velling wordt gemeld.
Artikel 4:11b Weigeringsgronden
De vergunning kan worden geweigerd op grond van:
Artikel 4:11c Bijzondere vergunningsvoorschriften
Indien geen gehoor wordt gegeven aan het gestelde onder het 1e en 2e lid van dit artikel, kan het bevoegd gezag na het verstrijken van de gestelde termijn de uit te voeren plantwerkzaamheden met daarbij horende voorschriften door een derde laten uitvoeren, waarna de gemaakte kosten in deze worden verhaald op degene die ingevolge artikel 4:11a gerechtigd is tot het doen van een “aanvraag om vergunning”.
Artikel 4:11d Herplant-/instandhoudingsplicht
Indien houtopstand waarop het verbod tot vellen als bedoeld in deze afdeling van toepassing is, zonder vergunning van het bevoegd gezag is geveld, dan wel op andere wijze teniet is gegaan, kan het bevoegd gezag aan de zakelijk gerechtigde van de grond waarop zich de houtopstand bevond dan wel aan degene die uit anderen hoofde tot het treffen van voorzieningen bevoegd is, de verplichting opleggen te herbeplanten overeenkomstig de door hen te geven aanwijzingen binnen een door hen te stellen termijn.
Indien houtopstand waarop het verbod tot vellen als bedoeld in deze afdeling van toepassing is, in het voortbestaan ernstig wordt bedreigd, kan het bevoegd gezag aan de zakelijk gerechtigde van de grond waarop zich de houtopstand bevindt dan wel aan degene die uit anderen hoofde tot het treffen van voorzieningen bevoegd is, de verplichting opleggen om overeenkomstig de door hen te geven aanwijzingen binnen een door hen te stellen termijn voorzieningen te treffen, waardoor die bedreiging wordt weggenomen.
Artikel 4:11e Schadevergoeding
Indien en voor zover blijkt dat een belanghebbende door de toepassing van artikel 4:11, artikel 4:11c of artikel 4:11d, schade lijdt of zal lijden, die redelijkerwijs niet of niet geheel te zijnen laste behoort te komen en waarvan de vergoeding niet anderszins is verzekerd, kent het college hem op zijn verzoek een naar billijkheid te bepalen schadevergoeding toe.
Artikel 4:11f Bestrijding iepziekte
Indien zich op een terrein één of meer iepen bevinden die naar het oordeel van het bevoegd gezag gevaar opleveren voor verspreiding van de iepziekte of voor vermeerdering van iepenspintkevers is de rechthebbende, indien hij daartoe door het bevoegd gezag is aangeschreven, verplicht binnen de bij de aanschrijving vast te stellen termijn:
a het is verboden gevelde iepen of delen daarvan voorhanden of in voorraad te hebben of te vervoeren.
b het verbod is niet van toepassing op geheel ontschorst iepenhout en op iepenhout met een doorsnede kleiner dan 4 cm.
c Het college kan ontheffing verlenen van het onder a van dit lid gestelde verbod.
Afdeling 4 Maatregelen tegen ontsiering en stankoverlast
Artikel 4:13 Opslag bromfietsen, motorvoertuigen, caravans, afvalstoffen, mest, ingekuilde landbouwproducten e.d.
