Raadsbesluit tot 3e wijziging van de Algemene Plaatselijke Verordening Schagen 2016

De raad van de gemeente Schagen;

 

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 10 december 2019;

 

gelet op artikel 147 van de Gemeentewet;

 

besluit:

Artikel I  

De Algemene plaatselijke verordening Schagen 2016 wordt als volgt gewijzigd:

 

A

Artikel 1:1 Begripsbepalingen

Artikel 1:1 wordt als volgt gewijzigd:

  • 1.

    Na de begripsbepaling van “bouwwerk” wordt ingevoegd:

    • -

      bromfiets : hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1, eerste lid, onder e, van de Wegenverkeerswet 1994;

  • 2.

    Na de begripsbepaling van “handelsreclame” wordt ingevoegd:

    • -

      motorvoertuig : hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990;

  • 3.

    Na de begripsbepaling van “openbare plaats” wordt ingevoegd:

    • -

      parkeren : hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990;

  • 4.

    Na de begripsbepaling van “rechthebbende” wordt ingevoegd:

    • -

      voertuig : hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990, met uitzondering van kleine wagens zoals kruiwagens, kinderwagens en rolstoelen;

B

Artikel 1:2 Beslistermijn

Artikel 1:2, derde lid, komt te luiden:

  • 3.

    In afwijking van het eerste en tweede lid is artikel 3.9 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht van toepassing als beslist wordt op een aanvraag om een vergunning als bedoeld in artikel 2:10, eerste lid, een vergunning als bedoeld in artikel 2:11, tweede lid, of een vergunning als bedoeld in artikel 4:11.

C

Artikel 2:10 Voorwerpen op of aan de weg

Artikel 2:10 komt te luiden:

 

Artikel 2:10 Voorwerpen op of aan de weg

  • 1.

    Het is verboden zonder vergunning van het bevoegde bestuursorgaan de weg of een weggedeelte anders te gebruiken dan overeenkomstig de publieke functie daarvan.

  • 2.

    De vergunning wordt verleend als omgevingsvergunning door het bevoegd gezag als het in het eerste lid bedoelde gebruik een activiteit betreft als bedoeld in artikel 2.2, eerste lid, onder j of k, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

  • 3.

    Onverminderd het bepaalde in artikel 1:8 kan een vergunning worden geweigerd:

    • a.

      als het beoogde gebruik schade toebrengt aan de weg, gevaar oplevert voor de bruikbaarheid van de weg of voor het doelmatig en veilig gebruik daarvan, dan wel een belemmering kan vormen voor het doelmatig beheer en onderhoud van de weg;

    • b.

      als het beoogde gebruik hetzij op zichzelf, hetzij in verband met de omgeving niet voldoet aan redelijke eisen van welstand; of

    • c.

      in het belang van de voorkoming of beperking van overlast voor gebruikers van een in de nabijheid gelegen onroerende zaak.

  • 4.

    Het verbod is niet van toepassing op:

    • a.

      evenementen als bedoeld in artikel 2:24;

    • b.

      terrassen als bedoeld in artikel 2:27, tweede lid;

    • c.

      standplaatsen als bedoeld in artikel 5:17;

    • d.

      voorwerpen of stoffen waarop gedachten of gevoelens worden geopenbaard;

    • e.

      door het college aan te wijzen categorieën van voorwerpen;

    • f.

      situaties waarin wordt voorzien door de Wet beheer rijkswaterstaatswerken of de provinciale wegenverordening Noord-Holland.

  • 5.

    De weigeringsgrond, bedoeld in het derde lid, onder a, is niet van toepassing als in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994.

  • 6.

    De weigeringsgrond, bedoeld in het derde lid, onder b, is niet van toepassing op bouwwerken.

  • 7.

    De weigeringsgrond, bedoeld in het derde lid, onder c, is niet van toepassing als in de voorkoming van overlast wordt voorzien door de Wet milieubeheer.

  • 8.

    Op de vergunning is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) niet van toepassing.

D

Artikel 2:24 Begripsbepaling

Artikel 2:24 komt te luiden

 

Artikel 2:24 Begripsbepaling

  • 1.

    In deze afdeling wordt onder evenement verstaan elke voor publiek toegankelijke verrichting van vermaak, met uitzondering van:

    • a.

