Gemeenteblad van Kaag en Braassem
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Kaag en Braassem | Gemeenteblad 2020, 353644 | Verordeningen |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Kaag en Braassem | Gemeenteblad 2020, 353644 | Verordeningen |
Nadere regels sociaal domein Kaag en Braassem 2021
Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen
In deze nadere regels wordt verstaan onder:
kortdurend verblijf: logeren in een instelling gedurende maximaal drie etmalen per week, gepaard gaande met persoonlijke verzorging, verpleging of begeleiding voor inwoners die als gevolg van hun beperking aangewezen zijn op permanent toezicht, indien dat noodzakelijk is ter ontlasting van de persoon die hem gebruikelijke zorg of mantelzorg levert;
Hoofdstuk 2 Integrale benadering
Paragraaf 2.1 Maatwerkvoorziening via een pgb
Het college verstrekt een pgb aan inwoners onder de voorwaarde dat:
De persoon of organisatie die de inwoner vertegenwoordigt, is niet ook uitvoerder van de ondersteuning die met het pgb wordt ingekocht, tenzij dit, gezien de situatie van de inwoner, de aard van de ingekochte ondersteuning en de waarborgen waarmee een verantwoorde besteding van het pgb is omgeven, naar het oordeel van het college aanvaardbaar is.
Het pgb is bedoeld om ondersteuning in te kopen. Inwoners die met een pgb ondersteuning inkopen, mogen dit pgb niet besteden bij tussenpersonen of professionele belangenbehartigers. Het pgb mag niet besteed worden aan reiskosten, administratiekosten of bemiddelingskosten. Vervoerskosten naar en van dagactiviteiten kunnen onderdeel zijn van het pgb conform artikel 6 lid 4 en zijn in dat geval onderdeel van het tarief.
Artikel 3. Voorwaarden pgb sociaal netwerk
De inwoner aan wie een pgb wordt toegekend, kan alleen ondersteuning betrekken van personen die tot het sociaal netwerk behoren, wanneer het gaat om huishoudelijke ondersteuning, begeleiding, persoonlijke verzorging en kortdurend verblijf. Onder de Jeugdwet geldt dat dagactiviteiten niet geleverd kunnen worden door het sociaal netwerk.
Artikel 4. Kwaliteitseisen pgb professionele aanbieders
Professionele en specialistische aanbieders van maatschappelijke ondersteuning en jeugdhulp die uit een pgb betaald worden, moeten voldoen aan de eisen die in de Jeugdwet en de Wmo aan aanbieders van ondersteuning in natura worden gesteld.
De aard van de benodigde ondersteuning voor de inwoner is leidend voor het bepalen van het tarief. Ondersteuning geboden uit het sociaal netwerk komt niet in aanmerking voor het tarief van een professional of specialist, uitgezonderd de situaties waarbij een professional of specialist nodig is en de benodigde zorgverlener uit het sociaal netwerk van de inwoner komt.
De bepalingen in deze paragraaf van deze nadere regels zijn naast de terugvordering op grond van de Participatiewet, IOAW/IOAZ en Bbz 2004 ook van toepassing op een boete, een bijdrage op basis van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen (Wkkp), een maatwerkvoorziening en een pgb als bedoeld in de verordening.
Artikel 10. Uitzonderingen die voortvloeien uit jurisprudentie
In afwijking van artikel 9 lid 1 van deze nadere regels wordt de uitkering niet teruggevorderd als een termijn van zes maanden verstreken is na het bekend worden van gegevens, die hadden moeten leiden tot wijziging en of intrekking/beëindiging van de uitkering, tenzij de belanghebbende niet correct aan de inlichtingenplicht voldaan heeft.
In afwijking van artikel 9 lid 1 onder b wordt de terugvordering beperkt, bij het niet correct nakomen van de inlichtingenplicht die betrekking heeft op een overschrijding van het vrij te laten vermogen op basis van de Participatiewet, tot het bedrag dat te veel zou zijn verstrekt als de inlichtingenplicht wel correct nagekomen was. De uitkering wordt dan niet over de gehele periode van de schending van de inlichtingenplicht herzien/ingetrokken en teruggevorderd.
Artikel 11. Terugbetaling en afloscapaciteit
Van het minimale termijnbedrag genoemd in lid 3, kan afgeweken worden als de belanghebbende daarom vraagt, onder overlegging van financiële en andere relevante gegevens. Het college stelt op grond van de individuele situatie het maandelijks af te lossen bedrag vast en bevestigt dit schriftelijk aan de belanghebbende.
