Beleidsregels gemeentelijke belastingen Coevorden

No. 2020/

 

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Coevorden;

gelezen het voorstel van de Publieksservice, team Burgerzaken en Belastingen .d.d. 20 oktober 2020;

dat het gewenst is om beleidsregels vast te stellen voor de heffing van gemeentelijke belastingen;

gelet op het bepaalde in:

 

artikel 231, 253 en 244 van de Gemeentewet;

artikel 65 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen;

artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht;

hoofdstuk IV van de Wet waardering onroerende zaken;

en het bepaalde over de belastingplicht in de verordening onroerende-zaakbelastingen, de verordening afvalstoffenheffing, de verordening rioolheffing, de verordening forensenbelasting, de verordening Bedrijveninvesteringszone Coevorden Centrum 2019-2023 (BIZ) en de verordening Bedrijveninvesteringszone bedrijventerreinen Coevorden 2018 (BIZ);

 

besluit vast te stellen de volgende verordening:

 

Beleidsregels gemeentelijke belastingen Coevorden

(Beleidsregels gemeentelijk belastingen Coevorden 2021)

Hoofdstuk 1  

 

Beleidsregels voor het aanwijzen van een belastingplichtige in een keuzesituatie

 

Algemeen

In sommige gevallen brengen de wettelijke regels met zich dat meer personen belastingplichtig kunnen zijn voor één belastingobject (onroerende zaak, perceel, eigendom). In de gevallen waarin dat voorkomt mag de aanslag ten name van één van de belastingplichtigen worden gesteld. In deze gevallen hanteert de gemeente Coevorden een voorkeursvolgorde bij de aanwijzing van de belastingplichtige die de aanslag op zijn of haar naam krijgt. Deze voorkeursvolgorde is gebaseerd op veronderstelde betaalcapaciteit en doelmatige c.q. doeltreffende heffing en invordering en wordt toegepast voor zover de gegevens voorhanden of te achterhalen zijn. De in de voorkeursvolgorde neergelegde criteria bevatten geen limitatieve opsomming. Het zijn richtlijnen voor de meest voorkomende gevallen.

 

 

Artikel 1 Voorkeursvolgorde

 

Onroerende-zaakbelastingen , rioolheffing en BIZ van genothebbenden krachtens eigendom, bezit of beperkt recht.

 

  • 1.

    Met betrekking tot de gemeentelijke belastingen die worden geheven van genothebbenden krachtens eigendom, bezit of beperkt recht wordt, indien er met betrekking tot één onroerende zaak verschillende categorieën genothebbenden zijn, de aanslag in onderstaande volgorde gesteld ten name van:

    • a.

      de vruchtgebruiker c.q. gerechtigde krachtens recht van gebruik en bewoning;

    • b.

      de opstaller, met uitzondering van degene die een afhankelijk opstalrecht, dan wel een opstalrecht ten behoeve van de aanleg en het onderhoud van onder- of bovengrondse leidingen heeft;

    • c.

      de erfpachter dan wel de beklemde meier;

    • d.

      de eigenaar of de appartementsgerechtigde;

    • e.

      degene die op andere wijze als genothebbende naar voren komt, daaronder begrepen de bezitter.

  • 2.

    Met betrekking tot de gemeentelijke belastingen die worden geheven van genothebbenden krachtens eigendom, bezit of beperkt recht wordt de aanslag in onderstaande volgorde gesteld ten name van:

    • a.

      degene die het grootste aandeel in het genotsrecht heeft;

    • b.

      bij gelijke aandelen degene die ook als gebruiker wordt aangemerkt;

    • c.

      bij gelijke aandelen de oudste in leeftijd;

    • d.

      degene die in de gemeente woont of gevestigd is;

    • e.

      een natuurlijk persoon boven een niet natuurlijk persoon;

    • f.

      degene die bij het team belastingen als genothebbende of gebruiker bekend is.

 

Onroerende-zaakbelastingen , rioolheffing en BIZ van gebruikers voor niet-woningen

 

  • 3.

    Met betrekking tot de onroerende-zaakbelastingen en rioolheffing die wordt geheven van gebruikers voor niet-woningen wordt de aanslag in onderstaande volgorde gesteld ten name van:

    • a.

      degene die ook als genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht wordt aangemerkt;

    • b.

      degene die in de Basisregistratie Personen als bewoner van de onroerende zaak het langst staat ingeschreven, mits deze bewoner 18 jaar of ouder is. Indien dit laatste niet het geval is, dan de bewoner die op één na het langst in de Basisregistratie Personen staat ingeschreven, mits 18 jaar of ouder.

