Beleidsregel verblijfsfunctie ruiters, grooms en stagiairs bij paardenhouderijen

 

BURGEMEESTER EN WETHOUDERS VAN PEEL EN MAAS;

 

Gelet op het bepaalde in artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht, artikel 3.1 en 3.6 de Wet ruimtelijke ordening zoals het bestemmingsplan of wijzigingsplannen en omgevingsvergunningen als bedoeld in artikel 2.1 lid 1 sub c de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

 

Overwegende dat het wenselijk is beleidsregels vast te stellen voor het realiseren en gebruiken van verblijfsfuncties voor ruiters, grooms en stagiairs bij paardenhouderijen;

 

BESLUITEN:

 

Vast te stellen de volgende beleidsregel: "Beleidsregel verblijfsfunctie ruiters, grooms en stagiairs bij paardenhouderijen"

 

 

Inleiding

 

De gemeente Peel en Maas kent van oudsher paardenhouderijen die zich richten op het fokken, stallen, africhten en trainen van paarden, met name voor de springsport. In de laatste decennia is de springsport en de daarmee samenhangende handel in toppaarden enorm geïnternationaliseerd (topsport). Nederland is daarbij hofleverancier van ‘s werelds beste topsportpaarden. Het opleidings- en trainingsniveau van ruiter en paard is in Nederland zeer hoog. Juist hieruit vloeit voort dat er sprake is van een ideaal vestigingsklimaat voor de nationale en internationale “paardenman en -vrouw”. In de afgelopen jaren is de hippische sector zich enorm aan het ontwikkelen in het gebied Brussel – Eindhoven – Aken. De bedrijfsvoering van deze gespecialiseerde bedrijven, waarbij jaarrond kostbare paarden (levende have) moeten worden getraind en verzorgd, maakt het noodzakelijk om ruiters en de paardenverzorgers (grooms) voor langere periodes te huisvesten op het bedrijf.

Ontwikkeling paardensport

Het aantal bedrijven en ruiters dat zich in de provincie Limburg (en ook Brabant) wil vestigen is enorm. De paardensport is in beide provincies flink in beweging door onder andere de mogelijkheden, de infrastructuur, de ligging, de kennis en het niveau van bestaande bedrijven. Een heel aantal buitenlandse topruiters heeft zich inmiddels permanent in onze gemeente en omgeving gevestigd en een eigen (bedrijfs)locatie aangekocht. De bedrijfsvoering is dan primair gericht op die ene ruiter en diens sportpaarden. Echter, niet alle ruiters hebben de wens of de mogelijkheid om zich permanent te vestigen. Zij nemen tijdelijk intrek in bestaande topsport bedrijven om daar gebruik te maken van de kennis, kunde en faciliteiten waarbij de focus ligt op het paard en de sport en niet of niet primair op het ter plaatste geld verdienen. Zij komen dan een seizoen of aantal maanden naar deze regio om deel te nemen aan de vele internationale wedstrijden zoals in Aken, Lanaken, Valkenswaard en Horst aan de Maas die hier in de omgeving georganiseerd worden en stallen hun paarden dan op een centrale locatie bij voorkeur bij één van de bekende stallen.

Bedacht moet hierbij worden dat tijdens een internationale wedstrijd er de mogelijkheid is om deelnemende paarden op locatie te stallen. Deze stalling is echter alleen voor de duur van het internationale concours. Voor de trainingsperiodes tussen de concoursen door zoeken de topruiters een centraal gelegen thuisbasis voor hun paarden. Onze regio ligt hierbij centraal.

In 2017 is in opdracht de Stichting Limburg Paardensport door het Mulier instituut1 een onderzoek verricht naar de economische omvang en potentie van de paardensector in Limburg. Een van de conclusies uit dit rapport luidt dat de omzet van de Limburgse paardensector in 2016 op 175 miljoen euro is te ramen. Uitgaande van een omzet van 137 miljoen euro in de paardensector in Limburg in 2009, is dat een stijging van 28 procent tussen 2009 en 2017. Een andere conclusie uit dit onderzoek is dat de toegevoegde waarde voor de Limburgse paardensector uit komt op 61 miljoen euro met een bijbehorende betaalde werkgelegenheid van naar schatting 870 FTE (1.100 personen). De financiële perspectieven voor de komende vijf jaar zijn voor de sector als geheel gematigd positief.