Artikel 12. Uitstel van betaling
Als niet eerder uitstel van betaling gegeven is én uitstel van betaling gevraagd wordt voor een periode korter dan drie maanden, dan kan het verzoek tot uitstel verleend worden zonder nader onderzoek. In elke andere situatie vindt nader onderzoek plaats naar de financiële situatie. Aan uitstel van betaling kunnen voorwaarden verbonden worden.
Artikel 13. Niet voldoen aan betalingsverplichtingen
Als de belanghebbende niet aan de betalingsverplichtingen voldoet of als hij de voorwaarden waaronder uitstel van betaling gegeven is, niet nakomt en de oorspronkelijke betalingstermijn verstreken is, dan neemt het college invorderingsmaatregelen volgens de artikelen 4:112 e.v. van de Awb.
Artikel 16. Kwijtschelding van vorderingen en afzien van terugvorderingen die niet het gevolg zijn van schenden inlichtingenplicht
Een besluit om een vordering geheel of gedeeltelijk kwijt te schelden, als bedoeld in lid 1 sub a en b, wordt alleen genomen nadat de belanghebbende daar schriftelijk een verzoek voor heeft ingediend en na individuele beoordeling, waarbij het niet (verder) kunnen terugbetalen niet aan de belanghebbende te wijten is.
Paragraaf 3.1 Voorzieningen Wmo
Artikel 24. Woningaanpassingen gemeenschappelijke ruimten
Als de medische noodzaak van een inwoner voor het plaatsen van een elektrische deuropener op een centrale toegangsdeur in of tot de gemeenschappelijke ruimte(n) van een wooncomplex is komen vast te staan, kan het college overgaan tot het verstrekken van een vergoeding. Zowel de kosten voor de deuropener zelf als de plaatsingskosten worden hierbij vergoed. Hierbij wordt het volgende onderscheid gemaakt:
Hoofdstuk 6 Specifieke bepalingen Participatiewet en IOAW/IOAZ
Paragraaf 6.1 Individuele inkomenstoeslag
Artikel 32. Aanvullende voorwaarden
In aanvulling op het bepaalde in artikel 37 van de Verordening komen personen die op de datum van aanvraag of gedurende de 36 maanden voorafgaand aan de aanvraag door het rijk bekostigd onderwijs volgen/volgden, niet in aanmerking voor de individuele inkomenstoeslag aangezien zij worden geacht uitzicht op inkomensverbetering te hebben.
Paragraaf 6.2.2 Draagkracht naar inkomen
Artikel 35. Berekening draagkrachtruimte
Middelen die niet tot het inkomen gerekend worden op basis van artikel 31 lid 2, de oudedagsvoorziening als bedoeld in artikel 33 lid 5, de individuele inkomenstoeslag als bedoeld in artikel 36 en de individuele studietoeslag als bedoeld in artikel 36 sub b van de Participatiewet, worden voor de draagkrachtberekening niet meegenomen.
Paragraaf 6.2.3 Draagkracht naar vermogen
Artikel 37. Berekening draagkracht naar vermogen
Een auto, motor, scooter of brommer tot een waarde van € 3.000 wordt, met in achtneming van artikel 34 lid 2 sub a van de Participatiewet, niet tot het vermogen gerekend. De waarde wordt vastgesteld aan de hand van de ANWB/BOVAG koerslijst. Als de waarde met deze koerslijst niet bepaald kan worden, dan wordt een gemiddelde genomen van de waarde van drie vergelijkbare auto’s/motoren op verkoopsites.
Paragraaf 6.5 Collectieve zorgverzekering - bijzondere bijstand zorgkosten
Artikel 45. Aanspraak collectieve zorgverzekering
Artikel 46a. Bijzondere bijstand zorgkosten
De bijzondere bijstand aan de persoon genoemd in het eerste lid sub a wordt slechts verstrekt tot uiterlijk het eerstvolgende kalenderjaar en aan de persoon genoemd in het eerste lid sub b tot uiterlijk de datum waarop men (weer) kan deelnemen aan de collectieve aanvullende zorgverzekering bij Zorg en Zekerheid.
Paragraaf 6.6 Overige bepalingen bijzondere bijstand
Artikel 47. Ingangsdatum bijzondere bijstand
In een bijzondere individuele situatie kan van lid 1 afgeweken worden, als de kosten gemaakt zijn in de periode van maximaal drie maanden voorafgaand aan de datum van de aanvraag. Deze uitzonderingsbepaling is niet van toepassing op een aanvraag duurzame huishoudelijke apparaten zoals bedoeld in paragraaf 6.4
Artikel 47a. Bijzondere bijstand gedetineerden
Als belanghebbende over de periode genoemd in het eerste lid een huurtoeslag van de belastingdienst ontvangt, welke redelijkerwijs in deze periode niet voor de betaling van de huur kon worden aangewend, dan wordt de bijzondere bijstand tot het bedrag van de huurtoeslag zo mogelijk in één keer terugbetaald als aflossing van de leenbijstand.