    • c.

      Voor zover meerdere gebruikers op dezelfde datum als bewoner van de onroerende zaak in de Basisregistratie Personen zijn ingeschreven:

  • 1.

    de oudste van deze gebruikers (minimaal 18 jaar);

  • 2.

    indien de geboortedatum van de gebruikers gelijk is, de gebruiker met het laagste BSN nummer.

    • a.

      degene die als gebruiker in het bestand van de Kamer van Koophandel vermeld is;

    • b.

      degene die op andere wijze als gebruiker naar voren komt.

 

Rioolheffing van gebruikers en afvalstoffenheffing

 

  • 4.

    Met betrekking tot de rioolheffing van gebruikers en de afvalstoffenheffing wordt de aanslag in onderstaande volgorde gesteld ten name van:

    • a.

      degene die ingevolge onderdeel 3 als belastingplichtige voor de onroerende-zaakbelastingen en rioolheffing ter zake van het gebruik van de onroerende zaak, zijnde een niet-woning voor zover een woongedeelte aanwezig is, kan worden aangewezen;

    • b.

      degene die in de Basisregistratie Personen als bewoner van de onroerende zaak het langst staat ingeschreven, mits deze bewoner 18 jaar of ouder is. Indien dit laatste niet het geval is, dan de bewoner die op één na het langst in de Basisregistratie Personen staat ingeschreven, mits 18 jaar of ouder.

    • c.

      Voor zover meerdere gebruikers op dezelfde datum als bewoner van de onroerende zaak in de Basisregistratie Personen zijn ingeschreven:

  • 1.

    de oudste van deze gebruikers (minimaal 18 jaar);

  • 2.

    indien de geboortedatum van de gebruikers gelijk is, de gebruiker met het laagste BSN nummer.

    • a.

      degene die op andere wijze als gebruiker naar voren komt.

 

 

Forensenbelasting

 

  • 5.

    Met betrekking tot de forensenbelasting wordt de aanslag in onderstaande volgorde gesteld ten name van:

    • a.

      degene die ook als genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht wordt aangemerkt;

    • b.

      degene die op andere wijze als gebruiker naar voren komt.

 

Meerdere aanslagen verenigd op één aanslagbiljet

 

  • 6.

    Indien en voor zover aanslagen van verschillende gemeentelijke belastingen worden verenigd op één aanslagbiljet, worden deze in onderstaande volgorde ten name gesteld van de belastingplichtige die:

    • a.

      ingevolge de onderdelen 1 en 2 kan worden aangewezen;

    • b.

      ingevolge de onderdelen 3 en 4 kan worden aangewezen;

    • c.

      ingevolge onderdeel 5 kan worden aangewezen.

 

Uitzonderingsregeling

 

  • 7.

    De onderdelen 1 tot en met 6 van dit artikel vinden geen toepassing indien:

    • a.

      de aanslag kan worden opgelegd aan degene die met betrekking tot het voorgaande belastingtijdvak of kalenderjaar de aanslag heeft gekregen, gezorgd heeft dat de aanslag betaald is en nog steeds belastingplichtig is;

    • b.

      bij de Publieksservice, team belastingen bekend is dat één van de belastingplichtigen de desbetreffende aanslag op zijn/haar naam wil hebben, en dit er niet toe leidt dat de belasting niet kan worden betaald dan wel ingevorderd.

 

Tijdstip bepaling voorkeursvolgorde

 

  • 8.

    Indien de belasting wordt geheven over een belastingtijdvak, is bij de toepassing van de voorkeursvolgorde beslissend de situatie bij de aanvang van dat tijdvak of, zo dit later is, bij de aanvang van de belastingplicht.

 

Afwijking van de voorkeursvolgorde

 

  • 9.

    Aangezien de voorkeursvolgorde erop is gericht de aanslag op te leggen aan een belastingplichtige die in staat geacht mag worden om de belasting te betalen, kan op grond van dat motief afgeweken worden van de voorkeursvolgorde.

 

Wijzigingen eerstvolgende tijdvak

 

  • 10.

    Indien al een aanslag aan een belastingplichtige is opgelegd, kunnen wijzigingen pas plaatsvinden met ingang van het eerstvolgende belastingtijdvak.

 

Heffing op andere wijze

 

  • 11.

    Indien een belasting niet wordt geheven bij wege van aanslag, maar op ander wijze, zijn de onderdelen 1 tot en met 10 van overeenkomstige toepassing.