Een van de aanbevelingen uit dit onderzoek is dat gemeenten en provincie Limburg op grotere schaal moeten streven naar een “paarden-inclusief” beleid op zowel economisch, ruimtelijk en sociaal vlak. Dit betekent dat de paardensector in beeld moet zijn bij belangrijke economische, ruimtelijke en sociale vraagstukken.

Onderhavige beleidsregel ten aanzien van logiesfuncties bij paardenhouderijen past in deze aanbeveling voor meer “paarden-inclusief beleid”.

Peel en Maas in feiten en cijfers

 

Binnen de gemeente Peel en Maas bevinden zich circa 25 paardenhouderijen welke in hoofdzaak zijn gericht op het trainen en africhten van paarden. Met name de laatste jaren is hierin een gestage toename waarneembaar. Daarnaast kent onze gemeente nog tientallen meer hobbymatige paardenhouderijen. Het aantal binnen onze gemeente gehouden paarden is in de periode 2011 tot met 2018 met 19% toegenomen2. Uit de praktijk blijkt, onder andere uit gesprekken met diverse eigenaren van paardenhouderijen, dat de behoefte aan logies voor ruiters, grooms en stagiairs in de afgelopen jaren is toegenomen.

Behoefte aan logiesfunctie

 

In het verlengde van voorgaande verdient de behoefte aan een logiesfunctie binnen de paardenhouderijen nog toelichting, met name ten aanzien van de bedrijfsvoering. Binnen iedere paardenhouderij in de bedrijfsvorm van een sportstal zijn zowel ruiters, grooms, als stagiaires actief en werkzaam. Zeker de grooms, maar ook de ruiters komen uit de hele wereld. Een vaste woon- of verblijfplaats in de (directe) omgeving komt in de meeste gevallen niet voor. Daarnaast zijn met name als gevolg van de toegenomen vraag naar goed opgeleid personeel opleidingsinstituten als Citaverde en HAS Hogeschool Venlo gestart met paard gerelateerde opleidingen. Binnen deze opleidingen bestaat de behoefte aan goede stageplekken waarbij huisvesting een voorwaarde is.

 

De ruiters zorgen voor de dagelijkse training van de sportpaarden die gericht is op het klaarstomen voor (inter)nationale wedstrijden (concoursen). Gemiddeld heeft één ruiter 10 paarden in training. Een gemiddelde paardenhouderij heeft daarbij een 40-tal paarden. Dit betekent dat er gelijktijdig dus vaak meerdere ruiters werkzaam (kunnen) zijn op één locatie.

 

Iedere ruiter wordt vervolgens ondersteund door een groom en/of stagiaire. Een groom is absoluut noodzakelijk en onmisbaar voor zowel ruiter als paard. Een groom draagt gedurende dag, avond en nacht de verzorging en het welzijn van de paarden. De groom weet alle ‘ins and outs’ van ieder paard. Daarnaast ondersteunen ze de ruiter in de training en ook de logistiek. Ze zorgen dat de paarden klaarstaan en gereed zijn voor trainingen en wedstrijden. En achteraf verlenen ze de nazorg. Op de dagen dat paarden niet bereden worden, worden ze getraind middels longeer-werk en/of conditietraining in de stapmolen. Dit wordt in hoofdzaak verzorgd door een groom.

 

Zowel ruiters als grooms hebben onregelmatige werktijden en zeker géén 9u tot 5u werkdagen. Door de verantwoordelijkheid voor levende have (van hoge economische waarde) in combinatie met de onregelmatige werktijden is een verblijf voor ruiters en grooms op de locatie een vereiste. Zeker in het licht dat diverse ruiters en grooms gedurende meerdere dagen met een gedeelte van de paarden op concours zijn. Gedurende deze afwezigheid gaat de zorg en het trainen van de overige paarden gewoon door, waarbij toezicht essentieel is.