Paragraaf 6.7 Overige bepalingen Participatiewet
Artikel 48a. Gebruikmaking wettelijke bevoegdheid verhaal
Het college kan (tijdelijk) van verhaal afzien als, gelet op de omstandigheden van degene op wie verhaal wordt gezocht of degene die bijstand ontvangt of heeft ontvangen, sprake is van bijzondere omstandigheden of dringende redenen. Voor het opleggen van de verplichtingen op grond van het tweede lid is dit van overeenkomstige toepassing.
Paragraaf 6.8 Bijstand onder verband van krediethypotheek of pandrecht
Bij verkoop, overdracht of bij vererving van de woning, en indien het een echtpaar betreft bij vererving na overlijden van de langstlevende echtgenoot, wordt het nog niet afgeloste deel van de geldlening, alsmede de op grond van artikel 48e bijgeschreven rente, direct opeisbaar. De aflossing vindt binnen redelijke termijn plaats.
Bij verkoop van de woning kan het college wegens bijzondere omstandigheden van medische of sociale aard van belanghebbende dan wel wegens werkaanvaarding elders door belanghebbende, na toepassing van het eerste lid, besluiten tot het verlenen van een nieuwe geldlening eveneens onder verband van hypotheek voor de aankoop van een andere woning tot ten hoogste het bedrag van de ingevolge het eerste lid afgeloste geldlening, onder de voorwaarde dat belanghebbende het na aflossing vrijgekomen vermogen met inbegrip van het vermogen als bedoeld in artikel 34 tweede lid onder d van de Participatiewet volledig inzet voor de aankoop van de andere woning.
Artikel 48g. Opnieuw recht binnen twee jaar
Indien binnen een periode van twee jaar na beëindiging van de bijstandverlening in de vorm van een geldlening op grond van artikel 50 van de Participatiewet opnieuw recht op bijstand bestaat, wordt deze verleend met toepassing van de laatst gevestigde hypotheek of akte van pandrecht.
Hoofdstuk 7 Overige bepalingen
Paragraaf 7.1 Regels schuldhulpverlening
De uitvoering van de verschillende vormen van schuldhulpverlening vindt plaats op het Serviceplein in Alphen aan den Rijn conform de Gedragscode Schuldhulpverlening van de NVVK en de modules Budgetbeheer, Budgetcoaching, Schuldregeling en Betalingsregeling.
Artikel 49c. Intake- en stabilisatiefase
Schuldhulpverlening wordt aangevraagd door het inleveren van een volledig ingevuld en ondertekend aanvraagformulier. Door middel van een beschikking wordt belanghebbende op de hoogte gesteld van de beslissing op de aanvraag. Daarna start de intake- en stabilisatiefase.
Artikel 49d. Producten schuldhulpverlening
Producten die de gemeente aanbiedt zijn onder meer:
Artikel 49g. Verklaring Wet schuldsanering natuurlijke personen (Wsnp)
Indien geen akkoord kan worden bereikt met alle schuldeisers of indien vanwege een andere reden de schuldbemiddeling niet kan starten of mislukt, dan kan op verzoek van de belanghebbende een verzoekschrift worden ingediend bij de Rechtbank om voor de Wsnp in aanmerking te komen.
Artikel 49j. Uitsluiting schuldhulpverlening
Als binnen de uitsluitingstermijn van drie jaar toch aanspraak wordt gemaakt op schuldhulpverlening, dan kan schuldhulpverlening toegekend worden indien er sprake is van bijzondere omstandigheden. Het college kan aan die toekenning aanvullende voorwaarden/verplichtingen verbinden waarmee belanghebbende voorafgaand akkoord dient te gaan.
Paragraaf 7.2 Bijdragen voor kinderen tot 18 jaar
Een inwoner kan in aanmerking komen voor een bijdrage in de schoolkosten en de kosten van deelname aan sportieve en culturele activiteiten van de ten laste komende kinderen als het inkomen, exclusief vakantiegeld, niet hoger is dan 120% van de van toepassing zijnde bijstandsnorm exclusief vakantietoeslag.
