Beleidsregels voor het toekennen van ambtshalve verminderingen van gemeentelijke belastingen

Besluit, inhoudende het vaststellen van beleidsregels voor het toekennen van ambtshalve verminderingen van gemeentelijke belastingen ABG-organisatie 2019

De heffingsambtenaar van de gemeenten Alphen-Chaam, Baarle-Nassau en Gilze en Rijen (hierna: ABG organisatie),

gelet op het bepaalde in:

 

  • 1.

    - artikel 65 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen;

  • 2.

    - artikelen 231, 242 en 244 van de Gemeentewet;

  • 3.

    - artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht;

  • 4.

    - artikel 4 van de Gemeenschappelijke Regeling ABG-organisatie.

 

Besluit vast te stellen de volgende:

Beleidsregels voor het toekennen van ambtshalve verminderingen van gemeentelijke belastingen

 

Artikel 1 Reikwijdte en definities

  • 1.

    Deze beleidsregels gelden bij de heffing van gemeentelijke belastingen in de zin van artikel 219 van de Gemeentewet , met dien verstande dat onder gemeentelijke belastingen mede worden begrepen rechten en heffingen die door de ABG-organisatie kunnen worden geheven.

  • 2.

    In afwijking in zoverre van het voorgaande lid, zijn deze beleidsregels niet van toepassing op belastingaanslagen waaraan een op de voet van hoofdstuk IV van de Wet waardering onroerende zaken gegeven beschikking tot vaststelling van de waarde ten grondslag heeft gelegen, voor zover op deze aanslagen artikel 18a, eerste lid, onder b, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen van toepassing is.

  • 3.

    Voor de toepassing van deze beleidsregels wordt verstaan onder:

    • a.

      de ambtshalve vermindering: de vermindering, ontheffing, teruggaaf of vrijstelling van belastingen bedoeld in artikel 65 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen en artikel 244 van de Gemeentewet.

    • b.

      de belanghebbende: de belastingplichtige of degene die de belasting als hoofdelijk medeaansprakelijke heeft betaald.

    • c.

      de belastingplichtige: degene die de belasting verschuldigd is of degene aan wie een belastingaanslag is opgelegd.

    • d.

      de driejaarstermijn: de termijn door welk verloop na het tijdstip van het ontstaan van de belastingschuld op voet van artikel 11, derde lid, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen, de bevoegdheid tot het vaststellen van een aanslag vervalt.

    • e.

      de belastingaanslag: de aanslag bedoeld in artikel 2, derde lid, onder e, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen, met dien verstande dat voor de toepassing van deze beleidsregels wordt verstaan onder:

      • 1.

        de aanslag, de voorlopige aanslag, de navorderingsaanslag: het gevorderde bedrag, onderscheidenlijk het voorlopig gevorderde, het nagevorderde bedrag;

      • 2.

        het aanslagbiljet: de kennisgeving van het in onderdeel 1. bedoelde bedrag.

    • f.

      het bedrag van de vermindering: de vermindering van het belastingbedrag vermeerderd met (het daaraan toe te rekenen gedeelte van) de bestuurlijke boete of de kostenopslag, indien een bestuurlijke boete of een kostenopslag is toegepast. Het bedrag van de vermindering wordt berekend per belastingaanslag.

    • g.

      de belastingwet: algemeen verbindende voorschriften en beleidsregels op het gebied van gemeentelijke belastingen.

 

Artikel 2 Ambtshalve beleid vermindering aanslagen

Ingeval het bedrag van de belasting had behoren te zijn vastgesteld op een bedrag dat tenminste € 10,00 per belastingaanslag lager is dan het vastgestelde bedrag van die belasting, verleent de heffingsambtenaar ambtshalve de vermindering waarvoor de belanghebbende redelijkerwijs in aanmerking komt, indien:

  • a.

    een bezwaarschrift of een verzoekschrift niet ontvankelijk wordt verklaard wegens het te laat indienen van het bezwaarschrift of het verzoekschrift dan wel om andere redenen van formele aard, of

  • b.

    uit enig feit blijkt dat een belastingaanslag tot een te hoog bedrag is vastgesteld en deze aanslag bij afweging van de betrokken belangen in redelijkheid niet gehandhaafd kan worden.