Daarnaast is binnen de bedrijfsvoeringen van paardenhouderijen een tendens waarneembaar dat ingezet wordt op gedeeltelijke verhuur van de paardenstallen met faciliteiten aan met name buitenlandse ruiters. Deze buitenlandse ruiters hebben geen wens om zich permanent te vestigen maar zijn slechts voor een seizoen of een aantal maanden aanwezig om deel te nemen aan de wedstrijden in de omgeving. Dit maakt de behoefte aan het verblijf van deze ruiters vaak tijdelijk, naast het permanente verblijf van eigenaar/bedrijfsleider. We zien dat ruiters welke enkele jaren een seizoen hebben gedraaid, overwegen om zich toch permanent te gaan vestigen in onze regio. Dit maakt ook dat de behoefte in huisvesting c.q. het verstrekken van logies aan grooms en ruiters niet te vergelijken is met de huisvesting van arbeidsmigranten voor overige (agrarische) bedrijven (zoals bedrijven in de logistiek/distributie, aspergebedrijven, groente- of fruittelers). In het voornoemde ligt de aanleiding om te komen tot voorliggende beleidsregel voor het mogelijk maken van een logiesfunctie bij paardenhouderijen.

Paardenbedrijven maken regelmatig gebruik van stagiaires. De inzet van stagiaires is zowel van belang voor dagelijkse werkzaamheden op de paardenbedrijven als voor de opleiding van de juiste mensen in de sector. Het is essentieel om voldoende praktijkervaring op te doen. Stagiaires zijn veelal jonge studenten waarbij de focus ligt op opleiding en werkervaring in de branche en niet op geld verdienen. Hierbij zal er op de korte termijn in ieder geval geen intentie zijn om langdurig te gaan verblijven. Om voor een stageplaats in aanmerking te komen dient een paardenbedrijf een erkend opleidingsbedrijf te zijn.

 

Eén van de faciliteiten die een paardenbedrijf moet hebben om in aanmerking te komen voor erkend leerbedrijf is kost en inwoning. Stagiaires zijn in de meeste gevallen voor zes, maximaal twaalf maanden werkzaam wat het verblijf tijdelijk maakt.

 

Op basis van het voorgaande is duidelijk dat er in de paardenhouderij sprake is van een behoefte voor langdurend verblijf in de vorm van logies voor ruiters, grooms en stagiaires. In alle gevallen is steeds sprake van een functionele binding met de betreffende paardenhouderij.

Relatie met overig beleid

 

De gemeente Peel en Maas kent nog geen specifiek beleid voor het verblijf van ruiters, grooms of stagiaires bij paardenhouderijen. Wel kent onze gemeente beleid ten aanzien van de short stay huisvesting van arbeidsmigranten3. Dit beleid voorziet echter niet in de specifieke behoefte voor paardenhouderijen in de topsport. In het geval van het huisvesten van ruiters en grooms is er sprake van een meer specifieke behoefte en niet in tijd afgemeten verblijf. Gelet op de specifieke kennis en verbondenheid tussen de levende have en de berijder en verzorger is dat ook niet mogelijk. Verder zal door te faciliteren in de aangehaalde behoefte wel een gedeeld doel worden nagestreefd. Namelijk, wanneer een behoefte ontstaat om zich permanent te gaan vestigen, zal eerder een stap worden gezet naar een woning in een van onze kernen of het oprichten van een eigen paardenhouderij.

 

Doel nieuw beleid

 

Met dit nieuwe beleid wordt beoogd een toetsingskader te creëren. Een actueel kader, met een toegesneden mogelijkheid voor het creëren van huisvesting van ruiters, grooms en stagiaires bij een paardenhouderij, ten behoeve van de training en verzorging van de levende have met name gericht op sport en handel. Uitgangspunt is hierbij dat topsector vraagt om top logiesfunctie voor ruiters, grooms en stagiairs.

Begrippenlijst

 

Enkele bepalende begrippen komen in het beleid steeds terug:

Groom

Iemand die zich, met name voor en na trainingen en wedstrijd en, bezighoudt met de verzorging van een rijpaard en het assisteren van een ruiter.

 

Ruiter

Iemand die (professioneel) paard rijdt en zorgdraagt voor training en africhting van (sport)paarden

 

Stagiair

Een stagiair (vrouwelijke vorm: stagiaire) is iemand die als onderdeel van zijn of haar opleidingervaring komt opdoen op de werkvloer. Het opdoen van ervaring zelf wordt de stage genoemd. De stagiair krijgt een begeleider en hij/zij moet voor het opleidingsinstituut doorgaans verslagen schrijven. In veel gevallen ontvangt de stagiair voor zijn of haar werk een bescheiden salaris of onkostenvergoeding.

BRP

Basisregistratie Personen.