Het is verboden op door het college in het belang van het uiterlijk aanzien van de gemeente, ter voorkoming of opheffing van overlast dan wel voorkoming van schade aan de openbare gezondheid aangewezen plaatsen, buiten een inrichting in de zin van de Wet milieubeheer, in de openlucht of buiten de weg de volgende voorwerpen of stoffen op te slaan, te plaatsen of aanwezig te hebben:
Artikel 4:15 Verbod hinderlijke of gevaarlijke reclame
Het verbod geldt niet voor onverlichte:
opschriften of aankondigingen kleiner dan 0.50 m2 en de langste zijde korter dan 1 meter die betrekking hebben op:
– openbare verkoping of een aanbieding ter verkoop, verhuur of verpachting van een onroerende zaak voor zolang zij feitelijke betekenis hebben;
– het beroep, de dienst, of het bedrijf dat in of op de onroerende zaak wordt uitgeoefend of waarvoor die zaak is bestemd;
opschriften betrekking hebbend op de naam of aard van in uitvoering zijnde bouwwerken of op de namen van degenen die bij het ontwerp of de uitvoering van het bouwwerk betrokken zijn, mits deze opschriften zijn aangebracht op borden bij of op de in uitvoering zijnde bouwwerken zelf , zulks voor zolang zij feitelijke betekenis hebben;
Indien door een opschrift, aankondiging of afbeelding als bedoeld in het tweede lid van artikel 4:15, dan wel aangebracht voor een ander doel dan handelsreclame, de veiligheid van het verkeer in gevaar wordt gebracht of ernstige hinder voor de omgeving wordt veroorzaakt, is het college bevoegd de rechthebbende onderscheidenlijk de hoofdgebruiker van de onroerende zaak aan te schrijven tot het treffen van maatregelen ter voorkoming, ter beperking of ter opheffing van dit gevaar of deze hinder. Degene tot wie de aanschrijving is gericht, of diens rechtsopvolger, is verplicht deze aanschrijving op te volgen.
Afdeling 5 Kamperen buiten kampeerterreinen
In deze afdeling wordt onder kampeermiddel verstaan:
Een onderkomen of voertuig waarvoor geen omgevingsvergunning voor het bouwen in de zin van artikel 2.1, eerste lid onder a van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht is vereist, dat bestemd of opgericht is dan wel gebruikt wordt of kan worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf.
HOOFDSTUK 5 ANDERE ONDERWERPEN BETREFFENDE DE HUISHOUDING
Artikel 5:4 Defecte voertuigen
Het is verboden een voertuig waarmee als gevolg van andere dan eenvoudig te verhelpen gebreken niet kan of mag worden gereden, langer dan op drie achtereenvolgende dagen op de weg te parkeren.
Artikel 5:9 Parkeren van uitzicht belemmerende voertuigen
Het is verboden een voertuig dat, met inbegrip van lading, een lengte heeft van meer dan 6 meter of een hoogte van meer dan 2,4 meter, op de weg te parkeren bij een voor bewoning of ander dagelijks gebruik bestemd gebouw op zodanige wijze dat daardoor het uitzicht van bewoners of gebruikers vanuit dat gebouw op hinderlijke wijze wordt belemmerd of hen anderszins hinder of overlast wordt aangedaan.
Artikel 5:12 Overlast van fiets of bromfiets
1.Het is verboden op door het college in het belang van het uiterlijk aanzien van de
gemeente, ter voorkoming of opheffing van overlast, of ter voorkoming van schade aan de openbare gezondheid aangewezen plaatsen fietsen of bromfietsen onbeheerd buiten de daarvoor bestemde ruimten of plaatsen te laten staan.
2.Het is verboden fietsen of bromfietsen, die rijtechnisch in onvoldoende staat van onderhoud en in een verwaarloosde toestand verkeren, op de weg te laten staan.
Artikel 5:13 Inzameling van geld of goederen
Onder een inzameling van geld of goederen wordt mede verstaan: het bij het aanbieden van goederen, waartoe ook worden gerekend geschreven of gedrukte stukken, dan wel bij het aanbieden van diensten aanvaarden van geld of goederen, indien daarbij te kennen wordt gegeven of de indruk wordt gewekt dat de opbrengst geheel of ten dele voor een liefdadig of ideëel doel is bestemd.
Onverminderd het bepaalde in artikel 1.8 kan de vergunning worden geweigerd
indien als gevolg van bijzondere omstandigheden in de gemeente of in een deel van de gemeente redelijkerwijs te verwachten is dat door het verlenen van de vergunning een redelijk verzorgingsniveau voor de consument ter plaatse in gevaar komt.
Artikel 5:18 Standplaatsvergunning en weigeringsgronden
Onverminderd het bepaalde in artikel 1.8 kan de vergunning worden geweigerd:
indien de standplaats hetzij op zichzelf hetzij in verband met de omgeving niet voldoet aan eisen van redelijke welstand;
b indien als gevolg van bijzondere omstandigheden in de gemeente of in een deel van de gemeente redelijkerwijs te verwachten is dat door het verlenen van de vergunning een redelijk verzorgingsniveau voor de consument ter plaatse in gevaar komt.