Artikel 51. Bijdrage voor schoolkosten en kleding
Bijlage 1 Afwegingskader gebruikelijke hulp en eigen kracht
Gebruikelijke hulp is “de hulp die naar algemeen aanvaarde opvattingen in redelijkheid mag worden verwacht van de echtgenoot, ouders, inwonende kinderen of andere huisgenoten” (zie artikel 1.1.1 Wmo 2015). In de Jeugdwet gaat het over de vraag in hoeverre de eigen mogelijkheden en het probleemoplossend vermogen (eigen kracht) van ouders toereikend zijn, (zie art 2.3 lid 1 Jeugdwet).
Wat vinden we redelijk als het gaat om gebruikelijke hulp? Als de zorg de gebruikelijke hulp overstijgt, moet er dan een voorziening worden geleverd? In welke verhouding staat gebruikelijke hulp tot mantelzorg? Wanneer vinden we het reëel en redelijk om een pgb te verstrekken voor zorg die wordt verricht door een huisgenoot? Hoe beoordelen we of ouders (van minderjarige kinderen) voldoende eigen mogelijkheden en probleemoplossend vermogen (eigen kracht) hebben om de hulpvraag van hun kind te kunnen beantwoorden?
Over deze vragen gaat dit kader. Het kader heeft tot doel om het begrip gebruikelijke hulp en eigen kracht van ouders concreter te maken en handvatten te bieden voor het onderzoek.
Wat verstaan we onder gebruikelijke hulp?
Gebruikelijke hulp gaat om hulp aan huisgenoten, die een passende bijdrage levert aan de zelfredzaamheid en maatschappelijke participatie van de inwoner met beperkingen of kwetsbaarheden. We spreken van gebruikelijke hulp als het gaat om huisgenoten die met de inwoner met beperkingen of kwetsbaarheden één woning delen, samen een leefeenheid vormen en daardoor bepaalde momenten op een dag samen zijn. De vraag is hoe vaak dat voorkomt en of het mogelijk is dan de hulp, die nodig en passend is, te krijgen van de huisgenoot of huisgenoten. Dit kan concreet in kaart worden gebracht. Er mag vanuit worden gegaan dat het algemeen gangbaar is dat huisgenoten elkaar helpen met de dagelijkse activiteiten. Met name als het gaat om kortdurende hulp hoeft het geen probleem te zijn voor huisgenoten om elkaar te helpen. Ook hulp die de huisgenoot weinig moeite kost en/of meegenomen kan worden in de dagelijkse activiteiten, mag verwacht worden van de huisgenoot, zonder dat daar een voorziening voor hoeft te worden ingezet.
Wat redelijk is hangt af van de specifieke situatie van een inwoner en zijn huisgenoot(en). Iedere situatie is anders en dient met maatwerk bekeken te worden. De redelijkheid bepaalt dus wat als gebruikelijke hulp kan worden geduid.
Gebruikelijke hulp bij volwassenen (Wmo)
Bij volwassenen onderling kan van partners ten opzichte van elkaar aangenomen worden dat het sociaal verkeer gezamenlijk plaatsvindt, en begeleiding onderling dus gebruikelijk is.
De geleverde hulp door de huisgenoot die de gebruikelijke hulp in omvang en intensiteit overstijgt, wordt gezien als niet gebruikelijke hulp. Hierbij is het van belang dat onderzocht wordt in hoeverre er bij de huisgenoot, die gebruikelijke (en niet gebruikelijke) hulp levert, sprake is van (dreigende) overbelasting voor langere tijd. Indien de huisgenoot de gebruikelijke (en de niet gebruikelijke) hulp vanwege overbelasting (tijdelijk) niet kan leveren, zal er gekeken worden naar andere oplossingen.
Bij opgroeiende jongeren (18 tot 23 jaar) kan van ouders verwacht worden dat zij hun thuiswonende jongeren (nog) helpen bij zaken waar zij tegenaan lopen in hun zelfredzaamheid en maatschappelijke participatie. Dit kan onder meer het volgende zijn: uitleg en hulp bij het voeren van een huishouden, aanleren van huishoudelijke taken, het koken, boodschappen doen, bijhouden van een administratie, studiekeuzes, helpen bij huiswerk, het huren of kopen van een woning, klankbord zijn bij lastige situaties, etc.
Eigen kracht ouders (Jeugdwet)
Bij jeugdigen tot 18 jaar valt de verantwoordelijkheid voor het gezond en veilig opgroeien allereerst onder het ouderlijk gezag, ook als er sprake is van ziekte en/of een beperking. Deze verantwoordelijkheid van ouders is terug te lezen in artikel 247 van Boek 1 van het BW (zie ook 3.3. van de Memorie van Toelichting, Kamerstukken II 2012/13 33 684, nr. 3). Hierbij past een actieve rol van ouders en kind om in eerste instantie te trachten de op hun weg komende problemen zelf of met behulp van hun eigen netwerk op lossen. Dit kan ook betekenen dat het dagelijks leven mogelijk anders moet worden georganiseerd.
