Nadere regels behorende bij de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Weesp 2020

Burgemeester en wethouders van gemeente Weesp;

gelet op artikel 11 en 15 van de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Weesp 2020

besluiten:

 

De Nadere regels behorende bij de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Weesp 2020 vast te stellen.

 

NADERE REGELS BEHORENDE BIJ DE VERORDENING MAATSCHAPPELIJKE ONDERSTEUNING GEMEENTE WEESP 2020

 

Hoofdstuk 1: Algemeen

Artikel 1. Definities

  • 1.

    Alle begrippen die in deze nadere regels worden gebruikt en die niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015, de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Weesp 2020 en de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

  • 2.

    In deze nadere regels wordt verstaan onder CAK-periode: Een periode van een maand op basis waarvan het Centraal Administratie Kantoor (CAK) de bijdrage in de kosten, zoals bedoeld in artikel 11 en 15 van de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Weesp 2020, vaststelt.

  • 3.

    Bij het onderzoek naar de gevraagde of benodigde voorziening wordt (zoveel mogelijk) gebruik gemaakt van de gebruikershandleiding van Factum zijnde: FAQT-V, richtlijn voor onderzoek en normering begeleiding volwassenen.

Hoofdstuk 2: Het Persoonsgebonden budget

Artikel 2. Maatwerkvoorziening als persoonsgebonden budget

  • 1.

    Verstrekking van een maatwerkvoorziening in de vorm van een persoonsgebonden budget (hierna: pgb) vindt, op grond van artikel 11 van de verordening, plaats op verzoek van cliënt.

  • 2.

    Wanneer cliënt ondersteund wordt via een pgb voor diensten op grond van de Wmo 2015 gelden in ieder geval de volgende voorwaarden:

    • a.

      Het pgb wordt uitsluitend gebruikt voor het betrekken van ondersteuning ten behoeve van het in de beschikking vastgelegd resultaat;

    • b.

      Indien cliënt zorg inkoopt bij derden, is de cliënt verplicht een zorgovereenkomst af te sluiten met de zorgverlener(s);

    • c.

      Het is de cliënt niet toegestaan bemiddelingskosten of administratiekosten te betalen vanuit het pgb;

    • d.

      Het is de cliënt niet toegestaan, zonder toestemming van het college van de gemeente Weesp en behoudens hetgeen onder “i” is geregeld, de zorgverlener een eenmalige uitkering te verstrekken vanuit het pgb, indien de zorgovereenkomst van rechtswege eindigt/wordt beëindigd;

    • e.

      Het is de cliënt toegestaan reiskosten te vergoeden vanuit het pgb, ter hoogte van maximaal € 0,19 per kilometer;

    • f.

      Het is de cliënt toegestaan een feestdagenvergoeding van maximaal € 272,- te betalen vanuit het pgb;

    • g.

      Het is de cliënt enkel toegestaan werkgeverslasten te betalen vanuit het pgb als een arbeidsovereenkomst is afgesloten voor 4 of meer dagen per week;

    • h.

      Indien het pgb aan het einde van het jaar niet geheel is besteed, kan de cliënt geen aanspraak maken op een vrij besteedbaar bedrag;

    • i.

      In geval van overlijden van de cliënt mag vanuit het pgb maximaal 1 maandloon of 1 periodebedrag per vier weken worden uitgekeerd, indien er voldoende budget beschikbaar is.

  • 3.

    De cliënt sluit een particuliere aansprakelijkheidsverzekering af voor schade die door het gebruik van de voorziening niet zijnde een dienstverlening, aan derden kan ontstaan.

Hoofdstuk 3: Bijdrage in de kosten

Artikel 3. Bijdrage in de kosten voor maatwerkvoorzieningen

  • 1.

    Met uitzondering van de rolstoel en maatwerkvoorzieningen hulpmiddelen voor jeugdigen tot 18 jaar, is cliënt voor het gebruik van een maatwerkvoorziening een bijdrage in de kosten verschuldigd.

  • 2.

    Conform artikelen 2.1.4. en 2.1.4.a van de wet wordt de bijdrage voor een maatwerkvoorziening met inbegrip van een pgb, met uitzondering van die voor opvang en vervoer, vastgesteld en voor de gemeente geïnd door het CAK.

