Gemeenteblad van Vlieland
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Vlieland | Gemeenteblad 2020, 354023 | Verordeningen |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Vlieland | Gemeenteblad 2020, 354023 | Verordeningen |
Verordening tegenprestatie Participatiewet, IOAW en IOAZ Vlieland 2020
De raad van de gemeente Vlieland;
gelet op artikel 8a, eerste lid, onderdeel b, van de Participatiewet, artikel 34, eerste lid onderdeel e van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werknemers en artikel 34, eerste lid, onderdeel e van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen werknemers;
Verordening tegenprestatie Participatiewet, IOAW en IOAZ Vlieland 2020
Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen
Alle begrippen die in deze verordening worden gebruikt en die niet nader worden
omschreven hebben dezelfde betekenis als in de Participatiewet, de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers (IOAW), de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen (IOAZ) en de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
In deze verordening wordt verstaan onder:
College: burgemeester en wethouders van de gemeente Vlieland;
IOAW: Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers;
IOAZ: de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen;
vrijwillige tegenprestatie: het verrichten van onverplichte en onbeloonde maatschappelijk nuttige werkzaamheden die naar het oordeel van het college qua omvang vergelijkbaar is met de verplichte tegenprestatie;
verplichte tegenprestatie: het verrichten van naar vermogen door het college opgedragen onbeloonde maatschappelijk nuttige werkzaamheden, die worden verricht naast of in aanvulling op reguliere arbeid en die niet leiden tot verdringing op de arbeidsmarkt;
mantelzorg: hulp ten behoeve van zelfredzaamheid, participatie, beschermd wonen, opvang, jeugdhulp, het opvoeden en opgroeien van jeugdigen en zorg en overige Diensten als bedoeld in de Zorgverzekeringswet, die rechtstreeks voortvloeit uit een tussen personen bestaande sociale relatie en die niet wordt verleend in het kader van een hulpverlenend beroep;
vrijwilligerswerk: werk dat in enig georganiseerd verband, onverplicht en onbetaald wordt verricht ten behoeve van anderen of de samenleving.
Artikel 2. Verslag over beleid
Het college zendt periodiek, gelijktijdig met de beleidscyclus, aan de gemeenteraad een verslag over de doeltreffendheid van het beleid.
Hoofdstuk 3. De tegenprestatie
Artikel 3. Inhoud van een verplichte tegenprestatie
Het college maakt onderscheid in:
Voor zover geen of onvoldoende vrijwillige tegenprestatie wordt verricht kan het college onbeloonde maatschappelijk nuttige werkzaamheden, die additioneel van aard zijn, inzetten als verplichte tegenprestatie voor zover die werkzaamheden:
naar zijn aard niet zijn gericht op toeleiding tot de arbeidsmarkt;
niet zijn bedoeld als re-integratievoorziening;
worden verricht naast of in aanvulling op vrijwillige tegenprestatie;
worden verricht naast of in aanvulling op reguliere arbeid; en
niet leiden tot verdringing van reguliere arbeid.
Het college stelt de aard, de duur en de omvang van de verplichte tegenprestatie vast.
Artikel 4. Vrijwillige tegenprestatie
Het college bevordert de deelname aan vrijwillige tegenprestatie. Deze kan plaatsvinden middels vrijwilligerswerk of mantelzorg.
Er is sprake van een vrijwillige tegenprestatie als de te verrichten onverplichte en onbeloonde maatschappelijke activiteiten gedurende gemiddeld acht uren per week plaatsvinden.
Artikel 5. Het opdragen van een verplichte tegenprestatie
Het college kan een belanghebbende een verplichte tegenprestatie opdragen.
Bij het opdragen van een verplichte tegenprestatie houdt het college rekening met de volgende factoren:
het vermogen van de belanghebbende om die tegenprestatie te kunnen verrichten;
de persoonlijke situatie en individuele omstandigheden van een belanghebbende worden in aanmerking genomen;
de persoonlijke wensen en kwaliteiten van een belanghebbende worden in overweging genomen;
als een belanghebbende al onbeloonde maatschappelijke activiteiten, zoals een vrijwilligerswerk en/ of mantelzorg, verricht wordt daarmee rekening gehouden.