De gemeente beoordeelt of de eigen mogelijkheden en het probleemoplossend vermogen, eventueel met behulp van personen uit het sociale netwerk of andere instellingen toereikend is voor de hulpvraag van de jeugdige. Eigen kracht van ouders kan zowel gebruikelijke hulp als niet gebruikelijke hulp bevatten. Als de jeugdige en zijn ouders zelf voldoende mogelijkheden hebben om de hulpvraag op te lossen of het hoofd te bieden, is een voorziening vanuit de Jeugdwet niet nodig.
Om te kunnen beoordelen of voornoemde eigen kracht toereikend is voor de hulpvraag, worden de volgende vragen onderzocht:
Als uit onderzoek naar deze vragen blijkt dat ouder(s) de benodigde hulp kunnen bieden zonder dat dit tot problemen leidt op één van deze terreinen, dan hoeft er geen voorziening vanuit de Jeugdwet ingezet te worden.
Het gaat hierbij om een individuele afweging, waarvan de uitkomst per situatie kan verschillen, omdat de problematiek, de eigen kracht en de omgeving per situatie nu eenmaal verschilt.
Als er sprake is van onvoldoende eigen kracht, zullen er voorzieningen ingezet worden die erop gericht zijn het probleemoplossend vermogen van de jeugdige, zijn ouders en het sociale netwerk te herstellen, te versterken dan wel aan te vullen.
Kan de hulp door ouders of huisgenoot in redelijkheid gedragen worden? Overbelasting ontstaat bij “meer belasten voor langere tijd dan het prestatievermogen toelaat”. Dit betekent dat er dan langdurig geen evenwicht meer is tussen draagkracht (=belastbaarheid) en draaglast (=belasting), waardoor fysieke en/of psychische klachten ontstaan.
Toelichting op de Nadere regels sociaal domein gemeente Kaag en Braassem
In de Nadere regels wordt meerdere malen de inwoner aangeduid als hij en hem. Daar waar hij en hem staat, kan ook zij en haar worden gelezen. Voor de leesbaarheid van het stuk is gekozen om alleen de mannelijke vorm te gebruiken.
In de bijlage van de Nadere regels sociaal domein gemeente Kaag en Braassem is een afwegingskader opgenomen. Het afwegingskader gebruiken professionals van het team om tot een besluit voor pgb te komen. Het afwegingskader is onderdeel van de Nadere regels sociaal domein gemeente Kaag en Braassem.
In dit artikel zijn de voorwaarden om in aanmerking te komen voor een pgb opgenomen, zowel voor jeugd als voor de Wmo. Binnen de Participatiewet is het pgb niet aan de orde.
Een plan, door de aanvrager samen met het team opgesteld, moet de basis zijn voor het verstrekken van een pgb. Als voorwaarde wordt daarom gesteld dat een plan ten grondslag moet liggen aan het verstrekken van een pgb. In het plan moet benoemd worden welke resultaten nagestreefd worden (stabilisatie problematiek, ontwikkeling vaardigheden etc.). Als de besteding van het pgb niet opgenomen is in het integrale plan, dan moet de budgethouder een afzonderlijk budgetplan opstellen waarin hij aangeeft hoe hij het pgb gaat inzetten. Door periodiek het plan te gebruiken om vast te stellen wat de ondersteuning/jeugdhulp opgeleverd heeft, wordt ook de kwaliteit en doelmatigheid van de verleende ondersteuning/jeugdhulp inzichtelijk gemaakt. Dat betekent ook dat de budgethouder het team informeert, indien de budgethouder een andere zorgverlener wil gaan inzetten. Het pgb kan overigens deel uitmaken van een arrangement, waarbij onderdelen van ondersteuning/jeugdhulp in natura en onderdelen via een pgb ingezet worden. Als het gaat om hulpmiddelen, woningaanpassingen, hulp bij het huishouden en trapliften is een verslag voldoet.
In de Wmo 2015 en de Jeugdwet is geregeld dat inwoners, aan wie een maatwerkvoorziening verstrekt is, onder voorwaarden, het recht hebben om te kiezen voor een pgb. Voor een algemene voorziening kan dus nooit een pgb verstrekt worden. Er worden drie voorwaarden genoemd:
Inwoners moeten het vermogen hebben om een pgb goed te besteden. Dit betekent dat de inwoner in staat geacht moet worden om de aan het pgb verbonden taken op een verantwoorde manier uit te voeren. De inwoner mag daarbij ondersteund worden door mensen uit zijn sociaal netwerk dan wel door een curator, bewindvoerder, mentor of gemachtigde.