 

 

 

Hoofdstuk 2  

 

Beleidsregels voor het aanwijzen van een WOZ-belanghebbende in een keuzesituatie

 

Algemeen

In sommige gevallen brengen de wettelijke regels met zich dat voor een onroerende zaak in de zin van artikel 16 van de Wet waardering onroerende zaken (Wet WOZ) meer personen (gelijksoortige, bijvoorbeeld in gemeenschap van goederen gehuwde echtgenoten) belanghebbende zijn. Op grond van artikel 24 van de Wet WOZ mag de bekendmaking van de WOZ-beschikking aan een van de belanghebbenden plaatsvinden. De gemeente Coevorden hanteert een voorkeursvolgorde bij de aanwijzing van de belanghebbende die de WOZ-beschikking op zijn of haar naam krijgt. De in de voorkeursvolgorde neergelegde criteria bevatten geen limitatieve opsomming. Het zijn richtlijnen voor de meest voorkomende gevallen, waarbij beoogd is de ontvanger van de WOZ-beschikking gelijk te laten zijn aan de belastingplichtige die de aanslag onroerende-zaakbelastingen, rioolheffing of afvalstoffenheffing op zijn of haar naam krijgt.

 

Artikel 1 Voorkeursvolgorde

  • 1.

    Op WOZ-beschikkingen ten aanzien van genothebbenden krachtens eigendom, bezit of beperkt recht zijn de Beleidsregels voor het aanwijzen van een belastingplichtige in een keuzesituatie zoals die gelden voor de belastingen die worden geheven van genothebbenden krachtens eigendom, bezit of beperkt recht van overeenkomstige toepassing.

  • 2.

    Op WOZ-beschikkingen ten aanzien van gebruikers van niet-woningen zijn de Beleidsregels voor het aanwijzen van een belastingplichtige in een keuzesituatie zoals die gelden voor de onroerende-zaakbelastingen die worden geheven van gebruikers van niet-woningen van overeenkomstige toepassing.

  • 3.

    Op WOZ-beschikkingen ten aanzien van gebruikers van woningen (huurders) zijn de Beleidsregels voor het aanwijzen van een belastingplichtige in een keuzesituatie zoals die gelden voor de rioolheffing van gebruikers en de afvalstoffenheffing van overeenkomstige toepassing.

 

Hoofdstuk 3  

 

Beleidsregels voor het toekennen van ambtshalve verminderingen van gemeentelijke belastingen

Artikel 1 Reikwijdte en definities

 

  • 1.

    Dit hoofdstuk is van toepassing bij de heffing van gemeentelijke belastingen in de zin van artikel 219 van de Gemeentewet, met dien verstande dat onder gemeentelijke belastingen mede worden begrepen rechten die door de gemeente kunnen worden geheven.

  • 2.

    Voor de toepassing van dit hoofdstuk zijn uitgezonderd belastingaanslagen, waaraan ingevolge een wettelijk voorschrift een op de voet van hoofdstuk IV van de Wet waardering onroerende zaken gegeven beschikking tot vaststelling van de waarde ten grondslag heeft gelegen, voor zover op deze aanslagen artikel 18a, eerste lid, onder b, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen van (overeenkomstige) toepassing is.

  • 3.

    Voor de toepassing van dit hoofdstuk wordt verstaan onder:

    • a.

      de ambtshalve vermindering: de vermindering, ontheffing, teruggaaf of vrijstelling van belastingen bedoeld in artikel 65 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen en artikel 244 van de Gemeentewet;

    • b.

      de belanghebbende: de belastingplichtige of degene die de belasting als hoofdelijk medeaansprakelijke betaald;

    • c.

      de driejaarstermijn: de termijn door welks verloop na het tijdstip van het ontstaan van de belastingschuld op voet van artikel 11, derde lid, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen, de bevoegdheid tot het vaststellen van een aanslag vervalt;

    • d.

      het bedrag van de vermindering: de vermindering van het belastingbedrag vermeerderd met (het daaraan toe te rekenen gedeelte van) de bestuurlijke boete of de kostenopslag, indien een bestuurlijke boete of een kostenopslag is toegepast. Het bedrag van de vermindering wordt berekend per belastingaanslag;

    • e.

      de belastingaanslag: de aanslag bedoeld in artikel 2, derde lid, onder e, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen, met dien verstande dat voor de toepassing van deze beleidsregels wordt verstaan onder:

  • 1.

    de aanslag, de voorlopige aanslag, de navorderingsaanslag: het gevorderde bedrag, onderscheidenlijk het voorlopig gevorderde, het nagevorderde bedrag;

  • 2.

    het aanslagbiljet: de kennisgeving van het hiervoor onder 1 bedoelde bedrag.