 

Ruimtelijke toestemming

Plannen als bedoeld in artikel 3.1 en 3.6 de Wet ruimtelijke ordening zoals het bestemmingsplan of wijzigingsplannen en omgevingsvergunningen als bedoeld in artikel 2.1 lid 1 sub c de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht

Toepassing beleid

Dit beleid laat zien hoe en onder welke voorwaarden de gemeente het verblijf van ruiters, grooms en stagiairs bij paardenhouderijen wil faciliteren. Het is daardoor een beleidsregel in de zin van de Algemene wet bestuursrecht. Een dergelijke beleidsregel kan alleen gaan over de uitoefening van de eigen bevoegdheden. Het college is in beginsel het bevoegde gezag voor het verlenen van afwijkingen van het bestemmingsplan op grond van artikel 2.1 lid 1 sub c Wabo. Daaronder wordt ook begrepen de mogelijkheid om te beslissen op grond van artikel 2.12 lid 1 sub a onder 2 in samenhang met artikel 4 van bijlage II van het Besluit omgevingsrecht4, en geldt daarmee als aanvulling op het gemeentelijke kruimelgevallenbeleid zoals dit door het college is vastgesteld. Overige ruimtelijke toestemmingen waarbij verblijf van ruiters, grooms en stagiaires bij paardenhouderijen aan de orde zijn, maar waarbij de formele bevoegdheid niet is gelegen bij het college van burgemeester en wethouders moeten langs deze zelfde lijn worden beoordeeld.

 

 

Inhoud van en overwegingen achter het beleid

 

  • 1.

    Locatie van de huisvesting

     

    In beginsel komen uitsluitend alle agrarische bedrijfslocaties waar in hoofdzaak een paardenhouderij is gevestigd en toegestaan in aanmerking voor het toepassen van onderhavig beleid. Een geschikte locatie:

    • zorgt voor een aanvaardbaar woon- en leefklimaat (waarbij het eigen bedrijf is uitgesloten) voor ruiters, grooms en stagiaires;

    • moet aantoonbaar de omgeving (bedrijven en omwonenden die wat kunnen gaan merken van de huisvesting) hebben gekend in de huisvestingsplannen (omgevingsdialoog);

    • levert geen beperking op voor bedrijven binnen wiens invloedssfeer de logiesfunctie plaatsvindt;

    • past in het ruimtelijk beleid van de Provincie Limburg dan wel het Rijk.

       

  • 2.

    Logiesfunctie

     

    Voorwaarden ten aanzien van de logiesfunctie en de logiesgebouwen/faciliteiten:

    • de logiesfaciliteit mag het gehele jaar gebruikt worden;

    • de logiesfaciliteit is alleen te gebruiken door ruiters, grooms en/of stagiaires. De logiesfaciliteit is dus niet voor de logies of huisvesting van familie, partner of gezin van een ruiter, groom of stagiair;

    • met een bedrijfsontwikkelingsplan moet de noodzaak voor logies en de aantallen van ruiters, grooms en stagiaires worden aangetoond;

    • het wijzigen van een vergunde logiesfaciliteit naar een bedrijfswoning is niet toegestaan;

    • op het perceel moet een bedrijfswoning aanwezig zijn waar de eigenaar van de paardenhouderij of gedelegeerde bedrijfsleider woont;

    • het moet gaan om huisvesting van ruiters, grooms en/of stagiaires die binnen de betreffende paardenhouderij werkzaam (bij voorkeur in een dienstverband, maar in ieder geval verzorgen en/of trainen in betreffende paardenhouderij) zijn.

       

  • 3.

    Kwaliteit van de huisvesting

     

    Het “dak boven het hoofd” kan diverse vormen aannemen. Enkele uniforme basisbeginselen zijn daarom van belang:

    • het gebruik van bestaande bebouwing staat voorop;

    • nieuwbouw is alleen aan de orde als aangetoond kan worden dat in bestaande bebouwing geen ruimte is;

    • de oppervlakte studio/ logie-eenheid bedraagt niet meer dan 55 m2;

    • de huisvesting moet kwalitatief goed zijn, waarbij het voldoen aan de op het moment van de benodigde besluitvorming actuele SNF-normen (normen voor huisvesting van arbeidsmigranten van de Stichting Normering Flexwonen, ook wel de norm voor het reguliere SNF-register genoemd) de ondergrens is. Gezien de mogelijkheid voor langdurig verblijf geldt hierbij een minimale norm van 12m2 gebruiksoppervlak wonen (GBO) per logee.