Het gaat om de volgende twee aspecten:
Kan hij een juiste beoordeling maken van zijn belangen ten aanzien van de hulpvraag? De persoon of organisatie die de inwoner hierbij vertegenwoordigt, is niet ook uitvoerder van de ondersteuning die met het pgb wordt ingekocht, tenzij dit, gezien de situatie van de inwoner, de aard van de ingekochte ondersteuning en de waarborgen waarmee een verantwoorde besteding van het pgb is omgeven, naar het oordeel van het college aanvaardbaar is. Hiermee wordt voorkomen dat voor de inwoner een te grote afhankelijkheid ontstaat van de beheerder van het pgb en er sprake is van belangenverstrengeling.
Kan hij de aan het pgb verbonden taken op een verantwoorde manier uitvoeren? Hierbij gaat het onder meer om het kiezen van een zorgaanbieder, het aangaan van een contract en het aansturen van de zorgaanbieder. De inwoner mag hierbij ondersteund worden door mensen uit zijn sociaal netwerk, dan wel door een curator, bewindvoerder, mentor of gemachtigde.
Het gaat niet om het beheren van het budget, dat doet de SVB. Het is wel van belang om te weten dat een budgethouder, die voor vier of meer dagen per week ondersteuning/jeugdhulp inkoopt, een werkgever is met de werkgeversplichten die daarbij horen. Denk hierbij onder meer aan het overeenkomen van een redelijk uurloon, het doorbetalen van loon bij ziekte en het hanteren van een redelijke opzegtermijn. De bekwaamheid voor het hebben van een pgb wordt in samenspraak met de inwoner getoetst, maar het oordeel van het integraal ondersteuningsteam is leidend. Als het team van mening is dat de inwoner onbekwaam is, dan kan het college het pgb weigeren. Tegen deze beslissing staat bezwaar en beroep open.
De Wmo 2015 stelt dat de inwoner zich gemotiveerd op het standpunt moet stellen dat hij de maatwerkvoorziening als pgb geleverd wenst te krijgen. De Jeugdwet stelt dat, om in aanmerking te komen voor een pgb, de inwoner zich gemotiveerd op het standpunt moet stellen dat het door de gemeente gecontracteerde aanbod niet passend is in zijn situatie. De aanvrager heeft dus een motiveringsplicht. Als de aanvrager dit beargumenteerd heeft, dan kan deze voorwaarde geen basis voor het college zijn om een pgb te weigeren.
De voorzieningen die de inwoner met het pgb wil inkopen moeten veilig, doeltreffend en cliëntgericht zijn.
Lid 3 gaat over de termijn van het pgb. Een gangbare termijn van een pgb is een jaar. Echter, voor sommige inwoners is de hulpvraag voor langere tijd vast te stellen. Bijvoorbeeld voor inwoners met een verstandelijke of lichamelijke handicap. Rekeninghoudend met die situaties, is er geen maximale termijn aan een pgb gesteld.
Indien een pgb een termijn heeft van langer dan een jaar, wordt wel jaarlijks het plan, inclusief het gebruik van het pgb, geëvalueerd door de inwoner en het team.
Het collectief vraagafhankelijk vervoer (CVV) wordt in Kaag en Braassem uitgevoerd door de regiotaxi Holland Rijnland. Als de regiotaxi toereikend is om inwoners lokaal te verplaatsen, dan is het niet mogelijk om hiervoor een pgb te verstrekken. Vanwege de houdbaarheid van het collectieve vervoerssysteem wordt hier terughoudend mee omgegaan.
Artikel 3. Voorwaarden pgb sociaal netwerk
In de Wmo en in de Jeugdwet is opgenomen dat de gemeente kan bepalen in welke gevallen en onder welke voorwaarden de inwoner aan wie een pgb verstrekt wordt, de mogelijkheid heeft om hulp of ondersteuning te betrekken van een persoon die deze anders dan in de uitoefening van een beroep levert. Het gaat hier bijvoorbeeld om situaties waarin iemand zijn baan opzegt of minder gaat werken om kinderen intensief te ondersteunen of waarin het veiliger/praktischer is dat een naaste uit het gezin de hulp of ondersteuning levert. Als iemand vanuit het sociaal netwerk de hulp of ondersteuning gaat bieden, dan moet dat gepaard gaan met een wijziging in de bestaande situatie, omdat uit het verslag/integraal plan blijkt dat vanuit de bestaande situatie de inzet van het sociaal netwerk ontoereikend is. Extra inzet is dus nodig.