    • a.

      de belastingwet: algemeen verbindende voorschriften en beleidsregels op het gebied van gemeentelijke belastingen.

 

Artikel 2 Gevallen waarin ambtshalve vermindering wordt verleend

 

Ingeval het bedrag van de belasting had behoren te zijn vastgesteld op een bedrag dat tenminste € 10,– per aanslag lager is dan het te hoog vastgestelde bedrag van die belasting, verleent de heffingsambtenaar ambtshalve de vermindering waarvoor de belanghebbende redelijkerwijs in aanmerking komt, indien:

  • a.

    een bezwaarschrift of een verzoekschrift niet ontvankelijk wordt verklaard wegens het te laat indienen van het bezwaarschrift of het verzoekschrift dan wel om andere redenen van formele aard, of

  • b.

    uit enig feit blijkt dat een belastingaanslag tot een te hoog bedrag is vastgesteld en deze aanslag bij afweging van de betrokken belangen in redelijkheid niet gehandhaafd kan worden.

 

Artikel 3 Uitzonderingen

 

Het bepaalde in artikel 2 vindt geen toepassing indien:

  • a.

    ten tijde van het ontvangen van het bezwaarschrift of het verzoekschrift, dan wel op het tijdstip waarop het in artikel 2, onder b, bedoelde feit ter kennis van de heffingsambtenaar komt, de driejaarstermijn is verstreken;

  • b.

    aannemelijk is dat de belanghebbende door opzet of grove schuld de wettelijke termijn voor het indienen van een bezwaarschrift of een verzoekschrift ongebruikt heeft laten verstrijken.

 

Artikel 4 Jurisprudentie

 

  • 1.

    Een uitspraak van de Hoge Raad, van een gerechtshof of van een rechtbank, waarin een toepassing van de belastingwet besloten ligt die voor de belanghebbende gunstiger is dan de bij de heffing van de belasting gevolgde toepassing, leidt niet tot het ambtshalve verlenen van vermindering van belasting indien de belastingaanslag of de voldoening op aangifte onherroepelijk is komen vast te staan voor de dag, waarop de uitspraak door de Hoge Raad, het hof of de rechtbank is gewezen, onderscheidelijk voor de dagtekening van het beleidsbesluit of andere schriftelijke aanwijzing, tenzij het college van burgemeester en wethouders op dit punt een afwijkende regeling heeft getroffen.

  • 2.

    Hetgeen in het eerste lid is bepaald met betrekking tot een uitspraak van de Hoge Raad van een gerechtshof of van een rechtbank, is in daartoe leidende gevallen van overeenkomstige toepassing op prejudiciële beslissingen van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen alsmede op rechterlijke uitspraken van het Hof en andere supranationale colleges.

 

Artikel 5 Mededeling van afwijzing

 

Indien geen termen aanwezig zijn om ambtshalve een vermindering te verlenen, wordt daarvan gemotiveerd mededeling gedaan in de uitspraak waarin de niet-ontvankelijkheid wordt uitgesproken van een bezwaarschrift of een verzoekschrift, bedoeld in artikel 2, onder a.

 

Hoofdstuk 4  

 

Overgangsbepaling, inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    De ‘Beleidsregels gemeentelijke belastingen Coevorden’, vastgesteld bij besluit van 22 oktober 2019 worden ingetrokken met ingang van het tweede lid genoemde datum met dien verstande dat deze van toepassing blijven op de belastbare feiten, die zich voor die datum hebben voorgedaan.

  • 2.

    Deze beleidsregels treden in werking met ingang van de eerste dag na die van bekendmaking.

  • 3.

    Deze beleidsregels worden aangehaald als ‘Beleidsregels gemeentelijke belastingen Coevorden 2021’.

 

 

 

 

 

 

De beleidsregels in dit besluit zijn onderverdeeld in de volgende hoofdstukken:

 

1. Beleidsregels voor het aanwijzen van een belastingplichtige in een keuzesituatie;

2. Beleidsregels voor het aanwijzen van een WOZ-belanghebbende in een keuzesituatie;

3. Beleidsregels voor het toekennen van ambtshalve verminderingen van gemeentelijke belastingen;

4. Slotbepaling.

 

Aldus vastgesteld in de vergadering van het college van burgemeester en wethouders van 20 oktober 2020.

de secretaris, de burgemeester,

B.M. de Vries B.J. Bouwmeester

Naar boven