Wijziging van de Algemene plaatselijke verordening Rotterdam 2012 in verband met een vergunningplicht deelmobiliteit

De Raad van de gemeente Rotterdam,

 

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 19 november 2019 (raadsvoorstel nr. 19bb23362); raadsstuk 19bb25232;

 

gelet op artikel 149 van de Gemeentewet;

 

overwegende, dat het wenselijk is de Algemene plaatselijke verordening Rotterdam 2012 te wijzigen;

 

besluit vast te stellen:

 

Wijziging van de Algemene plaatselijke verordening Rotterdam 2012 in verband met een vergunningplicht deelmobiliteit

Artikel I  

De Algemene plaatselijke verordening Rotterdam 2012 wordt als volgt gewijzigd:

 

A

In de inhoudsopgave wordt ingevoegd: ‘Artikel 5.12a Vergunning deelmobiliteit’.

 

B

In de inhoudsopgave van de toelichting wordt ingevoegd ‘Artikel 5:12a Vergunning deelmobiliteit’.

 

C

Na artikel 5:12 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 5:12a  vergunning deelmobiliteit

  • 1.

    Het is verboden zonder vergunning van het college bedrijfsmatig voertuigen, met inbegrip van de uitgezonderde voertuigen, bedoeld in artikel 5:1 onderdeel a, voor gebruik door derden op de weg te plaatsen.

  • 2.

    Het in het eerste lid bedoelde verbod is niet van toepassing op door het college aangewezen categorieën voertuigen.

  • 3.

    De vergunning wordt aangevraagd onder gebruikmaking van een door het college vastgesteld formulier.

  • 4.

    Bij de aanvraag worden in ieder geval de volgende gegevens en bescheiden overgelegd:

    • a.

      het adres en telefoonnummer van de aanvrager;

    • b.

      het nummer van inschrijving in het handelsregister bij de Kamer van Koophandel;

    • c.

      een exploitatieplan.

  • 5.

    Indien het college het nodig acht voor de beoordeling van een aanvraag, kan hij verlangen dat aanvullende gegevens worden overgelegd.

  • 6.

    In afwijking van artikel 1:7 wordt de vergunning verleend voor de duur van vijf jaar, tenzij bij de vergunning anders is bepaald.

  • 7.

    Aanvragen voor een vergunning, als bedoeld in het eerste lid, worden behandeld op volgorde van binnenkomst. Het tijdstip van ontvangst van de leges is bepalend voor de rangschikking.

  • 8.

    Onverminderd de artikelen 1:6 en 1:8 kan het college de in het eerste lid bedoelde vergunning geheel of gedeeltelijk weigeren, intrekken, wijzigen, of schorsen, indien:

    • a.

      niet wordt voldaan aan de beleidsregels zoals opgenomen in het vergunningenbeleid;

    • b.

      het ter gebruik aanbieden van de voertuigen:

      • 1°.

        gevaar oplevert voor de veiligheid van personen of goederen of de verkeersveiligheid;

      • 2°.

        hinder veroorzaakt voor het woon- of leefklimaat;

      • 3°.

        een nadelige invloed heeft op het milieu;

      • 4°.

        onevenredig beslag legt op de openbare ruimte; of

      • 5°.

        . afbreuk doet aan het uiterlijk aanzien van de openbare ruimte.

    • c.

      in strijd is gehandeld met aan de vergunning verbonden voorschriften en beperkingen.

  • 9.

    In afwijking van het eerste lid geldt dit verbod voor de exploitant die op het moment van inwerkingtreding van dit artikel reeds onder dit artikel vallende bedrijfsmatige activiteiten verricht, voor die bestaande activiteiten eerst drie maanden na inwerkingtreding van dit artikel of met ingang van inwerkingtreding van het besluit tot weigering of intrekking van een door hem aangevraagde vergunning, voor zover dat eerder is.

  • 10.

    Op de vergunning is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) niet van toepassing.

D

In de rangschikking van artikel 6.1 wordt ingevoegd: ‘Artikel 5:12a (Vergunning deelmobiliteit)’.

Artikel II  

De Toelichting op de Algemene plaatselijke verordening Rotterdam 2012 wordt als volgt gewijzigd:

 

A

Na de toelichting op artikel 5:12 wordt een toelichting ingevoegd, luidende:

 

  • Artikel 5:12a Vergunning deelmobiliteit

    Het bedrijfsmatig delen/verhuren van voertuigen heeft de laatste jaren een enorme vlucht genomen. Het deelmobiliteitssysteem is goed toegankelijk, gemakkelijk te gebruiken en vormt een onderdeel van het dagelijkse mobiliteitsaanbod, naast de trein, bus, de eigen auto en de eigen (brom)fiets. Naast de vaste ‘deelvoertuiglocaties’ verschijnen er nieuwe gebruiksvormen zoals het ‘free floating’-deelsysteem. In dat systeem kan een voertuig overal worden achtergelaten. Deelvoertuigen kunnen een onevenredige belasting van de openbare ruimte in de gemeente opleveren en gepaard gaan met hinder en gevaar voor de omgeving. Ook bestaat het risico dat beschadigde of ongebruikte voertuigen niet snel genoeg door de aanbieders worden verwijderd. Dit levert niet alleen een onnodig en ongewenst beslag op de schaarse openbare ruimte op, maar ook een rommelige aanblik waardoor het aanzien van de openbare ruimte wordt aangetast.