In afwijking van het eerste lid draagt het college geen tegenprestatie op aan:
de belanghebbende die aantoonbaar een vrijwilligerswerk verricht dat naar aard en omvang minimaal vergelijkbaar is met een verplichte tegenprestatie als bedoeld in deze verordening;
de belanghebbende die aantoonbaar mantelzorg verricht voor zover het verrichten van die mantelzorg naar het oordeel van het college redelijkerwijs noodzakelijk is en qua omvang minimaal vergelijkbaar is met een verplichte tegenprestatie als bedoeld in deze verordening;
de alleenstaande ouder met ontheffing als bedoeld in artikel 9a, eerste lid, van de Participatiewet;
de belanghebbende die volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is, als bedoeld in artikel 4 van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen;
de belanghebbende voor wie naar het oordeel van het college het uitvoeren van een tegenprestatie belemmerend werkt op zijn re-integratie;
de belanghebbende die, naar het oordeel van het college, aantoonbaar voldoende arbeid in deeltijd verricht.
Artikel 6. Invulling verplichte tegenprestatie
Het college geeft de belanghebbende de gelegenheid om zelf op zoek te gaan naar onbeloonde maatschappelijk nuttige werkzaamheden die hij als vrijwillige tegenprestatie kan verrichten. Het college stelt hiervoor een redelijke termijn vast.
Het college beoordeelt of de werkzaamheden als bedoeld in het eerste lid voldoen aan de voorwaarden als genoemd in deze verordening.
Het college kan de gestelde termijn, als bedoeld in het eerste lid, verlengen, indien daarvoor naar het oordeel van het college redenen zijn.
Indien de belanghebbende niet binnen de in het eerste lid bedoelde termijn onbeloonde werkzaamheden heeft gevonden, dan bepaalt het college de invulling van de verplichte tegenprestatie.
Artikel 7. Duur en omvang van een verplichte tegenprestatie
De verplichte tegenprestatie wordt opgedragen voor de duur van in eerste instantie twaalf maanden.
Na de periode als genoemd in het eerste lid wordt de duur verlengd met 12 maanden, nadat het college heeft beoordeeld of de omstandigheden en situatie van de belanghebbende onveranderd zijn gebleven.
De verplichte tegenprestatie wordt opgedragen voor gemiddeld acht uren per week.
Artikel 8. Geen werkzaamheden voorhanden
Het college draagt geen verplichte tegenprestatie op indien geen werkzaamheden voorhanden zijn die kunnen worden ingezet als verplichte tegenprestatie.
Het college kan werkzaamheden als verplichte tegenprestatie opdragen die zowel binnen als buiten de gemeentegrenzen verricht worden.
Indien het college geen verplichte tegenprestatie opdraagt omdat geen werkzaamheden voorhanden zijn, beoordeelt het college binnen zes maanden of op dat moment wel werkzaamheden voorhanden zijn die kunnen worden ingezet als verplichte tegenprestatie.
Artikel 9. Medewerkingsplicht en/ of afstemming
De belanghebbende is verplicht alle medewerking te verlenen die redelijkerwijs noodzakelijk is voor de uitvoering van deze verordening.
Degene die een vrijwillige tegenprestatie vervult, is verplicht aan het college mededeling te doen van feiten en omstandigheden, waarvan redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat deze van invloed kunnen zijn op een op te leggen verplichte tegenprestatie.
Degene aan wie bij of krachtens deze verordening een verplichte tegenprestatie is opgelegd, is verplicht aan het college mededeling te doen van feiten en omstandigheden, waarvan redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat deze van invloed kunnen zijn op de verplichte tegenprestatie.
Indien de belanghebbende niet aan de verplichting voldoet als bedoeld in het eerste, tweede en derde lid, verlaagt het college de uitkering conform hetgeen is bepaald in de Afstemmingsverordening Participatiewet, IOAW en IOAZ.
Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de uitkeringsgerechtigde afwijken van de bepalingen van deze verordening, indien toepassing van de verordening tot onbillijkheid en van overwegende aard leidt.
Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 januari 2021.
1. Het bepaalde in deze verordening is van toepassing op opgelegde tegenprestaties na 31 december 2020.
2. Indien een tegenprestatie is opgelegd voor 1 januari 2021 op basis van de toen geldende Verordening tegenprestatie Participatiewet, IOAW en IOAZ 2017 Dienst SoZaWe Nw. Fryslân, blijven de bepalingen van die verordening gelden voor de duur van de tegenprestatie zoals bedoeld in artikel 8, eerste lid, tenzij de bepalingen van deze nieuwe verordening voor de belanghebbende gunstiger uitvalt.
Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening tegenprestatie Participatiewet, IOAW en IOAZ Vlieland 2020.
Aldus besloten in de openbare vergadering van het de raad van de gemeente Vlieland,
Vlieland, 14 december mitVV VV016B44B3FC96B74794335ABD2353EA14 \* MERGEFORMAT 2020
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/gmb-2020-354023.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.