Beleidsregel van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Oirschot houdende regels omtrent bijstandsverlening voor zelfstandigen (Beleidsregels Besluit bijstandsverlening zelfstandigen (Bbz) Oirschot)

Burgemeester en wethouders van de gemeente Oirschot;

 

gelet op artikel 4:81 lid 1 algemene wet bestuursrecht; artikelen 17, 54, 58, 59 en 60 van de Participatiewet en het Besluit bijstandverlening zelfstandigen 2004;

 

overwegende dat het noodzakelijk is beleid vast te stellen met betrekking tot verrekening, herziening, intrekking, terug- en invordering van teveel of ten onrechte betaalde uitkering in het kader van de Participatiewet;

 

besluiten:

 

vast te stellen de volgende regeling:

 

Beleidsregels Besluit bijstandsverlening zelfstandigen ( Bbz ) Oirschot

 

Hoofdstuk I – Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsbepalingen

  • 1.

    Alle begrippen die in deze beleidsregels gebruikt worden en die niet nader worden omschreven in het volgende lid hebben dezelfde betekenis als in de Algemene wet bestuursrecht (Awb), Participatiewet (PW) en het Besluit bijstandsverlening zelfstandigen 2004 (Bbz 2004).

  • 2.

    In deze beleidsregels wordt verstaan onder:

    • a.

      leenbijstand: de als renteloze lening verstrekte algemene bijstand op grond van de PW en het Bbz 2004 die al dan niet geheel of gedeeltelijk kan worden omgezet in een bedrag om niet.

    • b.

      bijstand: algemene bijstand op grond van de PW, waaronder begrepen de door het college in bijstand om niet omgezette leenbijstand.

    • c.

      Lening ten behoeve van bedrijfskapitaal: bijstand in de vorm van een rentedragende geldlening

    • d.

      belanghebbende: degene aan wie bijstand, leenbijstand of een lening ten behoeve van bedrijfskapitaal is of wordt verstrekt.

Artikel 2 Wettelijke bevoegdheden Bbz 2004

Het college maakt gebruik van de bevoegdheid tot:

  • a.

    Het instellen van een onderzoek naar de juistheid en volledigheid van de verstrekte gegevens zoals beschreven in artikel 53a lid 6 PW.

  • b.

    Het instellen van een onderzoek naar de levensvatbaarheid van het bedrijf of zelfstandig beroep. (Artikel 23 lid 3 Bbz 2004.)

Artikel 3 Rechtmatigheidsonderzoeken

  • 1.

    Onderzoeken naar de rechtmatigheid van de bijstand worden in beginsel uitgevoerd naar aanleiding van meldingen en signalen.

  • 2.

    Elke 12 maanden wordt beoordeeld of de zelfstandige die bijstand ontvangt op grond van artikel 25 Bbz 2004 voldoet aan de in dit artikel gestelde inkomenseis.

Artikel 4 Periodieke toekenning en levensvatbaarheidsonderzoeken

  • 1.

    Leenbijstand aan startende en gevestigde ondernemers wordt toegekend voor een periode van 6 maanden. Voor verlenging van de uitkering na 6 maanden moet een nieuwe aanvraag worden ingediend.

  • 2.

    Bij elke aanvraag wordt de levensvatbaarheid van het bedrijf of zelfstandig beroep beoordeeld.

  • 3.

    Leenbijstand die op grond van artikel 18 of 23 Bbz 2004 is toegekend, wordt beëindigd zodra het bedrijf of zelfstandig beroep niet meer levensvatbaar is.

Artikel 5 Beëindiging bedrijf of zelfstandig beroep

In die gevallen zoals genoemd in artikel 43 Bbz 2004, wordt de lening ten behoeve van bedrijfskapitaal renteloos gemaakt.

Artikel 6 Verwijtbare bedrijfsbeëindiging

  • 1.

    Er is sprake van verwijtbare bedrijfsbeëindiging als bedoeld in artikel 43 van het Bbz indien sprake is van één van onderstaande situaties:

    • a.

      de belanghebbende is als bestuurder hoofdelijk aansprakelijk voor schulden van de onderneming, ongeacht de wettelijke of buitenwettelijke grondslag voor deze bestuurdersaansprakelijkheid,

    • b.

      de privé bestedingen van de belanghebbende liggen niet in lijn met de inkomsten en een inkomen op bijstandsniveau.