      Bioscoop- en theatervoorstellingen;

    • b.

      markten als bedoeld in artikel 160, eerste lid, onder h, van de Gemeentewet en artikel 5:22;

    • c.

      kansspelen als bedoeld in de Wet op de kansspelen;

    • d.

      het in een inrichting in de zin van de Drank- en Horecawet gelegenheid geven tot dansen;

    • e.

      betogingen, samenkomsten en vergaderingen als bedoeld in de Wet openbare manifestaties;

    • f.

      activiteiten als bedoeld in de artikelen 2:9 en 2:39;

    • g.

      sportwedstrijden, niet zijnde vechtsportevenementen als bedoeld in het tweede lid, onder f.

  • 2.

    Onder evenement wordt mede verstaan:

    • a.

      een herdenkingsplechtigheid;

    • b.

      een braderie;

    • c.

      een optocht op de weg, niet zijnde een betoging als bedoeld in artikel 2:3;

    • d.

      een feest, muziekvoorstelling of wedstrijd op of aan de weg;

    • e.

      een straatfeest of buurtbarbecue;

    • f.

      een door de burgemeester aangewezen categorie vechtsportwedstrijden of -gala’s.

  • 3.

    In deze afdeling wordt onder klein evenement verstaan een eendaags evenement waarbij:

    • a.

      het aantal aanwezigen niet meer bedraagt dan 100 personen;

    • b.

      de activiteiten plaatsvinden tussen 09:00 en 24:00 uur;

    • c.

      geen muziek ten gehore wordt gebracht voor 07.00 uur of na 23.00 uur;

    • d.

      de activiteiten geen belemmering vormen voor het verkeer en de hulpdiensten; en

    • e.

      slechts kleine objecten worden geplaatst met een oppervlakte van minder dan 20 vierkante meter per object.

  • 4.

    Onder “aandachts-evenement” wordt verstaan: een evenement dat mogelijk leidt tot risico’s voor de openbare orde, de openbare veiligheid, de volksgezondheid of het milieu en dat maatregelen of voorzieningen vergt van het daartoe bevoegd gezag om die risico’s weg te nemen of te beperken.

  • 5.

    Onder “risico-evenement” wordt verstaan: een evenement dat waarschijnlijk leidt tot risico’s voor de openbare orde, de openbare veiligheid, de volksgezondheid of het milieu en dat maatregelen of voorzieningen vergt van het daartoe bevoegd gezag om die risico’s weg te nemen of te beperken.

E

Artikel 2:25 Evenementenvergunning

Artikel 2:25 komt te luiden:

 

Artikel 2:25 Evenementenvergunning

  • 1.

    Het is verboden zonder of in afwijking van een vergunning van de burgemeester een evenement te organiseren.

  • 2.

    Bij de indiening van de vergunningaanvraag worden de gegevens, bedoeld in artikel 2.3 van het Besluit brandveilig gebruik en basishulpverlening overige plaatsen, aangeleverd, voor zover voor het evenement een gebruiksmelding zou moeten worden gedaan op grond van artikel 2:1, eerste lid, van het Besluit brandveilig gebruik en basishulpverlening overige plaatsen’.

  • 3.

    Geen vergunning is vereist voor een klein evenement, indien de organisator ten minste 10 werkdagen voorafgaand aan het evenement daarvan melding heeft gedaan aan de burgemeester.

  • 4.

    De burgemeester kan binnen 5 werkdagen na ontvangst van de melding besluiten een klein evenement te verbieden, indien er aanleiding is te vermoeden dat daardoor de openbare orde, de openbare veiligheid, de volksgezondheid of het milieu in gevaar komt.

  • 5.

    Het verbod is niet van toepassing op een wedstrijd op of aan de weg, in situaties waarin voorzien wordt door artikel 10 juncto 148, van de Wegenverkeerswet 1994.

  • 6.

    Het derde lid is niet van toepassing op een krachtens artikel 2:24, tweede lid, onder f, aangewezen categorie vechtsportwedstrijden of -gala’s.

  • 7.

    Onverminderd het bepaalde in artikel 1:8 kan de burgemeester een vergunning voor een vechtsportevenement als bedoeld in artikel 2:24, tweede lid, onder f, weigeren als de organisator of de aanvrager van de vergunning van slecht levensgedrag is.

  • 8.

    Onverminderd het bepaalde in artikel 1:8 kan de burgemeester een vergunning voor een evenement weigeren als de organisator of de aanvrager van de vergunning dat evenement niet tijdig bij de burgemeester heeft aangemeld voor plaatsing op de regionale evenementenkalender van de Veiligheidsregio Noord-Holland Noord.