Artikel 5:19 Toestemming rechthebbende
Het is de rechthebbende op een perceel verboden toe te staan dat daarop zonder vergunning van het college standplaats wordt of is ingenomen.
Artikel 5:21 Aanhoudingsplicht
Het college houdt de aanvraag om een standplaatsvergunning aan, indien de aanvraag een activiteit betreft waarvoor tevens een omgevingsvergunning voor een inrichting als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid onder e van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht is vereist.
Artikel 5:24 Voorwerpen op of aan het water
Het is in verband met de veiligheid op het openbaar water verboden een voorwerp, niet zijnde een vaartuig, op, in of boven openbaar water te plaatsen, aan te brengen of te hebben, indien dit door zijn omvang of vormgeving, constructie of plaats van bevestiging gevaar oplevert voor de bruikbaarheid van het openbaar water of voor het doelmatig en veilig gebruik daarvan, dan wel een belemmering vormt voor het doelmatig beheer en onderhoud van het openbaar water.
Het verbod in het eerste lid geldt niet voor zover in de daarin geregelde onderwerpen wordt voorzien door het Wetboek van Strafrecht, de Scheepvaartverkeerswet, het Binnenvaartpolitiereglement, de Waterwet, de Wet beheer rijkswaterstaatswerken, de Provinciale vaarwegenverordening Noord-Brabant, de Verordening Waterhuishouding Noord-Brabant, de Keur oppervlaktewateren van waterschap de Dommel of van waterschap de AA, de Telecommunicatiewet of de daarop gebaseerde Telecommunicatieverordening.
Artikel 5:25 Ligplaats woonschepen en overige vaartuigen
Het verbod in het eerste lid geldt niet voor zover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door de Wet milieubeheer, het Binnenvaartpolitiereglement, de Wet beheer rijkswaterstaatswerken, de Waterwet, de Provinciale vaarwegenverordening Noord-Brabant, de Provinciale landschapsverordening Noord-Brabant, het Reglement watergangen Noord-Brabant 1987 (P.B. nr. 213), de Keur oppervlaktewateren 1996 van waterschap De Dommel of de Keur De Aa 1998.
Artikel 5:26 Aanwijzingen ligplaats
Onverminderd het krachtens het tweede lid van artikel 5:25 bepaalde kan het college aan de rechthebbende op een vaartuig aanwijzingen geven met betrekking tot het innemen, veranderen of gebruik van een ligplaats in het belang van de openbare orde, volksgezondheid, veiligheid, de milieuhygiëne en het aanzien van de gemeente.
Het in het eerste en tweede lid bepaalde geldt niet voor zover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door het Binnenvaartpolitiereglement, de Wet beheer rijkswaterstaatswerken, de Waterwet, de Provinciale vaarwegenverordening Noord-Brabant, de Provinciale landschapsverordening Noord-Brabant, de Verordening Waterhuishouding van de provincie Noord-Brabant (P.B. nr. 213), de Keur oppervlaktewateren 1996 van waterschap De Dommel of de Keur De Aa 1998.
Artikel 5:27 Verbod innemen ligplaats
Het is verboden een ligplaats in te nemen, te hebben of beschikbaar te stellen in strijd met het krachtens de artikelen 5:25, tweede lid en 5:26 bepaalde.
Artikel 5:28 Beschadigen van waterstaatswerken en oevers
Het is verboden schade toe te brengen aan of veranderingen aan te brengen in de toestand van bij de gemeente in beheer zijnde openbare wateren, havens, dijken, wallen, kaden, trekpaden, beschoeiingen, oeverbegroeiing, bruggen, zetten, duikers, pompen, waterleidingen, gordingen, aanlegpalen, stootpalen, bakens of sluizen.
Het is verboden een voor het redden van drenkelingen bestemd en daartoe bij het water aangebracht voorwerp te gebruiken voor een ander doel dan wel voor dadelijk gebruik ongeschikt te maken.