  • 2.

    De lening wordt voortgezet tegen dezelfde voorwaarden als het bedrijfskapitaal is verstrekt; dat betekent met hetzelfde aflossingsbedrag en rentetarief.

Hoofdstuk II – Terugvordering

Artikel 7 Herziening en intrekking toekenningsbesluit

Het college maakt gebruik van de bevoegdheid tot het herzien of intrekken van het toekenningsbesluit ingevolge artikel 54 lid 3 en 4 PW. Toepassing van deze bevoegdheid beperkt zich niet tot situaties waarin sprake is van schending van de inlichtingenplicht.

Artikel 8 Terugvordering (leen)bijstand en leningen bedrijfskapitaal

  • 1.

    (Leen)bijstand of een lening ten behoeve van bedrijfskapitaal wordt teruggevorderd in de gevallen en op de wijze zoals vermeld in deze beleidsregels en de artikelen 58 tot en met 60 PW.

  • 2.

    Leenbijstand wordt teruggevorderd in de gevallen zoals genoemd in artikel 12 lid 2 c Bbz 2004.

  • 3.

    Leningen ten behoeve van bedrijfskapitaal worden teruggevorderd indien:

    • a.

      De termijn van uitstel van aflossing en betaling van rente zoals genoemd in artikel 41 lid 2 Bbz 2004 is verlopen, zoals bepaald in artikel 41 lid 4 Bbz 2004.

    • b.

      De situatie zich voordoet zoals beschreven in artikel 41 lid 5 Bbz 2004.

    • c.

      Betrokkene ook na een tweede aanmaning niet aan zijn betalingsverplichting voldoet.

    • d.

      niet wordt voldaan aan de verplichtingen die voortvloeien uit de bepalingen in artikel 39 lid 2 en 3 Bbz 2004 en de toepassing van artikel 43 Bbz 2004.

Artikel 9 Terugvordering van gezinsleden

Onverminderd het bepaalde onder artikel 8 van deze beleidsregels worden kosten van bijstand en bedrijfskapitaal, indien de bijstand aan een gezin of aan een gezin had moeten worden verleend, van de meerderjarige gezinsleden teruggevorderd.

Hoofdstuk III - Invordering

Artikel 10 Wijze van invordering

  • 1.

    Uitgangspunt is dat de belanghebbende een vordering ineens dient te voldoen. Hierbij wordt de termijn van artikel 4:87 Awb aangehouden.

  • 2.

    Op verzoek van de belanghebbende kan de vordering in termijnen worden voldaan indien:

    • a.

      de vordering binnen 36 maanden wordt afgelost en

    • b.

      het aflossingsbedrag minimaal € 50,00 bedraagt.

  • 3.

    Indien volledige aflossing binnen de in het eerste en/of tweede lid genoemde betalingstermijn niet mogelijk is, stelt het college de maandelijkse aflossing vast.

    • a.

      Het vastgestelde of afgesproken aflossingsbedrag geldt als een opgelegde betalingsverplichting.

    • b.

      Bij de vaststelling van het aflossingsbedrag wordt rekening gehouden met de beslagvrije voet en de eventuele verhoging hiervan.

    • c.

      Bij de vaststelling van de betalingsverplichting in het inkomen wordt ook rekening gehouden met de bijzondere, financiële en persoonlijke omstandigheden van belanghebbende.

  • 4.

    Het onderzoek naar mogelijk gewijzigde financiële omstandigheden wordt periodiek en/of naar aanleiding van meldingen of signalen uitgevoerd.

Artikel 11 Dwanginvordering

  • 1.

    Indien de belanghebbende een eerder opgelegde betalingsverplichting niet meer nakomt, dan kan het terugvorderingsbesluit ten uitvoer gelegd worden door middel van:

    • a.

      verrekening met de maandelijks verleende bijstand op grond van artikel 60, derde lid, van de Participatiewet, dan wel verrekening met de maandelijkse uitkering op grond van artikel 28, derde lid van zowel de IOAW als de IOAZ; of

    • b.

      bij het ontbreken van deze mogelijkheid en nadat een dwangbevel is verzonden: een executoriaal beslag overeenkomstig de artikelen 479b tot en met 479g van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, behoudens artikel 479e, tweede lid van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, of

    • c.

      beslag in de zin van het Tweede Boek van het Wetboek van Burgerlijke rechtsvordering.