  • 9.

    Onder “tijdige aanmelding” als bedoeld in het vorige lid wordt verstaan: een aanmelding via het daartoe door de gemeente beschikbaar gestelde formulier, waarbij de aanmelding wordt gedaan:

    • a.

      voor aandachts-evenementen als bedoeld in artikel 2:24, lid 4: uiterlijk op 1 november van het jaar voorafgaande aan het jaar waarin het evenement wordt gehouden maar niet minder dan 19 weken vóór de datum waarop het evenement wordt gehouden;

    • b.

      voor risico-evenementen als bedoeld in artikel 2:24, lid 5: uiterlijk op 1 november van het jaar voorafgaande aan het jaar waarin het evenement wordt gehouden maar niet minder dan 25 weken vóór de datum waarop het evenement wordt gehouden.

  • 10.

    Op de vergunning is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) niet van toepassing.

F

Artikel 2:26 Ordeverstoring

Artikel 2:26 wordt als volgt gewijzigd:

Na het eerste lid worden een tweede en derde lid toegevoegd, luidende:

  • 2.

    Het is verboden bij een evenement zichtbaar goederen te dragen, bij zich te hebben of te vervoeren die uiterlijke kenmerken zijn van een organisatie die bij rechterlijke uitspraak of bestuurlijk besluit verboden is verklaard of is ontbonden vanwege een doel of werkzaamheid in strijd met de openbare orde.

  • 3.

    Het verbod van lid 2 geldt niet voor zover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door het Wetboek van Strafrecht.

G

Artikel 2:28A Nadere regels openbare inrichtingen

Na artikel 2:28 wordt een nieuw artikel 2:28a ingevoegd, luidende:

 

Artikel 2:28A Nadere regels openbare inrichtingen

Het college kan in het belang van de openbare orde, het woon- en leefklimaat, de veiligheid, de zedelijkheid of de gezondheid nadere regels stellen voor de exploitatie van openbare inrichtingen.

 

H

Artikel 2:50a Verbod op zichtbare uitingen van verboden organisaties

Na artikel 2:50 wordt een nieuw artikel 2:50a ingevoegd, luidende:

 

Artikel 2:50a Verbod op zichtbare uitingen van verboden organisaties

  • 1.

    Het is verboden op openbare plaatsen of in voor het publiek openstaande gebouwen en daarbij behorende erven zichtbaar goederen te dragen, bij zich te hebben of te vervoeren die uiterlijke kenmerken zijn van een organisatie die bij rechterlijke uitspraak of bestuurlijk besluit verboden is verklaard of is ontbonden vanwege een werkzaamheid of doel in strijd met de openbare orde.

  • 2.

    Het verbod geldt niet voor zover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door het Wetboek van Strafrecht.

I

Artikel 2:55 Verbod op recreatief gebruik van lachgas

Artikel 2:55 komt te luiden:

Artikel 2:55 Verbod op recreatief gebruik van lachgas

  • 1.

    Het is verboden op een openbare plaats, die deel uit maakt van een door het college aangewezen gebied, lachgas voor recreatief gebruik toe te passen of aanwezig te hebben.

  • 2.

    Onverminderd het bepaalde in het eerste lid, is het voor recreatief gebruik toepassen of aanwezig hebben van lachgas in ieder geval verboden:

    • a.

      in openbare inrichtingen als bedoeld in artikel 2:27 lid 1 onder a;

    • b.

      op evenementen als bedoeld in artikel 2:24;

    • c.

      binnen een straal van 250 meter van de onder a en b genoemde openbare inrichtingen en evenementen.

    • d.

      onder “lachgas” wordt in dit artikel begrepen: een gas of gasmengsel dat in hoofdzaak bestaat uit distikstofmonoxide (N2O).

    • e.

      onder “recreatief gebruik van lachgas” wordt in dit artikel begrepen: het, al dan niet met behulp van een ballon, inhaleren van lachgas, waarbij dat inhaleren geen deel uitmaakt van een medische behandeling.

Artikel II  

Dit besluit treedt in werking op de dag na de dag waarop dit besluit is gepubliceerd op www.overheid.nl.

 

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 11 februari 2020.

De voorzitter, mevrouw M.J.P van Kampen-Nouwen

De griffier, de heer G.E.P. Meijer

Naar boven