Artikel 5:30 Veiligheid op het water
Het verbod geldt niet voor zover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door het Binnenvaartpolitiereglement, de Wet beheer rijkswaterstaatswerken, de Waterwet, de provinciale vaarwegenverordening Noord-Brabant, de Verordening Waterhuishouding van de provincie Noord-Brabant (P.B. nr. 213), de Keur oppervlaktewateren 1996 van waterschap De Dommel of de Keur De Aa 1998.
Afdeling 7 Crossterreinen en gemotoriseerd en ruiterverkeer in natuurgebieden
Het is verboden op enig terrein, geen weg zijnde, met een motorvoertuig of een bromfiets een wedstrijd dan wel, ter voorbereiding van een wedstrijd, een trainings- of proefrit te houden of te doen houden dan wel daaraan deel te nemen, dan wel een motorvoertuig of een bromfiets met het kennelijke doel daartoe aanwezig te hebben.
Artikel 5:33 Beperking verkeer in natuurgebieden
Afdeling 9 Verstrooiing van as
Artikel 5:37 Hinder of overlast
Incidentele asverstrooiing is verboden indien daardoor hinder of overlast wordt veroorzaakt voor derden.
Artikel 5:38 Tijdvak voor begraven e.d.
Het is verboden te begraven of urnen met asbus bij te zetten buiten het tijdvak van 09.00 uur tot 18.00 uur.
Afdeling 10 Straatnaamborden, huisnummering e.d.
Artikel 5:41 Gedoogplicht aanduidingen
1 De rechthebbende op een bouwwerk is verplicht toe te laten dat op of aan dat bouwwerk, vanwege en overeenkomstig de aanwijzingen van het college, straatnaamborden, daarbij behorende onderschriften daaronder begrepen, huisnummers en wijkaanduidingen, worden aangebracht, onderhouden, gewijzigd of verwijderd.
2 Het college geeft tevoren schriftelijk kennis aan de rechthebbende als bedoeld in het eerste lid van hun voornemen over te gaan tot het doen aanbrengen of wijzigen van straatnaamborden, daarbij behorende onderschriften daaronder begrepen, huisnummers en wijkaanduidingen.
HOOFDSTUK 6 STRAF-, OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN
Overtreding van het bij of krachtens deze verordening bepaalde en de op grond van artikel 1:4 van deze verordening daarbij gegeven voorschriften en beperkingen wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste drie maanden of geldboete van de tweede categorie en kan bovendien worden gestraft met openbaarmaking van de rechterlijke uitspraak.
1 Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening zijn belast:
2 Voorts zijn met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening belast de door het college dan wel de burgemeester aangewezen personen.
Artikel 6:3 Binnentreden woningen
Zij die belast zijn met het toezicht op de naleving of de opsporing van een overtreding van de bij of krachtens deze verordening gegeven voorschriften welke strekken tot handhaving van de openbare orde of veiligheid of bescherming van het leven of de gezondheid van personen zijn bevoegd tot het binnentreden in een woning zonder toestemming van de bewoner.
Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Asten van 27 juni 2017.
De raad voornoemd,
griffier,
mr. M.B.W. van Erp-Sonnemans
voorzitter,
mr. H.G. Vos
Artikel 1:3 (Indiening aanvraag)
Artikel 1:3 (Indiening aanvraag) bepaalde dat een te laat ingediende aanvraag buiten behandeling kan worden gelaten. Dit artikel komt te vervallen conform de modelverordening van de VNG. In plaats daarvan worden er drie extra leden toegevoegd aan artikel 1:8 (Weigeringsgronden).
De wetgever heeft in de Algemene wet bestuursrecht (Awb) een sluitend systeem neergelegd voor de afhandeling van aanvragen: die worden ingewilligd of geweigerd. In artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht is daarop één uitzondering gemaakt: een gebrekkige aanvraag die moet worden aangevuld voor ze kan worden afgehandeld kan buiten behandeling worden gelaten. Wel moet de aanvrager de kans krijgen om de aanvraag aan te vullen; met andere woorden, het gebrek moet herstelbaar zijn. In het sluitende systeem van de Awb past niet dat bij gemeentelijke verordening een aanvullende grond wordt gesteld waarmee een aanvraag buiten behandeling kan worden gelaten. Bovendien is een te late indiening niet herstelbaar. Om deze reden komt artikel 1:3 van de APV te vervallen.