       

  • 4.

    Parkeren

     

    Op 19 juni 2018 is het Parapluplan Parkeernota Peel en Maas vastgesteld. Dit plan heeft tot doel de (beperkte) ruimte zo efficiënt mogelijk te benutten en in het openbaar gebied parkeeroverlast zoveel mogelijk te voorkomen dan wel te beperken. Daartoe legt het plan als algemeen uitgangspunt vast dat een concreet initiatief op eigen terrein kan voldoen aan de parkeervraag. Verder bevat het plan een norm voor een veelheid aan functies, gerelateerd aan de locatie (centrum, rest bebouwde kom en buiten bebouwde kom).

     

    Het parapluplan is van toepassing op alle te verlenen ruimtelijke toestemmingen voor initiatieven voor logiesfuncties binnen paardenhouderijen. Dat betekent dat een initiatiefnemer moet zorgen voor voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein en als dat niet lukt, moet motiveren waarom. De initiatiefnemer dient daarbij aansluiting te zoeken bij de parkeernorm van de functie die past bij de logiesfunctie en de locatie waar de huisvesting gaat plaatsvinden.

     

  • 5.

    Landschappelijke inpassing

     

    Een nieuwe functie (ruimtelijke toestemming) moet voldoen aan de regels en kaders voor landschappelijke inpassing die op het moment van het verlenen gelden. Op dit moment betreft dit het Kwaliteitskader Peel en Maas, onderdeel van de Structuurvisie Buitengebied Peel en Maas vastgesteld op 15 december 2015. Dit betekent dat aanvragen moeten voorzien in een kwalitatieve landschappelijke inpassing en/of compensatie.

     

  • 6.

    Beheer en toezicht

     

    Openbare orde en veiligheid zijn onderwerpen die een rol spelen in het begrip goede ruimtelijke ordening en worden dus getoetst bij een aanvraag voor een ruimtelijke toestemming. Goed beheer zorgt ook voor draagvlak in de omgeving. Vanwege de mogelijke impact van slecht toezicht en beheer op de omgeving is dit onderwerp minder geschikt voor maatwerk, want die impact is in potentie voor alle logiesinitiatieven hetzelfde.

     

    Peel en Maas gaat daarom bij elke aanvraag voor een ruimtelijke toestemming ook beoordelen hoe de initiatiefnemer het toezicht en beheer heeft georganiseerd en welke maatregelen er komen om overlast voor omwonenden te voorkomen. De aspecten die een plaats krijgen in de beoordeling zijn:

     

    • gebruik van drugs (hard/soft) en alcohol;

    • parkeren van voertuigen;

    • zwerfafval;

    • geluid;

    • vechtpartijen (onderling) en/of geweldsincidenten;

    • brandveiligheid (vluchtwegen, vindplaats blusmiddelen);

    • (wijze van) beschikbaarheid van belangrijke telefoonnummers (hulpdiensten, exploitant);

    • (wijze van) beschikbaarheid van een eventueel huisreglement inclusief de taal waarin het reglement beschikbaar is.

       

  •  

    Daarnaast beoordeelt Peel en Maas ook de vorm van het beheer en de persoon van de beheerder (degene die verantwoordelijk is voor het houden van toezicht op de huisvestingslocatie, bij voorkeur is dat de initiatiefnemer of ondernemer zelf). De beheerder is altijd (dus 24/7) bereikbaar voor logees (dus ruiters, grooms en/ of stagiaires) omwonenden, hulpdiensten en de gemeente, ook tijdens vakanties. De aanvraag moet daarnaast borgen dat de beheerder (of zijn vervanger bij gerechtvaardigde afwezigheid zoals vakantie) binnen maximaal 15 minuten op de huisvestingslocatie aanwezig kan zijn als dat nodig of vereist is (door bijvoorbeeld de hulpdiensten). Ook dient te allen tijde een persoon op de huisvestingslocatie aanwezig te zijn die de Nederlandse, Duitse of Engelse taal machtig is die als aanspreekpunt/tolk kan dienen. De beheerder dient bij klachten uit de omgeving in elk geval ter plaatse te komen en moet bevoegd zijn om antwoorden te geven op vragen en zo nodig maatregelen kunnen nemen om klachten op te lossen. Ook moet de beheerder beschikken over een Verklaring omtrent het gedrag (VOG) of het equivalent daarvan uit het land van herkomst.