  • 2.

    In geval van beslaglegging en/of het inschakelen van een deurwaarder zoals vermeld in dit artikel, wordt de vordering verhoogd met de invorderingskosten en met de wettelijke rente. De invorderingskosten worden vastgesteld op 15% van de openstaande vordering met een maximum van € 375,00.

Hoofdstuk IV - Kwijtschelding

Artikel 12 Kwijtschelding (leen)bijstand

  • 1.

    Het college kan besluiten tot ambtshalve kwijtschelding van (leen)bijstand indien de belanghebbende:

    • a.

      gedurende 60 maanden zijn aflossingsverplichting voor de als geldlening verstrekte bijstand onafgebroken en naar draagkracht is nagekomen;

    • b.

      gedurende een periode van twee jaar niet of zeer onregelmatig heeft afgelost op een vordering en de nog openstaande vordering minder bedraagt dan € 125,00;

    • c.

      gedurende vijf jaar geen aflossingen aan een niet-verwijtbare vordering heeft gedaan en het niet aannemelijk is dat hij deze op enig moment alsnog gaat verrichten.

    • d.

      de in onderdeel c genoemde termijn bedraagt tien jaar indien sprake is van een verwijtbare vordering wegens het niet of niet behoorlijk nakomen van de inlichtingenplicht.

    • e.

      Het college gaat niet over tot kwijtschelding als er sprake is van dwanginvordering.

Artikel 13 Kwijtschelding (leen)bijstand en/of bedrijfskapitaal in verband met een schuldregeling

In aanvulling op artikel 42 Bbz 2004 kan het college op verzoek van belanghebbende besluiten gedeeltelijk van terugvordering of gedeeltelijk van verdere invordering van bijstand af te zien, indien:

  • a.

    redelijkerwijs te voorzien is dat de belanghebbende niet zal kunnen voortgaan met het betalen van zijn schulden; en

  • b.

    redelijkerwijs te voorzien is dat een schuldregeling met betrekking tot alle vorderingen van de overige schuldeisers zonder een zodanig besluit niet tot stand zal komen; en

  • c.

    de vordering van de gemeente wegens teruggevorderde bijstand ten minste zal worden voldaan naar evenredigheid met de vorderingen van de schuldeisers van gelijke rang.

Artikel 14 Kwijtschelding bedrijfskapitaal

Kwijtschelding van een lening ten behoeve van bedrijfskapitaal is mogelijk in die gevallen zoals beschreven in artikel 42 en 43 Bbz 2004.

Artikel 15 Uitzondering bij pand of hypotheek

Artikel 11 is niet van toepassing ten aanzien van vorderingen die door pand of hypotheek op een goed of goederen zijn gedekt, voor zover zij op die goederen verhaald kunnen worden.

Artikel 16 Afzien van terugvordering in verband met dringende redenen

Het college ziet af van terugvordering of verdere invordering (verleent kwijtschelding), als hiervoor een dringende reden aanwezig is als bedoeld in artikel 58 lid 8 PW.

Hoofdstuk V - Slotbepalingen

Artikel 17 Relatie met overige beleidsregels

Indien deze beleidsregels Besluit bijstandsverlening zelfstandigen (Bbz) Oirschot afwijken van hetgeen is bepaald in algemene beleidsregels aangaande de Participatiewet, dan prevaleren deze beleidsregels Besluit bijstandsverlening zelfstandigen (Bbz) Kempengemeen-ten.

Artikel 18 Inwerkingtreding

Dit besluit treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking en werkt terug tot en met 1 januari 2020.

Artikel 19 Citeertitel

Dit besluit kan worden aangehaald als: Beleidsregels Besluit bijstandsverlening zelfstandigen (Bbz) Oirschot.

Aldus vastgesteld in zijn vergadering van 21 juli 2020.

Het college voornoemd,

de secretaris, S. Willems-van Ulden

de burgemeester, J. Keijzers-Verschelling

Naar boven