Artikel 1:8 Weigeringsgronden (eerste wijziging)
Het is voor de gemeente en de aanvrager weinig zinvol om een aanvraag inhoudelijk te toetsen, als door het tijdstip van indienen een volledige en goede beoordeling redelijkerwijs niet mogelijk is vóór de beoogde datum van de activiteit waar het om gaat. In plaats van buiten behandeling laten zal een aanvraag die dusdanig laat wordt ingediend dat een goede beoordeling niet mogelijk is voortaan worden afgewezen. Een snelle weigering schept duidelijkheid voor de aanvrager en voorkomt een onnodige inspanning aan de kant van de gemeente.
Om te voorzien in dit instrument aan artikel 1:8 een nieuw tweede lid toegevoegd, dat een weigeringsgrondslag biedt voor het geval waarin de aanvraag buiten de door het college vastgestelde termijn vóór het tijdstip van de activiteit wordt ingediend. Het woordje “kan” in de toegevoegde bepaling geeft aan dat niet elke te laat ingediende aanvraag geweigerd hoeft te worden: alleen als een volledige, goede en tijdige beoordeling niet mogelijk is, wordt er tot weigering overgegaan. De bepaling is gebaseerd op de modelbepaling van de VNG en verwijst naar door het college vast te stellen termijnen. Deze termijnen worden opgenomen in de Nota evenementenvergunningen, waarin het volledige proces van indienen en behandelen van de vergunningaanvraag wordt geborgd.
Het artikel is gewijzigd conform de modelverordening van de VNG. In het tweede lid is een extra gedachtestreepje opgenomen met daarin de voorwaarde dat de activiteit niet plaatsvindt op de rijbaan, (brom)fietspad of parkeerplaats of anderszins een belemmering vormt voor het verkeer en de hulpdiensten. Deze voorwaarde was reeds opgenomen in het evenementenbeleid van de gemeente Asten.
Artikel 2:25 Evenement (eerste wijziging)
Conform de modelverordening is een nieuw tweede lid ingevoegd. De wijziging is het gevolg van de inwerkingtreding van het Besluit brandveilig gebruik en basishulpverlening overige plaatsen. Dit besluit ziet op brandveilig gebruik van ‘niet-bouwwerken’ zoals tenten op evenemententerreinen. De overige leden worden doorgenummerd.
In het doorgenummerde derde lid, tweede gedachtestreepje, is een nieuwe tekst opgenomen. Onder 1° is een nieuwe regeling opgenomen met betrekking tot kleine evenementen op zon- en feestdagen. In de Zondagswet is bepaald dat het verboden is om op zondagen voor 13:00 uur ‘openbare vermakelijkheden’ te houden, tenzij daarvoor een ontheffing is verleend. Op grond van de APV moest er ook voor de evenementen die op zondag na 13:00 uur werden georganiseerd een evenementenvergunning aangevraagd worden, ook al is voor deze evenementen op basis van de Zondagswet geen ontheffing nodig. Met de nieuwe tekst wordt geregeld dat kleinschalige evenementen na 13:00 uur vergunningsvrij kunnen plaatsvinden, mits aan de overige voorwaarden van artikel 2:25 wordt voldaan. Onder 2° is geregeld dat de kleine evenementen op doordeweekse dagen tot 00:00 uur mogen duren en op vrijdag en zaterdag tot 00:30 uur, conform de tijden in het evenementenbeleid.
In het nieuwe derde lid, vijfde gedachtestreepje wordt het maximaal aantal bezoekers gewijzigd van 100 naar 150. Deze wijziging is conform het advies van de politie en de Veiligheidsregio en komt overeen met het Besluit brandveilig gebruik en basishulpverlening overige plaatsen. Ook volgen we hiermee regionale en landelijke ontwikkelingen.
