Gemeenteblad van Bloemendaal
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Bloemendaal | Gemeenteblad 2020, 42929 | Beleidsregels |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Bloemendaal | Gemeenteblad 2020, 42929 | Beleidsregels |
Regeling integriteitsmeldingen ambtenaren Bloemendaal en Heemstede 2019
Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen
De gemeentesecretaris kan ook door eigen waarneming of door berichtgeving van buitenaf kennis nemen van een vermeende integriteitsschending. In die gevallen kan hij op eigen initiatief een melding opstellen, gebaseerd op zijn waarneming of op de berichtgeving van buitenaf. In de melding beschrijft de gemeentesecretaris wat de aanleiding is om een eerste screening uit te voeren.
Artikel 6 Screening van de melding
Op basis van de melding kan de gemeentesecretaris de melder en/of de werknemer, tegen wie de melding is gericht, horen. Bij de uitnodiging aan de werknemer verstrekt de gemeentesecretaris in ieder geval een korte omschrijving van de aard van de melding. Van het hoorgesprek wordt een verslag gemaakt.
Artikel 7 Standpunt gemeentesecretaris
De melder en de betrokken werknemer kunnen binnen twee weken na ontvangst van het bericht overeenkomstig lid 2 van dit artikel het college verzoeken te besluiten dat wel een nader onderzoek noodzakelijk is. Het college besluit binnen vier weken na ontvangst van het verzoek over het verzoek en kan het besluit eenmaal met twee weken verdagen.
Toelichting op de Regeling integriteitsmeldingen ambtenaren Bloemendaal en Heemstede
Als iemand een vermoeden heeft, dat een medewerker van de gemeente zich mogelijk schuldig maakt aan een integriteitsschending, dan kan de burger als eerste overwegen om zelf contact op te nemen met de betreffende medewerker. Er zou immers wellicht sprake kunnen zijn van een misverstand of onwetendheid. Mocht de gedraging zich daarvoor niet lenen, of als er om andere redenen niet voor wordt gekozen om het gesprek met de medewerker aan te gaan, dan kan conform de regeling een melding worden gedaan.
Wat is een integriteitsschending?
Het is belangrijk om eerst stil te staan bij de vraag wat wordt verstaan onder een integriteitsschending. Klachten hebben namelijk een eigen proces en wettelijk kader voor afdoening via artikel 9:1 van de Algemene wet bestuursrecht. De klachtenprocedure is echter van algemene aard en niet toegeschreven op de behandeling van vermoedens van integriteitsschendingen.
Bij elke melding moet dus worden beoordeeld of de melding als een klacht moet worden gezien of als een integriteitsschending. De wijze waarop de melding binnenkomt bij de gemeente is niet bepalend of dit een klacht of een integriteitsschending is. M.a.w. als een burger via het webformulier ‘klacht’ een melding doet, zou dit niet automatisch moeten leiden tot een klachtafhandeling. De aard en inhoud van de melding is leidend of dit als een klacht of als een integriteitsschending moet worden gezien.
Wat is dan het verschil tussen een klacht en een integriteitsschending? Het is niet altijd eenvoudig om het onderscheid goed te maken. Er is hier ook in sommige gevallen sprake van een grijs gebied. Het volgende kan wel behulpzaam zijn om het onderscheid te maken. Bij een klacht is er sprake van disfunctioneren, het overschrijden van een norm, waarbij geen opzet in het spel is. Denk bijvoorbeeld aan een burger die klaagt over een ambtenaar die bot en/of te laat zou hebben gereageerd op een verzoek. Als de gedupeerde burger daarbij geen opzet vermoed is dit een klacht en wordt deze afgehandeld overeenkomstig de Algemene wet bestuursrecht. Stel dat in het onderzoek bij deze klacht aan het licht komt dat de betrokken ambtenaar wel een persoonlijk belang had, en niet het algemeen belang diende. Dan zou deze situatie als een integriteitsmelding moeten worden gezien. En vervolgens wordt deze melding overeenkomstig deze regeling behandeld.
Bij een klacht wil de klager een afdoening van zijn klachten en wil ook vaak worden gehoord. Een klager wil een oplossing. Een melder van een integriteitsschending wil iets agenderen. Een melder van een integriteitschending geeft aan welke norm is geschonden en wie daarvoor verantwoordelijk is.
De integriteitsmelding wijkt af van gewoon disfunctioneren. Er is een vermoeden van opzet en een persoonlijk belang dat niet overeenkomt met het algemeen belang.
Als er een integriteitsmelding wordt gedaan dan heeft dat de nodige gevolgen. Ten eerste is van belang dat een dergelijke melding al schadelijke gevolgen kan hebben voor de werknemer nog voordat vastgesteld is dat er daadwerkelijk een schending heeft plaatsgevonden. Om de persoonlijke levenssfeer van de melder én werknemer zo veel mogelijk te beschermen, en de kans op onnodige beschadiging daarvan te beperken, is het van belang de kring van ingelichte personen zo klein mogelijk te houden. Een tweede relevant gevolg is dat er een (vorm van) onderzoek moet gaan plaatsvinden waarbij de onderzoeker(s) er belang bij hebben om in relatieve stilte hun werk te kunnen doen om mogelijk verlies aan bewijs te voorkomen.