Het uitgangspunt is dat een pgb voor niet-professionele zorgverleners beperkt moet blijven tot die gevallen waarin dit aantoonbaar tot betere en effectievere hulp of ondersteuning leidt of minimaal gelijkwaardig is. Het belang van de inwoner staat hierbij centraal. Het gaat om argumenten zoals:
Als iemand vanuit het sociaal netwerk de hulp of ondersteuning gaat bieden, dan moet diegene wel over de juiste competenties en expertise beschikken:
Een periodiek gesprek met het Kernteam of GO! voor jeugd (1 keer per jaar of vaker) moet inzicht geven in de kwaliteit van de geboden hulp of ondersteuning.
De persoon die vanuit het sociaal netwerk hulp of ondersteuning biedt moet zich bewust zijn van de verantwoordelijkheid die hij, mogelijk langdurig, op zich neemt. De vraag die daarbij gesteld moet worden is: kan de persoon die hulp of ondersteuning levert een keer overslaan als hij ziek is of op vakantie gaat en hoe wordt de hulp of ondersteuning dan geleverd?
Als hulp of ondersteuning ingezet wordt in situaties waarin sprake is van onvoldoende opvoedvaardigheden of bij (dreigende) overbelasting, dan kan geen pgb ingezet worden voor het sociaal netwerk. Het is aan de professional om dit te beoordelen.
Artikel 4. Kwaliteitseisen pgb professionele aanbieders
In principe heeft de budgethouder zelf de regie over de ondersteuning/jeugdhulp die hij met het pgb inkoopt. Daarmee heeft hij ook de verantwoordelijkheid voor de kwaliteit. Tegelijkertijd is voor professionele aanbieders ook de Wmo 2015 en de Jeugdwet van toepassing. In hoofdstuk 4 van de Jeugdwet zijn kwaliteitseisen opgenomen die gesteld worden aan jeugdhulpaanbieders en gecertificeerde instellingen. Zoals gezegd gaat het hierbij onder meer om verantwoorde hulp, het toepassen van de meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling, het beschikken over een VOG en het gebruiken van een hulpverleningsplan. Deze kwaliteitseisen worden aan alle professionele jeugdhulpaanbieders gesteld, dus ook aanbieders die op basis van een pgb jeugdhulp verlenen.
In artikel 6 worden de pgb tarieven per vorm van ondersteuning/jeugdhulp genoemd. Dit zijn maximum tarieven. In onderstaand overzicht zijn deze tarieven nogmaals beschreven.
Bij de afweging tussen algemene en specialistische ondersteuning is de aard van de benodigde ondersteuning bepalend. Algemene ondersteuning wordt geleverd door een professional. Specialistische ondersteuning wordt geleverd door een specialist.
Ondersteuning geboden uit het sociaal netwerk komt niet in aanmerking voor het tarief van een professional of een specialist, uitgezonderd de gevallen waarbij een professional of specialist nodig is voor de inwoner en de beoogde zorgverlener uit het sociaal netwerk van de inwoner komt. De voorwaarden aan de inzet van het sociale netwerk, zoals beschreven in artikel 3, spelen dan geen rol bij de levering van de ondersteuning.
In de Wmo 2015 en de Jeugdwet is de verplichting opgenomen dat gemeenten pgb’s uitbetalen in de vorm van het trekkingsrecht. Dit houdt in dat de gemeente het pgb niet op de rekening van de budgethouder stort, maar op de rekening van de Sociale Verzekeringsbank (SVB). De budgethouder laat via declaraties of facturen aan de SVB weten hoeveel uren ondersteuning geleverd zijn, waarna de SVB de uitbetaling aan de zorgaanbieder doet. Het niet bestede bedrag wordt na afloop van de verantwoordingsperiode door de SVB terugbetaald aan de gemeente. Het rijk heeft besloten dat gemeenten eenmalige pgb’s (voor bijvoorbeeld een woningaanpassing of vervoermiddel) in 2015 nog zelf kunnen betalen aan de inwoner. Het blijkt namelijk niet mogelijk om per 1 januari 2015 eenmalige pgb’s volgens de werkwijze van het trekkingsrecht (via de SVB) uit te voeren.
Artikel 24. Woningaanpassingen gemeenschappelijke ruimten
Geconcludeerd kan worden dat zowel de doelgroep van de bewoners als de leeftijd van het woongebouw een rol kunnen spelen.