Artikel 2:39 Speelgelegenheden
De tekst in het tweede lid, onder b, is gewijzigd conform de modelverordening van de VNG. De verwijzing naar ‘de minister van Veiligheid en Justitie of de Kamer van Koophandel’ als bevoegd bestuursorgaan voor het verlenen van vergunningen voor loterijen en exploitatievergunningen voor kansspelautomaten is inmiddels achterhaald. Deze bevoegdheid komt sinds de instelling van de kansspelautoriteit op 1 april 2012 – en de daarmee samenhangende wijziging Wet op de kansspelen – toe aan de raad van bestuur van de kansspelautoriteit. De bepaling is dienovereenkomstig aangepast.
Artikel 2:48 Hinderlijk drankgebruik en openlijk drugsgebruik
De tekst in het eerste lid is gewijzigd conform de modelverordening van de VNG. Met de wijziging van de Drank- en Horecawet is het voor jongeren onder de 18 sowieso verboden om drank te nuttigen of bij zich te hebben. Om te voorkomen dat een ‘dubbel’ verbod ontstaat, waardoor deze bepaling mogelijk zelfs onverbindend zou kunnen blijken, is nu ingevoegd dat het verbod in de APV slechts geldt voor mensen boven de 18.
Artikel 2:58 Verontreiniging door honden
Het derde lid is toegevoegd conform de modelverordening van de VNG. Deze bepaling is opgenomen omdat het voor eigenaren of houders van een hond die zich vanwege een handicap door een geleidehond of sociale hulphond laten begeleiden in de praktijk lastig of in sommige gevallen onmogelijk is om de uitwerpselen op te ruimen.
Artikel 2:59 Gevaarlijke honden
Het eerste lid is gewijzigd conform de modelverordening van de VNG. De bevoegdheid tot het opleggen van aanlijn- en muilkorfgeboden was hier aan het college toebedeeld. Een aantal gemeenten heeft er op gewezen dat in dit geval de burgemeester als beslisser meer voor de hand ligt. Het besluit heeft een sterk openbare orde-karakter en wordt vaak genomen na een incident, waarbij regelmatig ook een zekere spoed geboden is. Om die redenen is in dit artikel nu de burgemeester aangewezen om deze ge- en verboden op te leggen.
Artikel 2:74 Drugshandel op straat
Dit artikel is gewijzigd conform de modelverordening van de VNG. In dit artikel werd het verbod beperkt tot de weg. Door het begrip ‘weg’ te gebruiken wordt een gedeelte van het openbaar gebied uitgesloten, zoals parken en openbare winkelgalerijen. Daarom wordt voortaan het ruimere begrip ‘openbare plaats’ gebruikt.
Artikel 2:74a Openlijk gebruik van harddrugs
Dit artikel is toegevoegd naar het voorbeeld van onder meer de gemeente Helmond en de gemeente Someren. Om drugsgebruik en drugsoverlast te kunnen bestrijden is gekeken naar alle mogelijkheden die binnen de APV hiervoor ingezet kunnen worden. Het verbod op het gebruik of voorhanden hebben van softdrugs op een openbare plaats binnen de bebouwde kom is al geregeld in artikel 2:48. Artikel 2:74 biedt mogelijkheden om op te treden tegen het dealen. Er was echter nog geen bepaling om op te kunnen treden tegen het openlijk gebruiken van harddrugs. Het nieuwe artikel 2:74a biedt daartoe een instrument.
Artikel 2:77 Cameratoezicht op openbare plaatsen
Dit artikel is gewijzigd conform de modelverordening van de VNG. Per 1 juli 2016 is de Wijziging van de Gemeentewet in verband met de verruiming van de bevoegdheid van de burgemeester tot de inzet van cameratoezicht (Stb. 2016/130) in werking getreden. Op grond van het hierbij gewijzigde artikel 151c van de Gemeentewet kan de raad thans bij verordening – zoals de APV – de burgemeester de bevoegdheid verlenen om, als dat in het belang van de handhaving van de openbare orde noodzakelijk is, te besluiten om voor een bepaalde duur camera’s in te zetten ten behoeve van het toezicht op een openbare plaats als bedoeld in artikel 1 van de Wet openbare manifestaties (Wom) en andere bij verordening aan te wijzen plaatsen die voor eenieder toegankelijk zijn. Voorheen was deze mogelijkheid beperkt tot het plaatsen van vaste camera’s, maar als gevolg van de wetswijziging behoort nu ook mobiel cameratoezicht tot de mogelijkheden. Met de wijziging van artikel 2:77, eerste lid, van de APV (het woord ‘vaste’ komt te vervallen) wordt van de mogelijkheid om de bevoegdheid van de burgemeester te verruimen gebruikgemaakt. Of deze bevoegdheid in een bepaald geval wordt ingezet blijft uiteindelijk ter beoordeling van de burgemeester. Daarbij gelden de kaders van artikel 151c Gemeentewet.