     

    Aan de ruimtelijke toestemming verbindt de gemeente verder de voorwaarde dat de beheerder digitaal een overzicht bijhoudt van de ruiters, grooms, stagiairs die op de betreffende locatie zijn gehuisvest en er overnachten (digitaal nachtregister).

     

  • 7.

    Exploitatievergunning

     

    Toezicht en beheer zal daarnaast ook in de op grond van de Algemene plaatselijke verordening (APV) benodigde exploitatievergunning terugkomen. Dit lijkt dubbelop, want de stukken die nodig zijn bij de aanvraag voor een dergelijke vergunning komen voor een groot deel overeen met de stukken die nodig zijn voor de ruimtelijke toestemming. Een echte doublure is het toch niet want de APV heeft openbare orde en veiligheid als specifiek doel, terwijl openbare orde en veiligheid tot op zekere hoogte deel uitmaakt van het begrip woon- en leefklimaat die in de ruimtelijke toestemming centraal staat. De eisen vanuit de APV zijn dus gerichter dan de eisen vanuit het ruimtelijk toetsingskader. Aanvullend voordeel is dat een aanvraag exploitatievergunning aan een Bibob-toets onderworpen kan worden wat niet mogelijk is bij een aanvraag voor een ruimtelijke toestemming.

     

  • 8.

    Toezicht en handhaving

     

    Het beleid biedt volop ruimte en kansen. Dat is een van de kernwaarden waar Peel en Maas voor staat. Daar waar logiesverstrekkers op een goede manier met de geboden ruimte omgaan en de omgeving er weinig van merkt, moet omgekeerd de omgeving beschermd worden tegen paardenhouderijen die het niet goed voor elkaar krijgen.

     

    Peel en Maas treedt daarom handhavend op tegen paardenhouderijen die wet- en regelgeving onvoldoende naleven. Toezicht en handhaving vindt plaats overeenkomstig vastgesteld toezichts- en handhavingsbeleid.

     

  • 9.

    Ruimtelijke toestemming

     

    De hoofduitgangspunten van ruimtelijke ordening zijn een efficiënt gebruik van de beschikbare ruimte en de juiste functie op de juiste plaats. Ruimte is een schaars goed. Peel en Maas wil niet dat onnodig ruimte in beslag wordt genomen voor iets dat er niet meer is. In de ruimtelijke toestemmingen wordt daarom vastgelegd dat het gebruik van/voor huisvesting ongedaan gemaakt moet worden als de huisvesting gedurende 1 jaar niet wordt gebruikt. Deze constructie is gelijk aan de beleidsregel short stay huisvesting arbeidskrachten.

     

    De uitsterfconstructie betekent overigens niet dat een mogelijk op hetzelfde bestemmingsvlak gevestigd (agrarisch) bedrijf ook is, moet zijn of moet worden beëindigd. Het gaat enkel en alleen om de ruimte, gebouwen en bouwwerken die voor de huisvesting gebruikt worden. Dit betekent dat een nieuwe ruimtelijke toestemming nodig is als de huisvesting in dezelfde of een andere vorm hervat gaat worden. Materieel gezien is dit logisch omdat de logiesfunctie vanuit het perspectief van de omgeving en omwonenden gezien op dat moment nieuw is, wat een nieuwe en actuele belangenafweging rechtvaardigt. De gemeente sluit op voorhand dus geen enkele ruimtelijke toestemming uit bij het mogelijk maken van een logiesfunctie.

     

  • 10.

    Overgangs- en slotbepalingen

     

    a.

     

    Peel en Maas respecteert de rechten die voortvloeien uit eerdere ruimtelijke toestemmingen die zijn verleend op basis van of voorafgaand beleid.

     

    b.

     

    Deze ‘Beleidsregel verblijfsfunctie ruiters, grooms en stagiairs bij paardenhouderijen’ treedt in werking met ingang van de eerste dag na de bekendmaking van het beleid.

 

Aldus vastgesteld in de collegevergadering van 20 januari 2020

 

Burgemeester en wethouders van Peel en Maas,

de gemeentesecretaris/directeur, de burgemeester,

 

 

L.P.H. Breukers W.J.G. Delissen-van Tongerlo

 

Naar boven