De opbouw van de regeling sluit hierbij aan. In eerste instantie is er een screening door de gemeentesecretaris. De gemeentesecretaris wordt hierbij ondersteunt door de integriteitscoördinator. Dit kan bij de screening maar ook bij de andere processtappen. De kring van betrokkenen is bij de screening dus heel klein. Pas na deze eerste screening komt, als naar het oordeel van de gemeentesecretaris verder onderzoek nodig is, of als de melder niet tevreden is met de conclusie dat een nader onderzoek niet nodig is, het college in beeld. Na het nader onderzoek wordt de melding en de resultaten van het onderzoek besproken in het college.
Toelichting per onderwerp in de regeling
In de regeling wordt ervan uitgegaan dat de gemeentesecretaris verantwoordelijk is voor het behandelen van de melding van integriteitsschendingen door werknemers, tenzij de gemeentesecretaris zelf onderwerp is van de integriteitsmelding. In dat geval ligt de verantwoordelijkheid bij de burgemeester.
De gemeentesecretaris kan door een melding, door eigen waarneming of door berichtgeving van buiten de organisatie kennis nemen van een vermeende integriteitsschending. Hij doet altijd een eerste screening van de melding. In voorkomende geval zal hij verder dienen te beslissen of de bij hem bekend geworden informatie aanleiding is om:
In dit artikel wordt nadrukkelijk de mogelijkheid benoemd om als gemeente aangifte (of een melding) te doen bij de politie. Nadrukkelijk gaat het hierbij om een zogenaamde “kan-bepaling” waarbij er ruimte is voor de gemeentesecretaris om al dan niet tot het doen van aangifte over te gaan. Het doen van aangifte tijdens het onderzoek kan er toe leiden dat er twee onderzoeken tegelijk lopen.
Feiten en omstandigheden zoals die bekend worden aan de gemeentesecretaris, zijn niet altijd zonder meer aanleiding een nader onderzoek in te stellen. Daarom doet de gemeentesecretaris een eerste screening om het op dat moment voorhanden zijnde feitenmateriaal te analyseren.
In deze fase wordt bezien of de melding bijvoorbeeld voldoende duidelijk is, of al eerder eenzelfde melding is gedaan en of het feit waarvan melding wordt gedaan al dan niet valt onder de reikwijdte van de gedragscodes (of een privéaangelegenheid betreft). De gemeentesecretaris bepaalt zelf de reikwijdte van de eerste screening en de wijze waarop de informatie wordt verkregen. Wel vindt tenminste een toetsing plaats van de wet- en regelgeving en gedragscode op:
Bij de eerste screening is het mogelijk om de melder te horen of schriftelijk informatie op te vragen bij de melder. Verder is het mogelijk om het Steunpunt Integriteitsonderzoek Politieke Ambtsdragers (onderdeel van het CAOP) om een advies te vragen. De gemeentesecretaris heeft de ruimte om zelf te beslissen op welke wijze de informatie wordt verzameld voor de eerste screening. Om die reden zijn de genoemde opties van ‘horen’, ‘informatie opvragen’ en het ‘Steunpunt CAOP’ als ‘kan-bepalingen’ opgenomen in de regeling. En de gemeentesecretaris kan dus naast deze drie methodes ook op andere manieren informatie verzamelen.
Van de eerste screening wordt altijd een screeningsrapport opgesteld, dat in sommige gevallen heel kort van inhoud zal kunnen zijn (bijvoorbeeld als de melding een gedraging betreft die niet valt onder de gedragscodes en overige regelgeving).
Afhankelijk van de uitkomsten van de screening zijn er vier mogelijkheden:
de integriteit is geschonden maar verder onderzoek is niet noodzakelijk;
In deze situatie kan het om een integriteitsschending gaan waarbij de eerste screening al voldoende duidelijkheid heeft opgeleverd. Ook kan de integriteitsschending een te gering feit zijn voor een nader onderzoek, maar wel serieus genoeg voor een besluit door het college.
Als de gemeentesecretaris vindt dat geen nader onderzoek. nodig is, meldt hij dat aan de melder en de werknemer. Deze zijn dan in de gelegenheid om een second opinion te vragen bij het college. Als het college van mening is dat een nader onderzoek wel op zijn plaats is, dan stelt de gemeentesecretaris vervolgens een nader onderzoek in.
Het screeningsverslag kan aanleiding geven om een nader onderzoek in te stellen. De basis is dat de gemeentesecretaris, of het college bij een second opinion, hiertoe besluit op basis van de bevindingen. De gemeentesecretaris zorgt dat er een onderzoeksopdracht wordt geformuleerd.