 

Artikel 3 Ambtshalve beleid inzake bezwaren tegen de heffingsgrondslag

Indien een aanslag onherroepelijk is komen vast te staan, doch na onderzoek op grond van een binnen 6 maanden na dagtekening of kennisgeving van de aanslag ingekomen bezwaar- of verzoekschrift blijkt dat de heffingsgrondslag van de aanslag onjuist is vastgesteld, wordt de aanslag verminderd dan wel vernietigd indien het gecorrigeerde aanslagbedrag afwijkt van het oorspronkelijk verschuldigde bedrag.

 

Artikel 4 Uitzonderingen

Het bepaalde in artikel 2 vindt geen toepassing indien:

  • a.

    ten tijde van het ontvangen van het bezwaarschrift of het verzoekschrift, dan wel op het tijdstip waarop het in artikel 2, onder b, bedoelde feit ter kennis van de heffingsambtenaar komt, de driejaarstermijn is verstreken;

  • b.

    aannemelijk is dat de belanghebbende door opzet of grove schuld de wettelijke termijn voor het indienen van een bezwaarschrift of een verzoekschrift ongebruikt heeft laten verstrijken.

 

Artikel 5 Hardheidsclausule

Indien een ingekomen verzoek- of bezwaarschrift tegen een aanslag die onherroepelijk vast is komen te staan en niet in aanmerking komt voor ambtshalve vermindering op basis van dit besluit, kan de heffingsambtenaar het schrijven voorleggen aan het college van burgemeester en wethouders, indien hij van oordeel is dat het betreffende verzoek- of bezwaarschrift hiervoor in aanmerking zou kunnen komen.

 

Artikel 6 Jurisprudentie

  • 1.

    Een uitspraak van de Hoge Raad, waarin een toepassing van de belastingwet besloten ligt die voor de belanghebbende gunstiger is dan de bij de heffing van de belasting gevolgde toepassing, leidt niet tot het ambtshalve verlenen van vermindering van belasting indien de belastingaanslag of de voldoening op aangifte onherroepelijk is komen vast te staan voor de dag, waarop de uitspraak door de Hoge Raad, is gewezen, tenzij het college van burgemeester en wethouders op dit punt een afwijkende regeling heeft getroffen.

  • 2.

    Hetgeen in het eerste lid is bepaald met betrekking tot een uitspraak van de Hoge Raad, is in daartoe leidende gevallen van overeenkomstige toepassing op prejudiciële beslissingen van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen alsmede op rechterlijke uitspraken van het Hof en andere supranationale colleges.

 

Artikel 7 Mededeling van afwijzing

Indien geen termen aanwezig zijn om ambtshalve een vermindering te verlenen, wordt daarvan gemotiveerd mededeling gedaan in de uitspraak waarin de niet-ontvankelijkheid wordt uitgesproken van een bezwaarschrift of een verzoekschrift, bedoeld in artikel 2, onder a.

 

Artikel 8 Overgangsrecht, inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    Dit besluit treedt in werking met ingang van de eerste dag nadat het is bekendgemaakt.

  • 2.

    Dit besluit kan worden aangehaald als 'Regeling ambtshalve beleid gemeentelijke belastingen ABG-organisatie 2019'.

  • 3.

    De “Beleidsregels ambtshalve vermindering gemeentelijke belastingengemeente Alphen-Chaam” vastgesteld bij besluit van 8 november 2005 en de “Regeling ambtshalve beleid gemeentelijke belastingen gemeente Baarle-Nassau” vastgesteld bij besluit d.d. 20 december 2011 worden ingetrokken met ingang van de in het eerste lid genoemde datum van ingang. Zij blijven van toepassing op de belastbare feiten die zich vóór die datum hebben voorgedaan.

 

Aldus vastgesteld door de heffingsambtenaar van de gemeenten Alphen-Chaam, Baarle-Nassau en Gilze en Rijen.

Alphen, 1 november 2018

F.A. de Kort

 

 

Naar boven