Daarnaast is er een wijziging aangebracht in het tweede lid. Met de huidige redactie stond in het tweede lid hetzelfde als in het eerste lid. De huidige redactie van het tweede lid was echter bedoeld voor andere openbare plaatsen die niet onder de definitie van een openbare plaats ingevolge de Wom vallen, zoals voor het publiek openstaande gebouwen of ruimten, zoals bijvoorbeeld parkeerterreinen, die vanwege het doelgebonden verblijf niet onder de definitie van openbare plaats uit de Wom vallen. Voor de gewijzigde redactie is aangehaakt bij de APV van gemeente Someren.
Artikel 2:78 Gebiedsontzeggingen
Dit artikel is toegevoegd conform de modelverordening van de VNG. Met de gebiedsontzegging in de APV kan een burgemeester optreden tegen personen die overlast veroorzaken in de openbare ruimte. De gebiedsontzegging wordt opgelegd aan personen die strafbare feiten of openbare orde verstorende handelingen verrichten.
Voor het toepassen van een maatregel als een gebiedsontzegging gelden een aantal voorwaarden. Ten eerste is er het situatievereiste: er moet sprake zijn van omstandigheden die tot ingrijpen ter handhaving van de openbare orde kunnen noodzaken. Daarnaast moet voldaan zijn aan het doelcriterium: de maatregel moet zijn gericht op het beëindigen of voorkomen van (verdere) ordeverstoringen of overlast of het beperken van de gevolgen daarvan.
Het toepassen van de gebiedsontzegging kan alleen ten tijde van een (dreigende) ordeverstoring. De duur van deze concrete maatregel moet direct gekoppeld zijn aan de situatie dat er gevaar dreigt voor de openbare orde. Hierdoor kan de duur van de maatregel niet onevenredig lang zijn. Daarom is in de bepaling gekozen voor een trapsgewijze opbouw.
Verhouding ten opzichte van andere bevoegdheden
Naast de bepaling in de APV zijn er ook andere grondslagen op basis waarvan de burgemeester een gebiedsontzegging kan opleggen. De eerste ligt besloten in artikel 172, derde lid, van de Gemeentewet (de ‘lichte bevelsbevoegdheid).
Deze bevoegdheid kan alleen worden toegepast wanneer de bepaling in de APV niet van toepassing is. Wanneer zowel de APV als artikel 172, derde lid, van toepassing zijn, dan gaat de APV voor. Als in de APV geen mogelijkheid tot gebiedsontzegging is opgenomen en de burgemeester maakt gebruik van artikel 172, derde lid, van de Gemeentewet om een gebiedsontzegging op te leggen, dan kan de rechter aangeven dat er voldoende gelegenheid is geweest om een dergelijke regeling op te stellen. Bij structurele problemen is het derhalve nodig dat de raad een regeling in de APV opneemt.
Daarnaast is de burgemeester bevoegd om een gebiedsontzegging voor langere termijn op te leggen op grond van artikel 172a van de Gemeentewet (in 2012 ingevoegd via de Wet maatregelen bestrijding voetbalvandalisme en ernstige overlast). Deze bevoegdheid is van toepassing wanneer sprake is van herhaaldelijke (ernstige) overlast en ernstige vrees voor de voortgang ervan. Met deze bevoegdheid kan er, anders dan bij de APV-bevoegdheid en de lichte bevelsbevoegdheid, worden afgeweken van wettelijke voorschriften. Daarom is voor de toepassing van deze ingrijpende bevoegdheid een gedegen dossieropbouw vereist. De APV en de lichte bevelsbevoegdheid van artikel 172, derde lid, Gemeentewet zijn lichte bevoegdheden in vergelijking met de bevoegdheid op grond van artikel 172a Gemeentewet. Wanneer aan de strenge vereisten van het artikel is voldaan, kan altijd gebruik worden gemaakt van deze bevoegdheid, ongeacht of er een bepaling is opgenomen in de APV.