Hierbij kan de gemeentesecretaris ervoor kiezen zelf een onderzoeksopdracht op te (laten) stellen of hij vraagt op basis van zijn screeningsverslag aan een externe onderzoeksbureau om een offerte waarin de onderzoeksopdracht is vervat.
De ernst van integriteitsschendingen vraagt om een onafhankelijk onderzoek. Zo wordt voorkomen dat ambtenaren de feiten onderzoeken van een collega-ambtenaar. Om die reden wordt bij een nader onderzoek altijd een extern bureau ingeschakeld voor het onderzoek.
In een nader onderzoek wordt het waarheidsgehalte van signalen en/of vermoedens beoordeeld door na te gaan of deze op redelijke grond zijn gebaseerd. Concreet betekent dit dat een onderzoek wordt ingesteld naar de handelwijze van betrokkene. Betrokkenen en/of getuigen kunnen gehoord worden en eventueel andere onderzoeksmethoden kunnen worden aangewend om alle relevante feiten omtrent het vermoeden van de integriteitsschending in kaart te brengen.
Er is een verschil in de onderzoeksmethoden die door de gemeente en door justitie kunnen worden gehanteerd. De gemeente heeft alleen bevoegdheden die voortvloeien uit de juridische verhouding tussen de gemeente en de betrokken werknemer. Justitie kan bij een redelijk vermoeden van schuld (o.a. op basis van een aangifte) meer bevoegdheden hanteren, afhankelijk van de ernst van de verdenking.
Het laten verrichten van het onderzoek door een extern onderzoeksbureau (zoals een forensisch accountant of een particulier recherchebureau) is een manier om voldoende onderzoekscapaciteit, kennis en expertise te verkrijgen. Wel moet rekening worden gehouden met de consequenties die de commerciële achtergrond van een externe partij met zich meebrengt. Procedures omtrent de wijze van onderzoek door een externe partij kunnen op sommige punten afwijken van relevante regelgeving binnen de overheid. Een forensisch accountant doet bijvoorbeeld geen onderzoek, wanneer de betrokkene niet mee wenst te werken. In de opdrachtverstrekking aan het extern onderzoeksbureau partij dient aandacht te worden besteed aan de lengte en intensiteit van het onderzoek. Gedurende het proces dient dit te worden gecontroleerd en zo nodig te worden bijgestuurd.
Het college besluit over de afdoening van de melding. De melder ontvangt vervolgens een bericht over de afdoening. Belangrijk is om hierbij in het oog te houden dat bij sommige meldingen, behalve de lokale regeling “Regeling integriteitsmeldingen ambtenaren Bloemendaal en Heemstede”,óók het wettelijk kader voor klachten (Awb) van toepassing zou kunnen zijn. In die gevallen dient de melder te worden geïnformeerd dat bij ontevredenheid over de afdoening, de melding kan worden voorgelegd aan de Nationale Ombudsman.
Eén van de mogelijke uitkomsten is dat college van oordeel is dat de werknemer zich niet integer en als een ‘goed ambtenaar’ heeft gedragen. In die gevallen wordt gekeken naar de wettelijke mogelijkheden voor een passend disciplinair traject, waarbij een ontslag in het uiterste geval niet zal worden uitgesloten.
Als het vermoeden bestaat dat opzettelijk een valse beschuldiging heeft plaatsgevonden (bijvoorbeeld uit rancune), kan de werknemer die het betreft daarvan aangifte doen (laster/smaad). De werkgever biedt ondersteuning bij de aangifte en staat zo nodig volledig garant voor de eventuele financiële kosten van een juridische procedure. De gemeente zal overwegen om indien mogelijk zelf aangifte te doen. De gemeente doet dit niet eerder dan na overleg en instemming van de betrokken werknemer. De werkgever draagt ervoor zorg dat de werknemer in het vervolg van zijn dienstverband op geen enkele manier schade ondervindt van de valse beschuldiging. De werkgever treedt hiervoor actief op en beschermt de werknemer bijvoorbeeld als geruchten de kop opsteken binnen de organisatie.
De melding wordt vertrouwelijk behandeld. De werknemer ontvangt géén informatie over de identiteit van de melder. Tenzij de melder zelf schriftelijk toestemming geeft om zijn identiteit bekend te maken aan de betrokken werknemer. Op het moment dat de melding in behandeling wordt genomen, wordt de melder hierover geïnformeerd. De werknemer wordt pas geïnformeerd over de melding nadat de gemeentesecretaris een standpunt heeft ingenomen over de melding na de eerste screening. Alleen in die gevallen waarin het noodzakelijk is om bij de eerste screening de medewerker te horen, wordt de medewerker geïnformeerd. En ook dan wordt de identiteit van de melder niet gemeld aan de werknemer, tenzij de melder hiermee instemt.
Het schema op de volgende pagina geeft de belangrijkste stappen in het proces weer.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/gmb-2020-42929.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.