  • 3.

    De bedragen die gelden voor een bijdrage in de kosten van een maatwerkvoorziening zoals bedoeld in artikel 15 lid 1 tot en met 3 en lid 8 tot en met 10 van de verordening, zijn gelijk aan de maximale bedragen zoals opgenomen in artikel 3.1 van het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015. Deze bedragen worden, onverminderd artikel 3.8 van het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015, jaarlijks gewijzigd bij ministeriële regeling aan de hand van de prijsindex voor de gezinsconsumptie.

  • 4.

    De bedragen die gelden voor een bijdrage in de kosten van een maatwerkvoorziening zoals bedoeld in artikel 15 lid 5, 6 en 7 van de verordening, vallen binnen de kaders zoals gesteld in hoofdstuk 3 van het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015 en bedragen nooit meer dan de werkelijke kostprijs van het verblijf.

  • 5.

    Wanneer cliënt voor het Collectief Vraagafhankelijk Vervoer gecompenseerd wordt (Wmo-taxi) dan is er geen sprake van een bijdrage in de kosten zoals bedoeld in lid 4 van artikel 15 van de verordening. Er is dan sprake van een reizigersbijdrage.

  • 6.

    Bij bepaalde vormen van bemoeizorg voor maatschappelijke zorgdoelgroepen is de cliënt geen bijdrage in de kosten voor een maatwerkvoorziening verschuldigd. Het gaat om de doelgroepen, bij wie zorgmijding leidt tot maatschappelijke uitval, of deze in stand houdt. Dit artikel is van toepassing op de volgende vormen van bemoeizorg:

    • a)

      Bemoeizorg met vermoeden van verslavingsproblematiek of GGZ-problematiek

    • b)

      Consultatie & Advies vraag vanuit de uitvoeringsdienst t.b.v. verslavingsproblematiek of GGZ-problematiek

    • c)

      Advies bij Methadonverstrekking

    • d)

      Begeleiding naasten waaronder mantelzorgers t.b.v. omgang verslavingsproblematiek

    • e)

      Administratieve ondersteuning bij aanhoudende verslavingsproblematiek

    • f)

      Begeleidingstraject daklozenopvang

    • g)

      Ambulant begeleidingstraject vrouwenopvang

  • 7.

    Cliënten tot en met 23 jaar zijn geen bijdrage in de kosten van een maatwerkvoorziening verschuldigd. Daarmee worden deze cliënten gelijk behandeld met hun leeftijdsgenoten die onder de verlengde jeugdzorg vanuit de jeugdwet vallen.

Artikel 4. Bijdrage in de kosten voor opvang

  • 1.

    Bij verblijf in de maatschappelijke opvang en vrouwenopvang is een maximale eigen bijdrage verschuldigd indien een persoon van 18 jaar of ouder langer dan één etmaal gebruik maakt van deze 24-uurs verblijfsvoorzieningen. Vaststelling en inning van deze eigen bijdrage is opgedragen aan de opvanginstellingen. De hoogte van de eigen bijdrage zal nooit de werkelijke kostprijs of feitelijke woonlasten te boven mogen gaan.

  • 2.

    Bij verblijf in de maatschappelijke opvang en vrouwenopvang dient een persoon minimaal zak- en kleedgeld over te houden plus de nominale premie ziektekosten minus de zorgtoeslag en waar nodig geld voor voeding (Nibud norm).

Hoofdstuk 4: Slotbepalingen

Artikel 5. Inwerkingtreding

  • 1.

    De Nadere regels gemeente Weesp 2019 worden ingetrokken op 1 januari 2020.

  • 2.

    Op 1 januari 2020 treden deze Nadere regels gemeente Weesp 2020 in werking.

Artikel 6. Citeertitel

Deze nadere regels kunnen worden aangehaald als: “Nadere regels behorende bij de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Weesp 2020”.

Aldus besloten door het college van burgemeester en wethouders van gemeente Weesp van 10 december 2019,

M. de Haan,

secretaris

B.J. van Bochhove,

burgemeester

Naar boven