Artikel 2:79 Woonoverlast als bedoeld in artikel 151d Gemeentewet (eerste wijziging)
Dit artikel is toegevoegd conform de modelverordening van de VNG. Met het artikel, dat gebaseerd is op het nieuwe artikel 151d in de Gemeentewet (de Wet aanpak woonoverlast), kent de raad aan de burgemeester de bevoegdheid toe om bij ernstige en herhaaldelijke hinder vanuit of in de onmiddellijke nabijheid van een woning of erf een last onder bestuursdwang op te leggen.
Het eerste lid is geformuleerd als een zorgplichtbepaling. Een bewoner hoort zich zo te gedragen dat zijn of haar buren daar geen ernstige hinder van ondervinden. Bij ernstige en herhaaldelijke hinder kan ook de verhuurder worden aangesproken. In het tweede lid is weergegeven in welke gevallen de burgemeester in ieder geval toepassing kan geven aan de bevoegdheid tot het opleggen van een last onder bestuursdwang. Dit kan ook een last onder dwangsom zijn.
De last onder bestuursdwang kan bestaan uit gedragsaanwijzingen van diverse aard. De zwaarste maatregel die kan worden opgelegd is een verbod om aanwezig te zijn in de woning of op het erf (huisverbod). Welke herstelsanctie het meest geëigend is in een specifieke situatie zal steeds door de burgemeester moeten worden afgewogen.
Uit de wet volgt dat het instrument is bedoeld als een ultimum remedium. De bevoegdheid kan alleen worden ingezet als er geen andere geschikte manier voorhanden is om de overlast aan te pakken. Wanneer dit instrument wordt ingezet zal de burgemeester dus goed moeten motiveren dat er geen andere geschikte instrumenten meer zijn om de woonoverlast tegen te gaan. Aan het besluit zal een stevig dossier ten grondslag moeten liggen, waaruit blijkt dat andere instrumenten als bijvoorbeeld buurtbemiddeling al zijn geprobeerd, zonder het gewenste resultaat.
Het karakter van ultimum remedium geldt in nog sterkere mate als er sprake is van een huisverbod. Een dermate zware maatregel, die een inbreuk betekent op het grondwettelijk beschermde woonrecht, is alleen mogelijk wanneer de ernst van de situatie dat eist en er werkelijk geen andere optie meer open staat.
De begripsbepaling onder a is geactualiseerd conform de modelverordening van de VNG. De oude betiteling ‘Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer’ is vervangen door de sinds 1 januari 2013 gehanteerde citeertitel ‘Activiteitenbesluit milieubeheer’.
Artikel 5:31a (Begripsbepalingen), artikel 5:32 (Crossterreinen) en artikel 5:33 (Beperking verkeer in natuurgebieden)
Deze artikelen zijn gewijzigd conform de modelverordening van de VNG. Artikel 5:31a is toegevoegd ten behoeve van de leesbaarheid van de artikelen. In dit nieuwe artikel zijn de begripsbepalingen voor het hoofdstuk opgenomen. Met dit artikel kunnen de uitgebreide omschrijvingen in de artikelen 5:32 en 5:33 komen te vervallen.
Het tweede lid is toegevoegd conform de modelverordening van de VNG. Overtredingen van bepalingen die voortvloeien uit de Wabo (zoals handelingen zonder of in strijd met een omgevingsvergunning) zijn in de Wet op de economische delicten (hierna: Wed) aangeduid als economische delicten. Dat heeft gevolgen voor de strafmaat, die onder de Wed anders is dan onder de APV. Om dat onderscheid duidelijk te maken is het nieuwe tweede lid opgenomen.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/gmb-2020-44827.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.