Waar we ook nog rekening mee moeten houden is dat als iemand al beperkingen heeft en verhuist naar een appartement zonder elektrische deuropeners de Wmo die niet hoeft te vergoeden. Iemand dient namelijk dan te verhuizen naar passende woonruimte. Maar als de eigen woning niet (meer) geschikt is en de bewoner wil verhuizen dan moet er gekeken worden wat de goedkoopst adequate oplossing is.
Dit artikel bevat regels over een bijdrage in de kosten van vervoer die zijn verbonden aan arbeidsinschakeling. Inwoners zijn zelf verantwoordelijk voor vervoer binnen de 10 kilometer. Daarvoor is geen bijdrage mogelijk. Uiteraard wordt elke situatie afzonderlijk onderzocht en beoordeeld. Als de afstand te groot is om te lopen, of als lopen of fietsen vanwege de persoonlijke situatie niet mogelijk is, kan het college afwijken van deze 10 kilometergrens.
Voor het bepalen van de reisafstand wordt gebruik gemaakt van Routenet.nl.
Artikel 31. Mantelzorgwaardering
Iemand is mantelzorger als: een persoon langdurig en onbetaald zorgt voor iemand die chronisch ziek, gehandicapt of hulpbehoevend is. En met wie hij een persoonlijke band heeft. Dat kan een familielid zijn, maar ook een vriend of een kennis. Een mantelzorger is geen beroepskracht. Mantelzorg is zorg die bovenop de normale dagelijkse zorg van gezinsleden en huisgenoten voor elkaar komt, zoals zorg voor het huishouden of zorg voor de kinderen.
Het college heeft grote waardering voor de inzet van mensen die mantelzorg verlenen aan inwoners. Daarom stelt het college via de Driemaster een voorziening beschikbaar om deze waardering te tonen, in de vorm van een geldbedrag. Met een geldbedrag kan elke mantelzorger zelf kiezen op welke manier hij de voorziening wil besteden. Het bedrag kan een bijdrage leveren aan de meerkosten die veel mantelzorgers maken, maar kan ook besteed worden aan een dagje uit.
De voorziening is niet alleen een blijk van waardering vanuit het college, maar ook vanuit de inwoner die mantelzorg ontvangt. Daarom kan de inwoner die mantelzorg ontvangt, eventueel met hulp van iemand uit zijn sociaal netwerk, een mantelzorgcompliment aanvragen voor zijn mantelzorger(s), door diegene voor te dragen bij de mantelzorgconsulenten van de Driemaster. Zij hebben een goed beeld van de mantelzorgers in de gemeente en beoordelen of iemand in aanmerking komt voor de voorziening. Ook kunnen de mantelzorgconsulenten zelfstandig mantelzorgers die een waardering verdienen het compliment aanbieden.
De voorziening is bedoeld voor de mantelzorgers van inwoners die in de gemeente wonen. De mantelzorger kan dus buiten de gemeente wonen.
Artikel 45. Aanspraak Collectieve zorgverzekering
Per 1 januari 2014 heeft het rijk twee regelingen ter compensatie van meerkosten voor chronisch zieken en gehandicapten afgeschaft, namelijk de Wet tegemoetkoming chronisch zieken en gehandicapten (Wtcg) en de regeling compensatie eigen risico (CER). De regelingen hadden naar de mening van de regering niet het effect dat beoogd was; namelijk het compenseren van meerkosten ten gevolge van chronische ziekte of handicap voor mensen die dat echt nodig hebben. Volgens het rijk kunnen gemeenten beter maatwerk leveren. Gemeenten krijgen daarom een deel van de vrijvallende middelen. Ze mogen zelf beslissen of ze deze middelen inzetten voor een ‘maatwerkvoorziening’ voor chronisch zieken en gehandicapten.
De gemeenten in Holland Rijnland hebben gekozen voor het uitbreiden van de bestaande Collectieve ziektekostenverzekering voor minima naar een collectiviteit die zich óók richt op de doelgroep ‘chronisch zieken en gehandicapten’. De middelen die wij als gemeente ontvangen voor de uitvoering van een Maatwerkvoorziening inkomensondersteuning, vanwege de afschaffing van de tegemoetkoming op basis van de Wtcg en de CER, worden via de collectiviteit ingezet als bijdrage in de premie, waarbij de aanvullende verzekering goedkoper of zelfs gratis kan worden aangeboden. De doelgroep heeft op die wijze de mogelijkheid tot een zeer uitgebreid verzekeringspakket, zonder de daarbij horende premiekosten volledig zelf te moeten financieren. De middelen zijn daarbij direct verbonden met gemaakte zorgkosten buiten de basisverzekering.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/gmb-2020-353644.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.