    Zonder een regulerend kader, heeft de gemente weinig invloed op de inrichting van deze initiatieven. Om bovengenoemd risico te voorkomen dan wel te beperken, is in artikel 5:12a gekozen voor het reguleren van deze vorm van verhuur van deelvoertuigen met een vergunningsstelsel.

     

    Eerste lid

    Het is verboden om zonder vergunning van het college op de weg deelvoertuigen aan te bieden of te verhuren. Het verbod heeft betrekking op voertuigen in de breedste zin van het woord. In de in artikel 5.1 sub b opgenomen omschrijving van het begrip voertuig worden kleine voertuigen uitgezonderd van dit begrip. Dit artikel heeft nadrukkelijk ook betrekking op deze in artikel 5.1 sub b uitgezonderde typen voertuigen. Het verbod ziet derhalve ook op het aanbieden van segways, steps en andere kleine voertuigen.

     

    Tweede lid

    Op grond van het tweede lid kan het college categorieën voertuigen aanwijzen waarop het in het eerste lid bedoelde verbod niet van toepassing is. Deze uitzondering kan bijvoorbeeld worden geïntroduceerd voor voertuigen waarvoor reeds een parkeervergunning is vereist. Denk hierbij bijvoorbeeld aan deelauto’s of deelbrommobielen.

     

    Zesde lid

    In het zesde lid is bepaald dat een vergunning voor de duur van vijf jaar wordt verleend, tenzij bij de vergunning anders is bepaald. De vergunningen worden verleend op volgorde van binnenkomst. Het tijdstip van ontvangst van de leges is bepalend voor de rangschikking.

     

    Achtste lid

    De algemene intrekkings- en weigeringsgronden staan vermeld in de artikelen 1:6 en 1:8. In het achtste lid staan de specifieke weigerings-, intrekkings-, schorsings- en wijzigingsgronden vermeld. Aan een vergunning kunnen voorschriften en beperkingen worden verbonden (artikel 1:4). Dit kan te allen tijde geheel of gedeeltelijk, tijdelijk of voor onbepaalde tijd.

     

    Negende lid

    De vergunningplicht uit het eerste lid geldt voor nieuwe exploitanten onmiddellijk na inwerkingtreding van dit artikel. Onder nieuwe exploitanten worden ook verstaan: exploitanten die een andere categorie voertuigen dan voorheen willen aanbieden.

    Voor exploitanten die op het moment van inwerkingtreding van dit artikel reeds onder dit artikel vallende bedrijfsmatige activiteiten verrichten, geldt dat zij drie maanden de tijd krijgen om een vergunning aan te vragen en te verkrijgen. Lukt dat niet tijdig, dan handelen zij in strijd met het verbod. Wordt de aanvraag om een vergunning binnen de periode van drie maanden geweigerd of wordt een eventueel reeds verleende vergunning ingetrokken, dan handelen zij vanaf dat moment in strijd met het verbod. Het college kan dan met onmiddellijke ingang tot handhaving van het verbod overgaan.

    Voor zover de Dienstenrichtlijn van toepassing is op het vergunningstelsel en de voorwaarden, geldt dat met name gelet op de openbare orde en veiligheid er een dwingende reden van algemeen belang is en de gestelde eisen ook evenredig (geschikt en noodzakelijk) zijn, zodat het stelsel en de voorwaarden gerechtvaardigd zijn. De openbare orde en veiligheid vormen eveneens de reden om van een lex silencio positivo af te zien.

    Voor het stallen van deze voertuigen door de aanbieders en de gebruikers gelden in beginsel de reguliere parkeer- en verkeersregels die voor alle (vergelijkbare) voertuigen gelden. Zo zijn er plekken waar alleen in de aanwezige parkeervoorzieningen geparkeerd mag worden. Die regels gelden voor bewoners die hun eigen vervoermiddel willen parkeren, maar ook voor het parkeren van een gehuurd voertuig.

Artikel III  

Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 januari 2020.

Artikel IV  

Dit besluit wordt aangehaald als: Wijziging van de Algemene plaatselijke verordening Rotterdam 2012 in verband met een vergunningplicht deelmobiliteit.

 

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 12 december 2019.

 

De griffier,

M.J.E.M. van Dam

De voorzitter

A. Aboutaleb

Dit gemeenteblad is uitgegeven op 20 december 2019 en ligt op dins-, woens- en donderdagen van 9.00 tot 13.00 uur ter inzage bij het Bestuurlijk Informatiecentrum Rotterdam (BIR), locatie Wachtruimte Timmerhuis, Halvemaanpassage 1 (trap op, melden bij Informatiebalie)

(Zie ook: www.bis.rotterdam.nl – Regelgeving of Gemeentebladen chronologisch)

Naar boven